Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645 (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.25 MB)

ebook (7.72 MB)

XML (3.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

non-fictie/brieven
verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

(1930)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 284]
[p. 284]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Het vyfde bedryf.Ga naar voetnoot*

AGRIPPA. NERO.
Agrippa:
 
De Vorst, die onlangs speelde Orestes, droef en dol,Ga naar voetnootvs. 1383
 
En vlughtigh voor de wraeck, speelt nu zijn eige rol;Ga naar voetnoot1384
1385[regelnummer]
Maer in der daet, en niet in schijn, van schrick gedreven,
 
Druckt uit, hoe veel de schijn en 't veinzen scheelt van 't leven.
 
De vlam, in 't rotte bloet ontsprongen, knaeght het vleesch.Ga naar voetnoot1387
 
Hy hijght naer zijnen aêm. de spraeck luit schor, en heesch.
 
De tong slaet yzerklanck, en slibbert onder 't spreken.Ga naar voetnoot1389
1390[regelnummer]
Al 't aengezicht, gelijck met dootverf overstreken,
 
Ziet bleeck, en blaeuw, als loot, en hier en daer gevlackt.
 
Nu steeckt hy 't hooft om hoogh. nu hangt het hooft, en zackt
 
Zwaermoedigh naer beneên, tot dat hy raeckt aen 't schricken,
 
Om 't kraecken van een deur; en opschiet, en twee blicken,
1395[regelnummer]
Zoo root als vier en bloet, aen alle zyden slaet,
 
En opspalckt; en al 't hair recht op te berge staet,
 
Om zijn verbeeldingen. dan tsidderen de leden,Ga naar voetnoot1397
 
Het koude zweet breeckt uit, en, van zijn schim bereden,Ga naar voetnoot1398
 
Verdaeght al 't hofgezin te hoop, met ope keel.Ga naar voetnoot1399
1400[regelnummer]
Hoe schichtigh is dit hof gedraeit, als een tooneel!Ga naar voetnoot1400
 
Hoe 's Vorsten staet verkeert! wat wil die plaegh beduien?
 
Daer komt hy weder aen, en heeft het hooft vol buien.
 
De wakers wijcken hem: een yeder maeckt zich t'zoeck.Ga naar voetnoot1403
 
Best zie ick 't veiligh aen, en sla hier om een' hoeck.
Nero:
1405[regelnummer]
Och, berght Orestes. och, waer henen?
 
Waer berght hy 't lijf, in doots gevaer?
 
Wie steeckt die moorttrompetten daer?Ga naar voetnoot1407
[pagina 285]
[p. 285]
 
Trompetter, blaest ghy uit Mycenen?Ga naar voetnoot1408
 
Of klinckt dit van Misenen af?Ga naar voetnoot1409
1410[regelnummer]
Wat Vloecken komen my verrassen?Ga naar voetnoot1410
 
Verrijst de Wraeck uit moeders assen,
 
En uit het moederlijcke graf?
 
Och, troost Orestes, in zijn lyen.
 
Nu weet hy nergens geen verblijf.
1415[regelnummer]
Och, berght den bangen balling 't lijf.
 
Waer vliet hy voor dees Razernyen?
 
'k Zie, op den gront van Plutoos poel,Ga naar voetnoot1417
 
De geesten, die ons 't licht benyen;
 
Gepynight om hun schelmeryen,
1420[regelnummer]
Rontom dien zwart beroockten stoel.Ga naar voetnoot1420
 
't Is nacht, ick hoor de vlammen kraecken.
 
't Aeloude Troje staet in brant,Ga naar voetnoot1422
 
Aen dezen, aen den andren kant;
 
Of brant hier Rome, en al zijn daecken?
1425[regelnummer]
Heb ick of Sinon brant gesticht?Ga naar voetnoot1425
 
Wat woelen hier al dootse zielen,
 
Die om mijn lijf, als byen, krielen.Ga naar voetnoot1427
 
Houdt op, ghy steeckt naer mijn gezicht.
 
Zeght op, wat zijt ghy voor gezellen?Ga naar voetnoot1429
1430[regelnummer]
Beschuldight ghy den rechten man?
 
Men maeck 'er weêr een nachttorts van,
 
Of steeck hen strax in dierevellen.Ga naar voetnoot1431-32
 
Neen, Vesta leit my hier aen boort,
 
Om hare dochters, versch geschonnen.
1435[regelnummer]
Ick was verslingert op uw Nonnen,
 
O moeder, zijt ghy noch gestoort?Ga naar voetnoot1433-36
 
Wat raet? ick hoor haer leeuwen brullen.Ga naar voetnoot1437
 
Ick vrees dat scherpgewet gebit;
 
Die keelen, brandende en verhit.
1440[regelnummer]
Ay ziet, hoe zy hun staerten krullen.
[pagina 286]
[p. 286]
 
Daer roept mijn moey, daer Claudius,Ga naar voetnoot1441
 
Mijn vader zelf: daer schreeuwt mijn moeder,Ga naar voetnoot1442
 
En gemalin. daer komt mijn broeder,Ga naar voetnoot1443
 
d' Onschuldige Britannicus.
1445[regelnummer]
Heb ick u helsch vergif geschoncken?Ga naar voetnoot1445
 
Daer kust het dootshooft van PaulijnGa naar voetnoot1446
 
Mijn' meester, in bedruckten schijn.
 
Of is hy 't niet? of ben ick droncken?
 
Het regent lijcken, uit de lucht.
1450[regelnummer]
Een veltgeschrey klinckt van Britanje.
 
Daer worpt zich Galba, op, in Spanje.Ga naar voetnoot1450-51Ga naar voetnoot1451
 
Daer ziet men, hoe d' Armener vlught;
 
Met alle mijn keurbendelingen,
 
Voor den verbolgen Persiaen.Ga naar voetnoot1452-54
1455[regelnummer]
Orestes, tast u zelven aen:
 
De burgers komen u bespringen.Ga naar voetnoot1456
 
Dat's Thrasea. ick zie den Raet,Ga naar voetnoot1457
 
De ridders, 't volck, en vrye, en slaven.Ga naar voetnoot1458
 
Ick hoor de kleppers herwaert draven,Ga naar voetnoot1459
1460[regelnummer]
Met al wat moederslagers haet.Ga naar voetnoot1460
 
Zy komen my uit Argos jagen.Ga naar voetnoot1461
 
Zijn 't Galileeschen? ja gewis:Ga naar voetnoot1462
 
Of zeit men dat dit Castor is,
 
En Pollux, van den wint gedragen?Ga naar voetnoot1463-64
[pagina 287]
[p. 287]
1465[regelnummer]
Ghy Goden, die gelauweriert,
 
In witte zyde, om laegh komt zacken,
 
En, hant aen hant, met pallemtacken
 
Aldus gesceptert, nederzwiert;
 
Wien zoeckt ghy in dees aertsche hoecken?
Agrippa:
1470[regelnummer]
Nu, dunckt my, is het sprekens tijdt;
 
Nadien zijn droom geen steurnis lijdt,Ga naar voetnoot1471
 
Zal ick hem best aldus verkloecken.Ga naar voetnoot1472
 
Die twee gebroeders zoecken u.Ga naar voetnoot1473
 
Ghy moet op zee, naer 't Noorden, dwalen,
1475[regelnummer]
En 't kerckbeelt van Diane halen.Ga naar voetnoot1474-75
 
Wat beeft ghy voor uw ooms, zoo schuw?Ga naar voetnoot1476
 
Ghy moet dat beelt aen Vesta brengen.
 
Zoo luit uw zuiverofferles.
 
Ick ben uw leitsman Pylades.Ga naar voetnoot1479
1480[regelnummer]
Geef my de hant.
Nero:
 
Ick zal 't gehengen.
LINUS. PETRONEL.Ga naar voetnoot+
Linus:
 
Godtvruchte Dochter, wel wat tijding brengt ghy nu?
Petronel:
 
Och, Vader Linus, och, Godt hoede en zegene u.
 
Nu wey met 's voorzaets staf dees nagebleve schapen,
 
Gelijck zijn' nazaet past; d' Aertsherder is ontslapen:
1485[regelnummer]
Het lichaem rust aen 't hout, de ziel in Jesus schoot.Ga naar voetnoot1485
Linus:
 
Zy leeft by Godt. hy storf een kostelijcke doot.Ga naar voetnoot1486
 
Zaegt ghy hem, onder 't juck van 't kruis, zijn schouders buigen?
Petronel:
 
Geduldighlijck: ick kan hier levend van getuigen,
 
Als een die onder 't kruis in 't alleruiterst stont.
Linus:
1490[regelnummer]
Wy haecken om 't verslagh te scheppen uit uw' mont.
[pagina 288]
[p. 288]
Petronel:
 
De krijghsliên brengen hem, door 't volck, met Pauwels, buiten
 
De poort van Ostie, gebonden, en besluitenGa naar voetnoot1492
 
't Verwezen paer van een te scheiden, op het lest;
 
En een' in 't Jootsche, en een' in 't Christensche gewest,Ga naar voetnoot1494
1495[regelnummer]
Tot aenwas van meer smaets, te helpen om het leven.Ga naar voetnoot1491-95
 
Toen zagh men mont aen mont, en borst aen boezem, kleven:Ga naar voetnoot1495-96
 
Toen klapte kus op kus; als 't op een scheiden ging,
 
Daer elck aen 's anders hart, gelijck geketent, hing.
 
De blyde Pauwels sprack tot Peter: u zy vrede,
1500[regelnummer]
O grontsteen van de Kerck, o wachter in Godts stede,
 
O mont der herdren van 't verstroide Christendom:
 
En Peter tegens hem blygeestigh wederom:
 
O licht der Heidenen, o leitstar aller vromen,
 
Nu ga in vre, daer Godts verstroiden t' zamenkomen.
1505[regelnummer]
Een oogenblick gedult; wy zien malkandren weêr.
 
Zoo worstelt men in 't stof, om onverwelckende eer.
 
Hier op trat Pauwels voort recht uit, getroost, en blyde;
 
En Peter welgemoedt te rugh, naer d' overzijde
 
Des Tibers, en den bergh van Janus; daer de JoônGa naar voetnoot1509
1510[regelnummer]
Hem grimden te gemoet, en nepen met dien hoon,
 
Waer meê hun ouders eer zijn levend voorbeelt nepen,Ga naar voetnoot1511
 
't Welck, afgemat van pijn, zy 't moorthout zagen slepen.
 
Hier wert d' Apostel, als naer een tooneel, gebraght;
 
Op dat d' erfvyantschap van 't menschelijck geslachtGa naar voetnoot1514
1515[regelnummer]
(Zoo taistren Heidens toch besneên, en kruisgetuigen)Ga naar voetnoot1515
 
D' Een, uit des anders bloet en gal, moght honigh zuigen.Ga naar voetnoot1516
 
De stramme Vader klom den heuvel op, om hoogh;
 
Gelijck een Avontstar, wanneerze, naer den boogh
 
Des hemels, uit der zee, haer zoonen aen komt leiden;Ga naar voetnoot1519
[pagina 289]
[p. 289]
1520[regelnummer]
Terwijl de kimmen licht en schemeringen scheiden.
 
Hy schoot hier, op den top des berghs, zijn kleedren uit.
 
Noch twiste de soldaet, om zulck een slechten buit.Ga naar voetnoot1522
 
Men knoopte om 't middellijf een decksel, grof van draden.Ga naar voetnoot1523
 
Toen viel hy, om zijn' wensch ten volle te verzaden,
1525[regelnummer]
Met hart en mont op 't kruis, en gaf het kus op kus,
 
En vatte 't in den arm, en sprack verheught aldus:
Linus:
 
Wat sprack 't Orakel, op den drempel van zijn lyden?Ga naar voetnoot1527
Petronel:
 
Zijt wellekom, mijn kruis, belooft, van lange tyden,
 
Door d' onbesmette tong, aen my; die wel beken,Ga naar voetnoot1529
1530[regelnummer]
Dat ick meer straf, en niet dees glori waerdigh ben,
 
Van mijn' verzworen heer, in 't sterven, te gelijcken,Ga naar voetnoot1531
 
Noch, met het hooft om laegh, den hemel aen te kijcken.
 
Zijt wellekom, mijn kruis. aenvaert dit snoode pack
 
Van 't sterfelijcke lijf; waer in veel jaren stack
1535[regelnummer]
Een ziel, die haere schult niet met haer bloet kan boeten:
 
Ontfang het niet te min, met doorgeslage voeten;
 
En streck een zoenaltaer, van waer ick Godt behaegh,
 
Door Jesus oogen, die my straften hier om laegh.Ga naar voetnoot1538
 
Zoo welkomt hy zijn doot, en, keerende ten leste
1540[regelnummer]
Zich om, geeft zynen rugh het lange hout ten beste,
 
En yeder arm een endt van 't dwarshout. de soldaet
 
Klinckt d' ysre spijckers door de handen heen, en slaet
 
De voeten plat op een. dat kloppen kraecken knarssen
 
Door zenuwen en been, gingk t' elckens door mijn harssen,
1545[regelnummer]
Ja door mijn schrillend hart, en moorde het gemoedt:Ga naar voetnoot1545
 
Terwijl het dorstigh gras vast slorpte 't roockend bloet,Ga naar voetnoot1546
 
Dat uit de wonden scheen het zant te willen laven.
 
Zoo ras de schup het loch in d' aerde had gegraven,Ga naar voetnoot1548
 
Teegh 't krijghsvolck met gewelt aen 't rechten van den stam,Ga naar voetnoot1549
1550[regelnummer]
Doch avrechts, als zijn pack: dit hing alree: dat quamGa naar voetnoot1550
 
Op aêr en zenuw aen, en opende drie sluizenGa naar voetnoot1551
[pagina 290]
[p. 290]
 
Van vleesch, waer uit meer bloets, al schuimende, quam bruizen.
 
De Kruishelt zagh van bloet besprengkelt en bespat:
 
Noch kreet hy niet van pijn, maer steende slechts, en badt.Ga naar voetnoot1554
1555[regelnummer]
Men zagh in 't aenschijn (och een stichtelijck aenschouwen)
 
Yet pijnelijx, omstraelt van blyschap, en betrouwen.
 
De stam kreegh steun. de Heldt goot, met een heesch geluit,
 
En hijgende van dorst, dit jongste orakel uit:Ga naar voetnoot1558
Linus:
 
Ick luister naer den mont van Christus Stedehouder.Ga naar voetnoot1559
Petronel:
1560[regelnummer]
Mijn broeder Andries, neem gewilligh op uw schouderGa naar voetnoot1560
 
Het kruis, u toegeleit van boven, gelijck my.Ga naar voetnoot1561
 
Ick volgh mijn bedtgenoot, my voorgetreên: en ghy,Ga naar voetnoot1562
 
Mijn dochter Petronel (de Vader sloegh zijn oogen
 
Te mywaert, die hy zagh bedruckt de kaken droogen)
1565[regelnummer]
Zult, ter gewenschter uur, den rijcksten bruidegomGa naar voetnoot1565
 
In d'armen vallen, als een ongerepte blom.Ga naar voetnoot1566
 
Noch vijfmael vijftigh jaer wil 't reegnen marteldroppen,Ga naar voetnoot1567
 
Tot dat het snoer van driemael negen BisschopskoppenGa naar voetnoot1568
 
Volregen, Godt beweegh, die, door een hemelsch post,Ga naar voetnoot1569
1570[regelnummer]
Den grooten heldt verweckt, die mijnen stoel verlostGa naar voetnoot1570
 
Van 't bloedigh Heidensch juck, dat duizenden beschreidden.
 
Dees tempels zullen dan, gesloten voor den Heiden,
 
Gansch onverhindert, voor den Christen, open staen;Ga naar voetnoot1572-73
 
Wien deze goude tijdt en weelde dier wil staen,Ga naar voetnoot1574
1575[regelnummer]
't En zy men bidde en waecke; eer klaeuwen, onder 't wrijten,
 
Den nadeloozen rock verwoet in flarden rijten,Ga naar voetnoot1575-76
 
Godsjammerlijck gesleurt van beeren, uit het sneeuwGa naar voetnoot1577
[pagina 291]
[p. 291]
 
Opstuivende; en ten buit van Agars yzere eeuw.Ga naar voetnoot1578
 
Och Jesus, hael ons t' huis, eer wy dien storm beleven.Ga naar voetnoot1579
1580[regelnummer]
Zoo biddende wort hem een' dolck in 't hart gedreven,
 
Van een Romains soldaet, die wacht hielt, neffens 't hout.Ga naar voetnoot1567-81Ga naar voetnoot1581
 
Ick viel een poos in zwijm, en lagh'er, doot en kout,
 
Voor 't kruislijck uitgestreckt; en weet naeu, van wat magenGa naar voetnoot1583
 
Of vrienden ick, voor doot, ten bergh af ben gedragen.Ga naar voetnoot1584
PLAUTIL. LINUS.
Plautil:
1585[regelnummer]
O sluier, versch besprengt van 't uitverkoren vat,Ga naar voetnoot1585
 
En zijn welrieckend bloet. o doeck!
Linus:
 
Wat doeck is dat?
Plautil:
 
Die 't Licht der Heidenen voor d' oogen wert gebonden.Ga naar voetnoot1587
Linus:
 
O kussenswaerde doeck! waer hebt ghy dien gevonden?
 
Geef hier dat pant der strax van 't lijf ontkleede ziel,Ga naar voetnoot1589
1590[regelnummer]
En melt ons, eedle vrouw, hoe deze ceder viel.Ga naar voetnoot1590
Plautil:
 
'k Ontmoete, ontrent de poort, den heengeleiden Vader;Ga naar voetnoot1591
 
Die, myne tranen ziende, en tredende wat nader,
 
Een' doeck (om zijn gezicht te blinden, en dien hy
 
Terstont herlevren zou) noch vorderde van my,Ga naar voetnoot1594
1595[regelnummer]
Zoo willigh, als bedruckt. de Stat liep leegh van menschen,
 
Nieuwsgierigh naer zijn doot. ick volghde hem met wenschen,Ga naar voetnoot1591-96
 
En strax te rosbaer na, den Tiber langs in 't veldt,Ga naar voetnoot1597
 
Om 't heerlijck eindt te zien van Godts manhaftsten Heldt;
 
Die onder 't henegaen vermurwde drie soldaten,
1600[regelnummer]
Longyn, Acest, Megist, gereet den hals te laten,Ga naar voetnoot1599-1600
[pagina 292]
[p. 292]
 
Voor hem, die 't graf zijn aes, den Doot zijn' schicht benam.Ga naar voetnoot1601
 
Zoo dra men nu te Gutte, aen 't Salvisch water, quam,Ga naar voetnoot1602
 
Sprack Vader, in den ringk des krijghsvolx: hier is 't ende
 
Der loopbaen, na veel drux, en doorgesolde ellende.
1605[regelnummer]
Hy vouwt, vol moedts, en heft de handen naer de lucht,
 
Met een tot Jesus 't hart, en roept hem aen, en zucht:
 
Hier sta ick, om den slagh der sabel te verbeiden,
 
Die strax het hooft van 't lijf, en lijf en ziel zal scheiden.
 
O Jesus, laet mijn bloet afwasschen d'oude vlackGa naar voetnoot1609
1610[regelnummer]
Van wreetheit, met wiens spits ick Godt naer d' oogen stack,
 
U zelf naer 't hart, door 't hardt verdrucken uwer leden.
 
Hebt ghy in 't uiterst noch Godts vyanden verbeden;Ga naar voetnoot1612
 
Verbidt oock my, niet waert te storten, t'uwer eer,
 
Mijn Christenslaghtigh bloet; het welck ghy nimmermeerGa naar voetnoot1614
1615[regelnummer]
Moet eischen van de hant, die snackt om dat te drincken.Ga naar voetnoot1615
 
Zoo badt de Heldt. my docht, men zagh een' Engel blincken
 
Uit zijn gezicht; my docht, men hoorde een Engels stem.
 
Wat aertsch wat menschlijck was verdween alreede in hem.Ga naar voetnoot1618
 
Hy nu, uit vleesch en bloet, bykans in geest herschapen,
1620[regelnummer]
Verbont zijn gryze hooft, en knielde. wy vergapen
 
Vergeten ons, hy roept: Godt reickt my d'armen toe.
 
De weerelt is mijn kruis: ick ben de weerelt moe.Ga naar voetnoot1622
 
De Wreetheit, op dat woort, met schitterende zwaerde,Ga naar voetnoot1623
 
Trof toe, en onvoorziens lagh 't hooft geploft ter aerde,
1625[regelnummer]
En sprongk noch driemael op. men hoorde een fijn gepiep;Ga naar voetnoot1625
 
Als of de mont, vol lofs, noch driewerf Jesus riep.
 
My docht ick merkte om 't hooft een' glans van gloende tongen;
 
En uit den zantgront sprongk een ader, met drie sprongen,
 
Daer 't hooft gehuppelt had: en wonder was 't, dat elck,
1630[regelnummer]
Uit dien onthoofden hals, zijn bloet, als versche melck,
 
Zagh stralen in de lucht. och och, hy leit getroffen.Ga naar voetnoot1628-31
 
My dunckt ick voel het hooft noch op mijn boezem ploffen,
 
Noch bonzen op mijn hart. daer leit de kerckpylaer,
 
Die zulck een' zwaren last droegh vijfmael zeven jaer.Ga naar voetnoot1634
[pagina 293]
[p. 293]
1635[regelnummer]
Neen neen, hy leit noch niet, maer staet, gelijck voorhenen.
 
In 't ryden naar de stat is my zijn geest verschenen,Ga naar voetnoot1636
 
Veel grooter dan men hem in 't leven had gekent.
 
Hy braght my dezen doeck, een' troost in mijn ellent.
 
Och jongelingen, mans, och weeuwen, maeghden, vrouwen,Ga naar voetnoot1639
1640[regelnummer]
Och schreit: ghy zult voortaen zijn aenschijn niet aenschouwen,
 
Noch hooren Godts trompet. nu is het schreiens tijdt.Ga naar voetnoot1641
 
Och weezen, weent met my: wy zijn ons Vaders quyt.
 
Och och och och och och och och och och och och.
 
Och och och och och och.
Linus:
1645[regelnummer]
Der weezen Vader leeft, die zal u niet vergeten,Ga naar voetnoot1645
 
Daer, in een' ringk van licht en Serafijns gezeten,
 
Hy in kristal vergaert uw tranen, versch geschreit.
 
Triomfen worden daer Godts Helden toegeleit;Ga naar voetnoot1648
 
Wier zielen, in den schoot des heils, van daegh herboren,Ga naar voetnoot1649
1650[regelnummer]
Gansch onbenevelt zien, gansch onbekommert hooren,
 
In dien gedurigen zielkittelenden lach,
 
't Geen onbegrepen, oor noch oogh noit hoorde, of zagh;Ga naar voetnoot1652
 
Dat is 't volmaeckte Schoon, waer van al 't schoon komt stralen.
 
Wy zullen, hier beneên, zijn Heiligen betalen
1655[regelnummer]
Onze allerleste schult. ga, Titus, Lukas, ga,Ga naar voetnoot1655
 
En volght naer Ostie Lucijn, de Raetsvrouw, na.Ga naar voetnoot1656
 
Beveelt Sint Pauwels romp den kelder van haer hoeve,
 
Zoo eerlijck als ghy mooght; en troost en zalft dees droeve.Ga naar voetnoot1658
 
Ghy blakende Marcel, tast den Gekruisten aen,Ga naar voetnoot1659
1660[regelnummer]
En balssem, en begraef het lijck, op Vaticaen;Ga naar voetnoot1660
 
Daer 's Vorsten renbaen roockt, zijn lustprieelen bloeien.Ga naar voetnoot1661
 
Ick zie Godts zwarmen, van vier winden, t' zamenvloeien,Ga naar voetnoot1662
 
Te Rome, aen wederzy des Tibers; daer 't gebeentGa naar voetnoot1663
 
Der Martelaren slaept, begiftight, en beweent,
[pagina 294]
[p. 294]
1665[regelnummer]
En jaerlijx, met een vlaegh van tranen, overgoten:
 
Terwijl de lastermont, gestopt en toegesloten,
 
Verbaest staet en versuft, voor menigh wonderwerck;Ga naar voetnoot1667
 
En Vaticaen de lucht te moet vaert, met zijn kerck,Ga naar voetnoot1668
 
Vol wierroox, vol gezangs van opgetoge zielen,
1670[regelnummer]
Om 't grafaltaer; waer voor gekroonde koppen knielen;Ga naar voetnoot1670
 
Godtvruchtighlijck vertreên ryxappel, zwaert, en kroon;
 
En spreien 't purper aen den voet van 's Visschers troon:
 
Wanneer (Hierusalem in roock en stof vervaren)Ga naar voetnoot1673
 
Des weerelts Hooftstat steunt op by dees hooftpylarenGa naar voetnoot1674
1675[regelnummer]
Der Kercke; en ziet, hoe 't al, wat haer die kroon benijt,
 
Zijn hart knaegt, en vergeefs op diamantsteen bijt.

Gloria in excelsis Deo.Ga naar voetnoot+

[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: Het Vyfde Bedryf. In de eerste uitgave staat foutief: Het Vierde Bedryf.

voetnoot*
Het eerste tooneel van dit bedrijf speelt in Nero's gouden huis. Tac.-Hooft (XIV, 10; XV, 58) en Suetonius (Lib. VI, 36, 42, 46, 48, 49) spreken herhaaldelijk over Nero's groeienden angst en zinsverbijstering.
voetnootvs. 1383
De Vorst: Nero; Orestes, zoon van Agamemnon en Klytemnestra, doodt zijn moeder te Mycene, omdat zij zijn vader heeft vermoord; 't gevolg is, dat Orestes door de wraakgodinnen achtervolgd wordt. Door de Grieksche dramaturgen Aischulos, Sofokles en Euripides uitgebeeld, werd Orestes door Nero, die zich een goed acteur waande en die ook zijn moeder vermoord had (te Misenen), uit een fatalen drang gespeeld. Suetonius meldt: ‘Tragoedias quoque cantavit personatus.... inter cetera cantavit..... Orestem matricidam..... caet.’ (l.c. 21); in zijn zinsverbijstering verwarde hij dan zijn eigen persoon met dien van Orestes. Vondel heeft dit hier meesterlijk als een Shakespeare (Hamlet III) behandeld.
voetnoot1384
vlughtigh voor de wraeck: zijn wroeging willende ontvluchten.
voetnoot1387
De vlam: de koortshitte, die hem doet ijlen.
voetnoot1389
Prachtige regel!
voetnoot1397
verbeeldingen: inbeeldingen.
voetnoot1398
van zijn schim bereden: door zijn angstgedachten beheerscht.
voetnoot1399
al 't hofgezin: alle bewoners van het paleis; met ope keel: rauw schreeuwend.
voetnoot1400
schichtigh: schielijk.
voetnoot1403
wakers: wachters; wijcken: ontwijken.
voetnoot1407
die moorttrompetten: ‘....Beschreiende de doodt zyner moeder.... weemelde voor zyn oogen het lastigh gezicht van die zee en stranden (en daar waarender die geloofden dat 'er een klank van trompet.... en gekerm uit het graf zyner moeder gehoort werdt)...’ Tac.-Hooft, XIV, 11.
voetnoot1408
Mycenen: Grieksche stad Mukènè, waar Orestes zijn moeder doodde.
voetnoot1409
Misenen: Italiaansche havenstad, waar Nero zijn moeder liet ombrengen (Tac.-Hooft XIV, 4-8).
voetnoot1410
Vloecken: wraakgodinnen, de Erynnyen, die ook Orestes achtervolgden, de Razernyen van vs.1416.
voetnoot1417
Plutoos poel: de onderwereld, waar Pl. koning is.
voetnoot1420
stoel: Pluto's zetel, vgl. vs. 1.
voetnoot1422
De brandstichter verwart den brant van Rome met dien van Troje, vgl. den Rey van het derde bedrijf.
voetnoot1425
Sinon: de Griek, die Troje in brand stak, Aeneïs II, 329.
voetnoot1427
byen: Suetonius spreekt van gevleugelde mieren: ‘terrebatur portentis somniorum etc..... vidit se pennatarum formicarum multitudine obpleri’, VI, 46.
voetnoot1429
ghy: de dootse zielen van 1426, de geesten van door Nero vermoorden.
voetnoot1431-32
Zooals met de Christenen gebeurde, vgl. den Rey van het derde bedrijf.
voetnoot1433-36
vgl. vs. 645-61 en 681-84.
voetnoot1437
haer leeuwen: klaarblijkelijk Vesta's leeuwen, hoewel daar niets van bekend is; ook in de Brieven der Heilige Maeghden, S. Agnes, vs. 68-73 komen ze voor; ik vond geen enkel gegeven, dat vs. 1437-40 verklaart.
voetnoot1441
moey: tante; ‘junxit parricidio matris amitae necem’ Suetonius VI, 34.
voetnoot1442
vader: stiefvader, vgl. vs. 826; moeder: Agrippina; Claudius was door Agrippina, en deze door Nero vermoord.
voetnoot1443
gemalin: Octavia, de dochter van Claudius ook door Nero vermoord; Suetonius zegt: ‘....trahique se vidit ab Octavia uxore in artissimas tenebras’, VI, 46; broeder: Nero's stief broer Britannicus, zoon van Claudius, werd als mededinger opgeruimd, Tac.-Hooft XIII, 17.
voetnoot1445
vergif: Suet.: ‘Brittanicum veneno adgressus est’, VI, 33.
voetnoot1446
Paulijn: Pompeia Paulina, vrouw van Seneca, Nero's leermeester (vs. 1447); Seneca, in ongenade gevallen, moest zich de aderen openen; hij deed 't samen met zijn vrouw, maar Nero liet haar verplegen en ze genas; daarna bleef zij zoo bleek, ‘dat het uitwees dat haar veel van de leef bare geesten was afgetoogen’, Tac.-Hooft XV, 64, vandaar dootshooft.
voetnoot1450-51
Britannië kwam hevig tegen Nero in verzet; Galba, landvoogd in Spanje, liet zich tot tegen-keizer uitroepen; Suet.: ‘Postquam deinde [Nero] etiam Galbam et Hispanias descivisse cognovit, collapsus animoque male fracto, diu sine voce et prope intermortuus jacuit’; VI, 42; het veltgeschrey van 1450 uit: ‘Audiit ex proximis castris clamorem militum’ caet. ib. 48.
voetnoot1451
worpt: werpt.
voetnoot1452-54
De Parthen (door Vondel Persiaenen genoemd, vgl. vs. 1373) betwistten den Romeinen Armenië en dreven hun legioensoldaten (keurbendelingen) op de vlucht, Tac.-Hooft, XV, II.
voetnoot1456
Er broeide een samenzwering van voorname burgers tegen Nero; 16, 48.
voetnoot1457
Thrasea: Paetus Thrasea, een der weinige senatoren, die Nero aandorst maar ook tot zelfmoord werd gedwongen, Tac.-Hooft, XVI, 35.
den Raet: den Senaat.
voetnoot1458
De ridders enz.: bij alle standen voelde Nero zich gehaat.
voetnoot1459
de kleppers: paarden; Suet. deelt mee (VI, 49) hoe Nero bij 't naderen der ridders, die hem gevangen moesten nemen, angstig 't vers van Homerus aanhaalde: ‘Het gestamp der snelvoetige paarden treft mijn ooren’, Ilias X, 535.
voetnoot1460
moederslagers: moedermoordenaars.
voetnoot1461
Argos: Griekenland; slaat misschien op vs. 608-11.
voetnoot1462
Galileeschen: de beide Apostelen; Baron. meldt. dat Nero na hun dood angstige visioenen had: ‘a Petro et Paulo in visu perterritum’, 69, 57.
voetnoot1463-64
Castor en Pollux: tweelingbroers van Klytemnestra, dus ooms van Orestes; zij doorreisden het land om goed te doen en kwaad te straffen; daarom verwart Nero's verbeelding de gezaligde Apostelen met de vergode Dioskuren; vgl. Opdraght vs. 47-48.
voetnoot1471
Nadien: omdat; steurnis: verstoring; lijdt: verdraagt.
voetnoot1472
verkloecken: verschalken. Agrippa bedoelt, dat hij nu mooi met Nero in diens ‘rol’ kan meepraten, om hem tot kalmte te brengen.
voetnoot1473
Die twee gebroeders: Castor en Pollux; u: Nero-Orestes.
voetnoot1474-75
Orestes verstond van 't orakel te Delphi, dat hij uit Taurië (de Krim), waar een altaar van Diana stond, Diana's beeld moest halen ter zuivering van zijn moedermoord, vgl. Vondels Ifigenie in Tauren naar Euripides.
voetnoot1476
ooms: Castor en Pollux.
voetnoot1479
Pylades was de trouwe vriend van Orestes.
voetnoot+
LINUS. PETRONEL. Dit laatste tooneel in de Katakomben.
voetnoot1485
't hout: 't kruis.
voetnoot1486
storf: stierf.
voetnoot1492
De poort van Ostie: vgl. vs. 1292.
voetnoot1494
De Joden woonden in 't tegenw. Trastevere, de Christenen buiten de stadspoorten.
voetnoot1491-95
Baronius meldt: ‘Apostolos extra portam Trigeminam (quae et Ostiensis dicitur) simul esse ductos, sed non simul in eodem loco supplicio affectos; imo ab illis, qui illos ducebant, mutato consilio, esse ab invicem separatos, quod Petrum in gratiam Judaeorum in ea regione, ubi Judaei degerent, voluerint crucifigi, Paulum vero inter Christianos subjici gladio’, 69, 9.
voetnoot1495-96
De plek der scheiding wordt nog aangeduid door de Capella della Separazione, met een Italiaansch opschrift, ontleend aan een brief van Dionysius Areopagita aan Paulus' leerling Timotheus: ‘In questo luogo si separarono S. Pietro et S. Pavolo andando al martirio et disse Pavolo a Pietro: La pace sia con teco fondamento de la chiesa e Pastore di tutti li agnelli di Christo; et Pietro a Pavolo: Va in pace predicatore de buoni et guida de la salute de giusti’.
voetnoot1509
bergh van Janus: Janiculus, waar het rond tempeltje van Bramante de plek van Petrus' kruisiging aanwijst; intusschen is Petrus niet daar maar op den mons Vaticanus gedood; de Joôn: de Janiculus ligt in Trastevere, de Jodenwijk.
voetnoot1511
zijn levend voorbeelt: Christus.
voetnoot1514
d' erfvyantschap enz.: de erfvijanden, vgl. vs. 861.
voetnoot1515
taistren: schelden; besneên: Joden; kruisgetuigen: Christenen.
voetnoot1516
Opdat de een, de heiden, pleizier mocht hebben aan den dood van den ander, Petrus; de konstruktie is samen met vs. 1513 onduidelijk.
voetnoot1519
uit der zee: zoo schrijft Vondel gaarne, vgl. Palamedes, vs. 1336.
voetnoot1522
slechten: armoedigen.
voetnoot1523
decksel: bedekking.
voetnoot1527
't Orakel: heidensche term met bijgedachte aan Petrus' onfeilbaarheid.
voetnoot1529
d' onbesmette tong: Christus, vgl. Joan. XXI, 19 en hier vóor vs. 1110.
voetnoot1531
verzworen: afgezworen, met een eed verloochenden.
voetnoot1538
vgl. vs. 368.
voetnoot1545
schrillend: ineen krimpend.
voetnoot1546
vast: ondertusschen.
voetnoot1548
schup: schop, spade; loch: gat.
voetnoot1549
rechten: oprichten, recht zetten.
voetnoot1550
avrechts: ondersteboven; avrechts rechten is woordspel; als zijn pack: evenals de last van 't kruis, dus Petrus, met het hoofd naar beneden; dit hing alree: dat quam enz.: korte, onsamenhangende zinsdeelen, die Petronel's smart weergeven.
voetnoot1551
drie sluizen: de wonden aan beide handen en beide plat opeen geslagen voeten, vgl. vs. 1543; Vondel past de bizonderheden van Jezus' kruisdood op dien van Petrus toe.
voetnoot1554
steende: steunde, kreunde.
voetnoot1558
orakel: verheven woorden.
voetnoot1559
Stedehouder: plaatsbekleeder.
voetnoot1560
Mijn broeder Andries: de apostel Andreas, Petrus' volle broeder, Matth. IV, 18.
voetnoot1561
Het kruis: Baronius meldt (69, 34), dat ook Andreas nà Petrus werd gekruisigd.
voetnoot1562
mijn bedtgenoot enz.: dat Petrus gehuwd was geweest blijkt uit Matth. VIII, 14; Baron. (69, 32) deelt uit Clemens Alex. mee, dat Petrus' vrouw, Christin geworden, vóór hem gemarteld is.
voetnoot1565
bruidegom: Christus.
voetnoot1566
als een ongerepte blom: ongeschonden, als maagd; Bar. zegt: ‘Petronillam sanctissimam virginem exstitisse’, l.c.
voetnoot1567
wil: zal; de Christenvervolgingen zullen nog 250 jaar duren.
voetnoot1568
Tot dat het snoer enz.: totdat er nog zevenentwintig pausen (Bisschopskoppen, de paus is bisschop van Rome) geweest zijn; de verbeterde telling der pausen van Petrus tot Silvester, onder wien Konstantijn in 313 christen werd, kent er tweeendertig.
voetnoot1569
een hemelsch post: een hemelsche boodschap, nl. de verschijning van het kruis voor de neerlaag van Maxentius.
voetnoot1570
Den grooten heldt: Konstantijn den Groote, die Maxentius versloeg en 't Christendom bevrijdde; Vondels oude bewondering voor den held van zijn vernietigd epos is aan 't woord.
voetnoot1572-73
Begonnen onder keizer Theodosius (379-'95), werd de kerstening der heidensche tempels vooral in de 5e en 6e eeuw voortgezet.
voetnoot1574
De voorspoed der Kerk had ook zijn schaduwzijden vooral door 't opkomen der ketterijen.
voetnoot1575-76
Christus' kleed zonder naad, waarover zijn beulen het lot wierpen (Joan. XIX, 23, 24), was van ouds een beeld van de eenheid der Kerk, die door de ketterijen werd verscheurd; onder 't wrijten: al twistende.
voetnoot1577
Godsjammerlijck: droevig; beeren, uit het sneeuw: de barbaarsche stammen der Hunnen, Gothen, Wandalen enz., die in de 4e en 5e eeuw het Westen binnenvielen, kwamen grootendeels uit Mongolië en Noord-Rusland, daarom noemt Vondel ze sneeuw- of ijsberen.
voetnoot1578
ten buit enz. hoort bij den rock van vs. 1576; Agars yzere eeuw: de eeuw van Mahomed, die in de 7e eeuw bij de Arabieren, afstammelingen van Agars (Hagars) zoon Ismaël, den Islam invoerde en de Kerk veel schade deed.
voetnoot1579
hael ons t' huis: in den Hemel, laat me sterven. 't Gevaar van de Halve Maan is 't ergste wat de stervende paus voorziet; dit teekent V.!
voetnoot1567-81
De voorspellingen en feiten dezer vss. vond ik nergens terug.
voetnoot1581
't hout: 't kruis.
voetnoot1583
't kruislijck: het lijk aan het kruis; magen: bloedverwanten.
voetnoot1584
bergh: de Janiculus.
voetnoot1585
sluier: ‘Sudarium [Pauli] Plautilla recepit’, Baron. 69, 13.
voetnoot1587
't Licht der Heidenen: zoo heet Paulus om zijn bizondere zending onder de Heidenen, Gal. II, 8.
voetnoot1589
strax: zoo juist.
voetnoot1590
ceder: in de katholieke liturgie is de ceder het zinnebeeld van de standvastigheid der geloofsbelijders.
voetnoot1591
de poort: nl. van of naar Ostië, vgl. vs. 1492.
voetnoot1594
vorderde: vroeg.
voetnoot1591-96
‘Traditur Paulus cum ad locum pergeret passionis, comitantibus populorum turbis innumeris, venissetque ad portam urbis, habuisse obviam nobilissimam matronam, nomine Plautillam.... Hanc cum flentem intuitus esset apostolus, ab ea velum petiit, quo feriendus gladio ex more obduceret oculos.... illud ipsum, ut erat pollicitus, postea receptura’. Bar. 69, 10.
voetnoot1597
strax: terstond; rosbaer: draagstoel op een paard.
voetnoot1599-1600
‘Cum Paulus duceretur, tres milites ad Christi fidem convertit, quos ejusdem Imperatoris gladius martyres fecit... Longinus, Acestus et Megistus’, Baron. 69, 11.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1609 mijn bloet, in de eerste en alle latere drukken staat de zetfout: uw bloet.
voetnoot1601
Voor hem enz.: Christus; aes: voedsel, prooi, vergelijk I Cor. XV, 55.
voetnoot1602
Gutte, enz.: zie Inhoudt.
voetnoot1609
d'oude vlack enz.: door de vervolging der Christenen van Damascus, vgl. vs. 408.
voetnoot1612
verbeden: gebeden voor, vgl. Luc. XXIII, 34.
voetnoot1614
Christenslaghtigh: Christenen achtervolgend en doodend; nimmermeer: nooit.
voetnoot1615
Moet eischen: moget opvorderen; Paulus bedoelt, dat Christus geen rekenschap vrage van zijn beulen.
voetnoot1618
Wat aertsch enz.: vgl. vs. 1125.
voetnoot1622
Vergelijk Gal. VI, 14.
voetnoot1623
De Wreetheit: de beul.
voetnoot1625
fijn gepiep: het ontsnappen van den adem; ‘Pauli caput excisum tribus se saltibus vi quadam spiritus divinitus agitavit’, Baron. 69, 13.
voetnoot1628-31
‘Tres ibi scatent fonticuli dulcis aquae, qui tunc primum erupisse dicuntur.... quorum primus dulcior lactis saporem reddat’, Bar. ib.; in Tre Fontane bij Rome zijn deze bronnen nog te zien.
voetnoot1634
vijfmael zeven jaer: dit weer volgens Baronius, die Paulus' bekeering op 't jaar 34, zijn dood op 69 stelt, 34, 301.
voetnoot1636
‘Sudarium Plautilla recepit cum ministerio expleto, apostolus eidem per visum apparuit’, Baron. 69, 13.
voetnoot1639
mans: mannen.
voetnoot1641
Godts trompet: vgl. Opdraght vs. 1.
voetnoot1645
Der weezen Vader: God, Ps. LXVII, 6.
voetnoot1648
Triomfen: overwinningsvreugden; toegeleit: geschonken.
voetnoot1649
herboren: tot het eeuwig leven.
voetnoot1652
vgl. Rom. XI, 8.
voetnoot1655
Titus, Lukas: vgl. vs. 1014.
voetnoot1656
En volght enz.: ‘Corpus a Lucina clarissima femina senatoria sublatum, in suo praedio via Ostiensi honestissimo tumulo locatum fuit’, Baron. 69. 13; vgl. vs. 1013.
voetnoot1658
eerlijck: eervol; mooght: kunt; zalft: verkwikt; dees droeve: nl. Plautil.
voetnoot1659
blakende: van ijver; Marcel: vgl. vs. 1013; tast den Gekruisten aen: neem Petrus van het kruis.
voetnoot1660
op Vaticaen: op den Vatikaanschen heuvel.
voetnoot1661
Daer enz.: waar het circus van Nero nog rookt van de verbrande Christenen, vgl. vs. 1249-v.v.; ‘Ende heeft men een' ruimte in 't Vaticaanendal beslooten, in 't welk hy [Nero] de paarden zoude mennen’, Tac.-Hooft XIV, 14; ‘Cum in cruce sic affixus martyrium consummasset, a Marcello presbytero ejus corpus.... more regio traditur sepulturae.... in Vaticano’, Baron. 69, 20.
voetnoot1662
winden: windstreken.
voetnoot1663
aen wederzy des Tibers enz.: naar Prudentius: ‘Dividit ossa duum Tiber sacer ex utraqua ripa inter sacrata dum fluit sepulchra’.
voetnoot1667
voor menigh wonderwerck: voor de vele mirakelen die bij de graven der Apostelen gebeuren.
voetnoot1668
En Vaticaen enz.: Vondel had blijkbaar Michelangelo's koepel van S. Pieter voor den geest.
voetnoot1670
gekroonde koppen: vorsten; S. Joan.-Chrys. schreef: ‘Ipse purpura indutus peregre proficiscitur sepulchra illa complexurus’. 1672 S. Augustinus: ‘Nunc ad memoriam piscatoris flectuntur genua Imperatoris’; beide laatste citaten bij Baron. 69, 23.
voetnoot1673
Hierusalem enz. vul in: zijnde, een absolute naamval; de verwoesting van Jerusalem door de Romeinen in 70, door Vondel in zijn tweede treurspel gedramatiseerd, was aanstaande.
voetnoot1674
Hooftstat: Rome.
voetnoot+
Gloria in excelsis Deo: glorie aan God in den hooge, Luc. II, 14 en in de Misliturgie.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • J.F.M. Sterck

  • C.G.N. de Vooys