Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645 (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.25 MB)

ebook (7.72 MB)

XML (3.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

non-fictie/brieven
verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

(1930)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 193]
[p. 193]

Het vierde bedryf.

IOSEPH. VOESTER.
Ioseph:
 
Al is de Voester wech, noch blijft mijn geest belaên,Ga naar voetnootvs. 987
 
Hoe 't met dit razend wijf ten leste wil vergaen.Ga naar voetnoot988
 
Mijn hart getuight niet goets. Ick zorgh zy zal niet rusten,Ga naar voetnoot989
990[regelnummer]
Maer aengeprickelt van haer ongebonde lusten,
 
My brouwen eenigh leet, tot wraeck van al dit leet,
 
't Welck zy my leit te last. Die geile toght is heet,Ga naar voetnoot992
 
Ia ziedt, gelijck een pot, alree aen 't overloopen:
 
Doch 't ga, zoo 't wil: moet ick haer dolligheit bekoopen,
995[regelnummer]
't Gedy tot 's hemels eere, en buiten myne schult.
 
'k Verhoop de hemel zal my stercken met gedult.
 
Daer komt de Voester weêr: hier is wat vreemts besteken.Ga naar voetnoot997
Voester:
 
Koom Ioseph, by mevrouw: zy moet en wil u spreecken:
 
'k Verdaegh u uit haer' naem.Ga naar voetnoot999
Ioseph:
 
Wat eischt mevrouw van my?
Voester:
1000[regelnummer]
Ick zegh u met een woort.Ga naar voetnoot1000
Ioseph:
 
Wel kom wat nader by.
Voester:
 
Mevrouw begeert u zelf yet mondeling t'ontdecken:Ga naar voetnoot1001
 
'k Verdaegh u uit haer' naem.
Ioseph:
 
Zoo durf ick 't niet vertrecken.Ga naar voetnoot1002
Voester:
 
Ick ga.
Ioseph:
 
Hier hapert yet, en 't loopt gewis op 't endt.Ga naar voetnoot1003
 
O hartekenner, die al mijn gedachten kent,
1005[regelnummer]
Bestierze, datze rechts noch slinx zich van u neigen,Ga naar voetnoot1005
 
Noch 't minst yet wanklen, door beloften noch door dreigen,
 
Op d'eerelijcke baen, de heirbaen van de deught.Ga naar voetnoot1007
 
Verhoor nu Josephs beê: hy offert u zijn jeught.Ga naar voetnoot1008
[pagina 194]
[p. 194]
IEMPSAR. IOSEPH.
Iempsar:
 
Ondanckbre Jongeling, hoe lang zult ghy gaen prattenGa naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
Op dat vergangklijck schoon, en zoo veel rijcke schatten,
 
Als vrouw Natuur aen u te dartel ley te kost.Ga naar voetnoot1011
 
Natuur had beter zulck een werckstuck noit begost,Ga naar voetnoot1012
 
Of het begonnen beelt verwaerloost op te maecken;Ga naar voetnoot1013
 
Nadien 't niet anders doet dan pijnigen, en blaecken
1015[regelnummer]
De harten, die het vangt door d'oogen. 'k vloeck dien dagh,Ga naar voetnoot1015
 
En uur, en oogenblick, dat ick u eerstmael zagh.Ga naar voetnoot1016
Ioseph:
 
O schepper, is 'er yet behaeghelijx geschapen
 
In my, waer aen een vrouw haer glori zou vergapen,Ga naar voetnoot1018
 
En leef ick eenigh mensch tot weerwil en verdriet,Ga naar voetnoot1019
1020[regelnummer]
En tegens 't hart; men wijt het den onnooslen niet:
 
Uw schepsel draegh geen schult. 'k ben van u afgegotenGa naar voetnoot1021
 
Op zulck een' vorm, gelijck uw wijsheit had besloten.
Iempsar:
 
Ghy zorght vast voor mijn eere, en weigert my mijn' lust.Ga naar voetnoot1023
 
De lust ga boven d'eer, zoo d'eer oit wert verkust.Ga naar voetnoot1024
Ioseph:
1025[regelnummer]
De hitte van de lust gaet effen voor 't gevoelen,Ga naar voetnoot1025
 
Hoe korte weelde smert; maer eer de lust aen 't koelen
 
Geraeckt, waerdeert men, wat verlies van naem en eer
 
Zou gelden, kreegh men d'eer om gout of traenen weêr.Ga naar voetnoot1027-28
Iempsar:
 
Ick heb mijn tranen ja mijn oogen al verkreten,Ga naar voetnoot1029
1030[regelnummer]
Verkreten, maer vergeefs.
Ioseph:
 
't en werd my niet geweten.Ga naar voetnoot1030
Iempsar:
 
Met reden: ghy alleen zijt oirzaeck van mijn quael.Ga naar voetnoot1031
Ioseph:
 
Wat hoor ick dag op dagh, niet eens, maer hondertmael.Ga naar voetnoot1032
[pagina 195]
[p. 195]
Iempsar:
 
Getroost u, 't heeft een endt: 'k berey my om te sterven,Ga naar voetnoot1033
 
O onmedoogent gast.Ga naar voetnoot1034
Ioseph:
 
Hoe kan ick u bederven
1035[regelnummer]
Met my, om 't snoot genot van.Ga naar voetnoot1035
Iempsar:
 
Hoe, wat noemt ghy snoot?
 
Dat ick u waerdigh acht t'omhelzen in mijn' schoot?
 
Te biên dien verschen mont? die vriendelijcke wangen?Ga naar voetnoot1037
 
Deze oogen, die zoo zeer niet naer den dagh verlangen,
 
Als om uw aengezicht t'aenschouwen 's morgens vroegh?
1040[regelnummer]
Noemt ghy dit snoot genot? en heeft hy breins genoegh,Ga naar voetnoot1040
 
Die aengebode min zoo schimpigh gaet versmaden?Ga naar voetnoot1041
Ioseph:
 
De Min, beroit van hooft, laet zich van niemant raden.Ga naar voetnoot1042
 
Al 't voordeel, dat men treckt uit wellust is gering,
 
En meer niet als een dolle en vuile prickelingGa naar voetnoot1044
1045[regelnummer]
Van 't lijf, terwijl 't gemoedt vast wroeght door 't overwegen.Ga naar voetnoot1045
 
Dat 's al het voordeel: zet hier nu al 't nadeel tegen.
 
Het overspel begaet terstont een dubble smet,Ga naar voetnoot1047
 
Besmet 'er twee: 't ontwijdt en scheurt het heiligh bedt,Ga naar voetnoot1048
 
Vol onrust, vol krackeel: de weerga haet heur gade,Ga naar voetnoot1049
1050[regelnummer]
Behaeght den boel alleen, en gaet met hem te rade:Ga naar voetnoot1050
 
d'Onwettige erfgenaem geraeckt in 't wettigh goet:
 
De vader mist zijn kroost, en twijffelt aen het bloet:Ga naar voetnoot1052
 
Het achterdencken groeit: de twist doorkruipt de leden
 
Van 't maeghschap: in het kort, het huwelijck bouwt steden,Ga naar voetnoot1053-54
1055[regelnummer]
Gelijck het overspel ['t welck Godt en mensch zich belght,Ga naar voetnoot1055
 
Al slaet men 't in den windt] die in den gront verdelght,Ga naar voetnoot1056
 
Door moort en vyantschap, al razende en bezeten;
 
En sleept de rampen na, gelijck een lange keten
 
Haer schakels: is 't dan vreemt, dat allerhande liên
1060[regelnummer]
En tongen, in dit stuck, met wetten zich voorzien?Ga naar voetnoot1060
[pagina 196]
[p. 196]
Iempsar:
 
Wat wetten de Syriers, Hebreen, Arabers hebben,Ga naar voetnoot1061
 
Of wy, ick achtze als rach, en dunne spinnewebben,
 
Daer ruischt de groote door, de kleine kleeft'er vast.Ga naar voetnoot1063
 
Mijn wellust zy mijn wet. wat niemant anders past,
1065[regelnummer]
Pas my, die zich van wet noch Recht laet overkraeien:Ga naar voetnoot1065
 
Men leeft hier op zijn hoofsch.Ga naar voetnoot1066
Ioseph:
 
Zoud ghy uw' heer zoo paeien?
Iempsar:
 
Men velt geen vonnissen op ongegront vermoên.
 
En most mijn heer op 't naeuwste eens rekeninge doen,Ga naar voetnoot1068
 
Het stont dan t' overzien, hoe hy zich had gedragen.Ga naar voetnoot1069
1070[regelnummer]
Wat doen de mannen niet, dat zy geen vrouwen vragen?Ga naar voetnoot1070
 
De rechter zuivre zich van 't zelleve gebreck,Ga naar voetnoot1071
 
Verdient het zulck een' naem. wie leeft'er zonder vleck?Ga naar voetnoot1072
Ioseph:
 
Ghy waert om hals, quam hy op 't stuck u overvallen.Ga naar voetnoot1073
Iempsar:
 
Zoo storf ick om de min, de zoetste doot van allen.Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Mijn zinlijckheit waer my die suickre doot wel waert.Ga naar voetnoot1075
 
En waer heeft oit de doot rechtschape min vervaert?Ga naar voetnoot1076
 
Wat vreesselijcke doot kan ware liefde scheiden?
 
Al blijft het lichaem hier, de zielen zelfs geleidenGa naar voetnoot1078
 
Malkanderen beneên, in 't onderaerdtsche veldt,Ga naar voetnoot1079
1080[regelnummer]
In 't vrolijck myrtebosch: daer kust men, daer vertelt
 
d'Een d'ander zijn fortuin, en eerste sluickeryen:Ga naar voetnoot1081
 
Daer wort men weder maeght: daer leert men weder vryen,
 
Als waer het noit geschiedt: daer lacht een zaligh dal.
 
Men treckbeckt onbenijt, als duiven zonder gal.Ga naar voetnoot1084
1085[regelnummer]
Men brantmerckt niemant daer met lasterlijcke naemen;
 
Noch 't heet'er overspel, zoo twee uit min verzaemen.Ga naar voetnoot1086
 
Al wisselt men zomtijts uit zinlijckheit van lief,Ga naar voetnoot1087
[pagina 197]
[p. 197]
 
Dat draeght alleen den naem van vrientschap en gerief.Ga naar voetnoot1088
 
Het beurt 'er dagh op dagh: men volght daer in de wijze.Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
't Is een verandering en lust naer versche spijze;
 
Nadien een zelve kost de gasten walgen doet:Ga naar voetnoot1091
 
Ja 't grofste lasterstuck wort met een' kus geboet.Ga naar voetnoot1092
 
De wetten worden nu de vrouwen voorgeschreven
 
Van mannen, die toch zelfs om wet noch regel geven.Ga naar voetnoot1094
Ioseph:
1095[regelnummer]
Mevrouw men quetst en schent, door 't schenden van zijn echt,
 
Alleen geen menschelijck, maer zelf het godlijck Recht;Ga naar voetnoot1096
 
Dat toome uw' lust, kan 't Recht der menschen u niet toomen.
Iempsar:
 
Van sluicklust? Jupiter is zelf ter sluick gekomen,Ga naar voetnoot1098
 
By Isis: Isis zelf ontfing ter sluick Osier,
1100[regelnummer]
Haer broêr: ons Gotheên gaen ten hemel door dit vier.
Ioseph:
 
Het koste Osier zijn' hals, gekapt in zoo veel stucken,Ga naar voetnoot1101
 
Als 't Rijck hem graven bouwt: 't zou hier niet beter lucken,
 
Indien uw Typhon my betrapte op zulck een daet.
Iempsar:
 
De slaven van der hant, de Joffers op de straet,Ga naar voetnoot1104
1105[regelnummer]
En Potiphar verlet, door 't hooghtijt van dien Heiligh,Ga naar voetnoot1105
 
Bespiên ons weelde niet: al 't huis is vry en veiligh.Ga naar voetnoot1106
Ioseph:
 
Gewelf noch dack noch muur bedeckt die schande niet
 
Voor 't aldoordringende oogh, 't welck ons gedachten ziet,
 
En straft het opzet, 'k zwijgh de schandelijcke daden.Ga naar voetnoot1109
1110[regelnummer]
De Godtheit ziet het al.
Iempsar:
 
Die zal ons niet verraden.
Ioseph:
 
De Godtheit sloegh en plaeghde, om een Hebreeusche vrouw,
 
Den Nijlvorst, onbewust van haer gegeve trouw.Ga naar voetnoot1111-12
 
d'Abimelechen zijn gewaerschuwt, voor de schennis
 
Noch onbegaen, hoewel onnozel, zonder kennis.Ga naar voetnoot1113-14
[pagina 198]
[p. 198]
1115[regelnummer]
Het hemelsch vier verbrande om schennis heele steên,Ga naar voetnoot1115
 
Tot pulver en tot asch.
Iempsar:
 
dat 's jaeren lang geleên.
Ioseph:
 
Het overspel wort zelf gestraft van stomme dieren.Ga naar voetnoot1117
Iempsar:
 
Die vryen blindeling: wat durft ghy niet verzieren.Ga naar voetnoot1118
Ioseph:
 
't Zy veer dat ick uw bedt door overspel ontwy.Ga naar voetnoot1119
Iempsar:
1120[regelnummer]
Wat 's overspel? een kus den echten mont voorby.Ga naar voetnoot1120
Ioseph:
 
Ick bid verheelt u eens, ghy waert op 't stuck gegrepen;Ga naar voetnoot1121
 
Zou Memphis en al 't hof niet zien uw' neus genepenGa naar voetnoot1122
 
Van 't aenschijn, en u naeckt en bloot gevoert ten toon?
 
En hoe ick, na veel smaets, en wel verdienden hoon,
1125[regelnummer]
De huit van 't lijf gestroopt, met duizent wreede slagen,
 
Op eenen ezels rugh de stadt werde omgedragen,Ga naar voetnoot1126
 
En eeuwighlijck voor slaef verwezen naer de Myn?
 
Wat dunckt u? zou dit lief dat leet wel waerdigh zyn?Ga naar voetnoot1128
 
Indien wy beide niet op heter daet doorsteecken,Ga naar voetnoot1129
1130[regelnummer]
Men 't goddelooze bloet al schuimende zagh lekenGa naar voetnoot1130
 
Van 't overspeligh bedt; daer ick uw boel al warmGa naar voetnoot1131
 
Den geest gaf, in den strick van dien vervloeckten arm;
 
En leerde een ander zich van schelmsche lusten spaenen,Ga naar voetnoot1133
 
En hoeden voor bedrogh van krokodilletranen.Ga naar voetnoot1134
Iempsar:
1135[regelnummer]
Vertrouwt ghy dan dat ick naer uw bederf zou staen?Ga naar voetnoot1135
 
Al 't huis is stom en zwyght: geen mensch kan ons verraên.
Ioseph:
 
Schoon huis en kamer zweegh, en alle pylers zwegen,
 
't Geweten zwyght niet stil: 't hart met zich zelf verlegen,Ga naar voetnoot1138
 
Beschuldight nacht en dagh zich zelven, waer men gaet,
1140[regelnummer]
Oock daer men d'oogen luickt: die gruwelijcke daet,Ga naar voetnoot1140
[pagina 199]
[p. 199]
 
Die schennis borrelt op, hoe diep zy wort gedompelt.Ga naar voetnoot1141
 
Men rekent zich verraên, waer yemant spreeckt, of mompelt.
 
Ontmoete ick Potiphar, my viel strax in: dat 's hy,Ga naar voetnoot1143
 
Die my heeft opgevoedt, gebeurt uit slaverny,Ga naar voetnoot1144
1145[regelnummer]
In top van 't huis bewint, en duizentmael verbonden:Ga naar voetnoot1145
 
Maer als een danckbaer knecht heb ick zijn bedt geschonden.Ga naar voetnoot1146
 
Vlie booswicht, vlie: loopt strax ten huize uit al versaeght,Ga naar voetnoot1147
 
Zoo veer, daer 't schellemstuck het hart niet langer knaeght,Ga naar voetnoot1148
 
Gelijck een worm het ooft: maer och 't is al verloren,Ga naar voetnoot1149
1150[regelnummer]
Al liept ghy, daer de Nyl zijn kil begint te booren;Ga naar voetnoot1150
 
Of daer de zon haer' glans ter middernacht verschuilt;Ga naar voetnoot1151
 
Daer 't ondier, afgevast in sneeuw, van honger huilt:Ga naar voetnoot1152
 
Ghy kunt de donder stem van Godts gerecht niet smooren:
 
Die vierschaer doemt alsins: die rechter laet zich hooren.Ga naar voetnoot1154
1155[regelnummer]
Mevrouw, wat houdtghe my? 'k ruck zoo noch niet mijn' heer,Ga naar voetnoot1155
 
En u en my, en al 't gezegent huis om veer:
 
Dat hoede Godt. hoe klonck die val door volgende eeuwen,Ga naar voetnoot1157
 
Tot endeloozen smaet en schande der Hebreeuwen.
 
Zou Joseph zulck een stuck in Godts gezicht bestaen?Ga naar voetnoot1159
1160[regelnummer]
'k Heb veel te veel gehoort. wien houdt ghy? laet my gaen.Ga naar voetnoot1160
Iempsar:
 
Ick val voor uwe knien, en offer aen dees voetenGa naar voetnoot1161
 
Dit lichaem, en dees ziel bereit haer schult te boeten,
 
Door zulck een doot, als een wanhopende betaemt.
 
Wat draeit ghy 't aengezicht, zoo schuw, en zoo beschaemt,
1165[regelnummer]
Van mijn gezicht? ay zet de schaemte een poos ter zyden.
 
Wat schaemte niet vermagh, vermoge 't medelyden
 
Met een die sterven moet en kan, om uwent wil.
 
Ay wisch mijn tranen af.
Ioseph:
 
Doortrapte krokodil,Ga naar voetnoot1168
 
Laet los, laet los: ghy moort met dit bedrieghlijck steenen.Ga naar voetnoot1169
Iempsar:
1170[regelnummer]
Hardtneckige, o wat hoon! hardtneckige, ga henen,
 
Ga henen met dien roem van zulck een morgenstar,Ga naar voetnoot1171
[pagina 200]
[p. 200]
 
Voor wie ghy d'oogen sluit. ga melt nu Potiphar,
 
Hoe mannelijck, hoe kuisch zich Joseph heb gequeten;Ga naar voetnoot1173
 
Op dat het eeuwigh my in 't aenzicht werd verweten,
1175[regelnummer]
Van hem; hoe Jempsar veronwaerdight van haer' slaef,Ga naar voetnoot1175
 
Zich hebbe, voor al 't hof, ten toon gestelt zoo braef:Ga naar voetnoot1176
 
Maer neen, ghy zult noch zoo uw' moedt aen my niet koelen.Ga naar voetnoot1177
 
Ghy hebt mijn min versmaet, ghy zult mijn wraeck gevoelen.
 
Ick weet die schantvleck wel te decken met een' schijn
1180[regelnummer]
Van eerbaerheit: ick zelf zal in de voorhael zijn.Ga naar voetnoot1180
 
Och voester, slaven helpt. o wie verhoort mijn klaghten.
 
Helpt slaven, voester helpt: een slaef wil my verkrachten.
 
Och Potiphar, sta by. och voester, help uw vrouw.
 
Waer blijft nu al 't gezin? is niemant my getrouw?Ga naar voetnoot1184
1185[regelnummer]
Daer vliedt hy: och hy vliedt. wat moght mijn kermen baten?
 
Dat is die koele knecht. hy heeft my 't kleet gelaten,Ga naar voetnoot1186
 
Tot een getuigenis. ghy slaven jaeght hem na.
 
Och leit my aen een zy, tot dat dit over ga.Ga naar voetnoot1188
REY VAN ENGELEN.
Zang:
 
Als op den top van 't lyden
1190[regelnummer]
Ontzeide minne eens over slaetGa naar voetnoot1190
 
Met volle kracht, dan brant de haet
 
Zoo fel aen alle zyden,
 
Als 't vier dat Sodoms steên verslont,Ga naar voetnoot1193
 
En welt met smoock op, uit den gront
1195[regelnummer]
Der grondelooze poelen.
 
Wat wraeck lescht een' onleschbren gloet?Ga naar voetnoot1196
 
Wat smaeckt haer zoeter dan haer bloet
 
Al razende te koelen,
 
In 't bloet, dat nu zoo lang geverght,Ga naar voetnoot1199
1200[regelnummer]
Door 't weigren zoo veel adders terght,
 
Als zy laet hairen krullen,
 
En vlechten onder 't hullen?Ga naar voetnoot1200-02
 
Waer schuimbeckte oit een tygerin,
 
Door 't plondren van haer jongen,Ga naar voetnoot1204
[pagina 201]
[p. 201]
1205[regelnummer]
Van spyt om 't hart gewrongen,Ga naar voetnoot1205
 
Zoo wreet, als afgekaetste Min?
Tegenzang:
 
Wat weiden kuische vrouwen
 
Geruster in den echten beemt;Ga naar voetnoot1208
 
Daer zy, om lief noch leet vervreemt,Ga naar voetnoot1209
1210[regelnummer]
Haer egade onderhouwen,Ga naar voetnoot1210
 
Met kussen, zonder valschen schijn:
 
Daer twee paer lonckende oogen zijn
 
Getuigen van die loncken,
 
Waer door het een en eenigh paerGa naar voetnoot1214
1215[regelnummer]
Zijn kroost ziet lachen jaer op jaer,
 
Met vriendelijcke voncken;
 
Die 't ongeveinsde vierslagh slaet.Ga naar voetnoot1217
 
Hier stelt de zedigheit hun maet.Ga naar voetnoot1218
 
Hier nestlen geen krackeelen.Ga naar voetnoot1219
1220[regelnummer]
Hier bloeit, door eerlijck teelen,Ga naar voetnoot1220
 
De spruit, die stutten zal hier na,
 
Met haere stercke schouderen,
 
De veege en afgaende ouderen.Ga naar voetnoot1223
 
'k Wensch Joseph zulck een wederga.
Toezang:
1225[regelnummer]
Zy wort vast van de zonGa naar voetnoot1225
 
Gebaeckert binnen On,Ga naar voetnoot1226
 
In des Aertspriesters huis en hoven,
 
Die Joseph, 's Konings rechte hant,Ga naar voetnoot1228
 
Zal trouwen, en met zuivren brantGa naar voetnoot1229
1230[regelnummer]
In haeren schoot en boezem stoven,Ga naar voetnoot1230
 
En koestren. wat men aen haer ziet,
 
Is melck en bloet, en anders niet.
 
Princessen zullen 't bruitsbedt spreien:
 
Wy hen met zang te bedde leien,Ga naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
En huwen heilighlijck en kuisch
 
't Aertspriesterlijcke aen Abrams huis.

voetnootvs. 987
belaên: bekommerd.
voetnoot988
wil: zal.
voetnoot989
niet: niets; zorgh: vrees.
voetnoot992
geile toght: zinnelike hartstocht.
voetnoot997
besteken: beraamd (Ned. Wdb. II, 2127, meestal in ongunstige zin).
voetnoot999
Verdaegh: ontbied.
voetnoot1000
met een woort (accent op een): in 't kort. Deze zin wordt afgebroken door de woorden van Jozef.
voetnoot1001
ontdecken: mee te delen.
voetnoot1002
vertrecken: uitstellen.
voetnoot1003
hapert yet: is iets niet in orde.
voetnoot1005
slinx: links.
voetnoot1007
d'eerelijcke baen: het pad van eer.
voetnoot1008
offert u zijn jeught: wijdt zijn jeugd aan uw dienst.
voetnoot1009
pratten: prat gaan op.
voetnoot1011
dartel: uitbundig; ley te kost: besteedde.
voetnoot1012
begost (Brabants): begonnen.
voetnoot1013
op te maecken: af te werken, te voltooien (Ned. Wdb. XI, 1031).
voetnoot1015
door d'oogen: door de ogen te bekoren.
voetnoot1016
eerstmael: voor het eerst.
voetnoot1018
haer glori zou vergapen: haar eer zou verspelen (door bewonderend te aanschouwen).
voetnoot1019
tot weerwil: om hem leed te berokkenen.
voetnoot1021
van u afgegoten: naar uw beeld gevormd.
voetnoot1023
zorght vast: maakt u voortdurend bezorgd.
voetnoot1024
zoo d'eer oit wert verkust: als het mogelik is dat men ooit door kussen zijn eer zou kunnen verliezen.
voetnoot1025
gaet effen voor: gaat maar een korte poos vooraf aan, d.w.z. onmiddellik op die hitte volgt het gevoel van onbevredigdheid.
voetnoot1027-28
Komt men tot het inzicht, hoeveel het verlies van naam en eer betekent (d.i. hoe kostbaar ze zijn), als men ze terug zou kunnen kopen voor goud of berouwvolle tranen; gelden: waard zijn.
voetnoot1029
verkreten: uitgeweend, moegeweend.
voetnoot1030
werd (conj.): worde.
voetnoot1031
Met reden: wel degelik (wordt het u geweten).
voetnoot1032
Deze zin wordt, evenals 1035, afgebroken door de hartstochtelike uitvallen van Jempsar, die Jozef niet uit laat spreken. Vondel geeft dat niet aan door de interpunctie.
voetnoot1033
Getroost u: Wees maar gerust.
voetnoot1034
gast: man; bederven: in 't verderf storten.
voetnoot1035
snoot: waardeloos.
voetnoot1037
verschen: frisse.
voetnoot1040
breins genoegh: genoeg hersenen, verstand.
voetnoot1041
schimpigh: met smadelike, minachtende woorden.
voetnoot1042
beroit van hooft: van verstand beroofd, radeloos (Ned. Wdb. II, 1924).
voetnoot1044
dolle: dwaze, buitensporige.
voetnoot1045
vast wroeght: intussen beschuldigt; door 't overwegen: door het besef (van het ongeoorloofde).
voetnoot1047
begaet: veroorzaakt; smet: besmetting.
voetnoot1048
bedt: huwelik.
voetnoot1049
weerga: wederhelft; gade: echtgenoot (ega).
voetnoot1050
boel: minnaar; gaet te rade met: richt zich naar, luistert naar.
voetnoot1052
mist: is niet zeker van; aen het bloet: aan de wettigheid van zijn kinderen (bloet: geslacht, afkomst).
voetnoot1053-54
achterdencken: achterdocht; de leden van 't maeghschap: de leden van één familie.
voetnoot1055
't welck: waarover; zich belgen: regeerde oudtijds een genitief, waaruit later ontstond: zich iets belgen: over iets vertoornd zijn.
voetnoot1056
Al blijft men onverschillig voor dat vonnis.
voetnoot1060
tongen: talen, dus: verschillende volken; in dit stuck: tegen dit vergrijp.
voetnoot1061
Syriers: blijkens het versritme twee-lettergrepig.
voetnoot1063
ruischt: snort. Zinspeling op een oud spreekwoord, dat het recht gelijk is aan een spinneweb, waar grote dieren doorvliegen en waarin muggen blijven hangen (reeds ± 1400 in het Scaecspel).
voetnoot1065
van: door; overkraeien: overstemmen, overbluffen.
voetnoot1066
op zijn hoofsch: zoals het aan 't hof de gewoonte is; paeien: hier in ongunstige zin: bedriegen.
voetnoot1068
op 't naeuwste: heel nauwkeurig; rekeninge doen: rekenschap geven.
voetnoot1069
t' overzien: te bezien.
voetnoot1070
geen vrouwen: niet aan hun vrouwen.
voetnoot1071
't zelleve: hetzelfde (nl. overspel).
voetnoot1072
Als het met die naam verdient genoemd te worden.
voetnoot1073
op 't stuck: op heterdaad.
voetnoot1074
storf: Mnl. starf; later stierf.
voetnoot1075
Voor de bevrediging van mijn lusten zou ik die weinig afschrikkende dood wel willen ondergaan; zinlijckheit: vgl. vs. 1087; suickre: zoete, heerlike.
voetnoot1076
rechtschape: waarachtige, oprechte; vervaert: schrik aangejaagd.
voetnoot1078
zelfs: zelf.
voetnoot1079
't onderaerdtsche veldt: de onderwereld, hier als een soort paradijs voorgesteld.
voetnoot1081
sluickeryen: heimelik genoten liefde.
voetnoot1084
treckbeckt: liefkoost elkaar; duiven zonder gal: het volksgeloof meende dat de duif, als zachtzinnigste der dieren, geen gal bezat.
voetnoot1086
zich verzaemen: zich verenigen.
voetnoot1087
uit zinlijckheit: omdat de lust daartoe drijft.
voetnoot1088
gerief: welwillendheid (neiging om een ander te gerieven).
voetnoot1089
beurt: gebeurt; de wijze: de gewoonte.
voetnoot1091
een zelve: telkens dezelfde.
voetnoot1092
lasterstuck: schanddaad; geboet: hersteld.
voetnoot1094
Van: door; zelfs: zelf.
voetnoot1096
Alleen geen: niet alleen.
voetnoot1098
sluicklust: heimelik voldane lust (vgl. sluickeryen in vs. 1081).
voetnoot1101
Over de moord en de schending van Osiris door zijn broeder Typhon vgl. de aant. bij vs. 582, Uw Typhon is hier dus de wrekende echtgenoot Potiphar.
voetnoot1104
van der hant: weggezonden.
voetnoot1105
verlet: (elders) opgehouden.
voetnoot1106
weelde: mingenot.
voetnoot1109
het opzet: de bedoeling, de wil ten kwade; 'k zwigh: om nog te zwijgen van, laat staan.
voetnoot1111-12
een Hebreeusche vrouw: Sara. De Pharao nam haar tot zich, menende dat zij de zuster en niet de huisvrouw van Abraham was (Genesis XII, vs. 11-20).
voetnoot1113-14
Abimelech werd bijna het slachtoffer van dezelfde list van Abraham, maar werd tijdig gewaarschuwd (Genesis XX); schennis: schending (van het huwelik); onnozel: zonder schuld; zonder kennis (van de ware verhouding van Sara en Abraham).
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1140. In de oude uitgave ontbreekt de komma, die de latere uitgaven wel hebben.
voetnoot1115
Sodom en Gomorra; schennis: schending (van de zedewet).
voetnoot1117
zelf: zelfs.
voetnoot1118
blindeling: zonder besef van een zedewet; verzieren: verzinnen.
voetnoot1119
't Zy veer (verre): ik denk er niet aan.
voetnoot1120
den echten mont: de mond van de wettige echtgenoot; voorby: langs heen.
voetnoot1121
op 't stuck gegrepen: op heterdaad betrapt.
voetnoot1122
Memphis: Egypte.
voetnoot1126
omgedragen: rondgedragen.
voetnoot1128
lief: genot; waerdigh zyn: opwegen tegen.
voetnoot1129
Absolute constructie.
voetnoot1130
leken: druipen.
voetnoot1131
warm: verhit.
voetnoot1133
zich spaenen: zich onthouden.
voetnoot1134
krokodilletranen: geveinsde (vrouwe) tranen.
voetnoot1135
bederf: ondergang.
voetnoot1138
verlegen: in tweestrijd.
voetnoot1140
luickt: sluit.
voetnoot1141
borrelt op: komt telkens weer naar boven; diep gedompelt: diep verborgen, in 't geheugen teruggedrongen.
voetnoot1143
strax: onmiddellik.
voetnoot1144
gebeurt: omhoog geheven.
voetnoot1145
verbonden: aan zich verplicht.
voetnoot1146
een danckbaer knecht (ironies); zijn bedt: zijn huwelik.
voetnoot1147
strax: onmiddellik.
voetnoot1148
het hart: het geweten.
voetnoot1149
verloren: vergeefs.
voetnoot1150
kil: bedding; dus: tot de oorsprong.
voetnoot1151
In het hoge Noorden, de poolstreek, waar de dagen lang kunnen zijn.
voetnoot1152
afgevast: uitgeput door het vasten.
voetnoot1154
vierschaer: rechtbank, rechtspraak; doemt: veroordeelt; alsins: aan alle kanten, overal.
voetnoot1155
noch: toch.
voetnoot1157
klonck: zou klinken.
voetnoot1159
Voor Gods aangezicht aandurven.
voetnoot1160
houdt ghy: houdt gij vast.
voetnoot1161
knien (eenlettergrepig).
voetnoot1168
krokodil: geveinsde (vgl. vs. 1134).
voetnoot1169
steenen: gekerm, gezucht.
voetnoot1171
met dien roem: met de goede naam (die gij mij ontroofd hebt); zulck een morgenstar: zulk vrouwelik schoon.
voetnoot1173
zich gequeten: zich gedragen.
voetnoot1175
veronwaerdight van: versmaad door.
voetnoot1176
braef: deugdzaam.
voetnoot1177
uw' moed koelen: wraak nemen.
voetnoot1180
in de voorhael zijn: u voor zijn (met mijn beschuldiging).
voetnoot1184
't gezin: de dienaren.
voetnoot1186
die koele knecht (spottend, evenals in vs. 1343): koele: voor liefde ongevoelige.
voetnoot1188
aen een zy: ter zijde; tot dat dit over ga: totdat ik mij (van de schrik) hersteld heb.
voetnoot1190
Ontzeide: geweigerde (vgl. afgakaetste in vs. 1206); over slaet: omslaat (nl. in haat).
voetnoot1193
Sodoms steên: Sodom en Gomorra.
voetnoot1196
lescht: blust.
voetnoot1199
In 't bloet: nl. van Jozef; geverght: aangezocht.
voetnoot1200-02
Door te weigeren zoveel adders prikkelt, gaande maakt, als Jempsar haren op 't hoofd heeft. Vondel zinspeelt hier op de Furiën, die in plaats van hoofdharen sissende adders droegen. Tot een dergelijke Furie is Jempsar geworden; hullen: kappen.
voetnoot1204
't plondren van haer jongen: het beroofd worden van haar jongen.
voetnoot1205
spyt: smart; om 't hart gewrongen: gepijnigd.
voetnoot1208
den echten beemt: de weide van het huwelik.
voetnoot1209
om lief noch leet vervreemt: zonder dat een gunstig of ongunstig lot verwijdering brengt.
voetnoot1210
onderhouwen: boeien.
voetnoot1214
een en eenigh: eendrachtig, eensgezind.
voetnoot1217
't vierslagh: de vuursteen, die de vriendelijcke voncken doet te voorschijn komen uit de lonckende oogen.
voetnoot1218
stelt hun maet: legt hun beperking op.
voetnoot1219
nestlen geen krackeelen: broeit geen twist.
voetnoot1220
eerlijck: eerbaar.
voetnoot1223
veege: op 't punt staande te sterven; afgaende: verzwakkende.
voetnoot1225
Zy (met accent), te verbinden met die in vs. 1228; vast: reeds; van: door. Over Jozefs toekomstige vrouw Asnath, dochter van de Aertspriester, spreekt Vondel in de Opdracht, r. 27, waar hij de deugd van Jozef, die geen vrouwenhater bleek te zijn, stelt boven die van Hippolytus.
voetnoot1226
Gebaeckert: gekoesterd.
voetnoot1228
rechte hant: rechterhand.
voetnoot1229
met zuivren brant: met reine liefde.
voetnoot1230
stoven: verwarmen.
voetnoot1234
te bedde leien: Vondel laat hier de engelen dezelfde taak vervullen als de Amsterdamse bruidsmeisjes in zijn tijd.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • J.F.M. Sterck

  • C.G.N. de Vooys


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank