Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645 (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.25 MB)

ebook (7.72 MB)

XML (3.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

non-fictie/brieven
verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

(1930)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 51]
[p. 51]

Vondels werken
Vierde deel

[pagina 53]
[p. 53]

[Gedichten]

De Koningklycke Harp
aen Kornelis van Kampen.aant.Ga naar voetnoot*

 
Wie David pooght te steecken naer zijn kroon,Ga naar voetnootvs. 1
 
Die terght, als Lucifer, den hooghsten troon,Ga naar voetnoot2
 
En word geschopt uit dat oneindigh schoonGa naar voetnoot3
 
Des grooten Vaders.
5[regelnummer]
Gods goude tong van hemelsch mann' bedouwtGa naar voetnoot5
 
Gaet weiden, als een pen gedoopt in goud,Ga naar voetnoot6
 
Die treckend haer geleert vernuft ontvouwt,Ga naar voetnoot7
 
Op zuivre bladers.
 
Ghy, Kampen, moght dit t'elckemael bevroên,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Wanneer uw geest in nederduitschen schoen
 
Nastapte dien Hebreeuschen kampioen,Ga naar voetnoot10-11
 
En dappren zinger,Ga naar voetnoot12
 
Die levend uitdruckt al wat hy beseft,Ga naar voetnoot13
 
En zo verzinckt, en zoo de maet verheft,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Dat zy op 't allerhardste voorhoofd treftGa naar voetnoot15
 
Gelijck zijn slinger.
 
't Zy hy zijn stem verfijnt, of die vergrooft,
 
De wrongkroon voeght dat vet gebalssemt hoofdGa naar voetnoot18
 
Des mans, naer 't hart des hemels, hoogh gelooftGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
In 't eeuwigh leven:
[pagina 54]
[p. 54]
 
Zijn rijck gedicht, geen droom, geen ydle vond,Ga naar voetnoot21
 
Begrijpt den schat van 't oud en nieuw verbond,Ga naar voetnoot22
 
Vertelt, en leert, en bid, en heelt en wond,
 
Met kunst doorweven.
25[regelnummer]
De zangerige mond is altijd vol
 
Van Iakobs harder, geen' verzierde' Apol,Ga naar voetnoot26
 
Die d'uitgeleze schaer, gedost met wol,Ga naar voetnoot27
 
Aen versche beeckenGa naar voetnoot28
 
Zorghvuldigh drenckt, en in het groene weit,
30[regelnummer]
En onverdwaelt op 't rechte spoor geleit,Ga naar voetnoot26-30
 
En haer beschermt door zijn getrouwigheid
 
Voor wolventreecken.Ga naar voetnoot32
 
Hier duickt voor 't licht des scheppers d'eerste nacht,Ga naar voetnoot33
 
En 't werreckstuck der wereld toont met pracht
35[regelnummer]
Des werckers wijsheid goedigheid en maghtGa naar voetnoot35
 
In alle deelen:
 
't Gewelf des hemels straelen van zich geeft,
 
De lucht doorluchtigh vol gevogelt zweeft,Ga naar voetnoot38
 
De woeste zee die bruischt, en 't aerdrijck leeft
40[regelnummer]
Door stadigh teelen.Ga naar voetnoot40
 
Wie beeft niet als de hemel Abrams zaeck
 
Rechtvaerdigh handhaeft, toegerust met wraeck,
 
En schept in bloedvergieten zijn vermaeck,
 
En groeit in 't smoocken?Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Verbolgen onweer voert hem grimmigh heen.
 
Om hoogh is vier, en duisternis beneên.Ga naar voetnoot46
 
De donder morselt, blixem brand de steên,
 
De bergen roocken.Ga naar voetnoot45-48
 
De stroom verdrooght, 't geberghte smelt als was.
50[regelnummer]
't Getroffen vee bespreit 't gezengde gras.Ga naar voetnoot50
 
De glans der hoven leit gedooft in asch,
 
En gloende voncken.Ga naar voetnoot41-52
 
't Afgodisch volck, een handvol overschots,Ga naar voetnoot53
 
Noch onlangs al te wreveligh en trots,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Gedoodverft kruipt in d'allernaerste rots,Ga naar voetnoot55
[pagina 55]
[p. 55]
 
Vol moordspeloncken.Ga naar voetnoot56
 
't Geloovigh hart schiet vleugels aen, en stelt
 
Zich schrap ter vlught naer 't licht bestarnde veld,Ga naar voetnoot57-58
 
Op 't zingen, 't welck genote deughd vergeldGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
Met lof te strengelen,Ga naar voetnoot60
 
Door schelle cymbel, trommel en schalmey,Ga naar voetnoot61
 
In 't midden van den Maeghdelijcken rey,
 
En na te volgen met een lief gevleyGa naar voetnoot63
 
Het koor der Engelen.
65[regelnummer]
Het vrolijck hof ten dans gaet, op 't geluid,
 
Het welck begroet de vorstelijcke bruid,
 
Die met borduursel haeren boezem sluit,
 
En teere lenden.
 
Die schoone ziet naer bloed noch maeghschap om,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Zy volght den liefelijcken bruidegom,
 
Der allerschoonste jongelingen blom,
 
En 't hoofd der benden.Ga naar voetnoot65-72
 
O gryze Amfion! eer van Bethlehem,Ga naar voetnoot73
 
Uw welgestelde harp, en helle stemGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
Die bouwen 't onvermaerd HierusalemGa naar voetnoot75
 
Tot aen de wolcken.
 
Te Salem blinckt de tempel, en 't palais.Ga naar voetnoot77
 
Hier zeit men oorloogh aen: hier sluit men pais:Ga naar voetnoot78
 
En herwaert streckt, van oost en west, de reis
80[regelnummer]
Zoo veeler volcken.
 
Hier kittelt hy den kerckelycken galm,Ga naar voetnoot81
 
En rotsen weerklanck met een' nieuwen psalm;Ga naar voetnoot82
 
In schaduw van een' ceder of een' palm
 
Of vette olyven.
85[regelnummer]
De berregh Sion is zijn Helikon:
 
De klare cederbeeck zijn hengstebron:Ga naar voetnoot85-86
 
De wet en wijsheid Gods de kuische non,Ga naar voetnoot87
 
Die hem leert schryven.
[pagina 56]
[p. 56]
 
Op 't draven van dien Goddelijcken stylGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Gevoelt de ceder Babels scherpe byl;Ga naar voetnoot90
 
Treckt Moses op van den geplaeghden Nyl;Ga naar voetnoot91
 
Ontspringen aders
 
Wt steile rotsen; stremmen zee en vliet;Ga naar voetnoot92-93
 
Verryst de stad uit puin, na lang verdriet;Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Bekent de zoon al wat 'er is geschiedGa naar voetnoot95
 
By d'oude vaders.Ga naar voetnoot96
 
Mijn Zanger zit in Gods verholen raed,Ga naar voetnoot97
 
En spelt Messias, dat beloofde zaed,Ga naar voetnoot98
 
Zijn koningklijcke' en priesterlijcken staet,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
En wonderwercken.Ga naar voetnoot100
 
Wie blaeckt niet wanneer David David kust?Ga naar voetnoot101
 
En 't voorbeeld 't nabeeld tegentreed met lust,Ga naar voetnoot102
 
Den dieren hoecksteen, daer 't gebouw op rustGa naar voetnoot103
 
Van bey de kercken?Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Hy streckt een spiegel van oprechte boet,Ga naar voetnoot105
 
En valt zijn' God voor 't hoogh autaer te voet,
 
En wascht vermagert het bevleckt gemoedGa naar voetnoot107
 
In droevigh zuchten.
 
Gods pylen, een onlydelijcke smart,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Die zitten diep in zijn doorschoten hart,
 
Van misdaên en van vyanden benart:Ga naar voetnoot111
 
Waer zal het vlughten?
 
Barmhartigheid neight derrewaert het oor,Ga naar voetnoot113
 
En breeckt gelijck een helder zonne door
115[regelnummer]
Dien damp, en wischt van het genadekoorGa naar voetnoot115
 
Des schreiers oogen:
 
Dees vind zich dan gezalft van alle wee,Ga naar voetnoot117
 
En springt en huppelt, als een dartel ree,
 
En offert danck, en slaght 't gewyde vee,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Tot vreughd bewogen.
 
Dees Zanggoddin ontsluit Gods heerlickheid,Ga naar voetnoot121
[pagina 57]
[p. 57]
 
En toont u d'onbepaelde Majesteit,Ga naar voetnoot122
 
In 't weeldigh leven, 't welck geen tranen schreit,Ga naar voetnoot123
 
Noch weet van treuren:
125[regelnummer]
Hier praelt dat onverdraeghlijck aengezicht,Ga naar voetnoot125
 
In 't driemael heiligh ongenaeckbre licht:Ga naar voetnoot126
 
Ontelbaere Englen passen op hun' plichtGa naar voetnoot127
 
Aen 's hemels deuren.
 
Hoe zuiver klimt hy op des heeren bergh,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Met beenen zwanger van godsdienstigh mergh,Ga naar voetnoot130
 
Onnozel, zonder gal, en zonder ergh.Ga naar voetnoot131
 
Geene offeranden
 
Geen bockenbloed noch geen onreedlijck beest
 
Behaegen hem, och neen! maer allermeest
135[regelnummer]
Rechtvaerdigheid, en een verslegen geest,Ga naar voetnoot132-135Ga naar voetnoot135
 
De waerdste panden.Ga naar voetnoot136
 
Ghy reuckeloose, roept hy van om hoogh,Ga naar voetnoot137
 
Hoe micktghe dus met uw' gespannen boogh,
 
En quetst den appel van het alziende oogh,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
d'Oprechte schaere?
 
Wiens uitgestorte bloed, een kostlijck nat,Ga naar voetnoot141
 
En traenen God verzamelt in een vat,
 
Op dat zijn zorge dien verquisten schatGa naar voetnoot143
 
Tot wraeck bewaere?Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Het vier des yvers schier de ziel verslind,Ga naar voetnoot145
 
Wanneerze veel te vierighlijck bemint
 
Gods wyze wet, in tafelen geprint,Ga naar voetnoot147
 
En Arons zede:Ga naar voetnoot148
 
Geen goud zoo kostlijck is als Gods bevel:
150[regelnummer]
Geen honigh zoeter in bedruckt gequel:Ga naar voetnoot150
 
Dit sterckt de hoop, dit 's daeghlijcks snaerenspel,Ga naar voetnoot151
 
En 's nachts haer rede.Ga naar voetnoot152
 
Dees deftigheid houdt d'ydelheid in toom,Ga naar voetnoot153
[pagina 58]
[p. 58]
 
Die heenen drijft, gelijck een snelle stroom,
155[regelnummer]
Verstuift als stof, verdwijnt gelijck een droom,
 
Verwelckt als bloemen,
 
En als een vlugge wieck door 't ydel schiet.Ga naar voetnoot157
 
De mensch weeght lichter in dees schael als niet.Ga naar voetnoot158
 
O dwaezen, roeptze, wats uw leven? zietGa naar voetnoot159
160[regelnummer]
Wat is uw roemen?Ga naar voetnoot154-160
 
Der Goden God ontwaeckt hier als een leeuw,
 
En gaet als rechter, door het luid geschreeuw
 
Der arme weeze, en onderdruckte weeuw
 
De vierschaer spannen:Ga naar voetnoot161-164Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Hy spreeckt de Goddelooze rechters aen,
 
Die minst naer Recht en meest naer giften staen:
 
Al zijtghe Goden, denckt ghy zult vergaen,Ga naar voetnoot167
 
Als wreê tyrannen.
 
Met vijf paer snaeren sleept hy onvermoeitGa naar voetnoot169
170[regelnummer]
De koningen geketent, en geboeit,
 
Wier troonen in den grond zijn uitgeroeit,Ga naar voetnoot171
 
Naer Sions muuren:Ga naar voetnoot172
 
De stammen juichen in die zegeprael:
 
Zy zien verwondert, hoe 't gesloopt metaelGa naar voetnoot174
175[regelnummer]
Der reuzepoorten Isrels blixemstraelGa naar voetnoot175
 
Niet kon verduuren.
 
Hier rieckt de broederlijcke vre, zoo waerdGa naar voetnoot177
 
Als balssemgeuren in 's aertspriesters baerd,
 
En dauw op Hermons heuvelen vergaert.Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Hier word de zegen
 
Gezongen over d'onbevleckte bruid,Ga naar voetnoot181
 
Die breit zich als een vruchtbre wijnstock uit:
 
Elck vruchtje bloeit rondom haer, als een spruit
 
Besprengt van regen.
185[regelnummer]
Hy want de boosheid, als het lichte kaf,Ga naar voetnoot185
[pagina 59]
[p. 59]
 
Of morselt haer met 's heilands ysren staf:Ga naar voetnoot186
 
z'Is muurgras, niemants schuur gedyt 'er af:Ga naar voetnoot187
 
Maer 's hooghstens veder
 
En dichte schaduw deckt het vroom gemoed;Ga naar voetnoot188-89
190[regelnummer]
Dat groent, gelijck een palm op Liban doet,Ga naar voetnoot190
 
Die 't steecken van de zon verdragen moet,
 
En winterweder.
 
Mijn Orfeus draeit 't onmeetbaer starrendack.Ga naar voetnoot193
 
Zijn hand die vlyt de holle golven vlack.
195[regelnummer]
De leeuw zit tandeloos, 't gevogelt mack:
 
Het woud krijght ooren.Ga naar voetnoot196
 
Geen addertonge braeckt vergiftigh spogh.
 
't Vrypostigh hart vreest laegen noch bedrogh.Ga naar voetnoot198
 
De woeste Tiger zuight onnozel zogh,Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
En word herboren.Ga naar voetnoot195-200Ga naar voetnoot200
 
't Gespeende wichtje vlught naer moeders schootGa naar voetnoot201
 
Zoo niet om hulp, als dees, in bittren nood,Ga naar voetnoot202
 
Tot 's levens burgh, voor 't brullen van de dood,
 
En haere tanden.
205[regelnummer]
De vierige Englen, wacker op de wacht,Ga naar voetnoot205
 
Zich legren om 't rechtvaerdige geslacht;
 
Of draegen het op hun bedauwde schacht,
 
En 't sneeuw der handen.Ga naar voetnoot208
 
Mijn Harpe draeght de goude bondkist om,Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Die zwanger is van Arons heilighdom,Ga naar voetnoot210
 
Vereert met zilvere bazuin en bom.Ga naar voetnoot211
 
De nieuwe maenenGa naar voetnoot212
 
Verlichten met meer luisters 's dichters geest.
 
Met lachend loof besteeckt hy 't loverfeest,Ga naar voetnoot214
[pagina 60]
[p. 60]
215[regelnummer]
't Welck 't overleefde hartewee geneest,Ga naar voetnoot215
 
En stelpt de tranen.
 
Dit 's Kanaän, daer melck en honigh vloeit,Ga naar voetnoot217
 
Het Paradijs, daer 't hout des levens bloeit,Ga naar voetnoot218
 
De Bron des heils, die 't dorstigh hart besproeit,
220[regelnummer]
De stille haven,
 
Het licht der blinden, 's krancken artzeny,
 
Der armen schat, de bergh der Poëzy.
 
Hier zuight 't Geloof op Tabor, als een by,Ga naar voetnoot223
 
Haer zoetste gaeven.
225[regelnummer]
Mijn kracht bezwijckt, en hyght voor yeder deel,Ga naar voetnoot225
 
Terwyl ick smede een keten, een juweelGa naar voetnoot226
 
Van tienmael tien en effen half zoo veelGa naar voetnoot227
 
Vergulde schakelen,
 
En hangze op feesten om 's gezalfdens hals.Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Hier ist 't al louter; niets en klinckt hier valsch;Ga naar voetnoot230
 
Hier hoort het oor geen andere klancken, als
 
Verbaesde orakelen.Ga naar voetnoot232
 
O onnavolghelijcken Harpenaer,
 
Die 't lierspel dooft van Flakkus en Pindaer,Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
En alle Vorsten prickelt met uw snaer;Ga naar voetnoot235
 
Vw oud gebeente
 
En asch is lang verstoven en verrot,
 
Uw purper lang verslonden van de mot,Ga naar voetnoot238
 
Maer uw muzijck, vol ziels, leeft noch by God,
240[regelnummer]
En zijn gemeente.Ga naar voetnoot240
voetnoot*
Van 1640. Afgedrukt volgens de 8 bladzijden tellende quarto-uitgave met eigen signatuur voorkomend zonder eigen uitgeversadres achterin sommige exemplaren der eerste uitgave van ‘De Gebroeders’. Unger: Bibliographie, nr. 321 en 724.
Kornelis van Kampen (geb. 1564) was een neef van Anna en Tesselschade Roemers en waarschijnlik de vader van Maghtelt van Kampen, op wier dood Vondel in 1624 een gedichtje schreef (Dl. 2, blz. 483). Dat hij zich bezig gehouden heeft met een psalmvertaling weten we alleen door Vondel's vermelding in dit gedicht (vs. 10-11).
voetnootvs. 1
Wie de roem van David, als psalmdichter, nastreeft.
voetnoot2
terght: trotseert; den hooghsten troon: Gods majesteit.
voetnoot3
geschopt: verstoten.
voetnoot5
Gods goude tong: Davids stem, als tolk van God; mann': manna, hemelse spijs. De bedoeling is: door goddelike inspiratie.
voetnoot6
Gaet weiden: laat zich vrijuit gaan, openbaart zich.
voetnoot7
treckend: door pennetrekken; geleert vernuft: op ervaring berustend inzicht.
voetnoot9
bevroên: ervaren.
voetnoot10-11
in Nederduitschen schoen nastapte: in Nederlandse taal trachtte te volgen (nl. door vertaling).
voetnoot12
zinger: zanger.
voetnoot13
levend: levendig, indrukwekkend; beseft: innerlik ervaart.
voetnoot14
verzinckt (te verbinden met de maet): doet dalen.
voetnoot15
Dat ze de ongevoeligste ontroert. Het beeld brengt verband met Davids overwinning op Goliath.
voetnoot18
De wrongkroon: tulband, als koninklik sieraad; vet gebalssemt: vgl. Psalm 23:5: ‘gij maakt mijn hoofd vet met olie’.
voetnoot19
naer 't hart des hemels: Gods uitverkorene, geprezen in eeuwigheid.
voetnoot21
vond: vondst, bedenksel.
voetnoot22
Begrijpt: omvat; verbond: Testament: de wijsheid van de gehele bijbel is in zijn zangen samengevat.
voetnoot26
Jakobs harder: God (vgl. Psalm 20:2: de God Jakobs); verzierde: verzonnen, tot de fabelleer behorende.
voetnoot27
d'uitgeleze schaer: de kudde (der gelovigen).
voetnoot28
versche: frisse.
voetnoot26-30
Zinspeling op Psalm 23: ‘De Heer is mijn herder’.
voetnoot32
wolventreecken: streken, listen van wolven.
voetnoot33
Hier wijkt de aanvankelike duisternis voor 't eerste licht van de schepping ('t werreckstuck der wereld, vs. 34).
voetnoot35
goedigheid: goedheid.
voetnoot38
doorluchtigh: doorschijnend, helder.
voetnoot40
stadigh teelen: onophoudelike voortplanting.
voetnoot44
groeit in: geniet van.
voetnoot46
vier: vuur (bliksemstralen).
voetnoot45-48
Vgl. Vondel's XVII Harpzang, vs. 29-vlg.
voetnoot50
bespreit: ligt verspreid over.
voetnoot41-52
Zinspeling op Psalm 18:8-vlg. en Psalm 77:17-vlg. (vgl. het lied van David: 2 Samuel, 22).
voetnoot53
Afgodisch: afgoden vererende.
voetnoot54
wreveligh: misdadig.
voetnoot55
Gedoodverft: doodsbleek van schrik; allernaerste: de donkerste, somberste.
voetnoot56
moordspeloncken: holen waar ze de dood zullen vinden.
voetnoot57-58
stelt zich schrap ter vlught: maakt zich gereed om op te vliegen.
voetnoot59
Op 't zingen: onder het gezang, d.w.z. terwijl het lofzangen aanheft (vgl. Psalm 18:50 en 89); deughd: weldaden.
voetnoot60
strengelen (beeld van de erekrans).
voetnoot61
schelle: helder klinkende; schalmey: herdersfluit.
voetnoot63
gevley: strelende klanken.
voetnoot69
bloed: bloedverwanten.
voetnoot65-72
Zinspeling op Psalm 45: ‘hare kleeding is van gouden borduursel’ (vs. 14).
voetnoot73
gryze Amfion: David, vergeleken met de zanger uit de oudheid, evenals later met Orfeus (vs. 193). Op de toverklanken van Amfion's lier kwamen de stenen in beweging.
voetnoot74
welgestelde: welluidende (eig. goedgestemde; vgl. de snaren stellen); helle: synoniem van schelle (in vs. 61).
voetnoot75
onvermaerd: tot op uw tijd onvermaard.
voetnoot77
Salem: Hierusalem.
voetnoot78
zeit aen: verklaart.
voetnoot81
kittelt hy: ontlokt hij aan zijn snaren; kerckelycken: stichtelike.
voetnoot82
rotsen weerklanck (samenstelling): echo tegen de rotsen.
voetnoot85-86
Opnieuw vergelijkingen met de oudheid; Helikon: de Griekse zangberg; hengstebron: de Hippokrene.
voetnoot87
de kuische non: hij werd niet geinspireerd door een heidense Muze, maar bezield door een Christelike geest.
voetnoot89
Op 't draven van dien Goddelijcken styl: bij de vaart (de gloed) van die verheven dichtkunst (vgl. hoogdravend).
voetnoot90
de ceder: allegories voor: het Jodendom; Babels scherpe byl: de kwellingen van de Babyloniese ballingschap.
voetnoot91
Vgl. Psalm 78:13 en 16.
voetnoot92-93
Mozes slaat water uit de rots, voert zijn leger door de Rode Zee.
voetnoot94
de stad: Jeruzalem.
voetnoot95
Bekent: leert kennen.
voetnoot96
By: door.
voetnoot97
David kent Gods geheime besluiten.
voetnoot98
spelt: voorspelt, kondigt aan (vgl. Psalm 2:7); zaed: nakomeling.
voetnoot99
De Messias zal tegelijk Koning en geestelik Leider zijn.
voetnoot100
wonderwercken: mirakelen.
voetnoot101
blaeckt: ontgloeit in geestdrift; David David kust: de ene David de andere (Christus, het nabeeld van wie hij de voorafbeelding is) begroet, tegemoet ziet.
voetnoot102
lust: genegenheid, liefde.
voetnoot103
dieren: kostbare, waardevolle.
voetnoot104
bey de kercken: de Joodse en de Christelike.
voetnoot105
boet: boetvaardigheid. Zinspeling op Psalm 102.
voetnoot107
bevleckt: zondig.
voetnoot109
Vgl. Psalm 3:83 en 13; Gods pylen: het berouw, door God ingegeven.
voetnoot111
benart: in 't nauw gebracht.
voetnoot113
derrewaert: daarheen, tot hem.
voetnoot115
van het genadekoor: van uit de hemel.
voetnoot117
gezalft: door zalving genezen.
voetnoot119
't gewyde vee: de offerdieren.
voetnoot121
Dees Zanggoddin: deze Christelike Muze. Zinspeling op de lofzangen in Psalm 95 e.v.
voetnoot122
onbepaelde: onbegrensde.
voetnoot123
weeldigh: zalig.
voetnoot125
onverdraeghlijck: waarvan men de glans niet verdragen kan (vgl. Psalm 99 en 104).
voetnoot126
driemael heiligh: vgl. Jesaja VI, 3.
voetnoot127
passen op hun' plicht: vervullen hun taak.
voetnoot129
zuiver: rein. Van de bergh des heeren wordt gesproken in Psalm 15 en 24.
voetnoot130
Geheel (tot in zijn gebeente) doordrongen van een vrome geest.
voetnoot131
Onnozel: onschuldig; gal: boosheid; ergh: slechtheid.
voetnoot132-135
Zie Psalm 50:9-vlg. en 51:18-19.
voetnoot135
verslegen (Vlaamse vorm): verslagen, ootmoedig.
voetnoot136
De waerdste panden: het kostbaarste bezit.
voetnoot137
reuckeloose: vermetele, goddeloze (zie Psalm 10, en vooral Psalm 11:2: ‘de goddeloozen spannen de boog’).
voetnoot139
den appel van het alziende oogh: Gods oogappel (Ned. Wdb. X, 2292), Gods geliefden, nl. d'Oprechte schaere (vs. 140): de vromen (oprecht: rechtschapen, vroom).
voetnoot141
Wiens slaat terug op het vr. woord schaere; kostlijck: kostbaar.
voetnoot143
verquisten: te loor gegane.
voetnoot144
Tot wraeck: nl. op de goddelozen.
voetnoot145
Het vier des yvers: de vurige godsdienstige geest. Zinspeling op Psalm 119.
voetnoot147
in tafelen geprint: gegrift in de stenen tafelen (Deuteronomium XXVII, 2-3 en XXXI, 9).
voetnoot148
Arons zede: de instellingen van Aäron, die met het erfelik hogepriesterschap bekleed was.
voetnoot150
bedruckt gequel: pijnigende smart.
voetnoot151
daeghlijcks snaerenspel: overdag een zielestrelend genot.
voetnoot152
En 's nachts haer rede: in de nacht stof tot berustende redenering (?)
voetnoot153
deftigheid: ernstige plichtsbetrachting.
voetnoot157
door 't ydel: door de ledige ruimte.
voetnoot158
niet: niets.
voetnoot159
ze slaat terug op deftigheid in vs. 153.
voetnoot154-160
Deze beelden zijn weer aan de Psalmen ontleend. Zie o.a. Ps. 90:5-6; 103:15; 62:10.
voetnoot161-164
Vgl. Psalm 68, 72 en 94.
voetnoot164
De vierschaer spannen: vonnissen.
voetnoot167
Al zijtghe Goden: d.w.z. aardse goden, machthebbers, maar ondergeschikt aan Der Goden God (vs. 161).
voetnoot169
Met vijf paer snaeren: met zijn harp; Vgl. Vondel's Harpzang XXXII, vs. 6: op galm van vijf paar snaren (ook Harpzang XCI, vs. 9-12) dus: in zijn harpzangen, zijn psalmen.
voetnoot171
in den grond: tot in de fundamenten. Zinspeling op Psalm 135, 136 en 149.
voetnoot172
Naar Jerusalem.
voetnoot174
verwondert: met bewondering.
voetnoot175
reuzepoorten: van de vijandelike steden.
voetnoot177
Vgl. Ps. 133:2; rieckt: verspreidt haar geur; waerd: dierbaar, liefelik.
voetnoot179
Even liefelik als de dauw die neerdaalt op de heuvelen van de Hermon (klassieke naam voor het Zuidelik deel van de Antilibanon, bij de bronnen van de Jordaan). In Vondel's vertaling van Psalm 133 (d.i. Harpzang CXXXII): Zoo koomt de dauw van Hermon neêr op Sion 'smorgens vloeyen.
voetnoot181
d'onbevleckte bruid: de deugdzame huisvrouw. Zie Psalm 128:2-3, waaraan het beeld in vs. 182 ontleend is.
voetnoot185
het lichte kaf: vgl. Psalm 1:4: ‘als het kaf dat de wind henen drijft’.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 214 lachend, de oude uitgave heeft lachende, waardoor het vers een lettergreep te veel telt.
voetnoot186
's heilands ysren staf: de ‘ijzeren schepter’ van Psalm 2:9. Met de heiland is hier bedoeld de redder, de Koning over Zion.
voetnoot187
muurgras: onkruid (Ned. Wdb. IX, 1290); gedyt'er af: heeft er voordeel van.
voetnoot188-89
veder en dichte schaduw: overschaduwende vleugel (vgl. Psalm 91:4).
voetnoot190
een palm op Liban: zie Psalm 92:13: ‘De rechtvaardige zal wassen als een cederboom op Libanon’.
voetnoot193
Mijn Orfeus: mijn Zanger, David, doet in zijn psalmen de hemelen wentelen.
voetnoot196
Het woud krijght ooren: het woud luistert naar de zorgeloze zang der vogels.
voetnoot198
Vrypostigh: vrijmoedig, onbevreesd.
voetnoot199
zuight onnozel zogh: zuigt niet meer met de moedermelk de wreedheid in.
voetnoot195-200
Zinspeling op de eeuwige vrede, door de Profeten voorspeld, waarop wellicht in Psalm 91 gedoeld wordt.
voetnoot200
word herboren: wordt tot een ander, onschuldig, schepsel.
voetnoot201
Beeld, ontleend aan Psalm 131.
voetnoot202
Accent op Zoo, te verbinden met als. Meer nog dan het jonge kind zijn toevlucht zoekt bij Moeder, vlucht dees (de vrome) in zijn nood naar God ('s levens burgh, vs. 203), om de dreigende Dood (hier: het eeuwig verderf) te ontgaan.
voetnoot205
De vierige Englen: zie Psalm 91:11-12.
voetnoot208
't sneeuw der handen: hun blanke, reine handen.
voetnoot209
Mijn zangen begeleiden de rondgedragen Bondkist.
voetnoot210
zwanger is: gevuld is met; Arons heilighdom: de twee stenen tafelen met de tien geboden.
voetnoot211
bom: rinkelbom, tamboerijn.
voetnoot212
De nieuwe maenen: in Psalm 81 is het feest der Nieuwe maan bezongen en het Loofhuttenfeest, een herdenking van de rampen, in de woestijn geleden.
voetnoot214
besteeckt: versiert, beschenkt. Oorspr. is besteken: versieren (meestal met bloemen of loof); dan in ruimere zin: met geschenken begiftigen (Ned. Wdb. II, 2126-27).
voetnoot215
overleefde: beleefde, doorstane. In deze betekenis nog te Antwerpen bekend (Antw. Idioticon). Dit is waarschijnliker dan de Noord-Nederlandse betekenis: (sedert) te boven gekomen.
voetnoot217
Dit: dit psalmboek.
voetnoot218
't hout des levens: het kruishout. Volgens de legende was het hout van het Kruis afkomstig uit het Paradijs.
voetnoot223
Tabor: zie Mattheus XVII.
voetnoot225
hyght voor yeder deel: voelt zich bij elk nieuw deel uitgeput.
voetnoot226
een keten: een aaneengeschakelde reeks van de 150 psalmen; een juweel: een kostbaar kleinood.
voetnoot227
effen: juist. Uit deze verzen zou men opmaken dat Vondel zich toen reeds bezig hield met zijn, later voltooide, Harpzangen.
voetnoot229
Om daarmee bij feesten de oorspronkelike dichter, David, te eren.
voetnoot230
louter: zuiver, harmonies.
voetnoot232
Verbaesde moet in dit verband betekenen: verbazing wekkende, bewonderenswaardige.
voetnoot234
dooft: dof doet worden, dus: overstraalt, overtreft; Flakkus: Horatius Flaccus, de grote Latijnse lierdichter (vgl. Vondels lofzang op de Roomsche Lier), evenals Pindarus de grootste lierdichter onder de Grieken was.
voetnoot235
prickelt: aanspoort om uw voorbeeld te volgen, zich aan u te spiegelen.
voetnoot238
Uw wereldlike macht is sinds lang in vergetelheid geraakt.
voetnoot240
zijn gemeente: alle gelovigen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • J.F.M. Sterck

  • C.G.N. de Vooys


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over Cornelis Jacobsz. van Kampen


organisaties

  • Wit Lavendel


lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank