Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645 (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.25 MB)

ebook (7.72 MB)

XML (3.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

non-fictie/brieven
verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

(1930)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 155]
[p. 155]

Personagien.

Rey van Engelen.

Joseph.

Voester.

Staetjoffers.

Jempsar.

Potiphar.

[pagina 156]
[p. 156]

Joseph In Egypten. Het eerste bedryf.

REY VAN ENGELEN:
 
Daer schijnt de zon op 't hof, en zijn vergulde tinnen,Ga naar voetnootvs. 1
 
En weckt heel Memphis op, en schiet heur straelen binnen
 
Dit hoffelijcke huis, en alle zalen van
 
Den grooten Potiphar, dien koningklijken man;Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Wien Joseph, Jakobs zoon, als een gewenschte zegen,Ga naar voetnoot5
 
Weleer lijfeigen wert; toen hy van verre wegenGa naar voetnoot6
 
(In Kanaän van zijn gebroederen verkocht,Ga naar voetnoot7
 
Aen Arabiers, en over Nijl te merckt gebroght,
 
En weder opgeveilt) te hoof in dienst geraeckte,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
By Pharoos amptenaer, die hem goetwilligh slaeckte,Ga naar voetnoot10
 
En zette dien Hebreeuw, geleert, van elck bezint,Ga naar voetnoot11
 
En zynen meester trouw, in top van 't huisbewint.Ga naar voetnoot12
 
De heer, door 's dienaers trouw, ontlast van alle zorgen,
 
Hecht, nacht en dagh gerust, den avont aen den morgen;Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Maer niet zijn gemaelin, vrouw Jempsar, die, ontroertGa naar voetnoot15
 
In haeren geilen geest, zoo schendigh wort vervoert,Ga naar voetnoot16
 
Om, buiten spoor van eere en van betaemlijckheden,Ga naar voetnoot17
 
Het vier van deze pest (die ziel en lijf en ledenGa naar voetnoot18
 
Zoo dootelijck besmet) te koelen met een' kusGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Van Josephs schoonen mont, en kuische lippen: dus
 
Verslingert op zijn jeught en deught, en zuivre zeden,Ga naar voetnoot21
 
Heeft zy nu, dagh op dagh, den jongeling bestreden;Ga naar voetnoot22
 
Die noit op haer geboôn noch lockaes acht wou slaen,
 
En nu den jongsten storm groothartigh uit moet staen.Ga naar voetnoot24
[pagina 157]
[p. 157]
25[regelnummer]
Het huis van Potiphar wil een tooneel verstreckenGa naar voetnoot25
 
Van 's helts godtvruchtigheit, die wy om strijt bedecken,Ga naar voetnoot26
 
Met deze vleugelen, waer meê wy zijn gedaelt
 
Op d'aerde, uit 't eeuwigh licht, dat van Godts aenschijn straelt,
 
In Josephs aengezicht, en elckontvonckende oogen,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Waer uit dees Hofmeestres haer koortsen heeft gezogen.Ga naar voetnoot30
 
Heel Memphis recht van daegh een afgodts stacie aen,Ga naar voetnoot31
 
En al de stat reedt toe op 't prachtighste uit te gaen;Ga naar voetnoot32
 
Maer Ioseph [binnens huis gezint Godts troon te naderen,Ga naar voetnoot33
 
En zich vast kleedende] reedt toe den troost der vaderen,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Den eenen waeren Godt te groeten met gebeên,
 
En biddende met hem als in gespreck te treên;Ga naar voetnoot36
 
Uit goddelijcke zorgh, voor geen onnutte droomen,Ga naar voetnoot37
 
En 't geen hem in den slaep te nacht is voorgekomen:
 
Op dat hy het gemoedt met zulck een voetsel stijf,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
't Welck aen het lichaem niet, maer aen den geest beklijf:Ga naar voetnoot40
 
Want eene ziel tot Godt en 't goddelijck gedreven,
 
Behoeft, als 't lichaem, spijs en voetsel om te leven;
 
Om onder 't juck van 't vleesch, het welck den geest vermast,Ga naar voetnoot43
 
Niet eens te struickelen, maer boven haren lastGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Te streven naer om hoogh, naer 't eenigh wit der vromen,Ga naar voetnoot45
 
Van waer alleen de ziel beginsel heeft genomen;Ga naar voetnoot46
 
Dies zy, in 't slijck gespat van 's levens oirsprongk af,Ga naar voetnoot47
 
Vast woelt, en hijght naer hem, die 't al zijn wezen gaf.Ga naar voetnoot48
 
Maer ziet die Jongeling daer uit zijn kamer stappen.
50[regelnummer]
Hoe zweemt hy naer de deught en al haer eigenschappen!Ga naar voetnoot50
 
Nu luistert wat die wyze en heldre mont ons zeit,Ga naar voetnoot51
 
En hoe voorzichtigh 't hart zich tot den strijt bereit.Ga naar voetnoot52
Ioseph:
 
Zijt wellekom, herbore straelen,
 
Die schemering en duisternis
[pagina 158]
[p. 158]
55[regelnummer]
Het hooft beschaemt doet onderhaelen;Ga naar voetnoot55
 
Vertoont ons al wat zichtbaer is,
 
Paleizen, naelden, lanen, stroomen;Ga naar voetnoot57
 
En weckt het al wat adem schept.Ga naar voetnoot58
 
O zon, die, met uw goude toomen,
60[regelnummer]
Den hemel tot een renbaen hebt;Ga naar voetnoot59-60
 
Van waer ghy al des weerelts oogenGa naar voetnoot61
 
Bekoort, met dat bekoorlijck licht,
 
Welx ondergang wy noo gedoogen:Ga naar voetnoot63
 
O alverquickende aengezicht,
65[regelnummer]
Wanneer zal uwe fackel baerenGa naar voetnoot65
 
Den dagh, dien lang gewenschten dagh,
 
Dien ick geheele twalef jaeren,
 
Verdaghvaert heb met mijn geklagh;Ga naar voetnoot68
 
Den dagh, die mijn verdriet koom slaecken,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
En vaders vrolijck aenschijn toon;
 
My kussen doe der broedren kaecken,Ga naar voetnoot71
 
Oock Benjamins onnoosle koon,Ga naar voetnoot72
 
En och den gront van mijn geboorte;
 
En zet my op mijn grootvaêrs erf,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Vernoeght voor Mambre en Hebrons poorte,Ga naar voetnoot75
 
Eer d'oude man van hartzeer sterf:Ga naar voetnoot76
 
Terwijl ick hier worde aengevochtenGa naar voetnoot77
 
Van Jempsar, 't heete en dartle dier;Ga naar voetnoot78
 
't Welck, raezende van minnetoghten,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Niet blussen kan dat heiloos vier,Ga naar voetnoot80
 
't En zy in mijn bederf en schennis.Ga naar voetnoot81
 
O blinde ô breidelooze vrouw!
 
Hoe breng ick uw gemoedt tot kennis,Ga naar voetnoot83
 
Voor dat vergrijp, vol naberouw?Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Wat zwarigheden of'er naecken?Ga naar voetnoot85
 
Wat of die nare droom beduit?Ga naar voetnoot86
 
't En zy Godts Englen my bewaecken,
 
'k Raeck zonder schipbreuck hier niet uit.Ga naar voetnoot88
[pagina 159]
[p. 159]
 
'k Was, docht my, in een schip getreden,
90[regelnummer]
En stack van lant: een storm stack op,
 
Een kille schrick beving mijn leden,
 
En gaf de vrolijckheit de schop:Ga naar voetnoot92
 
Dan scheen my d'afgront te verslinden:
 
Dan zwichten wolcken voor den mast,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Gesolt geslingert van de winden:Ga naar voetnoot95
 
De kiel raeckte op een zantplaet vast:
 
Daer zat ick eenzaem en verlaten,
 
En klaeghde vast mijn' noodt de zee:Ga naar voetnoot98
 
Maer klaght noch kermen moght hier baten:
100[regelnummer]
De zee voelt niemants hartewee.
 
O hemel, zoo die norsse buien,
 
Waermede ick droomende overvoer,Ga naar voetnoot102
 
Al weder strijt en ramp beduien;
 
'k Beveel, ô stuurman, u het roerGa naar voetnoot104
105[regelnummer]
Van mijn gemoedt: ghy kunt my stuuren
 
Behouden aen een stille kust;
 
En of ghy 't onweêr lang liet duuren,Ga naar voetnoot107
 
Noch slaep ick in uw' schoot gerust.
 
Mijn Godt, mijn toevlught, uw geboden
110[regelnummer]
Gaen my ter harte in dit geschil:Ga naar voetnoot110
 
U eere ick, maer geen valsche Goden,
 
Noch os, noch hont, noch krokodil,
 
Gelijck dees domme Egyptenaren:
 
Behoe mijn ziel in deze baren.Ga naar voetnoot114
VOESTER. STAETJOFFERS.
Voester:
115[regelnummer]
Wie klopt hier aen de kamerdeur?
Staetjoffers:
 
Doe op, de Joffers staen 'er veur.Ga naar voetnoot116
Voester:
 
Och raeckt aen grendels noch aen sloten,
 
Ick koom u by.Ga naar voetnoot118
Staetjoffers:
 
Hoe, slaept mevrouw?
[pagina 160]
[p. 160]
Voester:
 
Haer oogen, effen wat beschoten
120[regelnummer]
Van vaeck, my, vol van angst en rouw,Ga naar voetnoot119-20
 
Vast houden waeckende, en verlegen.Ga naar voetnoot121
 
Zy heeft te nacht een koorts gekregen,Ga naar voetnoot122
 
En niet een oogenblick gerust.
 
De brant in 't beckeneel gestegen,Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Neemt af, maer is noch niet gebluscht.
Staetjoffers:
 
Wy quamen om het hair te poeren,Ga naar voetnoot126
 
Te krullen, en met goudt te snoeren,
 
En haer op 't cierelijckst te kleên.
Voester:
 
Verciert u zelfs, en gaet vry heen:Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
z'Is niet gestelt om uit te komen.Ga naar voetnoot130
Staetjoffers:
 
En of dit qualijck wert genomen,Ga naar voetnoot131
 
Dat wy, haer latende in dien staet,Ga naar voetnoot132
 
Ons durven geven op de straet.Ga naar voetnoot133
Voester:
 
'k Blijf borgh, laet my alleen betyen:Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
'k Weet u van opspraeck te bevryen,Ga naar voetnoot135
 
En ken haer luimen al te wel.
Staetjoffers:
 
Zoo durven wy, op uw bevel,Ga naar voetnoot137
 
't Gezicht van deze feest genieten?Ga naar voetnoot138
Voester:
 
Gaet heen, 'ten zal haer niet verdrieten.
Staetjoffers:
140[regelnummer]
Och Isis loone u deze deught,Ga naar voetnoot140
 
O oude voester, die ons jeughtGa naar voetnoot141
 
Vergunt met andren te vergaren.Ga naar voetnoot142
Voester;
 
'k Bedanck als noch mijn jonge jaeren,Ga naar voetnoot143
[pagina 161]
[p. 161]
 
Met lust en weelde doorgebroght,Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
En gun u gaerne dezen toght.
 
De roozen blozen om te pluicken.Ga naar voetnoot146
 
Wie tijdt heeft moet haer tijdt gebruicken.
 
Ick draegh de joffren haet noch nijt.
 
Gaet henen, bezight uwen tijdt;Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Daer tranen lijckzang en gebeden
 
Zich mengelen met vrolijckheden.
REY VAN ENGELEN.
Zang:
 
Sluit voor Begeerte uw graegh gezicht;Ga naar voetnoot152
 
Zy loert, zy loert om in te vaeren.Ga naar voetnoot153
 
Sluit d'oogen, vensters van het licht,Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Indien ghy wilt uw hart bewaren:Ga naar voetnoot155
 
Want zoo Begeerte eens binnen sluipt,
 
Zy zal bederf en jammer baren,Ga naar voetnoot157
 
Dat eeuwigh smert, en eeuwigh druipt.Ga naar voetnoot158
 
De dingen zijn niet als zy schynen:
160[regelnummer]
De worm zit binnen lecker ooft,
 
En levent kleur bedeckt venynen.Ga naar voetnoot161
 
Hy doolt zeer licht, die licht gelooft:
 
In paradyzen nestlen slangen:
 
De slangen hangen boven 't hooft,
165[regelnummer]
Daer goude en blozende appels hangen:
 
Dies wacht uw vingers, wacht uw hant,
 
Noch vat de Doot niet met uw' tant.Ga naar voetnoot167
Tegenzang:
 
't Godtvruchtige geslacht van SethGa naar voetnoot168
 
Lijt schipbreuck op korale klippen,Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Op een albaste en streelend bedt;Ga naar voetnoot170
 
En strant op 't zachte strant der lippen,Ga naar voetnoot171
 
Die vleien kunnen, als weleer
 
Haer moeder, die met Adams slippenGa naar voetnoot173
[pagina 162]
[p. 162]
 
Den ganschen aertkloot ruckte om veêr.Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
De voorgang in 't wellustigh EdenGa naar voetnoot175
 
Wort nagevolght van tijdt tot tijdt:Ga naar voetnoot176
 
Men schept vermaeck in 't overtreden:
 
d'Oprechtigheit versmelt en slijt.Ga naar voetnoot178
 
De hemel, opgeweckt door 't sarrenGa naar voetnoot179
180[regelnummer]
Van zulck een' opgehoopten spijt,Ga naar voetnoot180
 
Verheft tot boven aen de starren
 
Een zee, van geen geberght gestuit:Ga naar voetnoot182
 
Een zee wischt alle vlecken uit.Ga naar voetnoot183
Toezang:
 
Wat ziet men schoone naeckten zwemmen,Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
En dryven op den weereltvloet.
 
Al 't water blust en temt dien gloet,Ga naar voetnoot186
 
Niet maghtigh om zich zelf te temmen.Ga naar voetnoot187
 
Of vrouwelusten veel beloven,Ga naar voetnoot188
 
Men ziet hoe dier die lusten staen;Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Men ziet de weerelt onder gaen;
 
En komt verbode lust noch boven?Ga naar voetnoot191

voetnootvs. 1
't hof: paleis, synoniem van dit hoffelijcke huis (vs. 3).
voetnoot4
koningklijken: aanzienlike, tot de hofhouding des konings behorende.
voetnoot5
gewenschte: welkome.
voetnoot6
lijfeigen (adjektief): ondergeschikt als lijfeigene; van verre wegen: uit verre streken.
voetnoot7
van: door.
voetnoot9
weder opgeveilt: opnieuw (aan de hoogstbiedende) verkocht; te hoof: (Datief-vorm, uit hove).
voetnoot10
amptenaer: bekleder van een hoge waardigheid aan 't hof; slaeckte: letterlik: losliet; hier: niet meer als slaaf behandelde.
voetnoot11
geleert: welonderwezen; van elck bezint: door ieder bemind.
voetnoot12
in top van: aan het hoofd van.
voetnoot14
d.w.z. slaapt zonder zorgen.
voetnoot15
vrouw: evenals in de Midd.E. de naam voor een aanzienlike vrouw; ontroert: in onrust verkerende.
voetnoot16
geilen: wellustige; zoo schendigh wort vervoert: zich zo schandelik laat meeslepen.
voetnoot17
buiten spoor van: te buiten gaande.
voetnoot18
Het vier van deze pest: de gloed van deze schandelike hartstocht.
voetnoot19
dootelijck (met verscherping, naar analogie van dootlijck).
voetnoot21
Verslingert: verliefd; zuivre: reine, kuise.
voetnoot22
bestreden: aanslagen gedaan op zijn kuisheid (vgl. storm in vs. 24).
voetnoot24
jongsten: laatste; groothartigh: dapper; uitstaen: doorstaan.
voetnoot25
wil: zal.
voetnoot26
bedecken: beschermend gedekt houden.
voetnoot29
elckontvonckende: die bij ieder sympathie opwekken (letterlik ieder doen ontbranden door de glans van goddelike oorsprong).
voetnoot30
Hofmeestres: vrouw van de Hofmeester Potiphar; haer koortsen heeft gezogen: waardoor haar hartstocht ontvlamd is.
voetnoot31
recht een afgodts stacie aen: viert plechtig feest ter ere van de afgod (Apis).
voetnoot32
al: heel; reedt toe: maakt toebereidselen; op 't prachtighste: zo luisterrijk mogelik.
voetnoot33
gezint: geneigd.
voetnoot34
vast: intussen.
voetnoot36
als: als 't ware.
voetnoot37
Uit goddelijcke zorgh: uit door God ingegeven bezorgdheid (?); geen onnutte: die een nuttige waarschuwing geven. Vondel stelt het voor alsof een angstige droom Jozef de vorige nacht gewaarschuwd had voor het gevaar dat hem wachtte (zie vs. 89-vlg).
voetnoot39
stijf: versterke.
voetnoot40
beklijf (conjunctief): ten goede moge komen.
voetnoot43
vermast: bezwaart, drukt.
voetnoot44
Niet eens: zelfs niet; boven haren last: uitstijgend boven, trotserend die druk.
voetnoot45
wit: doel.
voetnoot46
beginsel: oorsprong.
voetnoot47
Dies: daarom; in 't slijck gespat: in deze zondige wereld gekomen.
voetnoot48
Vast woelt: voortdurend worstelt, zich inspant; 't al zijn wezen gaf: alles in 't aanzijn riep.
voetnoot50
zweemt naer: letterlik: gelijkt op; d.w.z. hoe spreekt de deugd uit zijn gehele verschijning.
voetnoot51
heldre: reine.
voetnoot52
voorzichtigh: vooruitziend, beleidvol.
voetnoot55
onderhaelen: bukken.
voetnoot57
naelden: obelisken.
voetnoot58
het al: alles.
voetnoot59-60
Het klassieke beeld van de zonnewagen, die langs de hemel rijdt.
voetnoot61
al des weerelts: van alle schepsels.
voetnoot63
noo: node, ongaarne.
voetnoot65
baeren: te voorschijn brengen.
voetnoot68
Verdaghvaert: opgeroepen, verlangend tegemoetgezien (gedurende zijn ballingschap in Egypte); geklagh: klachten.
voetnoot69
slaecken: losmaken, mij bevrijden van mijn verdriet.
voetnoot71
kaecken: wangen.
voetnoot72
onnoosle: jeugdig-onschuldige.
voetnoot74
erf: grondgebied.
voetnoot75
Vernoeght: verheugd.
voetnoot76
hartzeer: diepe smart.
voetnoot77
aengevochten (vgl. bestreden in vs. 22).
voetnoot78
't heete en dartle dier: die wellustige, loszinnige vrouw (dier: jong meisje, jonge vrouw, oorspr.: liefkozend; Ned. Wdb. III, 2580).
voetnoot79
minnetoghten: zinnelike hartstocht.
voetnoot80
heiloos: spelling voor: heilloos (vgl. breideloos in vs. 82).
voetnoot81
in mijn bederf en schennis: tot mijn verderf en schande.
voetnoot83
kennis: inzicht.
voetnoot84
vol naberouw: waarop berouw moet volgen.
voetnoot85
zwarigheden: rampen.
voetnoot86
nare droom: benauwende droom, beschreven in vs. 89-vlg.
voetnoot88
zonder schipbreuck: ondergang. Het beeld wordt in de volgende verzen uitgewerkt.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 95 van de oude uitgave heeft: van wier winden
voetnoot92
gaf de schop: verdreef.
voetnoot94
Dan, hemelhoog opgeheven, joeg de mast door de wolken.
voetnoot95
Gesolt: heen en weer geslingerd; van: door.
voetnoot98
vast: onophoudelik.
voetnoot102
droomende: in mijn droom.
voetnoot104
'k Beveel: ik vertrouw toe.
voetnoot107
of: ofschoon; onweêr: storm.
voetnoot110
geschil: innerlike strijd.
voetnoot114
deze baren: woeste golven (passend in het beeld van de schipbreuck).
voetnoot116
op: open.
voetnoot118
koom u by: kom bij u.
voetnoot119-20
effen wat beschoten van vaeck: zo juist door slaap overmand; rouw: smart.
voetnoot121
Vast: steeds; verlegen: in onrust.
voetnoot122
te nacht: vannacht.
voetnoot124
beckeneel: schedel, hersens.
voetnoot126
poeren: poederen.
voetnoot129
zelfs: zelf.
voetnoot130
gestelt om uit te komen: in een toestand om uit te gaan.
voetnoot131
of: als nu eens.
voetnoot132
staet: toestand.
voetnoot133
ons geven: ons begeven.
voetnoot134
my betyen: mij mijn gang gaan.
voetnoot135
opspraeck: kritiek, aanmerkingen.
voetnoot137
durven: kunnen wij het wagen.
voetnoot138
't Gezicht: de aanblik, het aanschouwen; deze feest (oudtijds vrouwelik).
voetnoot140
Isis: Egyptiese godin; deught: weldaad.
voetnoot141
ons (onverbogen vorm): onze.
voetnoot142
vergaren: samenkomen.
voetnoot143
'k Bedanck: ik herinner mij dankbaar (Het Ned. Wdb. II, 1123 kent in deze betekenis allen: zich iets bedanken).
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 170 heeft in alle uitgaven: een streelend bedt.
voetnoot144
weelde: genot.
voetnoot146
om te pluicken: om geplukt te worden.
voetnoot149
bezight uwen tijdt: geniet uw levenstijd, waarin droefheid en vrome stemming afwisselen met vreugde (150-51).
voetnoot152
graegh gezicht: begerige blikken.
voetnoot153
in te vaeren: binnen te dringen.
voetnoot154
vensters van het licht: waardoor de stralen ingaan.
voetnoot155
bewaren: bewaken.
voetnoot157
bederf: verderf; jammer: ellende.
voetnoot158
druipt: van berouwvolle tranen.
voetnoot161
levent: levendig, fris, aanlokkelik; kleur (onz.).
voetnoot167
Bijt niet in de verderf brengende vrucht (bijgedachte aan het Paradijs-verhaal); Noch: en niet.
voetnoot168
geslacht van Seth: de nakomelingen van Seth, die door de zondvloed gestraft werden voor hun zonden.
voetnoot169
Lijt schipbreuck: gaat te gronde (vgl. vs. 88); het beeld wordt voortgezet in klippen en strant; korale klippen: rode lippen, vrouwekussen.
voetnoot170
albaste bedt: vrouweboezem.
voetnoot171
lippen: om de vleiende taal.
voetnoot173
Haer moeder: hun stammoeder Eva; slippen: uitglijden, zondigen.
voetnoot174
De gehele mensheid (door de erfzonde) meesleepte.
voetnoot175
De voorgang: het (slechte) voorbeeld; wellustigh: genotvol.
voetnoot176
Wort: werd; van tijdt tot tijdt: in opeenvolgende tijdperken.
voetnoot178
d'Oprechtigheit: de rechtschapenheid.
voetnoot179
opgeweckt: wakker geworden; sarren: tergen.
voetnoot180
spijt: hoon.
voetnoot182
Een zee: een zondvloed; van: door.
voetnoot183
Eén zee: eenzelfde zee; vlecken: smetten (van de zonden).
voetnoot184
naeckten: naakte lichamen; zwemmen: synoniem van drijven.
voetnoot186
temt: bedwingt.
voetnoot187
maghtigh: in staat.
voetnoot188
Of: ofschoon.
voetnoot189
dier staen: duur te staan komen.
voetnoot191
noch: toch weer.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • J.F.M. Sterck

  • C.G.N. de Vooys


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank