De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

Op de Afbeeldinge Van den Heere Diedrick van Os,
Dijckgraef van den Beemster.aant.^*

Geschildert door Ovens,

De Beemster kranst aldus met klavergras en koren^{vs. 1}

Den OS, wiens gryze zorgh den hoogen dijck bewaeckt,²

En al den Oceaen, hoe fel die brult van toren,

Het hooft biet, als hy schuimt, en woeste golven braeckt.

Als Pallas en Parnas den Dijckgraef komen groeten,⁵
Dan haelt hy Pallas in, en treet het landt met voeten.⁶

1651.

J.V. VONDEL.

* Van 1651. Afgedr. volgens de tekst in Verscheyde Nederd. Gedichten I, 1651, blz. 346. Dirk van Os, te Amsterdam geboren, ± 1591-1666. Zijn portret stelt hem voor in zittende houding met een rotting in de hand. Juriaen Ovens, 1623 te Holstein geboren, 1678 te Friedrichstadt overleden, schilder en etser, was een leerling van Rembrandt, verwierf het burgerrecht te Amsterdam, woonde twee jaar bij Govert Flinck en werkte met hem samen (Wurzbach: Niederl. Künstler-Lexikon II, blz. 294).

vs. 1 De Beemster: gedacht als een allegoriese vrouwefiguur.

2 Os: in verband met de polder die hem eert, een woordspeling; gryze: rijk aan ervaring.

5 Pallas en Parnas: de godin Athene (van de wijsheid) en Apollo met de Muzen.

6 treet het landt met voeten: dit zal wel als een vernuftspel bedoeld zijn: dan laat hij de zorgen voor zijn polderlanden varen, en: dan gaat hij op pad.