Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.15 MB)

ebook (6.98 MB)

XML (3.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragikomedie
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

(1931)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 169]
[p. 169]

Maria Stuart.
Het eerste bedryf.

Treurspel.

BIECHTVADER, MELVIN.Ga naar voetnoot*
Biechtvader:
 
Hofmeester, die mijn hart door uw beproefde trouwe
 
Verknocht, en voor de deur van ons gevange VrouweGa naar voetnootvs. 2
 
Vast wandelt hene en weêr, in 't oogh der kamerwacht;Ga naar voetnoot3
 
Heer Melvin, zegh my toch, wat onraet heeft te nacht
5[regelnummer]
Drurei, Paulet, en al die dit kasteel bezettenGa naar voetnoot5
 
Geweckt met trommelen en steecken van trompetten,Ga naar voetnoot6
 
Noch schichtiger dan oit in leger wert gehoort;Ga naar voetnoot7
 
Ja anders niet dan of de Spanjaert brugh en poort,
 
Door kracht van buspoêr en petarden opgesprongen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Bemaghtight had, en quam gewapent ingedrongen?
 
Was 't vyand, die u joegh, of ingebeelde schroom?
 
Ick lagh in mijn gebedt, en schoot als uit den droom.Ga naar voetnoot12
Melvin:
 
O Vader, was het vreemt, dat zoo veel harten krompen?
 
Paulet hoorde in zijn' slaep een steen in 't water plompen,
15[regelnummer]
Aen d'oostzy van de graft, en angstigh of men hierGa naar voetnoot15
 
Den muur al stil beklom, stack op, gelijck een vier,Ga naar voetnoot16
 
En flucks ten bedde uit, riep in 't hemde: wapen wapen;Ga naar voetnoot17
 
En schoon men niets vernam, noch kost zijn geest niet slapen,Ga naar voetnoot18
 
Voor datmen om 't kasteel en Fodringaje zaghGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Of ergens volck of laegh in 't velt verborgen lagh.Ga naar voetnoot20
[pagina 170]
[p. 170]
 
Men mompelt over al door vlecken, steên en dorpen,
 
Van op de brugh, by dage, een' wagen om te worpen;Ga naar voetnoot22
 
Of' s nachts een' lossen steen te lichten uit den muur;
 
Of door verstant op 't slot een geestigh avontuurGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Te waegen, en Mevrouw in mans gewaet te redden.
 
Zoo menigh aenslagh steurt de Heeren op hun bedden,Ga naar voetnoot26
 
Bezwaert met dit juweel, den kercker toebetrouwt:Ga naar voetnoot27
 
Want noot zoeckt troost aen list, en acht geen stuck te stout.Ga naar voetnoot28
Biechtvader:
 
Zoo houdt de vrees de wacht, de wacht Mevrouw gevangen:
30[regelnummer]
Zoo prangt de mensch zijn hart, om 's anders hart te prangen.Ga naar voetnoot30
 
Een achterdocht, uit angst voor staet gesproten, achtGa naar voetnoot31
 
Zich nimmermeer genoegh verzekert op haer wacht:
 
Die hofplaegh raemt geen maet, noch kent geen zekre palen,Ga naar voetnoot33
 
Maer jaeght haer schim, en 't geen zy niet kan achterhalen:Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Mistrouwen blijft haer borgh en trouwste toeverlaet:Ga naar voetnoot35
 
Dit boeit Marie hier, ten steun van 's nabuurs staet.Ga naar voetnoot36
Melvin:
 
De Faem, die nimmer rust, verbiedt dit lant te rusten.
 
Men wacht een Spaensche vloot, te Milfort op de kusten:Ga naar voetnoot38
 
Men ducht of 't Schotsche heir bestoockte 't Engelsen Rijck;
40[regelnummer]
Of Essex Guises maght moght dienen tot een wijck:Ga naar voetnoot40
 
Marie is 't reede ontslipt, en vint al heul aen 't Noorden:Ga naar voetnoot41
 
Men dreight Elizabeth met lagen en met moorden,
 
En Londen met een brant te delven in zijn asch.
Biechtvader:
 
Hier loopt de schrick mede om, en list, of wat het was,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Dat dees geruchten voedde, en breeder uit ging recken,
 
Waer uit de Grooten dienst en nut en voordeel trecken.
 
Hoe velen treken hoeft het weereltlijck bezit,Ga naar voetnoot47
 
Op dat het entlijck treff' het langbeooghde wit!
[pagina 171]
[p. 171]
Melvin:
 
't Verraet van Babington en zijn aenhangelingen,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Verbonden naer den hals der Koningin te dingen,Ga naar voetnoot50
 
(Ten minste zoo men roept) en meester van haer kroon,
 
Den rechten erfgenaem te zalven op den troon,
 
En over 't bloedigh lijck der bloetvriendin te stappen,Ga naar voetnoot53
 
Om met gewelt de nicht te heffen langs die trappen
55[regelnummer]
In 't wettigh erfgebiedt, zoo gruwelijck belaeght;Ga naar voetnoot55
 
Dit is een stuck, waer van al 't eilant dreunt en waeght:Ga naar voetnoot56
 
Dit schouwspel bloet noch versch, en brugh en poorten hangen
 
Verciert met zulck een wilt, op zulck een jaght gevangan.Ga naar voetnoot58
Biechtvader:
 
O lasternacht! vertreck voor 't licht der Schotsche zon.Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Geen pen van Kurle of Nau, geen brief van Babington,Ga naar voetnoot60
 
Of iet, hun uit den hals door pijn of schrick getogen,Ga naar voetnoot61
 
Vont vatten aen haer eer, tot voorstant van de logen;Ga naar voetnoot62
 
Ja niet de minste stip der Koningklijcke hantGa naar voetnoot63
 
Gaf schijn van deze schuit. O Rechters! is 't geen schant,
65[regelnummer]
Dat ghy den lastermont, die Stuart durf betijgen,Ga naar voetnoot65
 
Niet hoorde in haer gezicht, ja toesloot en hiet zwijgenGa naar voetnoot66
 
Voor eeuwigh, om met glimp d'onnoosle MajesteitGa naar voetnoot67
 
Te smetten, door een vlack haer valsch te last geleit?Ga naar voetnoot68
 
Ghy durft den levenden door pijn den mont opbreken,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Dan sluiten, om uw' wil door 's dooden mont te spreken.Ga naar voetnoot70
Melvin:
 
Wat zachter: matigh u: de schiltwacht staet niet wijt:Ga naar voetnoot71
 
Zy let op ons gebaer: bedenck eens waer ghy zijt.
Biechtvader:
 
Men vaerdight hier op af gemaghtighten van Londen,
 
Die vallen plotseling, als losgelate honden,
75[regelnummer]
Dien afgejaeghden roof, by vijftigen, op 't lijf.Ga naar voetnoot75
 
Men ruckt, en pluckt, en bijt, een ieder even stijf:Ga naar voetnoot76
[pagina 172]
[p. 172]
 
De minste omstandigheit heet blijck van scepterschennis:Ga naar voetnoot77
 
Geen onschult grijpt hier plaets: erfvyantschap draeght kennisGa naar voetnoot78
 
Van 't geen zy liefst gelooft, by 't hair treckt, en misduit.Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Zoo velt men vonnis, op een ongegront besluit.
 
Z'ontfing die bo des doots al over zes paer weken:Ga naar voetnoot81
 
'T is Godt bekent, waerom dit hapert en blijft steken.
Melvin:
 
De bulle en aenhang van den Pauselijcken stoelGa naar voetnoot83
 
Verbitterden den wrock. De Pausen nimmer koelGa naar voetnoot84
85[regelnummer]
In yver, Portugael, de Franschman, Yr en Spanje
 
Verzochten reis op reis in d'onrust van BritanjeGa naar voetnoot86
 
Te visschen, door verbont en heimelijck verstant,Ga naar voetnoot87
 
Met ingezetenen, ontslagen van den bant
 
Des eedts, Elizabeth, het hooft des Rijcks, gezworen;
90[regelnummer]
Een aenslagh Norfolck zelf ten zwaren val beschoren,Ga naar voetnoot90
 
Die vlammende op de kroon, en bruit, hem vast belooft,Ga naar voetnoot91
 
Opofferde aen de bijl zijn wederspannigh hooft.Ga naar voetnoot92
Biechtvader:
 
Gansch Kristenrijck gevoelt de ketens van dees vrome.
 
De Pausen yverden voor 't Recht des stoels van Rome,
95[regelnummer]
Den Tyber, van den Teems, eenstemmigh toegestaen;Ga naar voetnoot95
 
Naerdien Elizabeth zich noit als onderdaen
 
Wou dragen onder hem, en 't leen verheergewaden,Ga naar voetnoot97
 
Maer volghde 's vaders voet en averechtse paden,Ga naar voetnoot98
 
Onthielt de Kerck haer Recht, verdruckte 't Roomsch altaer,
100[regelnummer]
En steef het Ketterdom, zoo stout als openbaer.Ga naar voetnoot100
 
Men vondt geraên den arm der Vorsten te gebruicken,Ga naar voetnoot101
 
Om dit hardtneckigh zaedt de vleugels kort te fnuicken;Ga naar voetnoot102
 
Te blusschen zulck een pest, eer 't een en eenigh bedtGa naar voetnoot103
 
Al 't huis, en 't eene lidt al 't lichaem voort besmett'.Ga naar voetnoot104
[pagina 173]
[p. 173]
Melvin:
105[regelnummer]
Dat ooghmerck bleeck wel klaer, toen d'opgehitste Graven
 
Met dien verliefden Vorst zich vlack in 't velt begaven,Ga naar voetnoot105-6
 
En kap en kelck en kruis stont om soudy verzet:Ga naar voetnoot107
 
Had Albaes afgunst zelf dien zeetoght niet belet,
 
Het scheelde een etmael tijdts Vitel waer ingevallen,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
En met een Vlaemsche vloot al meester van stadts wallen,
 
Elizabeth geschupt, Marie alree gekroont:Ga naar voetnoot111
 
Noch heeftze veertien jaer haer sedert 't lijf verschoont.Ga naar voetnoot112
Biechtvader:
 
Marie droegh geen schult, noch waeghde oit zulcke kanssen.
Melvin:
 
Zy was nochtans de Bruit, om wie de Roomschen danssen,Ga naar voetnoot114
Biechtvader:
115[regelnummer]
Een yeder heeft zijn wit: verlossing was haer wit.Ga naar voetnoot115
Melvin:
 
Die gun ick haer, en d'andre een ongesteurt bezit.Ga naar voetnoot116
Biechtvader:
 
Wie steurnis haet vermijde een anders rust te steuren.Ga naar voetnoot117
Melvin:
 
Wat rust moght Engelant of Schotlant oit gebeuren?Ga naar voetnoot118
Biechtvader:
 
In Schotlandts onrust heeft gansch Engelant gevischt,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
En door den bastertbroêr Mouray dien burgertwistGa naar voetnoot120
 
Gekoestert: hier uit sproot de steurnis van het huwelijck
 
Der vrome Koningin, besproken al te gruwelijckGa naar voetnoot122
 
Van ongebondenheit, toen Riccio zijn ziel,Ga naar voetnoot123
 
Daer hy voor 't reine altaer van hare voeten viel,
[pagina 174]
[p. 174]
125[regelnummer]
Opofferde in zijn bloet, dat zelf 't gewaet besmetteGa naar voetnoot125
 
Der zwangere, op wiens borst de moort het zinckroer zette,Ga naar voetnoot126
 
Om t'effens met een' schrick en snick en zelven zuchtGa naar voetnoot127
 
Te smooren op het hof de moeder met haer vrucht.
Melvin:
 
De Koning gaf te licht geloof aen 's basterts treken.Ga naar voetnoot129
Biechtvader:
130[regelnummer]
Zoo wert het bussekruit moordadigh aengesteken,
 
Het Koningklijcke bedt geslingert in de lucht,Ga naar voetnoot130-31
 
D'onnoosle Gemalin van manslaght valsch berucht,Ga naar voetnoot132
 
En echter schalck in 't net van Botwels echt getrocken;Ga naar voetnoot133
 
Waer op d'aertskettery, noit afgemat van wrocken,Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Als op een lecker aes vast aenbeet te gelijck,Ga naar voetnoot135
 
En stack banieren op, waer in het oir van 't Rijck,
 
Voor 's vaders dooden romp en uitgestreckte beenen,
 
Den hemel weckte om wraeck, met jammeren en steenen.Ga naar voetnoot136-38
 
De moeder, na veel smaets, gekerckert in een' poel,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
En midden in 't morasch getrapt van s'vaders boel,
 
Moet scheiden van den staf, en goddeloos verlastert,Ga naar voetnoot141
 
Haer eenig kint, haer' troost, betrouwen aen dien bastert.Ga naar voetnoot142
Melvin:
 
Men zoeck' niet aen den Teems de springkaer van al 't quaet,Ga naar voetnoot143
 
Maer aen de Seine, als zy, door Guises blinden raetGa naar voetnoot144
145[regelnummer]
Voor Koningin verklaert, bestont naer 't Rijck te gapen,Ga naar voetnoot145
 
En mengde Schotsch en Yrsch en Fransch en Engelsch wapenGa naar voetnoot146
 
In 't velt van haren schilt; braveerde met dit merck,Ga naar voetnoot147
 
Gewrocht in hoftapijt, gebootst in zilverwerck:
 
De Wapenrocken zelfs der Stuartsche Herouten,
150[regelnummer]
Haer gevelprael, waerop de Franschen zich verstoutten,Ga naar voetnoot150
 
Onaengesien 't beklagh des Londenschen Gezants,Ga naar voetnoot151
[pagina 175]
[p. 175]
 
Bestelden d'eerste stof tot zoo veel misverstants,Ga naar voetnoot152
 
Hier entloos uit gebroeit, en lijdigh zwaer te smooren.Ga naar voetnoot153
 
Zou 't bloet van Henrick d'Achtste, een vrouw ten troon geboren,Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Verduwen, zich te zien gehoont, by groot en klein,Ga naar voetnoot155
 
Voor een onwettigh zaet, een bloetschant van Boulain;Ga naar voetnoot156
 
Terwijl uw Myters zelfs naer heuren val verlangen,Ga naar voetnoot157
 
En aen dit lasterstuck gewijde zegels hangen?Ga naar voetnoot158
Biechtvader:
 
Berooft de vader zelf het kint zijn wettigheit,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Waer toe Sint Peters stoel dit stuck te last geleit?
 
Zoo self de staet des Rijcks haer dorst van 't Rijck versteken,Ga naar voetnoot161
 
Wat heeft Elizabeth op Paus of bul te spreken?Ga naar voetnoot162
 
Zoo Guize zoo Valois oit holden zonder toom,Ga naar voetnoot163
 
Wat wijt men dees de schult van schoonvaêr, man en oom?Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Die, schoon men haer met recht dien tijtel wel moght geven,
 
Nochtans dit tijtelrecht afstonden by hun leven;
 
Gelijck des Konings weeuw, noch treurende op het lijck,
 
Den kus van vrede boodt aen dit gequetste Rijck;
 
Behoudens datze noit zich 't erfrecht liet ontrucken,Ga naar voetnoot167-69
170[regelnummer]
Hoe fel men sedert zocht haer erfrecht t'onderdrucken:
 
Want al d'Onroomscheit zagh niet ongedootverft in,Ga naar voetnoot171
 
Hoe na de kinderlooze Onroomsche Koningin
 
Een Roomsche volgen moght, en Romes hope alreede
 
Te Kercke en Koore gingk, naer d'oude en eerste zede.Ga naar voetnoot173-74
Melvin:
175[regelnummer]
Het heughde een ieder, hoe de godtsdienst nam zijn' keer,
 
En t'elckens ommesloegh by wisseling van Heer.
 
Wie heden boven drijft is morgen de verachtste:
 
Dat leerde ons 't wanckel radt,'t welck onder Henrick d'AchtsteGa naar voetnoot178
 
Zoo haestigh ommedraeide, en weêr in twijfel hing,Ga naar voetnoot179
[pagina 176]
[p. 176]
180[regelnummer]
Eer Eduwart den groet des onderdaens ontfing:
 
Het weifelde noch eens op 't wencken van Marye;Ga naar voetnoot180-81
 
Noch eens op 's nazaets staf, haer zusters heerschappye.Ga naar voetnoot182
 
Zoo menighmael het hof Sint Pauwels wintveêr draeit,Ga naar voetnoot183
 
De weerhaen van de kerk dan Roomsch, dan Onroomsch kraeit.
Biechtvader:
185[regelnummer]
O Henrick, wat al leets hebt ghy de Kerck gebrouwen!Ga naar voetnoot185
Melvin:
 
Dat kleet is uit zijn ploy: wie kan het weder vouwen?Ga naar voetnoot186
Biechtvader:
 
De hant, die 't al vermagh, en 't onrecht effen vlijt.Ga naar voetnoot187
Melvin:
 
Vrouw Stuart wort gesolt van een verwarde tijt.Ga naar voetnoot188
Biechtvader:
 
In zulck een barning zat de moeder oock benepen.Ga naar voetnoot189
Melvin:
190[regelnummer]
Ick ducht de rechtbijl wort voor 's dochters hals geslepen.Ga naar voetnoot190
Biechtvader:
 
Indien ghy moortbijl zeit, dat was de rechte naem.
Melvin:
 
Zy draeght den naem van Recht.
Biechtvader:
 
Een Recht dat ick my schaem.Ga naar voetnoot192
Melvin:
 
Men zagh weleer Boulain ten block en bijl verdoemen.
Biechtvader:
 
Die wil ick met Mevrouw op eenen dagh niet noemen.Ga naar voetnoot194
Melvin:
195[regelnummer]
Ick ga: de deure kraeckt.
Biechtvader:
 
Gewis hier komt Burgon,
 
De Lijfarts van Mevrouw, een ondergaende zon.Ga naar voetnoot196
[pagina 177]
[p. 177]
BIECHTVADER. BURGON.
Biechtvader:
 
Hoe vaert de Koningin, van mijnen dienst versteken?Ga naar voetnoot197
Burgon:
 
Vry beter dan het scheen geschapen voor vijf weken,Ga naar voetnoot198
 
Toen al dit hartewee, het welck oneindigh is,
200[regelnummer]
Eens uit te bersten quam op een missteltenisGa naar voetnoot200
 
Van 't gantsche lijf; en zoo wy 't onheil noemen zouden
 
Met zijnen naem; het wort gemeenelijck gehouden
 
De wisse voorbo van een bolle waterzucht,
 
Uit eene trage koorts gesproten, als haer vrucht;
205[regelnummer]
Een koorts, die haer een maent in 't bedde heeft bereden,Ga naar voetnoot205
 
En blies dees bollicheit door al haer ziecke leden.Ga naar voetnoot206
 
Dat onweêr is bedaert, en entlijck neergeleit,Ga naar voetnoot207
 
Doch zy behoudt, helaes! die bleecke bollicheit,
 
Waer uit men anders niet dan waterzucht kan spellen,
210[regelnummer]
En dat het lichaem moght allengs van water zwellen:Ga naar voetnoot210
 
Want milt en lever (dees de winckel van het bloet,Ga naar voetnoot211
 
En die het vuylnisvat des lijfs, te lang misvoedt)Ga naar voetnoot212
 
Zijn beide schier verslenst, bedorven, overstredenGa naar voetnoot213
 
Door overvloet van raeuwe en koude vochtigheden,
215[regelnummer]
Die (d'oirsprongk van dit quaet) met vuilen damp op damp
 
Bezwalcken 't edel brein; benevelen de lampGa naar voetnoot216
 
Van 't kloeck vernuft, ja zelf door 't beckeneel geslagen,Ga naar voetnoot217
 
'T gezalfde hair met sneeuw bedecken voor zijn dagen:Ga naar voetnoot218
 
En wie verwondert zich, die op haer jammer ziet?
220[regelnummer]
Des kerckers eeuwigheit, en 't nypende verdriet,
 
Verdruckten de natuur, die al te noode aen 't wijcken,Ga naar voetnoot221
 
Ten leste eens onder 't pack der rampen most bezwijcken.Ga naar voetnoot222
 
Zy houdt nochtans den moedt, en in verwezen staet,Ga naar voetnoot223
 
Schijnt kloecker dan ick 't hart gestelt vinde in der daet.
Biechtvader:
225[regelnummer]
Een edelmoedige aert kan qualijck zich verbergen:
 
Hy schiet zijn stralen uit, en breeckt door al dat tergen,
[pagina 178]
[p. 178]
 
Door zoo veel onrecht, hoon en wederwaerdigheit,Ga naar voetnoot227
 
Aen alle kanten door met grooter majesteit.
 
Doch 't aertsche deel lijt last, door stadigh tegenwoelen
230[regelnummer]
Der geesten, die wel scherp hun ongelijck gevoelen:Ga naar voetnoot230
 
Want schoon de mensch van mensch te wonderlijck verscheelt;Ga naar voetnoot231
 
Men schudt den mensch niet uit: oock schiet het vrouwebeeltGa naar voetnoot232
 
Door tederheit te kort: en of 't zijn leet wil schuwen,Ga naar voetnoot233
 
Het kan al d'ingekropte ellende niet verduwen.
235[regelnummer]
Zoo sleepte een stroom van ramp haer wijze moeder me.
 
Kon Kalis, het verlies van zulck een kleine ste,Ga naar voetnoot236
 
Marie, hare nicht, door waterzucht verslijten;Ga naar voetnoot237
 
Hoe zou Mevrouw bestaen, die uitstont al dit wrijtenGa naar voetnoot238
 
Van twintigh jaren wrocks en staetzuchts, hoogh in top?Ga naar voetnoot239
240[regelnummer]
Het yzer wijckt den vijl, jae steen den waterdrop.Ga naar voetnoot240
 
Wat raet? Hoe zoeckt men best 't gevreesde voor te komen?Ga naar voetnoot241
Burgon:
 
't Gebreck zit diep, en heeft alreede toegenomen,
 
Zoo datmen langkzaem baet verwacht van artseny:
 
Doch aengeperst van zorgh en eere, zullen wyGa naar voetnoot244
245[regelnummer]
Met puick van heilzaem kruit, gepluckt in winterweiden,
 
Het zwacke lichaem eerst een luttel toebereiden,
 
Tot dat de zomerzon ons beter hope geef,
 
Een keur van weeligh groen in beemt en heide leef.
 
Wy gaen in 't velt, om kruit met krijghsvolck uitgezonden.Ga naar voetnoot249
Biechtvader:
250[regelnummer]
Ick bidde u luister scherp naer tijdingen van Londen,
 
En kunt ghy, troost Mevrouw, tot lichting van haer smert:
 
Een blijde nieuwmaer zet de zwaricheit van 't hart.Ga naar voetnoot252
REY VAN STAETJOFFEREN.
Zangk:
 
MARIE, uit Jesses stam geboren,Ga naar voetnoot253
 
En tot een rijcker kroon gekoren
[pagina 179]
[p. 179]
255[regelnummer]
Dan David droegh in 't Jootsche Rijck:
 
Marie in ootmoet hoogh verheven,
 
Van vreugt en blyschap aengedreven,
 
Bezoeckt haer nicht in Arons wijck.Ga naar voetnoot258
 
ELIZABETH, tot Godt genegen,
260[regelnummer]
Schiet op, en vlieght Marie tegen,Ga naar voetnoot260
 
Omhelst en kust die groote Nicht.
 
Aenschouw dit hartelijck verlangen,
 
Hoeze in elckanders armen hangen:
 
Hoe liefde bloet aen bloet verplicht.Ga naar voetnoot264
Tegenzangk:
265[regelnummer]
MARIE, uit Stuarts stam geboren,
 
En tot een rijcker Kroon gekoren
 
Dan Henrick droegh in 't Engelsch Rijck:
 
Marie, in rampspoet hoogh verheven,
 
In druck en ballingschap gedreven,
270[regelnummer]
Neemt tot haer Nicht in noot de wijck:
 
ELIZABETH tot wraeck genegen,
 
Blijft pratten, zent heur wachters tegen,Ga naar voetnoot272
 
En vangt en spant die groote Nicht.Ga naar voetnoot273
 
Zy laetze twintigh jaer verlangen,
275[regelnummer]
En tusschen hoop en dootschrick hangen:
 
Want Staetzucht past op bloet noch plicht.Ga naar voetnoot276
Toezangk:
 
Hoe stemden dees twee leste t'zamen,
 
Indien de daden met de namen
 
Te gader stemden juist en net,
280[regelnummer]
Als 't eerste paer; maer nu beschamen
 
De wreetheên van ELIZABETH
 
Haer' naem, vol geurs, en 't heiligh voorbeelt;
 
Naerdienze op haer gesmede wetGa naar voetnoot283
 
MARIE tegens Recht veroordeelt.
voetnoot*
Biechtvader: de Franse priester Le Préau, met wie Maria Stuart sinds lang niet meer in aanraking mocht komen.
voetnootvs. 2
Verknocht: aan u verplicht; gevange: in Vondel's taal vrouwelike vorm naast gevangen.
voetnoot3
Vast: voortdurend.
voetnoot5
Drurei: Drury, toegevoegd aan de slotvoogd Sir Amyas Paulet, een streng Puritein, sinds drie jaren verantwoordelik voor Maria Stuart, en sinds haar verblijf te Fotheringay slotvoogd van het kasteel.
voetnoot6
steecken: opheffen om aan de mond te zetten, en dus: blazen.
voetnoot7
schichtiger: gejaagder, plotseling opklinkend.
voetnoot9
buspoêr: kruit; petarden (Fr. pétard): springbussen; opgesprongen: opengesprongen.
voetnoot12
schoot: ontwaakte plotseling.
voetnoot15
graft: Noord-Hollandse vorm naast gracht.
voetnoot16
stack op: sprong haastig op.
voetnoot17
wapen: een alarmkreet: te wapen! (vergelijk alarm uit à l'arme).
voetnoot18
kost: Brabantse vorm naast kon.
voetnoot19
Fodringaje: het kasteel Fotheringay.
voetnoot20
laegh: mannen in hinderlaag verborgen.
voetnoot22
worpen: Hollandse vorm naast werpen.
voetnoot24
verstant: onderlinge verstandhouding; geestigh: listig bedacht.
voetnoot26
steurt: verontrust.
voetnoot27
juweel: kostbaar bezit.
voetnoot28
geen stuck te stout: geen onderneming te vermetel.
voetnoot30
prangt: beknelt. Zo kwelt de mens zich zelf door angst, om een ander leed aan te doen.
voetnoot31
angst voor staet: bezorgheid voor eigen hoge positie.
voetnoot33
Die hofplaegh: die zelfkwelling, aan het Hof eigen; raemt (berekent) geen maet: is eindeloos; zekre palen: vaste grenzen, beperking.
voetnoot34
schim: schaduw.
voetnoot35
borg: beschermer, toeverlaat (Ned. Wdb. III, 553; misschien met bijgedachte aan borg: burg).
voetnoot36
boeit: houdt gevangen; Marie: drielettergrepig te lezen, evenals op volgende plaatsen (vs. 113, 181, 237, enz.).
voetnoot38
Milfort: een gunstige landingsplaats in Zuid-Wales.
voetnoot40
Of de krijgsmacht der Guises, Maria Stuart's bloedverwanten van moederszijde, reeds geland mocht zijn in het graafschap Sussex (door Vondel bij vergissing Essex genoemd. Zie aant. over de bronnen).
voetnoot41
Marie is 't reede ontglipt: nl. in hun angstvoorstelling; heul: hulp, toevlucht.
voetnoot44
Met zulke geruchten houdt de schrik zich bezig.
voetnoot47
treken: streken, listen; hoeft: heeft nodig.
voetnoot49
Babington: Antonie Babington, een edelman uit het graafschap Derby, beraamde in 1586 een aanslag tegen het leven van Elisabeth en stierf met zijn aanhangers op het schavot.
voetnoot50
naer den hals dingen: of: naar het leven (Ned. Wdb. III, 2636): naar het leven staan.
voetnoot53
bloetvriendin: verwante, nicht.
voetnoot55
erfgebiedt: erfelike macht, waardigheid.
voetnoot56
waeght (synoniem van dreunt): in beroering is.
voetnoot58
zulck een wilt: de slachtoffers, daar terechtgesteld.
voetnoot59
lasternacht: de lasterlike geruchten die de waarheid verduisteren.
voetnoot60
Kurle of Nau: sekretarissen van Maria, die, omgekocht door Elisabeth's sekretaris Walsingham, getuigd hadden dat zij medeplichtig was aan Babington's samenzwering, de onmiddellike aanleiding tot Maria's terechtstelling.
voetnoot61
door pijn: op de pijnbank.
voetnoot62
Vont vatten aen: kon vat krijgen op; tot voorstant van: tot steun van.
voetnoot63
stip: letter, geschreven bewijsstuk.
voetnoot65
betijgen: aantijgen, beschuldigen.
voetnoot66
in haer gezicht: in haar tegenwoordigheid; hiet: heette, beval te.
voetnoot67
glimp: schijn van recht; onnoosle: onschuldige.
voetnoot68
vlack: smet.
voetnoot69
den levenden: nl. getuige; opbreken: openbreken.
voetnoot70
sluiten: nl. door hem te doen ombrengen, zodat hij zijn getuigenis niet herroepen kan. De rechter beroept zich dan op het getuigenis van de dode.
voetnoot71
de schiltwacht: collectief; vandaar zy (vs. 72).
voetnoot75
afgejaeghden roof: moegejaagde prooi.
voetnoot76
stijf: hard.
voetnoot77
blijck van scepterschennis: bewijs van majesteitschennis.
voetnoot78
onschult: verontschuldiging.
voetnoot79
by 't hair treckt: er bij sleept (Ned. Wdb. V, 1412); misduit: verkeerd uitlegt.
voetnoot81
over: voor.
voetnoot83
De bul die Paus Sixtus V in 1570 tegen Elisabeth uitvaardigde.
voetnoot84
Verbitterden: verergerden.
voetnoot86
Verzochten: beproefden.
voetnoot87
visschen: zinspeling op de uitdrukking: in troebel water vissen; verstant: verstandhouding.
voetnoot90
Norfolck: Thomas Howard, graaf van Norfolk, werd wegens majesteitschennis, 2 Junie 1572 onthoofd. Hij stond in briefwisseling met de Paus, Philips II en Alva, en had een plan beraamd om Maria Stuart te verlossen, een aanslag die dus voor Norfolk uitliep op een noodlottige val (ten zwaren val beschoren).
voetnoot91
vlammende op: vurig verlangende naar; vast: reeds.
voetnoot92
Opofferde: overleverde.
voetnoot95
Den Tyber, van den Teems: aan Rome door Engeland.
voetnoot97
dragen: gedragen, zich schikken; 't leen verheergewaden: het eigendomsrecht van de leenheer (de Paus) over het leen erkennen.
voetnoot98
's vaders: van Hendrik VIII; averechtse paden: verkeerde gedragslijn.
voetnoot100
steef: versterkte; zoo stout als openbaer: even onbeschaamd als openlik.
voetnoot101
den arm der Vorsten: buitenlandse hulp van de Guises, Philips II en de Paus om een omkeer in Engeland te bewerken. Van die zijde was Norfolk gesteund (vs. 90); vlg. vs. 105-vlg.
voetnoot102
zaedt: afstammeling; kort te fnuicken: te kortwieken.
voetnoot103
't een en eenigh bedt: deze ene, ongehuwde vorstin.
voetnoot104
Al 't huis: het gehele stamhuis; voort: verder.
voetnoot105-6
d'opgehitste Graven Met dien verliefden Vorst: o.a. de graven van Westmoreland en Northumberland met de Hertog van Norfolk (zie vs. 90). Het plan was dat 10.000 soldaten van Vlaanderen naar Harwich gevoerd zouden worden.
voetnoot107
kap: koorkap; kelck: miskelk; stont om soudy verzet: was verpand, om de soldij te kunnen betalen.
voetnoot109
Vitel: Capino Vitelli, door zijn krijgstochten in de Nederlanden beroemd, en als leider van de expeditie aangewezen.
voetnoot111
geschupt: van de troon gestoten.
voetnoot112
't lijf verschoont: het leven gespaard.
voetnoot114
Zy was nochtans de Bruit, enz.: spottende zinspeling op de spreekwoordelike uitdrukking: ‘de bruid waarom gedanst wordt’, d.i. de zaak waarom het te doen is, het eigenlike doel (Ned. Wdb. III, 1624).
voetnoot115
wit: doel; accent op haer.
voetnoot116
bezit: nl. van de heerschappij.
voetnoot117
Wie steurnis haet: wie zelf met rust wenst gelaten te worden.
voetnoot118
gebeuren: te beurt vallen.
voetnoot119
Vgl. vs. 86-87.
voetnoot120
den bastertbroêr Mouray: Murray, zoon van Maria Stuart's vader en zijn minnares Margaretha Douglas. Hij genoot eerst het vertrouwen van zijn zuster, maar koos partij tegen haar na haar huwelik met Darnley (1565). Na Maria's gevangenneming door de Schotten werd Murray regent voor haar zoon; na haar ontsnapping versloeg hij haar leger (1568), waarop Maria Stuart naar Engeland vluchtte.
voetnoot122
besproken: in opspraak gebracht.
voetnoot123
Riccio: een Italiaan, sekretaris en gunsteling van Maria, die door de hovelingen van haar jaloerse echtgenoot gedood werd in haar tegenwoordigheid, terwijl hij vergeefs haar knieën omvatte. Met het wapen werd ook de zwangere vorstin bedreigd.
voetnoot125
Opofferde: vgl. vs. 92; zelf: zelfs.
voetnoot126
zinckroer: pistool.
voetnoot127
snick: doodssnik.
voetnoot129
treken: streken, listen.
voetnoot130-31
Henry Darnley, Maria's gemaal, werd door die aanslag gedood.
voetnoot132
berucht: beschuldigd.
voetnoot133
echter: daarna; schalck: op boosaardige wijze. Door allerlei intrigues werd zij gedwongen, zogenaamd vrijwillig, met de moordenaar, de graaf van Bothwel, te trouwen.
voetnoot134
d'aertskettery: de Puriteinen, die, onvermoeid in hun haat, van haar schandelik huwelik een gretig gebruik maakten.
voetnoot135
vast: intussen.
voetnoot136-38
waer in het oir van 't Rijck, enz.: op die banieren was Maria Stuart's zoon Jacobus afgebeeld, knielend vóór het lijk van zijn vader, de hemel om wraak biddend over de moord.
voetnoot139
een' poel: het kasteel Lochlevin, gelegen midden in het meer ('t morasch), waar Maria gevangen gezet werd, onder de ruwe bewaking van Margaretha Douglas, de minnares van haar vader ('s vaders boel, vs. 140). Vgl. de aant. bij vs. 120.
voetnoot141
den staf: de scepter; verlastert: belasterd.
voetnoot142
betrouwen: toevertrouwen; dien bastert: Murray.
voetnoot143
springk-aer: springbron, oorsprong.
voetnoot144
blinden: kortzichtigen. Hij voorzag niet de onverzoenlike vijandschap van Elisabeth, die daarvan het gevolg zou zijn.
voetnoot145
Koningin: nl. van Engeland, omdat Elisabeth, van Katholiek standpunt een onwettig kind, geen recht op de troon had; bestont: ondernam, waagde; te gapen: verlangend uit te zien.
voetnoot146
mengde: voegde bijeen, in een vierdelig schild.
voetnoot147
braveerde: pronkte trots.
voetnoot150
gevelprael: het wapenbord, pralend in de gevel van haar paleis.
voetnoot151
Onaengesien: zonder acht te slaan op.
voetnoot152
Bestelden: verschaften; misverstants: onenigheid, twist.
voetnoot153
lijdigh (versterkend): zeer.
voetnoot154
't bloet: de dochter.
voetnoot155
Verduwen: kunnen verkroppen.
voetnoot156
zaet: kind. Hendrik VIII had Catharina van Arragon, zijn wettige vrouw, verstoten, om Anna Boleyn te trouwen. Anna's dochter Elisabeth was dus geen wettig kind, maar bloetschant.
voetnoot157
uw Myters: de Kardinalen Campeius en Wolsey, die de poging van Hendrik VIII naar pauselike goedkeuring van de scheiding, ondersteunden. Melvin spreekt hier, verwijtend, als Protestant.
voetnoot158
lasterstuck: schandelike daad.
voetnoot159
Hendrik VIII had Anna Boleyn van ontrouw beschuldigd en Elisabeth voor onwettig verklaard.
voetnoot161
de staet des Rijcks: het Parlement, dat deze uitspraak bekrachtigde; van 't Rijck versteken: het recht op de heerschappij over het rijk ontzeggen (versteken: wegstoten).
voetnoot162
spreken op: aanmerkingen te maken op.
voetnoot163
holden zonder toom: hard van stapel liepen, door Maria de koningstitel te doen aannemen.
voetnoot164
dees (met accent): Maria; schoonvaêr, man en oom: Hendrik II, Frans II en de hertog van Guise.
voetnoot167-69
Kort na de dood van Frans II, deed Maria Stuart afstand van haar rechten op Engeland voor zich zelf, niet voor haar erfgenamen.
voetnoot171
d'Onroomscheit: de Protestanten; niet ongedootverft: niet zonder angst, met de grootste bezorgdheid.
voetnoot173-74
En zij die op het herstel van de Katholieke godsdienst hoopten, in gedachten reeds de kerken geopend zagen en de mis hersteld.
voetnoot178
't wanckel radt: het rad van avontuur, het wisselend lot.
voetnoot179
Hendrik VIII vervolgde de Hervormden, maar toen de Paus zijn huwelik niet wilde ontbinden, verklaarde hij zich tot hoofd van de Anglicaanse kerk.
voetnoot180-81
Eduwart: Eduard VI, zijn zoon, was voorstander van de Calvinistiese Episcopale kerk; zijn zuster en opvolgster, Mary Tudor, herstelde het Katholicisme.
voetnoot182
staf: scepter; haer zusters: van Elisabeth, die weer de Anglicaanse kerk erkende.
voetnoot183
Sint Pauwels: de Londense hoofdkerk; wintveêr: windwijzer.
voetnoot185
Henrick: Hendrik VIII.
voetnoot186
Dat kleet is uit zijn ploy: de eenheid is nu eenmaal verbroken.
voetnoot187
Gods hand; effen vlijt: weer in de juiste plooi brengt, dus: herstelt.
voetnoot188
gesolt: heen en weer geslingerd; van: door.
voetnoot189
barning: branding; de moeder: Maria de Guise, die na de dood van haar man, Jacob V, ook als regentes (sedert 1554) veel moeielikheden ondervond bij het onderdrukken van de hervorming in Schotland, o.a. bij een opstand in 1559.
voetnoot190
rechtbijl: de bijl van de scherprechter.
voetnoot192
dat: (waarover) is de plaatsvervanger van een oude genitief des bij het werkw. schamen.
voetnoot194
op eenen dagh: op dezelfde dag (vgl. in één adem).
voetnoot196
een ondergaende zon: Burgon, die op het punt is zijn pozitie te verliezen (met Maria's dood).
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: in vs. 204 heeft de oude uitgave een; de latere eene, dat door het vers-ritme vereist wordt.
voetnoot197
versteken: verstoken.
voetnoot198
Vry: vrijwat; geschapen: gesteld.
voetnoot200
missteltenis: ongesteldheid, ziekte.
voetnoot205
bereden: gekweld. Oorspronkelik gebruikt van het gekweld worden door een boze geest (Ned. Wdb. II, 1891).
voetnoot206
bollicheit: opzwelling.
voetnoot207
neergeleit: tot rust gekomen.
voetnoot210
moght: zou kunnen.
voetnoot211
winckel: hoek, bergplaats.
voetnoot212
misvoedt: slecht, gebrekkig gevoed.
voetnoot213
verslenst: verdroogd; overstreden: overstelpt (oorpr. aangevallen; Ned. Wdb. XI, 2088).
voetnoot216
Bezwalcken: synoniem van benevelen (zwalck: rook, walm; Ned. Wdb. II, 2509).
voetnoot217
beckeneel: schedel; in dit verband: hersenen.
voetnoot218
voor zijn dagen: vóór de tijd.
voetnoot221
de natuur: haar gestel.
voetnoot222
pack: drukkende last.
voetnoot223
in verwezen staet: toestand van kwijning, van verslagenheid (Mnl. Wdb. IX, 343); verwezen: verslagen is in Brabant nog bekend (Antw. Idiot).
voetnoot227
wederwaerdigheit: tegenspoed.
voetnoot230
geesten: de levensgeesten, gedacht als vluchtige vloeistoffen in het bloed, die het eigenlike levensbeginsel vormden (Ned. Wdb. IV, 731); hun ongelijck: het onrecht, hun aangedaan (doordat ze onvoldoende gevoed worden).
voetnoot231
te: zeer.
voetnoot232
vrouwebeelt: de vrouw, vrouwspersoon (vgl. Hd. Weibsbild).
voetnoot233
tederheit: gevoeligheid; en al tracht zij zich aan haar smart te onttrekken.
voetnoot236
Kalis: Calais ging voor Maria Tudor in 1558 verloren. Het hartzeer over dit verlies was, volgens de overlevering, de oorzaak van haar dood.
voetnoot237
verslijten: doen wegkwijnen.
voetnoot238
bestaen: in leven blijven; uitstont: doorstond; wrijten: tegenstreven.
voetnoot239
staetzucht: heerszucht; hoogh in top: ten top gevoerd.
voetnoot240
Het ijzer moet, bij langdurige werking, zwichten voor de vijl, zelfs steen voor druppelend water.
voetnoot241
voor te komen: te voorkomen.
voetnoot244
aengeperst van: gedreven door.
voetnoot249
Om, onder geleide van krijgsvolk, kruiden te zoeken.
voetnoot252
nieuwmaer: tijding.
voetnoot253
De ontmoeting van Maria en haar nicht Elisabeth (Lucas I, 40-vlg.) bracht, door de gelijkheid van de namen, tot deze treffende parallel, die Vondel ontleende aan gedicht nr. XVI achter RomoaIdus Scotus: Summarium de morte Mariae Stuartae (Ingolstadt, 1588).
voetnoot258
in Arons wijck: in de woonplaats der priesters (in het huis van Zacharias).
voetnoot260
Schiet op: staat ijlings op.
voetnoot264
verplicht: verbindt.
voetnoot272
pratten: een trotse afwijzende houding aannemen (Mnl. pratten: pruilen, mokken).
voetnoot273
spant: bindt, boeit.
voetnoot276
Staetzucht: heerszucht; past op: geeft om.
voetnoot283
op haer gesmede wet: op grond van een willekeurig door haar vastgestelde wet.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank