Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.15 MB)

ebook (6.98 MB)

XML (3.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragikomedie
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

(1931)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 180]
[p. 180]

Het tweede bedryf.

MARIE. REY.
Marie:
285[regelnummer]
Aertsbisschop Hamilton, hoe dick, hoe menighwerfGa naar voetnootvs. 285
 
Beroude 't my, dat ick (noch op mijn Vaders erf,Ga naar voetnoot286
 
Gelijck een simple duif ontslipt, en onbenepen
 
Van 's oproers klaeuw, en reede om over zee te schepen)Ga naar voetnoot288
 
Niet hoorde uw gryze les, uw' Vaderlijcken raet;Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
En schuwende den muil van ingekropten haet,
 
Het aenzette op de Vlaemsche of Fransche Koningskusten;Ga naar voetnoot291
 
Daer ick, schier afgesolt, moght zacht en veiligh rusten,Ga naar voetnoot292
 
In dien gerusten schoot; daer mijn gemael Francois,Ga naar voetnoot293
 
Mijn eerste bruidegom, die telge van Valois,Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
Zoo lieflijck slaept en rust by 't Vaderlijck gebeente,
 
Beklaeght van my, zijn weeuw, en alle zijn gemeente.Ga naar voetnoot296
 
O had my toen 't verstant niet averechts gestaen,
 
Tot straffe van het gene ick geensins heb misdaen
 
Mijn lieve bloetvriendin, maer zelf den Heer van allen;Ga naar voetnoot298-99
300[regelnummer]
Ick waer aen deze kust noit blindeling vervallen,
 
Tot schipbreuck van mijn' staet gezontheit goet en bloet;Ga naar voetnoot301
 
Een dwaesheit, die ick hier zoo dier bezuren moet;
 
Daer alles zackt, om zich tot mijn bederf te neigen,Ga naar voetnoot303
 
En Zusters byl begint alle oogenblick te dreigenGa naar voetnoot304
305[regelnummer]
Mijn' afgematten hals, gesleten onder 't juck
 
Des kerckers, zonder endt, en nimmer zonder druck:
 
Doch ick verdiende aen Godt, helaes! noch harder slagen:
 
Hy stercke my, om 't kruis geduldiger te dragen.
Rey:
 
Mevrouw, ick bidde u, breeck dit treurigh steenen af:
310[regelnummer]
Ghy steent u weder kranck, en voor den tijt in 't graf.
 
Ghy storte korts van rouw en hartewee te bedde,Ga naar voetnoot311
 
En elck met u begaen, eer d'artseny u redde,
 
Niet zonder hulp en gunst van 's hemels medecijn,Ga naar voetnoot313
[pagina 181]
[p. 181]
 
Was kranck, terwijl ghy laeght in dien bedroefden schijn,Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
Op d'oevers van de doot. Wat denckt ghy aen 't voorleden!
 
'T zy weelde, 't zy verdriet, dat is voorby gegleden:
 
Het tegenwoordigh geeft ons zwarigheits genoegh:
 
Wy zetten 't grijze hair en rimpels noch te vroegh.Ga naar voetnoot318
Marie:
 
Hoe kan ick aen dien dagh gedencken zonder weenen,
320[regelnummer]
Die my te scheep zagh gaen, aen 't water te Dundrenen?Ga naar voetnoot320
 
Toen Hamilton zich voor mijn voeten nederboogh,
 
Zijn beide handen vouwde, en met de traen in 't oogh,
 
My toonde baeck op baeck in ons historiboecken,Ga naar voetnoot323
 
Afradende de kust der Engelschen te zoecken;
325[regelnummer]
Daer grootvaêr Jakob, d'eerste, eilaes! zoo deerlijck voer;Ga naar voetnoot325
 
Malkolm, der Schotten Vorst, en Willemheer, zijn broêr,Ga naar voetnoot326
 
Van Henrick bleef geprest in dienst op Fransche toghten;
 
Daer oock 't Albaensche hooft en anderen bezochtenGa naar voetnoot328
 
Hun wreetheit en verraet; een eigenschap, die dit
330[regelnummer]
Geslacht tot in het been en mergh gekropen zit.Ga naar voetnoot329-30
 
d'Aertsbisschop ruste niet van bidden en bezweeren,
 
Toen hy den zeeman 't schip aen 't water zagh ontmeerenGa naar voetnoot332
 
Hy woude onschuldigh zijn, en eischte schrift en bladt,
 
Tot tuigen hoe hy zich aen my gequeten hadt.Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
O Vader! 'k houde u vry, en soo veel trouwe vrienden:Ga naar voetnoot335
 
Mijn schulden hadden schult, die zulck een straf verdienden.
 
Men waerschuwt al vergeefs: wien Godt zijn hoede ontzeit,Ga naar voetnoot337
 
Bemerckt den valstrick niet, die voor zijn voeten leit:
 
Men wort door rampen wijs, en ondervint te spade,
340[regelnummer]
Hoe los men henedrijve op 's nagebuurs genade.Ga naar voetnoot340
Rey:
 
Ghy meet een anders hart naer 't uwe, nimmer valsch,
 
En voelde eerst met den slagh dien slagh op uwen hals.
 
De scepters gaen te traegh met billijckheit te rade:Ga naar voetnoot343
 
Zy achten deucht en eere, indienze koom' te stade.Ga naar voetnoot344
[pagina 182]
[p. 182]
345[regelnummer]
Het wrocken tusschen Schot en Engelander staet
 
Van weerzijde op veel bloets en oorlooghs, zonder maet.Ga naar voetnoot345-46
 
Mevrouw, als op een rots geketent tusschen beide,
 
Verstreckt hun borreghtoght, tot dat de tijt dit scheide.Ga naar voetnoot348
Marie:
 
Wy staken af in zee, en zagen vast de schaer,Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Die op den oever kermde, en badt met groot misbaer,
 
Beschreien deze vlught, te treurigh en verlaten,Ga naar voetnoot351
 
En voor haer' boezem slaen. Zoo hoort men lammers blaten,
 
Wanneer de herderin, geperst van watersnoot,
 
Of strooper, zonder naem, oock door haer eigen dootGa naar voetnoot354
355[regelnummer]
Geen kudde bergen kan; terwijl hy aen komt streven,Ga naar voetnoot355
 
En hongerigh naer buit, te woest en overgevenGa naar voetnoot356
 
Den herder jaeght voorheen, die deerlijck ommekijckt,Ga naar voetnoot357
 
Bekommert met zijn koy, die op den zeekant wijckt.Ga naar voetnoot358
 
Aldus belandden wy te Wirkinton in 't ende,Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
En wisselden van gront, maer geensins van ellende.
 
Ick zende aen zuster 't hart, haer diamanten pant,Ga naar voetnoot361
 
Maer och! haer eigen hart verkeert in diamant,
 
Vermorwt door be noch klaght. Zy houdtme zitten quijnen;Ga naar voetnoot363
 
Zy boeitme in eenzaemheit en duistere woestijnen,Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Vervoert van slot op slot. Zy geeft party geloof,Ga naar voetnoot365
 
En och! voor my alleen zijn ieders ooren doof.
Rey:
 
Zoo vlught de nachtegael het vogelvangers garen,
 
En valt in 's arents klaeuw, op vrybuit lang ervaren.Ga naar voetnoot368
 
Zoo schuwt het weerloos lam den wreeden wollefstant,
370[regelnummer]
En wort van een leeuwin of luipert aengerant.
 
De roozen gloejen schoon, maer wacht u voor haer doren.Ga naar voetnoot371
 
Het roozebladt bedeckt een adder bits van toren.Ga naar voetnoot372
 
Het diamanten hart, u toegezonden, spelt
 
Te vore hoe haer hart van binnen is gestelt:
375[regelnummer]
Noch kan het bockenbloet op diamantsteen winnen,Ga naar voetnoot375
[pagina 183]
[p. 183]
 
Maer Koninginnebloet verzacht geen Koninginnen.
Marie:
 
Mijn broeder speelt terwijl den Koningk op mijn' troon,Ga naar voetnoot377
 
Misbruickt d'onmondigheit en kintsheit van mijn' zoon,
 
Een onderdruckte wees, van 's moeders raet verstooten.
380[regelnummer]
Hy plondert en verwoest kasteelen, huizen, sloten,
 
En laeuw, maer niet verzaet van 't Koningklijcke bloet,Ga naar voetnoot381
 
Vint smaeck en slaet zijn' klaeuw in 't onverbeurde goet,
 
Ziet Godt noch menschen aen, om 't ketterdom te stercken,Ga naar voetnoot383
 
Te stichten op het puin van kloosteren en kercken,
385[regelnummer]
Berooft van tiende en schat en offer en altaer,
 
En geestelijcken staet, gedoken in gevaer.Ga naar voetnoot386
 
Soo veel baldadigheits geleên, by t'zamenrotten
 
Der wederspannigen, verdriet mijn vroomste Schotten,
 
Die duizenden in 't velt het harnas schieten aen,
390[regelnummer]
Getroost het Recht van Godt en Koningk voor te staen.
 
Ick laetme niet te min op toezegh noch gezeggen,Ga naar voetnoot391
 
En hopende op verdragh, de wapens nederleggen.Ga naar voetnoot392
 
Mijn klaght en onschult wort in 't Parlement gehoort,Ga naar voetnoot393
 
Ick vry gekent: Maer och! men houtme trouw noch woort:Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
Geen voorslagh baet: ick vindt my reis op reis bedrogen:
 
Wat zich beweeght of niet, mijn ramp staet onbewogen.
KENEDE. MARIE.
Kenede:
 
Geluck, Mevrouw, geluck en zegen sla hier toe.Ga naar voetnoot397
Marie:
 
Getrouwe Kamenier, wat wil dit zeggen? hoe?
Kenede:
 
Nu wensch uw Kenede dat haer geluck bejegen'.Ga naar voetnoot399
Marie:
400[regelnummer]
Dat quam in twintigh jaer uw Koningin noit tegen.
Kenede:
 
Ick zie ons morgen vroegh ter goeder tijdt verlost.Ga naar voetnoot401
Marie:
 
Ghy stuurt, naer uw gewoonte, uw hoop vooruit te post.Ga naar voetnoot402
[pagina 184]
[p. 184]
Kenede:
 
Ick hoop u morgen vroegh, als eertijts, na te springen.Ga naar voetnoot403
Marie:
 
Gelijck te Lochlevijn? belachelijcke dingen.Ga naar voetnoot404
Kenede:
405[regelnummer]
Waerom belachelijck? 't is errenst, en geen spel.
Marie:
 
Hier leit geen Douglas t'huis, geen jonge Daniël.Ga naar voetnoot406
Kenede:
 
En of mijn aenslagh eens in 't endt met Godt geluckte?Ga naar voetnoot407
Marie:
 
Uw brein verziert wat nieuws: zoo troost men de bedruckte.Ga naar voetnoot408
Kenede:
 
Mevrouw ontslipte toen in mannelijck gewaet.
Marie:
410[regelnummer]
Vergeefs. Nu rep my niet van oproer of verraet.Ga naar voetnoot410
Kenede:
 
Het geen natuur ons raet: ons staet een kans te waegen.Ga naar voetnoot411
Marie:
 
Dat waegen stont voorhene op bloet en nederlagen.Ga naar voetnoot412
Kenede:
 
Men heeft, hoe dick en sterck dit slot oock schijn' bemuurt,
 
Van langer hant een hol van onder uitgeschuurt,Ga naar voetnoot414
415[regelnummer]
Waer door men aen de graft gemackelijck kan kruipen,
 
En langs een biesbrugh stil by donckre maene ontsluipen,Ga naar voetnoot416
 
Daer een gezadelt paert u, zonder lantgerucht,Ga naar voetnoot417
 
In luttele uren tijdts, zal bergen met der vlucht,Ga naar voetnoot418
 
En voeren strandewaert, bestuwt met brave Ridderen,Ga naar voetnoot419
420[regelnummer]
Om in een visschers pinck....
Marie:
 
Och! zwijg: mijn leden sidderen.
 
Wat heeft het edel huis van Hawart niet geleên!Ga naar voetnoot421
[pagina 185]
[p. 185]
 
Wat heeft het niet bezuurt! hoe is het plat getreên!Ga naar voetnoot422
 
Mijn vrydom kan, hoe kloeck een aenslagh zy begrepen,Ga naar voetnoot423
 
Niet anders dan 't bederf van velen met zich slepen.Ga naar voetnoot424
425[regelnummer]
'k Onslipte Lochlevijn geluckighlijck, en won
 
Het velt met zulck een hoop van haest te DombretonGa naar voetnoot426
 
De klaeuwen van Mouray en zijn griffoens te schuwen:Ga naar voetnoot427
 
Maer zoo veel Heeren als hun Koningin bestuwenGa naar voetnoot428
 
Vervielen jammerlijck te Langsid in zijn laegh;Ga naar voetnoot429
430[regelnummer]
Een jammer daer ick noch in 't harte rouw om draegh:
 
Men waeghde een schoone kans, van weerzijde afgeronnen,Ga naar voetnoot431
 
Wat wert 'er bloets gestort! Getrouwe Hamiltonnen,Ga naar voetnoot432
 
Dat Godt uw trouw bekroone in 't eeuwighduurzaem Rijck.
 
O Koningklijck geslacht! ghy hoopte lijck op lijck
435[regelnummer]
Wel sestigh in getal. Wie ons had aengehangen
 
Geraeckte hier ten val, verslagen of gevangen,
 
En ick, verlost van 't Schotsche, in 't Engelsche gewelt.Ga naar voetnoot437
Kenede:
 
Daer klopt Burgon: hy brengt u kruiden uit het velt.
BURGON. MARIE. KENEDE.
Burgon:
 
Of kruiden, of wat nieuws, gezonder dan mijn kruiden.
Marie:
440[regelnummer]
Wat brengt ghy nieuws, Burgon? dit moet wat vreemts beduiden.
Burgon:
 
Ick hoop wat goets, Mevrouw, en beter dan ghy waent.
Marie:
 
Zegh op, ghy hebt alree genoegh den wegh gebaent.
 
Ontveins my niet 't geen streck' tot korting van mijn lijden.Ga naar voetnoot443
 
Behaegh het Godt, hy geve ons moedigh door te strijden.
Burgon:
445[regelnummer]
Wy lazen hier en daer het heilzaem kruit by een,
 
Wanneer een Ridder quam van Petersburgh gereên,Ga naar voetnoot446
[pagina 186]
[p. 186]
 
Gevolleght in 't verschiet van paerden en karrossen.
Kenede:
 
Ter goeder ure: ick hoop zy komen u verlossen.Ga naar voetnoot448
Burgon:
 
Ick spreeck hem aan, en vraegh naer tijding uit het hof.
450[regelnummer]
Hy kende my, en sprack: mijn Heer, nu hebt ghy stof
 
Om uitkomst van verdriet voor uw Princes te hopen:
 
Misleit de roep my niet, ick zie den Kercker open.Ga naar voetnoot452
 
Zoo dra het vonnis was door Londen getrompet,
 
Heeft ieder, die haer droegh, dien zwaren slagh belet.Ga naar voetnoot454
455[regelnummer]
Men dreight Elizabeth met wraeck aen alle kanten:
 
Men houdt door brieven aen, vertoogen en Gezanten,Ga naar voetnoot456
 
En al wat achterdocht en omzicht baert en zorgh.Ga naar voetnoot457
 
Hier dreight en smeeckt Parijs, daer 't hooft van Edenborgh,
 
Haer zoon, Bourbon, en d'ooms, zoo Lotheringe als Guisen,Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
En al wie by haer bloet aen Majesteit verliezen.Ga naar voetnoot460
 
Bellievre boven al verbloemt vrouw Stuarts schult,Ga naar voetnoot461
 
En stuit ons Koningin, gedwongen met gedultGa naar voetnoot462
 
Ter liefde van Valois het Recht zoo lang te schorten,Ga naar voetnoot463
 
Oock met gevaer van Kroon en leven te verkorten.Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Het Keizerlijcke hof, gansch Duitschlant, ja Euroop
 
Gaen zwanger van dit pleit. De Roomschen scheppen hoopGa naar voetnoot466
 
Dat onze Koningin uw Koningin zal sparen.
 
Ick hoop dit onweêr zal ten leste nu bedaren.
 
Het Rijck is vol geruchts, dat alle dagen wast.
470[regelnummer]
Dees Heeren komen nu ontvouwen hunnen last.
 
Verquick uw Koningin het hart met deze maeren.
Marie:
 
De zee leit op haer luim, om met noch feller barenGa naar voetnoot472
 
't In slaep gewieghde roer te wecken met een' slagh,
 
Daer 't reddelooze schip niet langer tegen magh.Ga naar voetnoot474
475[regelnummer]
Betrouw een zeegedroght: betrouw uw lijf de windenGa naar voetnoot475
 
En wateren des volcks, genegen tot verslinden.
[pagina 187]
[p. 187]
 
Men peilt geen gront van 't hof: zijn afgront leit te diep.Ga naar voetnoot477
Kenede:
 
't Is noch geen hallef jaer dat zy haer woort herriep,Ga naar voetnoot478
 
En onder 't lezen zelf den mont des Rechters snoerde,Ga naar voetnoot479
480[regelnummer]
Eer Amias door last u op dit huis vervoerde:Ga naar voetnoot480
 
Ja menigh jaer geleên verwees u 't Parlement,Ga naar voetnoot481
 
Doch zonder nadruck: al dat dreigen quam in 't endtGa naar voetnoot482
 
Op dezen kercker uit: dit zijn de zelve vlagen.Ga naar voetnoot483
Marie:
 
Het gae zoo 't Godt belief: zijn wil zy mijn behagen.
485[regelnummer]
Daer kloppenze: my dunckt dat ick de Graven hoor.Ga naar voetnoot485
 
Burgon, doe op: vertreck: de Heeren zijn daer voor.Ga naar voetnoot486
DE GRAVEN. MARIE.
De Graven:
 
Mevrouw, vergeef het ons, zoo wy uw' geest beroeren,Ga naar voetnoot487
 
En komen met den last van 't vonnis uit te voeren,
 
Door wil der Koninginne en 't volle Parlement
490[regelnummer]
Gestreken tegens u; op dat men eens in 't endt,Ga naar voetnoot490
 
Bykans aen lager wal, tot schipbreuck toe, gedreven,
 
Den staet des Rijcks zijn rust, de Koningin haer leven
 
Verzekere, eer de storm van zoo veel ongevals
 
Door reuckeloos verzuim hun t'effens op den halsGa naar voetnoot494
495[regelnummer]
Koom' storten, en met een den Godtsdienst te verpletten,
 
Waer aen ons Godt verbint, geweten, eedt en wetten:
 
Getroost dan morgen vroegh u zelve hier bereit
 
Te buigen onder 't Recht, u wettigh opgeleit;
 
En wijt ons niet, dat wy 't gevelde vonnis uiten,Ga naar voetnoot499
500[regelnummer]
Als dienaers van 't Gerecht, door gunst noch haet te stuiten.
Marie:
 
Zoo lagh het niet by my, dat uwe Koningin,Ga naar voetnoot501
 
Mijn zuster, die ick meer dan zusterlijck bemin,
 
Mijn doot bezeeglen zou, en dus dien twist beslechten;
 
Dewijl ick geensins ben gehouden aen uw Rechten:Ga naar voetnoot504
505[regelnummer]
Edoch behaeght het haer te zoenen dit geschil
 
Met storten van mijn bloet; ick stem in haren wil,Ga naar voetnoot506
[pagina 188]
[p. 188]
 
En ga die schoone doot gemoeten met verlangen:Ga naar voetnoot507
 
Oock is de ziel niet waert om hoogh de kroon t'ontfangen,
 
Indien hier 't lichaem schroom' voor d'opgeheve bijl,
510[regelnummer]
En schrick' voor eenen slagh. Ick heb my al een wijl
 
Bereit, en wissel bly den kercker van dit leven,Ga naar voetnoot511
 
Om mijnen bruidegom en Heer de hant te geven,Ga naar voetnoot512
 
In 't onbenevelt licht, daer haet noch afgunst bast;
 
Daer Godt de tranen zelf van oogh en aenschijn wascht.Ga naar voetnoot514
De Graven:
515[regelnummer]
Verschoont ons Koningin, en reinigh uw geweten
 
Van 't lasterlijck vergrijp en bloedige vermeten,Ga naar voetnoot516
 
Te kenbaer aen het volck, dat haer om d'ooren loopt.Ga naar voetnoot517
 
Men heeft verradery en list op list gehoopt,
 
Gedongen naer ons kroon, en Roomschen, die u noemen
520[regelnummer]
Hun rechte Koningin, baldadigh hooren roemen
 
Op Stuarts wettigheit, en stoffen, woest en wilt,Ga naar voetnoot521
 
Op uwe luiperden en aengenomen schilt.Ga naar voetnoot522
 
De kroon (dit weet Mevrouw) verdraeght geen stoelgenooten.Ga naar voetnoot523
 
De Londensche gemeent, de kleenen en de Grooten,
525[regelnummer]
Een ieder roept om 't luitst: verzeker uwen Staet:Ga naar voetnoot525
 
Maer 't gene dees gekroonde op 't hooghst ter harte gaet
 
Is d'eere des geloofs, gezuivert door 't hervormen,
 
Het welck in dezen nacht van dagelijcksche stormen
 
Geen veiligheit kan zien (wy tuigen 't zonder ergh)Ga naar voetnoot529
530[regelnummer]
Ten zy het door uw doot ter noot zijn leven bergh'.Ga naar voetnoot530
 
De doot van 't een geloof is 't leven van het ander.
 
Zoo scheit men Belial en Kristus van malkander:Ga naar voetnoot532
 
Zoo puurt men ons gheloof van schuim en valschen schijn;Ga naar voetnoot533
 
Dies neem ghedult: het magh, het kan niet anders zijn.
Marie:
535[regelnummer]
Gelooft zy Godt, nu zelfs de vyanden betrouwenGa naar voetnoot535
 
Dat mijn ghezagh alleen waer maghtigh op te bouwenGa naar voetnoot536
[pagina 189]
[p. 189]
 
Den overouden dienst van 't omgewroete altaer;Ga naar voetnoot537
 
Een roem zoo goddelijck, dat ickze met gevaer
 
Van Stuarts kroon en bloet, den oppersten ter eere,Ga naar voetnoot538-39
540[regelnummer]
Ter eere zijner Kercke, op 't vierighste begeere.
De Graven:
 
Volhardt vry even stijf, en hou den zelven toon:Ga naar voetnoot541
 
Maer och! zy staet vergeefs naer d'eer der martelkroon
 
En naem van Heiligh, die naer 's anders hart durf steecken,Ga naar voetnoot543
 
Met eenen naer heur kroon, een stuck te klaer gebleken.Ga naar voetnoot544
Marie:
545[regelnummer]
Dat waer vermetenheit, en anders dan my voeght.Ga naar voetnoot545
 
Zy hoeft geen dubbele eer, wie d'eenige eer vernoeght.Ga naar voetnoot546
 
Ghy hebt aen 't lichaem maght door Godts gehengenisse,Ga naar voetnoot547
 
Geensins door Recht; dat vraeght uw overtuight gewisse,Ga naar voetnoot548
 
Zoo wel bewust, dat ick, die een Gezalfde ben,Ga naar voetnoot549
550[regelnummer]
Een vrije Koningin, naest Godt geen hooger ken:
 
Noch stelt ghy mijne ziel door dreigement geen wetten,Ga naar voetnoot551
 
En kuntze niet de hoop op die gena beletten,
 
Waer door ick hem mijn bloet opoffer, die my sterck',
 
Dat mijn vermindring streck' tot wasdom van zijn Kerck;Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
Waer buiten mij niet lust de werelt te regeeren,
 
En om 't vergangkelijck 't bestendigh Rijck t'ontbeeren,Ga naar voetnoot556
 
Veel min tot zusterslagh te geven raet of daet.Ga naar voetnoot557
De Graven:
 
Hoe lochent ghy 't geen blijckt by Babingtons verraet.Ga naar voetnoot558
Marie:
 
Ick legh mijn hant op 't boeck, gelijck een vrouw van eere,Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
Ia kriste Koningin, ten troon gezalft, en zweere
 
Op 't noit vervalschte Woort, dit heiligh perckement,
 
Dat my noch zustermoort noch opzet is bekent,Ga naar voetnoot562
 
Die naer heur' ondergangk of nadeel hebb' geroken.Ga naar voetnoot563
[pagina 190]
[p. 190]
 
De voorspoet van heur staet (hoe snoot ick zit besproken)Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Was t'allen tijde my ten hooghste waert en lief.Ga naar voetnoot565
De Graven:
 
Ghy zweert by Roomschen text, maer kunt den cijferbriefGa naar voetnoot566
 
En Naus getuighenis en Kurle niet verstommen.Ga naar voetnoot567
Marie:
 
Hoe zit d'onbillijckheit zoo hoogh in top geklommen?
 
En bezight men nu knecht en huurling, luttel trouw,
570[regelnummer]
En vlammende op genot, ten laste van hun vrouw?Ga naar voetnoot570
 
De waerheit schijnt te sterck in 't aenzicht van de logen.
 
Men brengze eens (heeft men 't hart) ons levende onder d'oogen.
 
Wy kennen Walsingam, en wat hy broet in 't hart:Ga naar voetnoot573
 
Zijn schalckheit weet, hoe zy zich diende van Balart,Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
Meineedigheit gebruickte, en spreecken kost door monden
 
En pennen, aen geen' plicht of eere en eedt gebonden.Ga naar voetnoot575-76
 
Ick zie de Majesteit der Kroone in slijck getreen,
 
Indienze, in zulck een zaeck, moet hangen aen het geen
 
Geheimeschrijvers, dier verplicht voor haer te buigen,Ga naar voetnoot579
580[regelnummer]
Gevalle om jemants zucht lichtvaerdigh te getuigen.Ga naar voetnoot580
 
Ghy weet wie hen misschept: ick heb hun trouw beproeftGa naar voetnoot581
 
In billijckheit, die geen getuighenis behoeft.
 
Het blijckt hoe Saul noch dus, tegens zijn geweten,Ga naar voetnoot583
 
Al t'onrecht David pooght aen muur en want te speeten:Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Hy sprong te venster uit, en ick, die anders nietGa naar voetnoot585
 
Dan mijn verlossing zoeck, het geen Natuur gebiet
 
Den vogel in zijn kouw; 't geen zelfs de wetten raden,Ga naar voetnoot587
 
Zit hierom met een' moort en zusterslagh beladen.Ga naar voetnoot588
 
Een krancke weduw, die gekerckert zucht en smeeckt,Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Misdoet, terwijlze bidt dat Godt haer boeien breeckt;
 
Misdoet, terwijlze schreit, dat hier of daer een stercker
[pagina 191]
[p. 191]
 
Op hare klaghte ontwaecke en opene dien kercker
 
Der entlooze eeuwigheit, alle oogenblick bespiet;
 
Terwijlze smilt als sneeuw, en smoort in dit verdriet.
595[regelnummer]
Noch zochtze Flippes noit haer erfrecht op te dragen,Ga naar voetnoot595
 
Om niet (al belght hy 't zich) de zuster te mishagen,Ga naar voetnoot596
 
En diende zich veel eer van Hesters zoeten aert,
 
En lieflijck smeecken, dan van Judiths bloedigh zwaert.Ga naar voetnoot597-98
De Graven:
 
Mevrouw, ghy hoort den last betrouwt aen onze zorgen,Ga naar voetnoot599
600[regelnummer]
Die u geen uitstel geeft dan tot den dagh van morgen.
Marie:
 
Welaen, ick heb voorhene uw aenklaght wederleit,
 
En wil, als een wie Recht en reden wort ontzeit,
 
My zelve op 't hoogh gerecht der opperheerschappye,Ga naar voetnoot603
 
Waer voor Elizabeth gelijck staet met Marye,
605[regelnummer]
Beroepen. Ghy verstaet, u allen is bewust,Ga naar voetnoot605
 
(Want geen bewimpeling 't geweten dempt of bluscht)
 
Dat mijn geboorte alleen en Godtsdienst my bezwaren:Ga naar voetnoot607
 
Doch 't is in niemants maght zich zelf te wederbaren,Ga naar voetnoot608
 
Te lochenen zijn bloet, t'ontkennen 't heiligh merck
610[regelnummer]
Der vonte, die de ziel dit indruckte in de kerck.Ga naar voetnoot609-10
 
Men noem' het zoo men wil, dit zijn de lasterstucken,Ga naar voetnoot611
 
Waer op ick my getroost voor uw gewelt te bucken.
De Graven:
 
Wy hebben ons gemoedt gezuivert, zoo 't behoort:
 
Beroep u vry op Godt: wy varen echter voort.Ga naar voetnoot614
Marie:
615[regelnummer]
Dewijl men in dit Rijck my nauwelix zal kunnen
 
Een uitvaert, naer den eisch van mijn geloof, vergunnen
 
En Koningklijcken staet; gelijck 't aelout geslacht
 
Der Koningen van outs ter aerde wert gebraght;
 
En aengezien de wrock der nu veraerde SchottenGa naar voetnoot619
[pagina 192]
[p. 192]
620[regelnummer]
Ons Vaderlijck gebeent verboodt in 't graf te rotten,
 
En stroide d'asch en stof der Vorsten in den wint;
 
Zoo bidde ick, als de haet der menschen, dol en blint,
 
Verzaet zy met mijn bloet onnozelijck te plengen,Ga naar voetnoot623
 
Dat dan mijn hofgezin en dienaers 't lichaem brengenGa naar voetnoot624
625[regelnummer]
In eenigh heiligh lant, of naer de Fransche kust,
 
Daer mijn Vrouw Moeders lijck begraven, lieflijck rust;
 
Zoo magh dit zwacke lijf, waer in de ziel ging treuren,Ga naar voetnoot627
 
Gescheiden van de ziel, in 't einde eens rust gebeuren;Ga naar voetnoot628
 
Terwijl 't onsterflijck deel door offers en gebeên
630[regelnummer]
Gedient, met meer cieraets zijn hoop te moet ga treên.Ga naar voetnoot630
De Graven:
 
Dat staet uw dienaers eerst de Koningin te vragen,Ga naar voetnoot631
 
Behaeght haer dit verzoeck, wy laten 't ons behagen.Ga naar voetnoot632
Marie:
 
'k Verzoeck mijn Biechtvaers dienst, om, volgens ons manier,
 
Het hart te zuiveren, en voor mijn afscheit hier
635[regelnummer]
Te nuttigen ons Manne en Kristgeheimenisse.Ga naar voetnoot635
De Graven:
 
Vervloeckte afgodery! het strijt met ons ghewisse.Ga naar voetnoot636
Marie:
 
Magh nu mijn zielzorgh, my geheele jaren langkGa naar voetnoot637
 
Geweigert, al te straf, niet stutten een, die kranckGa naar voetnoot638
 
Naer geest en lichaem, zich godtvruchtigh zoeckt te troosten?Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Men weigert zulck een bede oock niet den allerboosten
 
En godtvergetensten, in 's levens uiterste uur.
 
Hoe wrijft men deze loogh noch in mijn hartquetsuur?Ga naar voetnoot642
De Graven:
 
Men heeft u toegeschickt een' Bisschop met den Deken.Ga naar voetnoot643
Marie:
 
Geen Onroomsch yveraer verstout' zich my te spreken.
645[regelnummer]
Gelooft zy Godt dat ick al onderwezen ben,
 
En zonder hun zijn Kerck, en mijne misdaet ken,Ga naar voetnoot646
[pagina 193]
[p. 193]
 
Gelijck het kromme spoor en dwaellicht der verkeerden.Ga naar voetnoot647
De Graven:
 
Naerdien ghy dan den raet der wijze Godtgeleerden
 
Verlastert en verworpt, bekennende veel minGa naar voetnoot649
650[regelnummer]
Hoe ghy u tegens ons gekroonde Koningin,
 
Uw wettigh overhooft, zoo schendigh hebt vergrepen;Ga naar voetnoot651
 
Zoo voel haer gramschap nu rechtvaerdighlijck geslepenGa naar voetnoot652
 
Door uw hardtneckigheit, gewapent tegens Godt.
 
Paulet, vaer voort: ghy weet haer Majesteits gebodt.Ga naar voetnoot654
655[regelnummer]
Men handelze voortaen gelijck een statelooze,Ga naar voetnoot655
 
Berooft van waerdigheit, ten spiegel voor de booze.Ga naar voetnoot656
PAULET. MARIE. REI VAN STAETJOFFEREN.
Paulet:
 
Mevrouw, nu regel u naer 's tijts gelegentheit,Ga naar voetnoot657
 
Ontzeggende dat een, wie 't leven wort ontzeit,Ga naar voetnoot658
 
En buiten staet en eere en ampteloos gerekent,
660[regelnummer]
Noch eenigh teken voer', 't welck Majesteit betekent:
 
Beveel dan dat men voort dit pauweljoen om hooghGa naar voetnoot661
 
Van zwart fluweel, en voort al wat hier hange in 't oogh
 
Gewilligh wechneeme, en het zeil der hoogheit mindere,Ga naar voetnoot663
 
In 't onweêr des gerechts, en dus alle opspraeck hindere:
665[regelnummer]
Doch wijt het my zoo zeer, noch deze Heeren niet,
 
Als onze Koningin alleen, die dit gebiet.
Marie:
 
Ick ly het met gedult: dat zy haer' haet verzade.
 
De hemel zalfde my, en riep door zijn genade
 
Marie tot dien troon, als met zijn eige stem.
670[regelnummer]
'k Bezit rechtvaerdighlijck, en houde alleen van hem
 
Mijn' troon en kroon te leen, en wilze met mijn leven
 
En bloet oock hem alleen gehoorzaem wedergeven.
 
Hy heeft Elizabeth niet boven my gestelt.
 
Laet Parlement en Raet en Ketterdom gewelt
675[regelnummer]
Te wercke stellen, als geweldenaers en stroopers,Ga naar voetnoot675
[pagina 194]
[p. 194]
 
Die in een moortspelonck, gesterckt met overloopers,Ga naar voetnoot676
 
Den allervroomsten Vorst vast knevelen met kracht;Ga naar voetnoot677
 
'k Gedoogh het tegens recht: 't is buiten hunne macht,
 
Dat ick geen Koningin (zy doen hun beste) sterve;Ga naar voetnoot679
680[regelnummer]
Hoewel mijn staet wat glimps in 't oogh der menschen derve.Ga naar voetnoot680
Paulet:
 
De bloem der Majesteit gaet open, en vergaet.
 
Ghy zijt niet die ghy plaght, maer in verwezen staet.Ga naar voetnoot682
Marie:
 
Noch houdt het Koningsdom zijn' luister onbedorven.
 
De Koningen des Rijcks zijn meer dan eens gestorven
685[regelnummer]
Een doot, zoo eerelijck voor 't Koningklijck geslacht,Ga naar voetnoot685
 
Als schandelijck voor 't volck, dat in die boosheit lacht:Ga naar voetnoot686
 
Wat wonder is het dan, zoo weder een verwoede
 
't Getal der Koningen van Engelantschen bloedeGa naar voetnoot688
 
Vermeere met mijn lijck? 't is Engelants manier:
690[regelnummer]
Dat schatte noit het bloet der Koningen zoo dier,Ga naar voetnoot690
 
Of plengde 't milt, en maeide, als met een dolle zeissen,Ga naar voetnoot691
 
De telgen van den stam, die recht hadde iet te eischen,
 
Te vorderen, uit kracht van tijtel, op dees kroon.
 
De Koning Rijckaert wert met zulck een' haet en hoonGa naar voetnoot694
695[regelnummer]
Bejegent, en getrapt, om hem zijn recht t'ontwringen.
Paulet:
 
Ghy spreeckt als had ghy maght om anderen te dwingen.
 
Regeert de Moeder nu in Schotlant, of de zoon?
 
Ontwijde Koningin, berooft van Rijck en troon,
 
Wat moedight u? wat staet u echter meer te hopen?Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
Bedenck, 't is tijt, hoe verre uw zaecken zijn verloopen.Ga naar voetnoot700
Marie:
 
Noch zoo niet, dat mijn moedt bezwijcke voor dien last,
 
En ick bestemme 't geen mijn grootheit nimmer past.Ga naar voetnoot702
 
Men pooght vergeefs het merck der zalvinge uit te wissen:Ga naar voetnoot703
 
Oock kan de wettigheit onze afkomst geensins missen;Ga naar voetnoot704
[pagina 195]
[p. 195]
705[regelnummer]
Beneemze al wat u lust, ghy neemtze nimmer af
 
Het voorrecht van haer' stam, geheilight tot den staf.Ga naar voetnoot706
Paulet:
 
Ghy mooght dan zonder scha dees ydle pracht ontbeeren,
 
Die u geen voordeel geeft, en onze zaeck kan deeren.
Marie:
 
Ontheilight men in ons der Vorsten Majesteit?
Paulet:
710[regelnummer]
Ghy hebt door hoogh verraet die stralen afgeleit,Ga naar voetnoot710
 
En zijt van stam en bloet veraert door snoode wercken.Ga naar voetnoot711
Marie:
 
Beroof ons't overschot der Heerelijcke mercken,Ga naar voetnoot712
 
Wanneer 't genoemde Recht zich paeie met ons hooft.Ga naar voetnoot713
Paulet:
 
Zoo zult ghy levend zien uw glanssen uitgedooft.
715[regelnummer]
Ghy Joffers, helpt dien troon zoo daetlijck uit onze oogen.
Rey:
 
Is alle ontzagh zoo schoon en t'effens uitgetogen,Ga naar voetnoot716
 
Dat ghy de Majesteit, die altijt stip op 't punt
 
Van eere stont, voor 't lest zoo luttel luisters gunt?
 
Een schijn van eere plaght de Grooten in het sterven
720[regelnummer]
Te volgen, en magh dees zoo weinigh niet verwerven?
Paulet:
 
't Gebeurt wel dat men straf en schijn van eere paert:Ga naar voetnoot721
 
Maer zulck eene acht men oock geen schijn van eere waert.
 
Zy zie noch levend dus haer lijck ter aerde dragen,Ga naar voetnoot723
 
En hoore u, eerze sterf, haer dooden romp beklagen.
Rey:
725[regelnummer]
Helaes! verdient Mevrouw geen deernis in dien staet
 
Van sterven? hoopt men noch met vruchteloozen smaet
 
Zo fel en dartel op den stapel der ellendeGa naar voetnoot726-27
 
En jammeren, een nacht voor haer rampzaligh ende?Ga naar voetnoot728
 
Dees kamer huilt u toe, terwijlze in tranen smelt.Ga naar voetnoot729
730[regelnummer]
Het schenden van dien troon door openbaer gewelt
[pagina 196]
[p. 196]
 
Kan 't halsrecht wettigheit noch schijn van 't wettigh geven.Ga naar voetnoot731
 
Zy schelt van alle hoop op 't weereltsche uit dit leven
 
En slaet haer' oogen reede op een geruster Rijck.Ga naar voetnoot733
Paulet:
 
Het is dan tijt dat zy beneên de vlagge strijck',Ga naar voetnoot734
735[regelnummer]
En eenmael leer' versmaên al 's weerelts ydelheden.Ga naar voetnoot735
 
Zy heersche vry om hoogh, een ander hier beneden.
 
Wie hier zijn oogen sluit, en naer den hemel ziet,
 
Bekreunt zich met dit aertsch en aertsche hofprael niet.Ga naar voetnoot738
Rey:
 
Men plagh 't verwezen hart door heuscheit te verquicken,Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
Beleeft te handelen, te stercken voor de schrickenGa naar voetnoot740
 
En 't grimmen van de doot: maer niemant luistert hier
 
Naer reden, of bescheit. Barbarische manier!Ga naar voetnoot742
 
Waer zijn wy? in een woudt? wie nestelen hier binnen?
Paulet:
 
Dewijl ick met gemack noch heuscheit niet kan winnen,Ga naar voetnoot744
745[regelnummer]
Zoo staet my boven al te passen op mijn eer.Ga naar voetnoot745
 
Trauwanten, haest u, ruckt en smijt die pracht om veer.Ga naar voetnoot746
Rey:
 
Heer Melvin, kunt ghy ons niet helpen noch beschermen?
Paulet:
 
Trawanten, rept u, voort, en keert u aen geen kermen.Ga naar voetnoot748
Rey:
 
O Godt, verdraeght ghy dit? O wee! O wraeck! O smert!
750[regelnummer]
Tyrannen, stoot haer eerst den moortpriem in het hart,Ga naar voetnoot750
 
Op datze niet, haer eere en tytels overlevende,
 
Gevoele hoe de nicht van Henderick den zevendeGa naar voetnoot752
 
(Dewijlze in errefrecht en godtsdienst niemant zwicht)Ga naar voetnoot753
 
Tyrannigh wort tot stof gemalen van haer nicht.Ga naar voetnoot754
Marie:
755[regelnummer]
Mijn dochters, houdt gemack: beveel de wraeck een stercker,Ga naar voetnoot755
 
Die in de duisternisse en damp van dezen kercker
[pagina 197]
[p. 197]
 
Ons ongelijck aenschouwt van zijnen hoogen stoel.Ga naar voetnoot757
 
Hy streckt zijn armen uit, om ons uit dezen poel,
 
Een' rechten jammerpoel, door zoo veel smaet en lijden
760[regelnummer]
En wederwaerdigheit op zijnen troon te wijden.Ga naar voetnoot760
 
Ick zie al wat hier blinckt voor stof en vuilnis aen:
 
Ik zie een' rijker troon daer boven open gaen.
REY VAN STAETJOFFEREN.
Zangk:
 
O eerstelingen van dit eilant,Ga naar voetnoot763
 
Donalt en Lucius, die eerstGa naar voetnoot764
765[regelnummer]
Uw kroonen neerbooght voor den Heilant,
 
Van wien de weerelt wort beheerscht,Ga naar voetnoot766
 
En lochende uw besmette altarenGa naar voetnoot767
 
Voor 't zuiver outer van het Kruis,
 
Dat, als een baeck, ons Noortsche baren
770[regelnummer]
Verlichte, en broght den zeeman t'huis,
 
Die, nat van 't ongestuimigh weder,Ga naar voetnoot771
 
Geen Glaukus danckte, na dien druck,Ga naar voetnoot772
 
Maer stortende voor 't kruisbeelt neder,
 
Messias toeschreef zijn geluck;
775[regelnummer]
Bewees zich danckbaer dien Behoeder,
 
Betemmer van de wilde zee,
 
En zong den lof der Maeght en Moeder,
 
Die, als een Noortstar, hem de reeGa naar voetnoot778
 
En haven met haer' vinger toonde;
780[regelnummer]
O Koningen, gelijck van zin,
 
Ziet neder, hoe uw erfgekroondeGa naar voetnoot781
 
Ontwijt zit van uw nazaetin,Ga naar voetnoot782
 
Die afgevallen, zoo verbolgen
 
Den ouden godtsdienst durf vervolgen.Ga naar voetnoot784
Tegenzangk:
785[regelnummer]
In 't schuim der Kaledonsche baren,Ga naar voetnoot785
 
Om Orkades noch Yrlant vontGa naar voetnoot786
 
De visscher, grijs en afgevaren,Ga naar voetnoot787
[pagina 198]
[p. 198]
 
Geen zeegedroght, zoo wreet van mont
 
Dan dit, zoo spits en scherp van vinnen,Ga naar voetnoot789
790[regelnummer]
Zoo schalck, zoo loos en boos van aert.Ga naar voetnoot790
 
Laet schepesloopen en verslinnenGa naar voetnoot791
 
Wat wil, met balgh en slingerstaert;Ga naar voetnoot792
 
Een' staert, die 't water om kan roeren
 
Van onder op, en met een' klinckGa naar voetnoot794
795[regelnummer]
De kielen, die zoo veiligh voeren
 
Zoo treffen, dat de vloot verzinck':
 
Dit lantgedroght beschaemtze altzamenGa naar voetnoot797
 
In wreetheit, onrust en gewelt,
 
Die oit gestrant te voorschijn quamen,Ga naar voetnoot799
800[regelnummer]
Wanneer hun voorspoock plagen spelt:Ga naar voetnoot800
 
Het laet geen nageburen slapen:
 
Het rooft op 's buurmans kust en grens.
 
Het wil den aerdtkloot overgapen:Ga naar voetnoot803
 
't Vermomt zich met de grijns van mensch:Ga naar voetnoot804
805[regelnummer]
Het Engelsch hof hier van bezeten,Ga naar voetnoot805
 
Magh dit met recht Nayver heeten.
Toezangk:
 
Helaes! wat baet het dat Natuur
 
Britanje van de weerelt scheide?
 
Wat baet het dat Seveer dien muurGa naar voetnoot809
810[regelnummer]
In 't midden van twee volcken leide,
 
Om Albion voor Kaledon
 
En zijnen intoght te bevryen?Ga naar voetnoot812
 
Nu dit gedroght niet rusten kon,
 
En over muur en graft quam glyen,
815[regelnummer]
En voede in 't Kaledonsche Rijck
 
Die booze lucht van burgertwisten,
 
Om hier ons KoninginnelijckGa naar voetnoot817
 
Op 't hart te trappen, en te kisten
 
Al levendigh, na zoo veel smaets.Ga naar voetnoot819
820[regelnummer]
Wat baert een dor ghedroght al quaets!Ga naar voetnoot820

voetnootvs. 285
Hamilton: Vondel legt het accent op de eerste lettergreep; dick: dikwels.
voetnoot286
erf: grondgebied.
voetnoot288
Van: door.
voetnoot289
gryze: uit rijpe levenservaring voortkomend (vgl. vs. 321-vlg.).
voetnoot291
Het aenzette: de steven richtte naar.
voetnoot292
afgesolt: uitgeput door de slingeringen van het lot; moght: zou kunnen.
voetnoot293
Francois: Frans II († 1560).
voetnoot294
bruidegom: jonge echtgenoot.
voetnoot296
gemeente: volk.
voetnoot298-99
Tot straf van wat ik misdaan heb, niet jegens mijn nicht Elisabeth, maar jegens God zelf.
voetnoot301
schipbreuck: ondergang; staet: positie.
voetnoot303
zackt: (op mijn hoofd) neerdaalt; bederf: verderf.
voetnoot304
Zusters: van haar stiefzuster Elisabeth.
voetnoot311
korts: onlangs.
voetnoot313
medecijn: in verband met gunst wellicht een Gallicisme, voor geneesheer (het Ned. Wdb. geeft daarvan geen oude voorbeelden).
voetnoot314
schijn: toestand.
voetnoot318
zetten: krijgen.
voetnoot320
Dundrenen: na de nederlaag vluchtte Maria en bereikte de derde dag Dundrennan, aan de Solway.
voetnoot323
baeck: waarschuwend teken.
voetnoot325
Jacob: Jacobus I van Schotland, als prins op weg naar Frankrijk, in Yorkshire aangeland, werd in Engeland gevangen gehouden; deerlijck voer: jammerlik te land kwam.
voetnoot326
Malkolm: Malcolm IV (1153-1163) en daarna zijn broeder Willem werden door Hendrik II van Engeland naar Londen ontboden en daar gedwongen te strijden tegen Frankrijk.
voetnoot328
't Albaensche hooft: de hertog van Albany, broeder van Jacobus III, werd door Engelse zeerovers gevangen genomen; bezochten: ondervonden.
voetnoot329-30
dit geslacht: de Engelse vorsten.
voetnoot332
ontmeeren: de kabels los maken.
voetnoot334
aen my gequeten hadt: zijn best gedaan had om mij te weerhouden.
voetnoot335
'k houde u vry: ik geef u de schuld niet.
voetnoot337
wien: hij wien.
voetnoot340
op: afhankelik van.
voetnoot343
De scepters: de vorsten.
voetnoot344
indienze koom' te stade: als er voordeel uit te trekken is.
voetnoot345-46
staet op: komt te staan op.
voetnoot348
Verstreckt hun borreghtoght: is voor hen een borg, dat de rust gehandhaafd wordt. Immers, zodra zij vrij kwam, zou de burgeroorlog weer ontbranden; tot dat de tijt dit scheide: totdat de tijd een oplossing zou brengen, en toenadering mogelik maken.
voetnoot349
vast: reeds.
voetnoot351
te: zeer.
voetnoot354
zonder naem: toespeling op de bastaard Murray.
voetnoot355
bergen: beveiligen, redden; hy: de rover (strooper).
voetnoot356
overgeven: misdadig.
voetnoot357
voorheen: voor zich uit; deerlijck: deerniswekkend.
voetnoot358
met zijn koy: over zijn schapen.
voetnoot359
Wirkinton: In een open vissersboot stak Marie over van Dundrennan naar Workington, in het N.W. van Engeland.
voetnoot361
't hart: Elisabeth had Maria bij haar terugkomst in Schotland een diamant in twee stukken gezonden. Als Maria Elisabeth's hulp behoefde, moest zij haar de ene helft overzenden. Maria Stuart had haar als tegengeschenk een diamant in hartvorm geschonken. De dichter heeft deze biezonderheid enigszins anders voorgesteld.
voetnoot363
be: smeekbede.
voetnoot364
woestijnen: onherbergzame streken.
voetnoot365
party: tegenpartij, dus: mijn tegenstanders.
voetnoot368
op vrybuit: in roof.
voetnoot371
gloejen: warm rood bloeien,
voetnoot372
bits van toren: uit kwaadaardigheid geneigd tot bijten.
voetnoot375
bockenbloet: volgens een oud volksgeloof zou men de diamant kunnen doen afnemen door hem met bokkebloed te wrijven (Vgl. Maerlant's Nat. Bl. II, 1002: ‘Sijn bloet es oec van sulker macht, Dattet scuert den diamant’).
voetnoot377
Mijn broeder: de bastaard Murray (vgl. vs. 120); speelt den Koningk: speelt voor koning, nl. als regent van de onmondige prins.
voetnoot381
laeuw: te verbinden met: van 't bloet: door het lauwe bloed bevochtigd.
voetnoot383
't ketterdom: het Calvinisme.
voetnoot386
gedoken: zich verschuilend.
voetnoot391
Ick laetme gezeggen: ik schik mij, ik geef toe; toezegh: belofte.
voetnoot392
de wapens nederleggen: te verbinden met laet in vs. 391.
voetnoot393
onschult: verontschuldiging.
voetnoot394
vry gekent: vrijgesproken.
voetnoot397
sla hier toe: moge hierbij komen, hierop rusten.
voetnoot399
Kenede: met hoofdaccent op de derde lettergreep (Eng. Kennedy).
voetnoot401
ter goeder tijdt: op een gezegend ogenblik.
voetnoot402
te post: snel. Gij zijt, als gewoonlik, te optimisties.
voetnoot403
na te springen: Na de ontvluchting van Maria Stuart uit Lochlevin was Jane Kennedy (uit het venster van Maria's kamer) in het meer gesprongen om aldus haar boot nog te bereiken.
voetnoot404
Lochlevijn: op het kasteel Lochlevin was Maria gevangen gezet.
voetnoot406
De jonge page George Douglas, sleutelbewaarder van de buitenpoort, die op Maria verliefd was, hielp haar bij de vlucht. Hij wordt vergeleken met Daniël, die Susanne verloste.
voetnoot407
met Godt: met Gods hulp.
voetnoot408
verziert: verzint.
voetnoot410
Spreek mij niet van de kans om door oproer of verraad vrij te komen.
voetnoot411
ons staet te waegen: wij moeten wagen.
voetnoot412
stont op: kwam te staan op.
voetnoot414
Van langer hant: langzamerhand.
voetnoot416
biesbrugh: van biezen gemaakte brug, in oorlogstijd gebruikelik (Ned. Wdb. II, 2555).
voetnoot417
zonder lantgerucht: zonder dat het in het land bekend wordt (Ned. Wdb. VIII, 996).
voetnoot418
bergen: in veiligheid brengen.
voetnoot419
bestuwt: omstuwd, omringd (vgl. vs. 428); brave: dappere, betrouwbare.
voetnoot421
Hawart: het geslacht Howard, dat voor Maria's rechten opkwam; vooral Thomas Howard, Hertog van Norfolk (vgl. vs. 90).
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 422, het tweede uitroepteken staat alleen in de latere uitgaven.
voetnoot422
bezuurt: ellende ondervonden; plat getreên: vertrapt.
voetnoot423
begrepen: beraamd.
voetnoot424
bederf: verderf, ondergang.
voetnoot426
haest: weldra; Dombreton: Dombarton, een vesting in Schotland.
voetnoot427
griffoens: wrede dienaren (oorspr. mythologies wezen: half adelaar, half leeuw: de grijpvogel; dan hebzuchtige, hardvochtige mensen); schuwen: ontwijken.
voetnoot428
zoo veel als: alle die.
voetnoot429
Langsid: Langside, bij Glasgow, waar 15 Mei 1568 de beslissende slag plaats had, die aan Maria's heerschappij een einde maakte; laegh: hinderlaag.
voetnoot431
afgeronnen (sterk part. van afrennen): te velde getrokken.
voetnoot432
Hamiltonnen: een van de oudste en aanzienlikste Schotse geslachten; James IV steunde Maria, en werd daarom door Murray gevangen genomen, maar weer vrijgelaten. Met zijn broeder Claude bleef hij, als leider van de Kath. partij, de zaak van Maria Stuart verdedigen.
voetnoot437
gewelt: macht.
voetnoot443
Ontveins: verberg.
voetnoot446
Petersburgh: Peterborough, stad, drie uur van Fotheringay.
voetnoot448
Ter goeder ure: gelukkig!
voetnoot452
de roep: het gerucht.
voetnoot454
die haer droegh: die haar partij koos (Ned. Wdb. III, 3237).
voetnoot456
houdt aen: dringt aan.
voetnoot457
achterdocht: nadenken, wikken en wegen (Ned. Wdb. I, 653); omzicht: behoedzaamheid; zorgh: bezorgdheid. Men dringt dus aan met alle middelen, die voortkwamen uit overleg en bezorgdheid met haar lot.
voetnoot459
Lotheringe als Guisen: vgl. Inhout, r. 10.
voetnoot460
by haer bloet: door het vergieten van haar bloed; aen Majesteit verliezen: gekrenkt zouden worden in hun vorstelike waardigheid.
voetnoot461
Bellievre: Bellièvre, buitengewoon gezant van Frankrijk te Londen; verbloemt: niet in de moderne betekenis, maar: stelt haar daden in gunstiger licht, zodat haar schuld verkleind wordt, en zij dus vrijgepleit.
voetnoot462
stuit: weerhoudt.
voetnoot463
het Recht: de terechtstelling.
voetnoot464
Kroon en leven: nl. van haar zelf.
voetnoot466
Gaen zwanger van: zijn vervuld van dit proces.
voetnoot472
op haer luim: op de loer.
voetnoot474
tegen magh: tegen bestand is.
voetnoot475
zeegedroght: zeemonster.
voetnoot477
afgront: diep liggende bodem. De beweegredenen van de koningshoven zijn ondoorgrondelik.
voetnoot478
zy: Elisabeth.
voetnoot479
't lezen: nl. van het vonnis.
voetnoot480
Amias: de slotvoogd Paulet; door last: op haar bevel.
voetnoot481
verwees: veroordeelde.
voetnoot482
zonder nadruck: zonder gevolg te geven aan het vonnis.
voetnoot483
de zelve: dezelfde.
voetnoot485
de Graven: van Shrewsbury en Kent.
voetnoot486
op: open
voetnoot487
uw' geest beroeren: u een ontstellende tijding brengen.
voetnoot490
Gestreken: geveld.
voetnoot494
reuckeloos: roekeloos; t'effens: tegelijk.
voetnoot499
uiten: bekend maken.
voetnoot501
lagh het niet by my: zo had ik het mij niet voorgesteld.
voetnoot504
ben gehouden aen: mij gebonden acht; Rechten: rechtspraak.
voetnoot506
stem in: ben het eens met, berust in.
voetnoot507
gemoeten: ontmoeten. Hier en in de volgende verzen spreekt M. als martelares, die vrijwillig de ‘schone’ dood ingaat (vergelijk de Ifis-figuur in de Jeptha).
voetnoot511
wissel: verruil; nl. voor de hemel; den kercker van dit leven: dit aardse leven, waarin de ziel gevangen is als in een kerker.
voetnoot512
mijnen bruidegom: Jezus.
voetnoot514
zelf: te verbinden met Godt.
voetnoot516
lasterlijck: misdadig; vermeten: vermetele poging, nl. om opstand te verwekken.
voetnoot517
Te kenbaer aen: maar al te bekend bij; dat haer om d'ooren loopt: waarschijnlik doelt dit op de Puriteinen, de ‘round-heads’, ook ‘prick-eared’ gescholden, die het haar kort geknipt droegen.
voetnoot521
stoffen: bluffen.
voetnoot522
luiperden: de luipaarden in het Engelse wapen, dat Maria geplaatst had in haar aengenomen schilt (vergelijk vs. 164).
voetnoot523
stoelgenooten: mededingers naar dezelfde troon.
voetnoot525
verzeker uwen Staet: beveilig uw koninklike macht.
voetnoot529
zonder ergh: zonder boze bedoeling.
voetnoot530
ter noot: als de nood dringt; bergh': beveilige.
voetnoot532
Belial: de duivel, als symbool van het verkeerde geloof.
voetnoot533
puurt: zuivert.
voetnoot535
betrouwen: vertrouwen.
voetnoot536
waer maghtigh: in staat zou zijn om.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 537, de oude uitgave heeft omgevroete; de latere omgewroete.
voetnoot537
omgewroete: door de woelingen van de reformatie omver geworpen.
voetnoot538-39
met gevaer van: met gevaar, te verliezen. den oppersten: God.
voetnoot541
stijf: krachtig.
voetnoot543
durf: durft.
voetnoot544
stuck: vergrijp.
voetnoot545
vermetenheit: vermetelheid, overmoed.
voetnoot546
Accent op Zy; hoeft: heeft geen behoefte aan; d'eenige eer: nl. van de martelkroon.
voetnoot547
gehengenisse: toelating.
voetnoot548
dat vraeght uw overtuight gewisse: als het recht was, dan moest gij in uw geweten overtuigd zijn (van mijn schuld).
voetnoot549
Zoo wel bewust: slaat terug op uw gewisse, of liever op het, daaraan te ontlenen gij: die innerlik zozeer overtuigd zijt, dat ik, als vorstin bij de gratie Gods, geen hogere macht naast God erken.
voetnoot551
Noch: en niet.
voetnoot554
vermindring: vernedering. Accent op mijn en zijn (Gods).
voetnoot556
't vergangkelijck (Rijck): de aardse macht; bestendigh: onvergankelik, eeuwig.
voetnoot557
zusterslagh: het vermoorden van mijn zuster Elisabeth.
voetnoot558
Babingtons verraet (vgl. vs. 49).
voetnoot559
't boeck: de bijbel; 't noit vervalschte Woort van vs. 561.
voetnoot562
opzet: plan.
voetnoot563
Dat ook maar het geringste te maken had met.
voetnoot564
hoe snoot ick zit besproken: hoe schandelik ik ook verdacht word.
voetnoot565
waert: dierbaar.
voetnoot566
Roomschen text: de Roomse bijbel, volgens de Calvinisten niet de zuivere bijbeltekst; cijferbrief: brief in geheim cijferschrift, die Maria in Des. 1585 ontving, quasi geschreven door een Katholiek Engels edelman, die haar hulp bood, maar inderdaad listig samengesteld door Walsingham, staatssekretaris van Elisabeth. Maria ging er op in, ten gevolge waarvan haar brieven onderschept en gelezen werden door Walsingham. Het slot was de samenzwering van Babington, door Walsingham georganiseerd.
voetnoot567
Naus en Kurle: Maria's sekretarissen (vgl. vs. 60 en knecht en huurling in vs. 569); verstommen: het zwijgen opleggen, ter zijde stellen.
voetnoot570
vlammende op: vurig verlangende naar; vrouw: meesteres.
voetnoot573
Walsingam: zie de aant. bij vs. 566.
voetnoot574
schalckheit: boosaardigheid; zy slaat daarop terug; Balart: Ballard, een der medeplichtigen van Babington.
voetnoot575-76
spreecken kost door monden en pennen: zich bedienen kon van valse getuigenissen en valse geschriften.
voetnoot579
Geheimeschrijvers: datief, bij gevalle: behaagt; dier: met een dure eed.
voetnoot580
om jemants zucht: uit genegenheid voor iemand, om iemand ter wille te zijn.
voetnoot581
misschept: tot meinedigen maakt (oorspr. misvormt).
voetnoot583
Saul: tweelettergrepig te lezen: Sauwel; vergelijking met het bekende bijbelverhaal (I Sam. 19, 10).
voetnoot584
speeten: met de speer hechten aan.
voetnoot585
Hy (David) sprong te venster uit (I Sam. 19, 12).
voetnoot587
kouw: kooi.
voetnoot588
zusterslagh: vgl. vs. 557; beladen: beschuldigd van.
voetnoot589
krancke: zwakke, ziekelike.
voetnoot595
En nooit heeft ze het voornemen gehad, Philips II van Spanje erfgenaam te maken van haar rechten op de Engelse troon.
voetnoot596
al belght hy 't zich: al is hij er boos om.
voetnoot597-98
Hester, of Ester, de Joodse gemalin van de Perziese koning Ahasverus, bespaarde door haar tussenkomst haar volk een bloedbad (boek Esther cap. II-VIII); Judith: de Joodse heldin, redde haar vaderstad door de vijandelike veldheer in zijn tent op te zoeken en te doden (in het apocriefe boek Judith).
voetnoot599
betrouwt: toevertrouwd.
voetnoot603
't hoogh gerecht: namelik van God.
voetnoot605
u allen is bewust: gij allen zijt er van overtuigd.
voetnoot607
mijn geboorte: mijn recht op de troon, krachtens mijn geboorte; mijn Godtsdienst: het feit dat ik Katholiek ben; my bezwaren: mij als schuld aangerekend worden.
voetnoot608
te wederbaren: uit andere ouders geboren te doen worden.
voetnoot609-10
't heiligh merck der vonte: de doop; dit: het geloof.
voetnoot611
lasterstucken: misdaden.
voetnoot614
varen voort: volvoeren onze opdracht.
voetnoot619
veraerde: ontaarde.
voetnoot623
onnozelijck: zonder dat ik schuldig ben (het Ned. Wdb. X, 1744, geeft alleen plaatsen uit Hooft).
voetnoot624
hofgezin: hofhouding, hovelingen.
voetnoot627
magh: kan.
voetnoot628
Gescheiden: nadat het gescheiden is; gebeuren: te beurt vallen.
voetnoot630
met meer cieraets: in schoner gewaad; zijn hoop: nl. de zaligheid; te moet: tegemoet.
voetnoot631
staet te vragen: moeten vragen.
voetnoot632
laten 't ons behagen: voegen ons daarnaar.
voetnoot635
Manne: aan het Oude Testament ontleende beeld voor de hostie, dus synoniem met Kristgeheimenisse, dat hier concreet gebruikt wordt (oorsp. transsubstantiatie; Ned. Wdb. III, 2019).
voetnoot636
ghewisse: geweten.
voetnoot637
zielzorgh: biechtvader.
voetnoot638
straf: gestreng.
voetnoot639
troosten: sterken.
voetnoot642
loogh: bijtende stof (alcali).
voetnoot643
toegeschickt: gezonden; Bisschop en Deken: Anglikaanse geesteliken, door Maria dus verworpen.
voetnoot646
zijn: nl. Gods; mijne misdaet: mijn zonden.
voetnoot647
En evenzeer de dwaalleer der ketters.
voetnoot649
Verlastert: belastert; verworpt: verwerpt; bekennende veel min: volstrekt niet geneigd om te bekennen.
voetnoot651
schendigh: schandelik.
voetnoot652
geslepen: gescherpt, versterkt.
voetnoot654
vaer voort: vgl. vs. 614.
voetnoot655
handel: behandele; statelooze: een gewone misdadigster, omdat haar staet (waardigheid) vervallen is.
voetnoot656
de booze (meerv.).
voetnoot657
's tijts gelegentheit: uw nieuwe omstandigheden.
voetnoot658
Ontzeggende: die weigeren, verhinderen; wie 't leven wort ontzeit: die ter dood veroordeeld is.
voetnoot661
voort: dadelik; pauweljoen: baldekijn, boven haar zetel aangebracht, in vs. 715 troon genoemd.
voetnoot663
het zeil mindere: gelijk de schipper doet, als er een storm nadert. De bedoeling is dus: laat men niet de schijn van hoogheid bewaren, nu het noodlottig vonnis geveld is, om alle kritiek te beletten.
voetnoot675
stroopers: rovers.
voetnoot676
overloopers: renegaten van het Katholiek geloof.
voetnoot677
vast knevelen met kracht: voortdurend met geweld gevangen houden.
voetnoot679
geen Koningin: niet als koningin; zy doen hun beste: al doen zij er ook hun best voor.
voetnoot680
wat glimps: enige vorstelike glans, glorie.
voetnoot682
verwezen staet: in de toestand van een veroordeelde.
voetnoot685
eerelijck: eervol.
voetnoot686
lacht: zich verheugt.
voetnoot688
Eduard II van Plantagenet (1307-27) werd tot afstand gedwongen en in de gevangenis vermoord. Richard II (1377-1399) werd door het Parlement afgezet en vermoord. Hendrik VI stierf in de Tower (1471).
voetnoot690
dier: kostbaar.
voetnoot691
zeissen (enkelvoud): zeis.
voetnoot694
Rijckaert: Richard, hertog van York, die aanspraak maakte op de Engelse troon, werd in 1460 smadelik ter dood gebracht.
voetnoot699
moedight u: geeft u de moed om zo te spreken; echter: hierna.
voetnoot700
Hoe ver het met u gekomen is.
voetnoot702
bestemme: goedkeure.
voetnoot703
het merck der zalvinge: de rechten van het koningschap.
voetnoot704
onze afkomst geensins missen: onze nakomelingen volstrekt niet ontgaan, ontzegd worden.
voetnoot706
staf: scepter:
voetnoot710
die stralen: de glans van het koningschap.
voetnoot711
veraert van: vervreemd van, onwaardig geworden; snoode: schandelike.
voetnoot712
Beroof: ontroof; Heerelijcke mercken: tekenen van vorstelike macht
voetnoot713
Wanneer het zogenoemde Recht zich bevredigd acht met ons hoofd, d.w.z. na de terechtstelling.
voetnoot716
schoon: geheel en al; t'effens: tegelijk, opeens; uitgetogen: uitgetrokken, afgelegd.
voetnoot721
Dat men bij het straffen een schijn van eer bewaart.
voetnoot723
dus: op die wijze, d.w.z. zonder vorstelike eerbewijzen.
voetnoot726-27
hoopt... op: stapelt opeen.
voetnoot728
een: één.
voetnoot729
Dees kamer: de kamerjonkvrouwen.
voetnoot731
halsrecht: recht op leven en dood.
voetnoot733
geruster: veiliger.
voetnoot734
beneên: hier op aarde; de vlagge strijck': zich onderwerpt.
voetnoot735
eenmael: eindelik eens.
voetnoot738
Bekreunt zich met: bekommert zich over.
voetnoot739
't verwezen hart: een ter dood veroordeelde; heuscheit: vriendelike behandeling.
voetnoot740
Beleeft: heeft in 17de eeuwse taal geen betrekking op de uiterlike vormen, maar op het karakter: menslievend; schricken: verschrikkingen.
voetnoot742
bescheit: verstandig oordeel; manier: zede.
voetnoot744
gemack: inschikkelikheid; niet: niets.
voetnoot745
te passen op: zorg te dragen voor.
voetnoot746
Trauwanten: dienaren.
voetnoot748
voort: dadelik; keert u aen: bekommert u om.
voetnoot750
moortpriem: dolk.
voetnoot752
nicht: nakomelinge (vgl. Inhout, r. 2).
voetnoot753
niemant zwicht: voor niemand uit de weg gaat.
voetnoot754
van: door; nicht: bloedverwant.
voetnoot755
houdt gemack: blijf kalm; beveel: vertrouw toe, laat over.
voetnoot757
ongelijck: onrecht; stoel: troon.
voetnoot760
wederwaerdigheit: tegenspoed.
voetnoot763
eerstelingen: eerste vorsten.
voetnoot764
Donalt: koning van Schotland, die daar, volgens de overlevering, in 187 het Christendom invoerde; Lucius: zoon van Coilus, bracht in 183 Brittannië tot het Christendom.
voetnoot766
Van: door.
voetnoot767
lochende: verlochende; besmette: door heidense offers.
voetnoot771
ongestuimigh: onstuimig.
voetnoot772
Glaukus: de Griekse zeegod, die aan de zeelieden zijn hoogvereerde orakels gaf; druck: doorgestane ellende.
voetnoot778
Noortstar: de poolster, die de schippers leidt. Zinspeling op Maria's epitheton: stella maris, de sterre der zee.
voetnoot781
erfgekroonde: met erfelike koningsmacht beklede.
voetnoot782
nazaetin: door Vondel gevormd naast mnl. nazaet.
voetnoot784
durf: durft.
voetnoot785
Kaledonsche: Schotse.
voetnoot786
Orkades (accent op de eerste lettergreep): de Orcney-eilanden, aan de Noordkust gelegen.
voetnoot787
afgevaren: afgemat van het varen.
voetnoot789
Dan: in plaats van als, door bijgedachte aan: wreder dan.
voetnoot790
schalck: kwaadaardig.
voetnoot791
verslinnen: verslinden.
voetnoot792
balgh: buik, romp.
voetnoot794
klinck: hevige slag.
voetnoot797
Dit lantgedroght: dit landmonster, dat in vs. 806 Nayver blijkt te heten.
voetnoot799
gestrant: aan land gespoeld.
voetnoot800
hun voorspoock: zij, als onheilspellend voorteken. Dat men in een aangespoelde walvis een voorteken zag, blijkt uit de Leeuwendalers vs. 561-64.
voetnoot803
overgapen: verslinden.
voetnoot804
grijns: masker.
voetnoot805
hier van: hierdoor, nl. door dit monster.
voetnoot809
Seveer: L. Septimius Severus, Romeins keizer (193-211) die om de invallen der Caledoniërs te stuiten, een grote muur liet bouwen, van de Solway tot aan de mond der Tyne.
voetnoot812
intoght: invallen.
voetnoot817
ons Koninginnelijck: Maria, die als koningin reeds gestorven was.
voetnoot819
levendigh: levend.
voetnoot820
dor: hongerig, onverzadelik (eig. uitgedroogd; Ned. Wdb. III, 3146).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank