Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645 (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.25 MB)

ebook (7.72 MB)

XML (3.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

non-fictie/brieven
verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

(1930)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 66]
[p. 66]

Aen Antonius Iulus.aant.Ga naar voetnoot*

Horatius twede gezang van het vierde boeck.

 
Wie toeleght, o Iülus, met zyn' toon,Ga naar voetnootvs. 1
 
Zelf Pindarus te steecken naer de kroon,Ga naar voetnoot2
 
Betrout zich, als de reuckelooze zoon,Ga naar voetnoot3
 
Op wasse vlogels;
5[regelnummer]
Daer 't hemelsch vier het was versmilte en praem',Ga naar voetnoot5
 
Om 't kristalyn der watren met zyn' naemGa naar voetnoot6
 
Te helpen aen de spiegelnutte faem
 
Van stoute vogels.Ga naar voetnoot7-8
 
Helt Pindarus komt bruissen, als een vliet,
10[regelnummer]
Die met gedruisch ten steilen bergh afschiet,
 
En aengegroeit van regen, dat het giet,Ga naar voetnoot11
 
Op waterkanten,
 
Befaemt om 't nut van hunnen rycken stroom.
 
Hy bruischt en stroomt heel diep, en zonder toom,
15[regelnummer]
Verdient den krans van Febus lauwerboom
 
En groene planten;
 
Het zy hy keur van nieuwe woorden vint,
 
En door zyn vaers, dat trots is, rolt, of bintGa naar voetnoot18
 
Zich aen geen maet, en wet, en treet gezwint;Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
't Zy hemelheerenGa naar voetnoot20
 
Te rade gaen, en dryven op zyn maet,
 
Of koningen van 't goddelycke zaet,Ga naar voetnoot22
 
Het welck met recht Centauren nederslaet,Ga naar voetnoot23
 
En dempt Chimeeren,Ga naar voetnoot24
[pagina 67]
[p. 67]
25[regelnummer]
Die blaeu vergift uitbraecken, vlam en vier;Ga naar voetnoot25
 
Het zy hy looft, die, onder Goden hier
 
Getelt, met palm van Elis keeren fierGa naar voetnoot27
 
Naer huis, vol weelden,
 
Als worstelaers, of in den renstryt braefGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Beschoncken met een zegenrycke gaef,Ga naar voetnoot30
 
Die beter is, hoe hoogh een ander draef,
 
Dan hondert beelden;Ga naar voetnoot32
 
Het zy zyn klaght den bruidegom beween',
 
De droeve bruit ontschaeckt, en fors ontstreên,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Of dapperheit en kracht en goude zeênGa naar voetnoot35
 
In top verheffe,
 
Haer Styx benyde, en d'eeuwigh duistre hel.Ga naar voetnoot37
 
De zwaen van Thebe, Antoon, ontvlieght ons, snelGa naar voetnoot38
 
En hemelhoogh door 't zwerck, en draeght te wel
40[regelnummer]
Wat zy beseffe.Ga naar voetnoot39-40
 
Ick, min begaeft, met moeite u vaerzen wy,
 
Vergaêrt als geur, van een Matynsche byGa naar voetnoot42
 
Gezogen uit den tym te Tivoly,Ga naar voetnoot43
 
Met moeite, en zweeten,
45[regelnummer]
Ontrent zyn woudt en oevers, koel en vocht.
 
Ghy dichter zult, gesteegen in de locht,
 
Met trotser styl, wat Cezars zwaert vermoght
 
In zang uitmeeten;
 
Als hy, met dien verdienden lauwerier
50[regelnummer]
Omvlochten, voor zyn standert en bannier
 
Den Geldersman in staetsie omvoert hier,Ga naar voetnoot51
 
Als triomfeerder
 
Op 't Kapitool: want noch de gunst der Goôn
 
Noch 't nootlot oit op d'aerde iet broght ten toon
55[regelnummer]
Dat beter is en grooter en zoo schoon
 
Als 's Rycks vermeerder.Ga naar voetnoot56
 
Al quam een eeuw van gout, gelyckze plagh,
 
Verwacht geensins iet grooters aen den dagh.
[pagina 68]
[p. 68]
 
Oock zal uw zang ons melden, na den slagh,
60[regelnummer]
De blyde feesten,
 
De vreught van Stadt en Raet en burgery,
 
Wanneer August, de helt, ons naeckt zoo bly,
 
En Klio weckt met al de poëzyGa naar voetnoot63
 
Der Roomsche geesten;
65[regelnummer]
Terwyl het recht van pleiten viert en rust.Ga naar voetnoot65
 
Indien ick iet ontvouwe van August,
 
Dat d'ooren streelt en keetlen kan met lust,Ga naar voetnoot67
 
Ick zal myn dichten
 
Met d'uwe paeren, en, geluckigh door
70[regelnummer]
Augustus komst, u volgen op zyn spoor,
 
Om met dees wyze een iegelycks gehoor
 
Aldus te stichten:
 
O schoone zon! o loffelycke glans!
 
Terwyl de Helt vooruit rydt met den krans.
75[regelnummer]
Dan styght ons stem aldus in 's hemels trans,
 
Om 't feest te stercken:
 
Iö triomf. de heele Ryckstadt zal
 
Iö triomf vast roepen met geschal.Ga naar voetnoot78
 
Wy wierroocken den Goden overal
80[regelnummer]
In hunne kercken.
 
Tien stieren, zoo veel koejen op een ry
 
Ontslaen u van uw kerckbelofte, en myGa naar voetnoot82
 
Een teder kalf, gespaent, aen 's moeders zyGa naar voetnoot83
 
Geweit by 't grootste,
85[regelnummer]
En dat, heel ros doorgaens op al zyn vel,Ga naar voetnoot85
 
In zyne star een blaer voert, wit en hel,Ga naar voetnoot86
 
En 't nieuwe licht der maene wonder wel
 
Op 't hooft nabootste.
voetnoot*
Van omstreeks 1640? Afgedrukt volgens de tekst in de Hollantsche Parnas (Amsterdam, 1660), Eerste deel, blz. 364.
Antonius Iulus, aan wie deze Ode opgedragen werd (vgl. vs. 38) is de consul C. Julius Antoninus, zoon van de triumvir en van Fulvia (gest. 2 v. Chr.).
voetnootvs. 1
toeleght: zich er op toelegt, streeft; Iülus: I-u-lus (drielettergrepig).
voetnoot2
Pindarus (522-442), geboren te Thebe, de grootste Griekse lyriese dichter.
voetnoot3
de reuckelooze zoon: Icarus, de zoon van Daedalus, die op vleugels, met was aan de schouders gehecht, te dicht bij de zon kwam, en in de zee neerstortte, die daarop naar hem genoemd werd (Ovidius' Metamorphosen VIII, 183-235).
voetnoot5
praem': perst, samendrukt.
voetnoot6
't kristalyn der watren: in Vondel's prozavertaling de woordelike vertaling: de glaze zee.
voetnoot7-8
de spiegelnutte faem van stoute vogels: waaraan (al te) stoutmoedige vogels zich, als afschrikkend voorbeeld, kunnen spiegelen.
voetnoot11
van: door.
voetnoot18
rolt (ook in de prozavertaling) voor Lat devolvit, dat het beeld van de stroom voortzet.
voetnoot19
In proza: op rijmelooze voeten treet.
voetnoot20
hemelheeren: goden. Hetzij hij in zijn liederen de goden verheerlikt.
voetnoot22
van 't goddelycke zaet: van goddelike afkomst, nml. de Heroën.
voetnoot23
Centauren: mythiese wezens, half mens, half paard.
voetnoot24
dempt: bedwingt, doodt; Chimeeren: de Chimaera was een mythies, vuurspuwend monster in Lycië.
voetnoot25
blaeu: vgl. De Roomsche Lier, vs. 62.
voetnoot27
Getelt: gerekend; palm van Elis: de Olympiese zegepalm.
voetnoot29
braef: op eervolle wijze.
voetnoot30
een zegenrycke gaef: hiermee bedoelt Horatius het zegelied zelf.
voetnoot32
beelden: in de prozavertaling: pronckbeelden.
voetnoot34
fors ontstreên: met geweld ontrukt. Dit slaat op Pindarus' treurzangen.
voetnoot35
goude: voortreffelike, onsterfelike.
voetnoot37
Haer: de in vs. 35 genoemde eigenschappen; Styx benyde: niet gunt aan de onderwereld (omdat ze in de hemel thuis behoren).
voetnoot38
De zwaen van Thebe: Pindarus.
voetnoot39-40
draeght te wel wat zy beseffe: weet al wat zij gewaarwordt, ervaart, voortreffelik te uiten (Ned. Wdb. II, 2013).
voetnoot42
van: door; Matynse by: naar Matinus genoemd, een voorgebergte in Apulië. Met deze bij bedoelt Horatius dus zich zelf. Van Maecenas had hij een klein landgoed gekregen bij Tibur (nu Tivoli).
voetnoot43
tym: deze bloem wordt vooral gekweekt voor de bijen.
voetnoot51
Den Geldersman: vertaling van Lat. Sygambri (aldus ook in de prozavertaling weergegeven); in staetsie omvoert: meevoert in zijn triomftocht.
voetnoot56
's Rycks vermeerder: vert. van Augustus (vs. 62).
voetnoot63
Klio: de Muze der Geschiedenis.
voetnoot65
viert: stilstaat.
voetnoot67
keetlen: kittelen, strelen.
voetnoot78
vast: voortdurend.
voetnoot82
kerckbelofte: plechtige gelofte (in de prozavertaling: bedeloften).
voetnoot83
gespaent: gespeend.
voetnoot85
ros: roodbruin of bruingeel (Ned. Wdb. XIII, 1387); doorgaens: overal.
voetnoot86
star: voorhoofd; blaer: witte plek (Ned. Wdb. II, 2757).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • J.F.M. Sterck

  • C.G.N. de Vooys


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank