Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645 (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.25 MB)

ebook (7.72 MB)

XML (3.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

non-fictie/brieven
verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

(1930)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 279]
[p. 279]

Het vierde bedryf.Ga naar voetnoot*

PLAUTIL. PETRONEL.
Plautil:
 
Och dochter, och ik hoor het snerpen van de roên.Ga naar voetnootvs. 1273
Petronel:
 
Zoo most de hemelsche om den aertschen Adam bloên,Ga naar voetnoot1274
1275[regelnummer]
Eer hy in 't rechthuis van den rechter was verwezen.Ga naar voetnoot1275
 
Zijn stramen hebben ons, ter goeder uur, genezen.Ga naar voetnoot1276
 
Och spaert d'onnozelen. o hartepijn, o smert!Ga naar voetnoot1277
Plautil:
 
Och al t' onmenschlijck slaen. dat grizelt door mijn hart.
 
Och geessels, stramen och, och kostelijcke wonden.
Petronel:
1280[regelnummer]
Och pylers, die nu houdt geknevelt, en gebondenGa naar voetnoot1280
 
De hooftpylaren zelfs van 't rijzend hooftgebouw,Ga naar voetnoot1281
 
Gemetst met bloedigh kalck; die proef doet van zijn trouwGa naar voetnoot1282
 
Veel beter dan tiras: tyrannige pylaren,Ga naar voetnoot1283
 
Het kan gebeuren, dat ghy, over duizent jaren,
1285[regelnummer]
Noch tuigen streckt van 't leet, 't welck 's hemels eerste boônGa naar voetnoot1285
 
Nu uitstaen onvertsaeght; daer hun de martelkroonGa naar voetnoot1284-86
 
Alree zoo troostelijck van verre straelt in d' oogen;
 
Een kroon, die, tegens goudt en diamant gewogen,
 
Den prijs behoudt. wel hem, die zulck een kroon verkiest,
1290[regelnummer]
Daer Caesars lauwerkrans zijn' luister by verliest.Ga naar voetnoot1290
Plautil:
 
Het geesselen houdt op: men zal met hun voort doorgaen.Ga naar voetnoot1291
Petronel:
 
Kom, laet ons, naer de poort van Ostie, vast voorgaen.Ga naar voetnoot1292
[pagina 280]
[p. 280]
AGRIPPA. PETER. PAUWELS.
Agrippa:
 
Nadien dit paer om strijt 's Gekruistens aenhangk stijft;Ga naar voetnoot1293
 
Al 't Rijck in oproer houdt; zijn razernyen drijft;
1295[regelnummer]
Verbastert Stats gewoonte, en Numaes oude zeden;Ga naar voetnoot1294-95
 
Veroirzaeckt Simons val, door schendige gebeden;
 
Ons Joffers tot vervloeckte en blinde Hymens raet;Ga naar voetnoot1296-97
 
En sleept in 't vloeckverbont den amptheer, en soldaet,Ga naar voetnoot1298
 
En wat het listigh kan betovren, en belezen;Ga naar voetnoot1299
1300[regelnummer]
Zoo wort het bey ter doot, in 's Vorsten naem, verwezen.
 
De Bethsaïder sterve, als slaef, aen 't kruis gehecht.Ga naar voetnoot1301
 
Den Tharser gun men 't zwaert, uit kracht van 't burgerrecht.Ga naar voetnoot1302
Peter:
 
Hoe lieflijck klinckt die stem! van waer komt my die zegen?
 
De neergedaelde is, langs die ladder, opgestegen,Ga naar voetnoot1304
1305[regelnummer]
Door alle heemlen heen, ten hemel. o mijn Godt!Ga naar voetnoot1305
 
Van waer komt my dit goet, dit onverdiende lot?
 
O sleutel van het Kruis, ontsluit my 's hemels deuren.Ga naar voetnoot1307
 
Wien van ons twaleftal moght zulck een eer gebeuren.Ga naar voetnoot1308
 
Ick kus die schoone doot. hoe maecktze my gelijck
1310[regelnummer]
Den koningk, die dat langs zich zette in't hooghste Rijck.Ga naar voetnoot1310
Pauwels:
 
Zoo wort, ter goeder uur, de moede ziel ontbonden
 
Van 's lichaems lastigh pack, en vaert, door lieve wonden,
 
Haer' oirsprongk te gemoet, gelijck een hemelvlam.Ga naar voetnoot1313
 
De heilighste, die oit van vrouw ter weerelt quam,Ga naar voetnoot1314
1315[regelnummer]
En d' allergrootste ziel, en zuiverste in Godts oogen,
 
Voer zoo ter halsaêr uit, naer d' onbezwalckte bogen;Ga naar voetnoot1316
 
Terwijl de romp vast bloede, in zijn gevangkenis,Ga naar voetnoot1317
[pagina 281]
[p. 281]
 
En 't lachend hooft de wraeck verzade, op 's konings disch.Ga naar voetnoot1318
 
Zoo tradt sint Jakob voor. hy moedight my, in 't knielen.Ga naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
Soldaten, helpt my strax by 't zaligh tal der zielen,Ga naar voetnoot1320
 
En ruckt de sabel vry kloeckmoedigh uit de schee.
Peter:
 
'k Verzoeck slechts op August een vriendelijcke bé,Ga naar voetnoot1322
 
En wenschte, met meer smaet, en smert en pijn, te sterven.
Agrippa:
 
Laet hooren, leit het zoo, dat kunt ghy licht verwerven.
Peter:
1325[regelnummer]
'k Heb mijn' gekruisten Vorst verlochent, in zijn noot,Ga naar voetnoot1325
 
My zelf onwaert gemaeckt aan d'eere zijner doot,
 
Het triomfeerend Kruis; en wensch die schult te boeten.
 
Men hang my dan om hoogh ten hemel, by de voeten;Ga naar voetnoot1328
 
En met dit schuldigh hooft, dien Godtvergeten mont,
1330[regelnummer]
Die driewerf Godt verzwoer, beneden, naer den gront;
 
Als een die wel verdien ten afgront neêr te daelen,Ga naar voetnoot1331
 
Versteken van den glans der zaligende stralen.Ga naar voetnoot1332
 
Dit's 't eenigh dat ick bid: vergun my die gena.Ga naar voetnoot1325-33
Agrippa:
 
Zy wort u toegestaen. nu voort, en rept u dra.
1335[regelnummer]
Dit Krijgsvolck wacht, om u naer 't hoogh gerecht te leiden.Ga naar voetnoot1335
 
Trauwanten, leit hen wech. men quist slechts tijdt met beiden.Ga naar voetnoot1336
REY VAN GEKERSTENDE SOLDATEN.
Zang:
 
Och, of 't geoorlooft waer,
 
Op 't Apostolisch spoor, te blussenGa naar voetnoot1338
 
Zijn' yver, met godtvruchtigh kussen
1340[regelnummer]
Der voetstappen van 't lijdzaem paer;Ga naar voetnoot1340
 
En elcken voetstap, met
 
Bedruckte tranen, te besprengen;Ga naar voetnoot1342
 
Ja tranen met hun bloet te mengen,
 
En uit te storten ons gebet;
1345[regelnummer]
Daer dat doorluchtigh rootGa naar voetnoot1345
[pagina 282]
[p. 282]
 
Zal vloeien, uit zoo heilige aderen.
 
O Stat, heeft een wolvin uw VaderenGa naar voetnoot1347
 
Gelickt, gezooght; waerom verstootGa naar voetnoot1348
 
Ghy, grimmiger van aert,
1350[regelnummer]
Dees Vaders? och! waer sleept ghy henenGa naar voetnoot1350
 
De Meesters, die, met eedler steenen,Ga naar voetnoot1351
 
Uw muuren trecken hemelwaert?
 
Van waer uw Godtsdienst, door de wolcken,Ga naar voetnoot1353
 
Wort toegeblazen allen volcken.
Tegenzang:
1355[regelnummer]
Het Heidensch Rome mostGa naar voetnoot1355
 
Van outs, door bloet, zijn grootheit baren,
 
En oorloogh blazen zoo veel jaren:
 
Dat heeft van Remus af begost;Ga naar voetnoot1358
 
Van dat de broeder sloegh
1360[regelnummer]
Ter neder zijnen vollen broeder:Ga naar voetnoot1359-60
 
Gelijck nu lest de zoon zijn moeder,Ga naar voetnoot1361
 
Die hem, haer hoop, ter weerelt droegh,
 
En zette in top van 't Rijck.Ga naar voetnoot1363
 
Zou die zijn moeder zoo durf loonen,
1365[regelnummer]
Dan onze Vaders noch verschoonen;Ga naar voetnoot1365
 
Zoo was hy niet zich zelf gelijck.
 
Maer 't Christensch Rome moet
 
Door martelbloet zijn grootheit baren,
 
En worstelen door veel gevaren.
1370[regelnummer]
Ons Vaders stichten nu in bloet
 
Een nieuwe stat, die, door hun lyden,
 
Meer wint, dan d' oude, door haer strijden.Ga naar voetnoot1370-72
Toezang:
 
Dat's meer dan op zijn Persiaens gestreên,Ga naar voetnoot1373
 
En deizende de kans
[pagina 283]
[p. 283]
1375[regelnummer]
En onverwelckbren kransGa naar voetnoot1375
 
Geruckt van 't hooft der trotste mogentheên.Ga naar voetnoot1376
 
Nu neemt uw' toevlught niet,
 
In 't uiterste verdriet,
 
Naer Capitool, of Jovis vogelen,Ga naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
En goude standertgoón:
 
Zoeckt heul aen Jesus troon,Ga naar voetnoot1381
 
In schaduw van d'Apostlen, en hun vlogelen.Ga naar voetnoot1382

voetnoot*
HET VIERDE BEDRYF speelt op het Comitium, vgl. noot bij vs. 1145.
voetnootvs. 1273
De geeseling was het begin van de exekutie.
voetnoot1274
de hemelsche Adam: Christus, vgl. I Cor. XV, 46-48.
voetnoot1275
den rechter: Pilatus, die Christus liet geeselen, Matth. XXVII, 26.
voetnoot1276
stramen: striemen; vgl. Is. LIII, 5.
voetnoot1277
onnozelen: onschuldigen.
voetnoot1280
pylers: de geeselkolommen.
voetnoot1281
hooftpylaren: in Gal. II, 9 noemt Paulus zijn medeapostelen steunpilaren; 't rijzend hooftgebouw: de pas gestichte Kerk.
voetnoot1282
Gemetst: gemetseld; bloedigh kalck: de Kerk is het gebouw, de geloovigen zijn de steenen; het bindmiddel is het martelaarschap; proef doet: bewijs levert.
voetnoot1283
tiras: cement.
voetnoot1285
tuigen: getuigen; boôn: boden, apostelen.
voetnoot1284-86
Zinspeling op Baronius' bericht (69, 8), dat de geeselkolommen nog in de kerk S. Maria Traspontina bewaard worden.
voetnoot1290
Vgl. vs. 12 van Opdraght.
voetnoot1291
met hun voort doorgaen: hen nu terstond naar de strafplaats leiden; zoo vertaalt ook Hooft Tacitus' ‘jubere supplicium’, XIII, 15.
voetnoot1292
de poort van Ostie: de oude porta Ostiensis (naar de haven v. Ostië), vroeger ook porta Trigemina, thans porta San Paolo genoemd.
voetnoot1293
Nadien: daar.
voetnoot1294-95
Vgl. de aanklachten in vs. 861, 866, 901; razernyen drijft: dwaasheden doordrijft; Numaes oude zeden: de oude Romeinsche godendienst, vgl. vs. 926-27.
voetnoot1296-97
Deze redenen geeft Baron. 69, 5; blinde Hymens: onwerkelijke huwelijken, schijnhuwelijken (vgl. blinde deur), de christelijke maagden weigerden een aardschen bruidegom, omdat ze al aan een hemelschen (nl. Christus) verloofd waren; maagdelijkheid was bij de wet verboden.
voetnoot1298
vloeckverbont: vervloekte verbintenis, namelijk van het Christendom; amptheer: hoogen beambte.
voetnoot1299
De beschuldiging van magie is historisch, maar komt bij Baronius niet voor.
voetnoot1301
De Bethsaïder: lees: Bethsaider, nl. Petrus, geboortig van Bethsaïda, Joh. I, 44; als slaef, aen 't kruis: Petrus werd als vilis persona (Bar. 69, 8) tot de straf der misdadigers, de kruisstraf, veroordeeld.
voetnoot1302
Den Tharser: Paulus, geb. te Tarsus, Handel. XXII, 3; als Romeinsch burger (Handel. XXII, 25-28) had Paulus recht op den niet-onteerenden dood van het zwaard.
voetnoot1304
De neergedaelde: nl. uit den Hemel, Christus; die ladder, nl. het kruis, vgl. Heerlyckheit der Kercke, III, 647.
voetnoot1305
Door alle heemlen heen, ten hemel: door alle hemelsferen heen naar den Hemel, waar de Godheid woont, vgl. vs. 1212.
voetnoot1307
Spiegelvers van vs. 390.
voetnoot1308
ons twaleftal: de twaalf Apostelen; ook de Apostel Andreas zou aan een kruis sterven, vgl. vs. 1560-61.
voetnoot1310
Den koningk: Christus; dat langs: langs dien weg, vgl. vs. 16.
voetnoot1313
Haer' oirsprongk: God.
voetnoot1314
De heilighste: nl. Johannes de Dooper, zie Matth. XI, 11.
voetnoot1316
Voer zoo ter halsaêr uit: ontsnapte aldus aan het onthoofde lichaam, vgl. Matth. XIV, 3-12; d'onbezwalckte bogen: de Hemel.
voetnoot1317
vast: hevig.
voetnoot1318
de wraeck: nl. van Herodias; 's konings disch: het feestmaal van Herodes.
voetnoot1319
Zoo tradt enz.: vgl. vs. 1185; moedight: bemoedigt.
voetnoot1320
strax: terstond.
voetnoot1322
op August: aan Augustus, nl. Keizer Nero; bé: bede.
voetnoot1325
vgl. vs. 366-67.
voetnoot1328
by: met; men hange mij met de voeten naar boven.
voetnoot1331
afgront: hel.
voetnoot1332
Versteken: verstoken.
voetnoot1325-33
Over Petrus' verlangen om met 't hoofd omlaag gekruisigd te worden geeft Baron. (69, 19) tal van oude getuigenissen.
voetnoot1335
't hoogh gerecht: de plaats der exekutie.
voetnoot1336
Trauwanten: dienaars; beiden: wachten.
voetnoot1338
't Apostolisch spoor: het spoor der Apostelen, in letterlijken zin.
voetnoot1340
lijdzaem: geduldig.
voetnoot1342
Bedruckte tranen: tranen van druk en rouw.
voetnoot1345
Daer: daar, waar; doorluchtigh root: verheven bloed.
voetnoot1347
De sage verhaalt hoe de eerste stichters van Rome, Romulus en Remus, in een grot door een wolvin werden gevoed.
voetnoot1348
Gelickt: voor de vormgeving, zooals Vondel de middeleeuwsche opvatting over de berin vasthoudt en hier op de wolvin toepast.
voetnoot1350
Dees Vaders: de geestelijke vaders van een nieuw gesticht Rome, Petrus en Paulus.
voetnoot1351
De Meesters: de leermeesters en bouwmeesters; eedler steenen: de levende steenen der geloovigen, vgl. Openb. XXI, 19.
voetnoot1353
Van waer: van welke muren af, vgl. Opdraght vs. 1, en noot aldaar.
voetnoot1355
most: moest.
voetnoot1358
Dat heeft enz.: dat is zoo al van Remus' tijden, dus van 't begin af; heeft begost: is begonnen, Brabantsche vorm, ook een enkele maal in den Statenbijbel gebruikt.
voetnoot1359-60
Het heet dat Romulus zijn broer, die naar de alleenheerschappij stond, doodsloeg.
voetnoot1361
lest: laatst; de zoon zijn moeder: Nero vermoordde zijn moeder Agrippina.
voetnoot1363
Door Agrippina's bemiddeling nam Claudius Nero als zoon en opvolger aan.
voetnoot1365
onze Vaders: Petrus en Paulus.
voetnoot1370-72
vgl. Opdraght vs. 15-17 en vs. 1281-83.
voetnoot1373
Dat, nl. lijdend overwinnen, zooals de Apostelen deden, is nog roemrijker dan strijden op zijn Persiaens: op de wijze der Perzen of Parthen, die deizende: vluchtende streden en dan door achteruit schieten overwonnen. Vondel moet 't oog gehad hebben op Tac.-Hooft, VI, 35, waar de ‘verscheide gedaanten van vechten’, der Parthen, Meden en Perzen beschreven worden.
voetnoot1375
onverwelckbren krans: lauwerkrans der overwinning, ‘de onverwelkbare krans der heerlijkheid’, I Petr. V, 4.
voetnoot1376
trotste mogentheên: de Roomsche mogentheit, waar Tac.-Hooft ook meermalen van spreken voor: Romeinsche heerschappij.
voetnoot1379
Capitool: op 't Kapitool werden de drie voornaamste beschermgoden van Rome vereerd, vgl. vs. 754; Jovis vogelen: de vogels van Jupiter, de arenden, veldteeken der Romeinsche legioenen en voorteekens van krijgsgeluk, Tac.-Hooft I, 39; II, 17.
voetnoot1381
heul: heil en troost.
voetnoot1382
vlogelen: vleugelen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • J.F.M. Sterck

  • C.G.N. de Vooys


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank