Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 781]
[p. 781]

Rozemont.
Treurspel.aant.Ga naar voetnoot*

Het eerste bedryf.

Pauselijck Gesant.
 
Een manshart kropt zijn nijt, die uitbarst by de vrouwen.Ga naar voetnootvs. 1
 
Sophia, wat al leets hebt ghy Godts Kerck gebrouwen,
 
Met eenen schimpscheut (ach een schimpwoort vry gering)Ga naar voetnoot3
 
Die Narses, door het hart, aen zijn vijf zinnen ging,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
En, als een pijl, uw tong zoo los en bits ontglipte;
 
Waer door zijn eerste trouw, uit wraeckzucht overwipte,Ga naar voetnoot6
 
En schende Alboin, der Langebarden hooft,
 
Den Roomschen op het lijf. Italië berooft,Ga naar voetnoot7-8
 
Geknevelt, afgebrant, geschoren, en geschonden,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Van Got, Alaen, en Hun, gevoelt, in versche wonden,Ga naar voetnoot10
 
Helaes! een' nieuwen slagh, van d'oversnootste smet,Ga naar voetnoot11
 
Die, van het Baltisch strant, zich had met kracht gezetGa naar voetnoot12
 
In 't vet Pannonie; van waer zy, met dees vreemden,Ga naar voetnoot13
 
Avaer, Bulgaer, Sarmaet, en Sax, op al de beemdenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Van Po en Arnus viel, in een veel eedler wey,Ga naar voetnoot15
[pagina 782]
[p. 782]
 
En aen de wolcken dreef dit jongste lantgeschrey.Ga naar voetnoot16
 
Sophia, oordeel nu, of ghy wel, by uw leven,
 
Dit opgezette web van Narses af zult weven.Ga naar voetnoot18
 
Dit aes (van dien besneên gebezight tot een' toomGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Der Gotten, reis op reis) regeert nu aen den stroom
 
Des Ticiners, op 't hof; gebiet, dat elck dit kenne,Ga naar voetnoot20-21
 
En drijft, tot voor de poort van Rome en van Ravenne,
 
Justijns bezettingen te steên en sloten uit,Ga naar voetnoot23
 
En niemant heeft het hart dat hy dit euvel stuit:Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Want wat quam Ticinum zijn tegenstant te stade,Ga naar voetnoot25
 
Als 't, na drie jaer, zijn poort opzette, ter genadeGa naar voetnoot26
 
Des wreeden Langebarts, die met dat gruwelwoortGa naar voetnoot27
 
Zijn zwarte siel verzwoer aen 's overwonnens moort?Ga naar voetnoot28
 
En zeker, had het paert, ten intre van de wallen,
30[regelnummer]
Uit mededoogen, niet dien vloeck te voet gevallen;Ga naar voetnoot29-30
 
De stadt waer reê, in bloet en roock en vier, vergaen,Ga naar voetnoot31
 
Vergeten; en geen mensch zou Ticinum zien staen
 
Ter stede, daer 't noch staet, om onder 't juck te zweeten.
 
Oock hebben dierte en pest ons zenuwen gesleten:Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
En yder lants-aert van dit mengsel maeckt zich sterck,Ga naar voetnoot35
 
En acht zich mans genoegh, gansch Kristenrijck een werck
 
Te rockenen, dat niet kan worden afgesponnen,Ga naar voetnoot37
 
Als met een' zwaren toght. De Gotten, in Narbonne,Ga naar voetnoot38
 
En Spanie, en oock de Hun, (die sterck den DonaukantGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Voor Alboïn bewaeckt, in 't ingeruimde lant)Ga naar voetnoot40
 
Beloofden, op zijn trom, in 't harnas aen te stappen.
 
Vier Fransche Koningen, ontzaghbre zwagerschappen,Ga naar voetnoot42
 
Hanthaven desen Vorst, in 't overheert bewint,Ga naar voetnoot43
 
Uit gunst tot d' eerste vrouw, hun zuster, Klotsuint;Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Hem van Klotaer, in echt en eigen, opgedragen,Ga naar voetnoot45
[pagina 783]
[p. 783]
 
Om zoo veel dapperheên, getoont in trotse slagen:
 
En wat 'er overschoot, na'et slaen van Koenemont,Ga naar voetnoot47
 
Wiens bloet zijn koets herwarmt; dat berghde zich terstont,Ga naar voetnoot48
 
Uit schrick, in zynen eedt, en volleghde te gaderGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Den man van Rozemont, zoo trouwlijck als haer' vader.
 
Wat rest'er, tegens dit onkneusbare aertsgewelt,
 
Voor ons, dan dat men Godt, die 't onweêr wetten stelt,
 
Geduldighlijck het stuur des Rijcks bevele, in 't middenGa naar voetnoot53
 
Van 't bulderen; en met schenckaedje schatting bidden,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Terwijl vermurwe en streel dien grooten Dwingelant,Ga naar voetnoot55
 
Tot hindring van meer quaets: waerom ick, een gezantGa naar voetnoot56
 
En mont van Paus Joan, ten dienst der myterkroone,Ga naar voetnoot57
 
Van Ticinum den Vorst hier navolgh, te Verone;
 
Alwaer dees onderdruckte en bange burgeryGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
Dien Heiden vieren ziet het vrolijck jaergetyGa naar voetnoot60
 
Der zege, op Audoïn, in 't bloedigh velt, bevochten.Ga naar voetnoot61
 
O Heilant, wil ons eens van deze lantgedroghtenGa naar voetnoot62
 
Verlossen, door de vuist van een' rechtschapen heldt.
 
Maer och! ghy meet het perck van elck saizoen, en smelt,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Wanneer uw zon genaeckt, dees sneeuwjaght uit den Noorden.Ga naar voetnoot65
 
't Is u bekent, of Godt met Langebartsche koorden
 
Het Oosten temmen wil, van wien het Westen lijdt
 
Meer wrevels en meer hoons dan oit van Geet, of Scijth:Ga naar voetnoot68
 
Want of de Bosphorus braveert het hooft der vlieten,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Den Tiber, lang verdruckt, 't zal Godt in 't endt verdrieten.
 
Godt vry 't Latijnsche Recht, schuif 't Griexsche juck van hier,Ga naar voetnoot71
 
En smijt (behaegh het hem) dees lantroede eens in 't vier.

De volgende Personagien leeren hun rol.

voetnoot*
Van omstreeks 1639. Afgedrukt volgens de tekst van de eerste uitgave, achter het treurspel Maeghden, Amsterdam 1643, Unger: Bibliographie nr. 314, met doorlopende signatuur.
Het geschiedverhaal dat Vondel zich voorstelde dramaties te bewerken, bevat het volgende: Alboïn, koning van de Longobarden (6de eeuw) was eerst gehuwd met Clodorinde, dochter van de Frankiese koning Clovis (Klotaer in vs. 45). Na haar dood hertrouwde hij met Rozamunda, dochter van Kunamundus (Koenemont vs. 47), koning der Gepiden, die hij in een veldslag verslagen en gedood had. Van het bekkeneel van de verslagen vijand, in goud gevat, maakte hij een drinkschaal. In 568 trok Alboïn met een groot leger naar Italië, ingeroepen door de Romeinse veldheer Narses, die wraak wilde nemen over een belediging, hem aangedaan door Sophia, gemalin van Keizer Justinus II (zie de aant. bij vs. 3). Hij veroverde toen een groot gedeelte van de Po-vlakte en werd voor de muren van het belegerde Pavia door zijn krijgsvolk uitgeroepen tot koning van Italië. Bij een groot feestmaal, in 574 te Verona, dronk hij zijn gemalin toe met de beker, uit het bekkeneel van haar vader vervaardigd. Voor die hoon nam zij bloedig wraak, door met hulp van haar minnaar, de hoveling Peredeus, haar gemaal te vermoorden, waarop zij vluchtte naar de keizerlike stadhouder Longinus te Ravenna.
voetnootvs. 1
kropt zijn nijt: verkropt zijn woede.
voetnoot3
een schimpscheut: Sophia zou aan Narses, die een eunuuch was, hebben doen zeggen, dat hij de wapenen moest neerleggen en bij haar moest komen spinnen, omdat het rokken hem beter paste dan de wapenen. Daarop zou hij geantwoord hebben: ik zal een rokken opzetten dat ge niet zo licht af zult spinnen. Daarop doelen de verzen 18 en 37.
voetnoot4
aen zijn vijf zinnen ging: eig. al zijn zintuigen doortrok, d.i. hem diep griefde.
voetnoot6
overwipte: oversloeg, d.w.z. waardoor hij ontrouw werd en de tegenpartij koos.
voetnoot7-8
schende op het lijf: joeg tegen hem op, bracht tegen hem in 't veld; Langebarden: vernederlandsing van Longobarden; Roomschen: Romeinen.
voetnoot9
afgebrant: platgebrand; geschoren: geplunderd.
voetnoot10
De West-Goten en Alanen teisterden in het begin van de vijfde eeuw, de Hunnen in het midden van die eeuw het Romeinse rijk.
voetnoot11
van d'oversnootste smet: door de Longobardiese benden (smet: bezoedeling).
voetnoot12
het Baltisch strant: de Longobarden woonden in het begin van de jaartelling aan de beneden-Elbe.
voetnoot13
't vet Pannonie: de rijke Romeinse provincie Pannonië, aan de Donau; zy: slaat terug op smet.
voetnoot14
Volksstammen die als hulptroepen Alboïn vergezelden.
voetnoot15
Arnus: Arno; eedler wey: een gebied dat meer buit beloofde.
voetnoot16
aen de wolcken dreef: ten hemel deed stijgen.
voetnoot18
web: weefsel (vgl. bij vs. 3); of gij herstellen kunt wat Narses begonnen is.
voetnoot19
Dit aes: scheldwoord voor Alboïn (vgl. galgenaas); van dien besneên: door die eunuuch Narses.
voetnoot20-21
aen den stroom des Ticiners: Alboïn had Pavia, aan de Tessino, tot residentie gemaakt; dit kenne: zijn heerschappij erkenne.
voetnoot23
sloten: burchten.
voetnoot24
euvel: ramp.
voetnoot25
Ticinum (Romeinse naam voor Pavia) werd in 572 na een driejarig beleg door Alboïn ingenomen.
voetnoot26
opzette: open zette; ter genade: zich overleverende aan de genade van.
voetnoot27
dat gruwelwoort: nml. dat hij de stad slechten zou en zelfs geen grijsaards en vrouwen sparen.
voetnoot28
Zijn zwarte siel verzwoer aen: deze uitdrukking, mij van elders niet bekend, zal betekenen: zijn reeds zwarte ziel met een misdadige eed bezoedelde bij.
voetnoot29-30
Bij het binnenrijden struikelde zijn paard (eigenlik staat er, dat het paard uit medelijden met de slachtoffers, voor hem een voetval deed), en omdat hij dit als een noodlottig voorteken beschouwde, spaarde hij de stad; dien vloeck: die ellendeling.
voetnoot31
reê: reeds.
voetnoot34
dierte: voedselschaarste, hongersnood.
voetnoot35
lants-aert: volksgroep.
voetnoot37
rockenen: op het rokken te zetten (vgl. berokkenen).
voetnoot38
toght: veldtocht.
voetnoot39
sterck: nml. in aantal.
voetnoot40
ingeruimde: (door de Romeinen) ontruimde.
voetnoot42
De vier zonen van Clovis, die in 511 het Frankiese rijk deelden; zwagerschappen: zwagers (van Alboïn).
voetnoot43
't overheert bewint: de veroverde heerschappij.
voetnoot44
gunst: genegenheid, liefde.
voetnoot45
van: door; Klotaer was de jongste van de vier vorsten; eigen: letterlik: eigendom.
voetnoot47
slaen: doden.
voetnoot48
Wiens dochter de plaats van de vorige vrouw in 't huweliksbed inneemt; berghde zich: zocht veiligheid.
voetnoot49
in zynen eedt: hem trouw zwerend.
voetnoot53
bevele: toevertrouwe.
voetnoot54
schatting bidden (afhangende van het vorige met): door hem te verzoeken de plundering te mogen afkopen.
voetnoot55
Terwijl: onderwijl.
voetnoot56
hindring: verhindering.
voetnoot57
mont: woordvoerder; Paus Joan: paus Johannes III (560-573) zou Narses tot terugkeer naar Rome bewogen hebben; myterkroone: pauselike macht.
voetnoot59
bange: in 't nauw gebrachte.
voetnoot60
jaergety: jaarlikse herdenking.
voetnoot61
Audoïn: de Romeinse bevelhebber.
voetnoot62
lantgedroghten: monsters, die het land plagen.
voetnoot64
meet het perck: stelt grenzen aan.
voetnoot65
dees sneeuwjaght uit den Noorden: evenals bij lantroede (vs. 72) heeft Vondel hier gedacht aan Attila, die ook de Noordvorst genoemd wordt (Maeghden, vs. 13 en 19).
voetnoot68
wrevel: misdadige behandeling.
voetnoot69
het hooft der vlieten: de voornaamste rivier. De Tiber symboliseert het Romeinse rijk, dat voorbestemd was om de wereld te beheersen.
voetnoot71
vry 't Latijnsche Recht: bevrijde Rome, dat het recht aan zijn zijde heeft.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • C.G.N. de Vooys

  • J.F.M. Sterck

  • H.W.E. Moller

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • Leo Simons