Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645 (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.25 MB)

ebook (7.72 MB)

XML (3.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

non-fictie/brieven
verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

(1930)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 518]
[p. 518]

[S. Pelagia]



illustratie

S. Pelagia.Ga naar voetnoot*

1 PELAGIA, Luciaens leermaeght, van den kornel weghgeleit, om d'afgoden te bewieroocken,Ga naar voetnootr. 1 2 of geschoffeert, schrickelijcker doot te sterven; geliet zich van opzet te veranderen, en verzochtGa naar voetnoot2 3 naer huis te keeren, om zich eerst op het statighste te vercieren, en dan te gehoorzamen: 4 waer op zy te rugh gevoert, en cierlijck, op haer moeders schoot, van de zusteren uitgestreken,Ga naar voetnoot4 5 vrolijck ten dake afsprong, om hare kuischeit, in den Hemel, te bergen.

[pagina 519]
[p. 519]

Pelagia aen Luciaen, haren Priester.Ga naar voetnoot*

 
Pelagia, de minste uit alle uw leerelingen,Ga naar voetnootvs. 1
 
En reede, om, uit den top van 't steile dack, te springen,Ga naar voetnoot2
 
Naer 't hemelhooge dack, met starren overgult;Ga naar voetnoot3
 
Danckt vader Luciaen, uit dochterlijcke schult,
5[regelnummer]
Voor veel gedienstigheên, en uitgepickte spreucken,Ga naar voetnoot5
 
En lessen, in haer ziele en geest geleit, als kreucken,Ga naar voetnoot6
 
Om nimmer te vergaen, maer, op zijn juiste tijdt,
 
Te dienen, voor een maeght, den hemel toegewyt;Ga naar voetnoot8
 
Waerom haer d'aerde haet, en blindeling veroordeelt.
10[regelnummer]
'k Heb 't aenschyn van mijn ziel gespigelt in uw voorbeelt,Ga naar voetnoot10
 
Der Priestren eer, den roem der heimelijcke school
 
Van Antiochien. indien ick ergens dool,Ga naar voetnoot11-12
 
Zoo dool ick buiten 't spoor der goddelijcke lesse.Ga naar voetnoot13
 
Ghy beet my hier in 't oor het geen Makaer t'Edesse
15[regelnummer]
U eerst in 't oor beet van Godts Kruisgeheimenis,Ga naar voetnoot14-15
 
Waer in der zielen heil en hoop begrepen is;
 
Van aertschgezinden zwaer en lastigh te begrypen.Ga naar voetnoot17
 
De wereltwyzen, die alleen de zinnen slypen
 
Op aenzien, en genot, gaen noode uit hunnen tret.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Het eb van staet en pracht, en middelen; de smetGa naar voetnoot20
 
Van naem en faem; de schrick voor pijn, en eerloos sterven;Ga naar voetnoot21
 
Nakomeling en huis te gronde te bederven;Ga naar voetnoot22
 
Zijn bergen in den wegh. wie stapt'er over heen?Ga naar voetnoot23
 
Wie dringt door 't naeldenoogh met krencken van zijn leên?Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
't Is enkle razerny. die harssens zijn kranckzinnigh.Ga naar voetnoot25
[pagina 520]
[p. 520]
 
Dees werelt lacht te zoet, te dartel, en aenminnigh.
 
Heft reien aen. brengt wijn en kranssen voor den dagh.
 
Gebruickt uw tijdt. de zon schijnt schooner danze plagh,
 
En, gaende, t'avont spade, in 't westen onder duicken,
30[regelnummer]
Belacht die haren glans verzuimden te gebruicken.Ga naar voetnoot27-30
 
Doch ghy bereickte schaers het peil van twalef jaer,Ga naar voetnoot31
 
Of wist die vleiery, dat lachende gevaer,
 
t'Ontzeilen, schoon zoo vroegh uw ouders overleden;
 
Van wien ghy schatten erfde, en 't beste goet, de zeden,
35[regelnummer]
Den godtsdienst, en de tucht, en wat, der ziel gezont,Ga naar voetnoot35
 
Ghy zooght uit 's moeders borst, en leerde uit haren mont;
 
Als of natuur u scheen het padt naer Godt te banen.Ga naar voetnoot31-37
 
Gestadige gebeên, gezouten in uw tranen,
 
t'Ontrecken van de spijs, het spanen van den wijn,
40[regelnummer]
Gesteurde slaep, om vroegh in aendachts oegst te zijn,Ga naar voetnoot40
 
Stilzwygentheit, om niet te slibberen in 't spreken,Ga naar voetnoot38-41Ga naar voetnoot41
 
't Hanteeren van de pen, om armoede en gebrekenGa naar voetnoot42
 
Te stutten met die winst; na dat al 't errefgoet
 
Des naeckten lijf gekleet, zyn' honger had geboet,Ga naar voetnoot42-44Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
En wat volmaecktheên meer aen ouder boomen groeien,Ga naar voetnoot45
 
Die zagh men in een spruit van zes paer jaren bloeien.
 
Aldus broght ons geluck u herwaert van d'Euphraet,Ga naar voetnoot47
 
Den stroom van uw geboorte: en 't priesterlijck gewaetGa naar voetnoot48
 
Aenschietende, als een licht, bestraelt van outerzonnen,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Hebt ghy mijn moeder, en haer dochters, Godt gewonnen;Ga naar voetnoot50
 
Doch niet zoo stil, of 't gaf's lants vierschare achterdocht;Ga naar voetnoot51
 
Die door een tong, misschien met gaven omgekocht,Ga naar voetnoot52
 
Bewust van mijn belofte, op moeders huis laet passen;Ga naar voetnoot53
 
Met eenen drommel volx my schichtigh komt verrassen,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
En hene-rucken, daer de schender staet gereet,Ga naar voetnoot55
[pagina 521]
[p. 521]
 
En 't maeghdenharte dreight met al wat gruwzaem heet.
 
Zoo wort een jonge duif het warme nest ontnomen,
 
Om 't welck de moeder vlieght, die 't jongk te hulp wil komen.
 
En, wat is 't wonder? want geen oude is heden vryGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
Voor wreetheit, recht genoemt de kindertiranny:Ga naar voetnoot60
 
Gelijck noch onlangs bleeck aen dat paer kinderzielen,
 
d'Onnoosle tweelingen, die op elckander vielen,
 
Te Nikomedie, daer 't kindergraf zal staenGa naar voetnoot61-63
 
Ter schande van het hof, en Maximiniaen.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Ick tredende in een ringk van hopliên en soldaten,
 
En nu van menschenraet, doch niet van Godt, verlaten,
 
Gryp moedt, en heldre 't oogh, als hadde ick my beraên.Ga naar voetnoot67
 
'k Verzoeck niet ongetoit, maer opgepronckt, te gaen
 
Ten offer, waer 't hun lust, en 't wieroockvat te zwaeien,
70[regelnummer]
Voor 't onverzoende altaer, en zoo 't gerecht te paeien.Ga naar voetnoot70
 
Op zulck een aenbodt wort de hopman bly te moe,Ga naar voetnoot71
 
En leit zyn' roof te rugh naer moeders drempel toe;Ga naar voetnoot67-72
 
Daer 't al in tranen zwom, en steende in zijn gebeden.Ga naar voetnoot73
 
Ick stygh de trappen op. het kryghsvolck wacht beneden.
75[regelnummer]
Mijn moeder pryst mijn wit: mijn zusters pryzen 't meê,Ga naar voetnoot75
 
Een yeder om het zeerst. haer yver houdt geen steê.Ga naar voetnoot76
 
Ick worde, op moeders schoot, gekleet in witte zyde.
 
Myn eene zuster kemde, en d'andre krulde, en vlyde,Ga naar voetnoot78
 
En streelde 't hangend hair, en gaf't een' heldren glans.
80[regelnummer]
De moeder kranst mijn hooft met eenen lauwerkrans,
 
En geeft my in de hant een groene pallemveder.Ga naar voetnoot77-81Ga naar voetnoot81
 
Zoo zwier ick vrolijck, langs mijn kamer, heen en weder.
 
En spreeck, voor 't allerlest, haer elck een hart in 't lyf:Ga naar voetnoot83
 
Men oordeel, zoo men wil: dit werck is Godts bedryf.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Wat past Pelagia op roemen, of verachten.
[pagina 522]
[p. 522]
 
Pelagia, een maeght, zal stercken Samson slaghten,Ga naar voetnoot86
 
En haer erfvyanden beschamen, door een doot,Ga naar voetnoot87
 
Vrywilligh aengegaen, in 't nypen van den noot.
 
Als 't zuiver brein en bloet in 't geyl gezicht zal spatten,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Zoo kan het tuigen, dat d'onzuiverheit geen vattenGa naar voetnoot90
 
Aen Christus maeghden vint, die, met een hemelsprongk,Ga naar voetnoot91
 
Ontglippende dees jaght, genaken 't veiligh honck.Ga naar voetnoot92
 
Lukrees storf veel te spa aen haer besproke wonden.
 
Groothartigh storfze, maer lafhartigh, eerst geschondenGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
Van dien geweldenaer. mijn kuischeit, dus belaeght,Ga naar voetnoot93-95Ga naar voetnoot95
 
En, als een bloode hinde, in 't valsche net gejaeght,
 
Zal 't schandelijcke net met blyschap strax ontglippen.
 
Zoo spreeck ick zelf, of eer Godts yver met mijn lippen.Ga naar voetnoot98
 
De zusters nemen my al weenende in den arm.
100[regelnummer]
Mijn moeder kust myn' mont. al 't huis is vol gekarm.
 
Nu dochter, zeitze, ga, daer u geen schenders dwingen.
 
Wy volgen op die streeck, en kiezen, eer te springenGa naar voetnoot102
 
In eenen killen stroom, dan in den gloenden brantGa naar voetnoot102-03
 
Van eenigh woest soldaet of Caesars lyftrauwant
105[regelnummer]
Te zengen, 't geen natuur de vrouwen leert bewaren.Ga naar voetnoot105
 
Dit schryf ick inder yl, getroost om voort te varen.
 
Dees brief verdadigh my, of yemant my besprack.Ga naar voetnoot107
 
Zoo stygh ick regelrecht ten hemel, van ons dack.Ga naar voetnoot108
 
 
EINDE.

voetnoot*
S. Pelagia: In de geschiedenis van de H. Pelagia (feestdag 8 Oktober) heeft lang de grootste verwarring geheerscht. Van de romantiek eener Sancta Pelagia Peccatrix en Sancta Pelagia Poenitens, waarop XVII d'eeuwsche hagiografische bundels ons vergasten, valt in dezen laatsten en kortsten der twaalf Brieven niets te bespeuren. Vondel verwerkt de gegevens, welke Baronius uit S. Ambrosius over de Antiocheensche maagd (Ann. Eccl. Ao. 309-311) en Surius uit Metaphrastes over haar leermeester den heiligen martelaar Lucianus (De Probatis Sanctorum Historiis, Col. Agrip. MDLXX, tom. I, blz. 148-vv.) meedeelen. Pelagia en Lucianus vonden den marteldood onder de keizers Maximinus (Maximianus) en Maxentius in de eerste jaren van de IVde eeuw.
voetnootr. 1
Luciaens leermaeght: doopleerlinge (catechumena) van Lucianus, priester te Antiochië; kornel: kolonel.
voetnoot2
geliet zich: gedroeg zich; opzet: voornemen; te veranderen: zij deed alsof zij de afgoden vereeren wilde.
voetnoot4
op haer moeders schoot: ‘matris in gremio’ zegt S. Ambrosius (Baronius 309, 12); uitgestreken: opgetooid.
voetnoot*
In het Opschrift: haren Priester: Lucianus heet altijd presbyter.
voetnootvs. 1
Dat Lucianus vele leerlingen had, meldt Baronius, 34, 14.
voetnoot2
reede: gereed; steile: hooge.
voetnoot3
De Hemel; overgult: verguld.
voetnoot5
uitgepickte: uitgekozen.
voetnoot6
kreucken: plooien.
voetnoot8
den hemel toegewyt: door de gelofte van maagdelijkheid.
voetnoot10
Vgl. Jac. I, 23.
voetnoot11-12
der heimelijcke school van Antiochien: Vondel doelt òf op de bekende school van exegetische bijbelstudie, door Lucianus in Antiochië gesticht, òf op zijn doopleerlingen, die hij voor de vervolging in 't geheim onderrichtte; Antiochien: Antiochië in Syrië.
voetnoot13
Versta: dan dool ik niet door uw schuld.
voetnoot14-15
in 't oor bijten: diep inprenten; Makaer t'Edesse: Lucianus was een leerling van den H. Macarius, die een bijbelschool te Edessa had gesticht en later bisschop van Jerusalem werd; zie Vita Luciani van Metaphrastes, l.c. blz. 148; Godts Kruisgeheimenis: de leer van het Christendom; waarschijnlijk drukt Vondel dit zòo uit, omdat Macarius nauw betrokken was in de terugvinding van het heilig kruis te Jerusalem door Konstantijns moeder Helena.
voetnoot17
Van: door, vgl. I Cor. II, 14.
voetnoot19
gaen noode uit hunnen tret: zijn moeilijk te veranderen, te bekeeren.
voetnoot20
Het eb: de wisseling, de wisselvalligheid; middelen: middelen van bestaan.
voetnoot21
Van: op.
voetnoot22
te gronde: grondig, voor goed.
voetnoot23
Zijn bergen in den wegh: zijn zoovele: beletselen voor een geestelijk leven.
voetnoot24
Kombinatie van Marc. X, 25 en Matth. VII, 13.
voetnoot25
razerny: dwaasheid, vgl. I Cor. I 18.
voetnoot27-30
Vgl. Wijsh. II, 7-8; reien: reizangen, dansliederen.
voetnoot31
ghy: Luciaan.
voetnoot35
der ziel gezont: gezond voor de ziel.
voetnoot31-37
Metaphrastes verhaalt: ‘De ouders van Lucianus waren Christenen, en 't was hun groote zorg, Lucianus van zijn jeugd af in godsdienst en godsvrucht te onderrichten. Toen zij stierven lieten zij hem als twaalfjarige achter’ (l.c. blz. 148).
voetnoot40
aendachts oegst: de geestelijke oogst of winst van meditatie en gebed.
voetnoot38-41
Metaphrastes verhaalt uitvoerig Luciaans gestrengheden in vasten, bidden, waken en zwijgen (l.c. blz. 148).
voetnoot41
slibberen: uitglijden.
voetnoot42
gebreken: gebrek.
voetnoot42-44
‘Vlug kon hij schrijven, en wat hij daarmee verdiende, gebruikte hij voor zijn onderhoud en voor de armen’, Metaphrastes, l.c.
voetnoot44
geboet: gestilt.
voetnoot45
ouder boomen: oudere menschen.
voetnoot47
broght: bracht; herwaert: naar Antiochië; van d'Euphraet: Lucianus was in Samosate aan den Euphraat geboren, Metaphrastes, l.c.
voetnoot48
't priesterlijck gewaet: Metaphrastes deelt mee, dat Luciaan priester van de kerk van Antiochië werd.
voetnoot49
outerzonnen: outerzon of offerzon zijn benamingen van Vondel voor de heilige Hostie (vgl. Altgeh. II, 1334; III, 1136); de bedoeling is dus, dat de priester Luciaan elken morgen zijn licht zocht bij het heilig Sakrament.
voetnoot50
Over Pelagia's moeder en zuster spreekt alleen de H. Ambrosius (bij Baronius, 309, 13), maar dat zij bekeerlingen van Luciaan waren, zegt hij niet.
voetnoot51
stil: geheim.
voetnoot52
een tong: een verklikker.
voetnoot53
Bewust van mijn belofte: ingelicht over mijn gelofte van maagdelijkheid.
voetnoot54
drommel: drom, troep.
voetnoot55
hene-rucken: meesleuren; daer: daarheen, waar; de schender: de maagdenschenner, dus naar het bordeel.
voetnoot59
oude: leeftijd.
voetnoot60
Metaphrastes: ‘Maximianus verviel zelfs tot zulk een wreedheid, dat hij ook de kinderen niet spaarde’ (l.c. blz. 149).
voetnoot61-63
Metaphrastes doet 't verhaal van twee broertjes te Nikomedië, die om hun standvastigheid voor Maximianus den vuurdood stierven. ‘Et hoc est martyrium circa Nicomediam, quod nominatur martyrium infantium’ (kindertiranny, vs. 60), l.c. blz. 149-50.
voetnoot64
Maximiniaen of Maximinus.
voetnoot67
heldre 't oogh: kijk helder en klaar uit mijn oogen; als hadde ick my beraên: als ware ik van plan de heidensche eischen in te willigen.
voetnoot70
onverzoende: waarmee Pelagia zich nog niet verzoend had, waar het vijandig tegenover had gestaan; paeien: bevredigen.
voetnoot71
hopman: hoofdman.
voetnoot67-72
Van deze list vind ik in de bronnen alleen dit spoor, dat Pelagia's moeder en zusters (vs. 50), ook ten offer of naar 't bordeel gedaagd, zich eveneens door een voorwendsel vrij wisten te maken en toen in 't water sprongen (vs. 102-3), Baronius, 309, 15, 16.
voetnoot73
't al: allen; steende: steunde, zuchte.
voetnoot75
Mijn moeder pryst mijn wit: mijn bedoeling, nl. om, door list aan de handen der soldaten ontkomen, vrijwillig den dood te zoeken.
voetnoot76
steê: maat.
voetnoot78
kemde: kamde; vlyde: streek glad.
voetnoot77-81
Uitbreiding van Ambrosius' woorden: Matris in gremio fertur ornasse caput, nuptialem induisse vestem, ut non ad mortem ire diceres, sed ad sponsum’ (Men verhaalt, dat zij op den schoot van haar moeder haar hoofd gesierd heeft en een bruidskleed aantrok, zoodat men niet gemeend zou hebben dat zij ter dood, maar dat zij naar haar bruigom ging), Baronius, 309, 12.
voetnoot81
pallemveder: palmtak.
voetnoot83
een hart: moed.
voetnoot84
Godts bedryf: door God gedreven, veroorzaakt.
voetnoot86
slaghten: gelijken; Samson offerde zich op voor 't heil der Joden door zich op 't Philistijnsche feest vrijwillig in den dood te werpen, vgl. Recht. XVI, 30 en zie Vondel's treurspel Samson. Baronius spreekt met verwijzing naar S. Augustinus over Samson naar aanleiding van den vrijwilligen dood van Christenmaagden: 309, 11.
voetnoot87
erfvyanden: onverzoenlijk en als bij erfenis vijanden blijvend, zooals de Philistijnen van de Joden, de Heidenen van de Christenen.
voetnoot89
brein en bloet: bij elkaar, bloedige hersenmassa; 't geyl gezicht: der heidensche soldaten.
voetnoot90
tuigen: getuigen; vatten: vat.
voetnoot91
met een: lees: met één.
voetnoot92
't veiligh honck: het veilige eindpunt, vgl. Peter en Pauwels: Opdraght aen Eusebia, vs. 44.
voetnoot94
Versta: wel stierf zij moedig, maar door gebrek aan moed had zij zich laten schenden; de komma achter lafhartigh moet eigenlijk vervallen.
voetnoot93-95
Lukrees: de Romeinsche edelvrouw Lucretia gaf zich uit angst aan haar verkrachters over en doodde daarna zich zelf; ook met Lucretia vergelijkt S. Augustinus de Christenmaagden, Baronius, l.c.; storf: stierf; besproke: door iedereen besproken.
voetnoot95
Van dien geweldenaer: door dien geweldenaar, nl. Sextus Tarquinius.
voetnoot98
Godts yver: mijn ijver voor God, of Gods naijver.
voetnoot102
die streeck: dat spoor.
voetnoot102-03
vgl. noot bij vs. 67-72.
voetnoot105
Te zengen 't geen: te schenden datgene, wat, nl. haar eer.
voetnoot107
of yemant my besprack: als soms iemand mij beschuldigt.
voetnoot108
Ambrosius schrijft: ‘Pelagia dicitur e tecto altissimo se ipsam dejecisse, cum accessissent qui eam erant comprehensuri, timens, ne abominandum quid per vim sustineret [erat enim virgo] et eo modo esse mortuam’ (Van Pelagia wordt verteld dat zij zich van een hoog dak heeft afgeworpen toen men haar kwam gevangen nemen; want zij vreesde, dat haar door geweld iets verschrikkelijks zou overkomen [want zij was een maagd], en dat zij zoo gestorven is), Baronius, 309, 121.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • J.F.M. Sterck

  • C.G.N. de Vooys