Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.15 MB)

ebook (6.98 MB)

XML (3.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragikomedie
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

(1931)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 632]
[p. 632]

Het tweede bedryf.

LUCIFER. BELZEBUB.
Lucifer:
 
Ghy snelle Geesten, houdt nu stant met onzen wagen:Ga naar voetnootvs. 348
 
Al hoogh genoegh in top Godts Morgenstar gedragen;Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Al hoogh genoegh gevoert: 't is tyt dat Lucifer
 
Nu duicke, voor de komst van deze dubble star,Ga naar voetnoot351
 
Die van beneden ryst, en zoeckt den wegh naer boven,
 
Om met een' aertschen glans den hemel te verdooven.
 
Borduurt geen kroonen meer in Lucifers gewaet.
355[regelnummer]
Vergult zyn voorhooft niet met eenen dageraet
 
Van morgenstarre en strael, waer voor d'Aertsenglen nygen;Ga naar voetnoot356
 
Een andre klaerheit komt in 't licht der Godtheit stygen,
 
En schynt ons glansen doot; gelyck de zon, by daegh,
 
De starren dooft, voor 't oogh der schepselen, om laegh.
360[regelnummer]
't Is nacht met Engelen, en alle hemelzonnen:Ga naar voetnoot360
 
De menschen hebben 't hart des Oppersten gewonnen,
 
In 't nieuwe Paradys: de mensch is 's hemels vrient:Ga naar voetnoot362
 
Ons slaverny gaet in. gaet hene, viert, en dient,Ga naar voetnoot363
 
En eert dit nieuw geslacht, als onderdane knapen.Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
De menschen zyn om Godt, en wy om hen geschapen.Ga naar voetnoot365
 
't Is tyt dat 's Engels neck hun voeten onderschraegh',
 
Dat ieder op hen passe, en op de handen draegh',
 
Of op de vleugels voere, op d'allerhooghste troonen:Ga naar voetnoot366-68
 
Onze erfenis komt hun, als uitverkore zonen.Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Onze eerstgeboorte leit nu achter, in dit Ryck.
 
De zoon des zesten daghs, den Vader zoo gelyckGa naar voetnoot371
 
Geschapen, stryckt de kroon. met recht is hem gegeven
 
Den grooten staf, waer voor alle eerstgeboornen beven,Ga naar voetnoot373
[pagina 633]
[p. 633]
 
En sidderen. hier gelt geen tegenspraeck: ghy hoort
375[regelnummer]
Wat Gabriël bazuint voor 's hemels goude poort.
Belzebub:
 
O Stedehouder van Godts opperheerschappyen,Ga naar voetnoot376
 
Wy hooren 't al te wel, en, midden in 't verblyen
 
Der Reien, eenen klanck, die 't eeuwigh feest bedroeft.Ga naar voetnoot376-78Ga naar voetnoot378
 
De last van Gabriël leit klaer: dat woort behoeftGa naar voetnoot379
380[regelnummer]
Geen Cherubynetong om ons den zin t'ontvouwen.
 
Men hoefde Apollion naer d'onderste landouwen
 
Niet af te vaerdigen, om nader ga te slaen
 
Wat Adam al bezit, zoo laegh beneên de maen:
 
Het blyckt hoe heerlyck hem de Godtheit begenadight,Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
Ja door een lyfwacht van veel duizenden verdadight;Ga naar voetnoot385
 
En hanthaeft in zyn' staet en aenzien, min noch meerGa naar voetnoot386
 
Of hy gehuldight waer tot aller Geesten Heer.
 
De poort des hemels staet voor Adams afkomst open.
 
Een aerdtworm, uit een' klomp van aerde en klay gekropen,Ga naar voetnoot389
390[regelnummer]
Braveert uw mogentheit. ghy zult het Menschdom zienGa naar voetnoot390
 
Zoo verre boven u, en vallende op uw knien,
 
Met nederslaghtigheit en neêrgeslagene oogen,Ga naar voetnoot392
 
Aenbidden zyne maght, en hoogheit, en vermogen.
 
Het zal, verheerelyckt van d'allerhooghste maght,
395[regelnummer]
Zich zetten, aen de zy der Godtheit, in zyn kracht;
 
En heerschen, langer en noch wyder dan de ronden
 
Der entlooze eeuwigheit, aen tyt noch plaets gebonden;Ga naar voetnoot396-97
 
Om Godt, haer middelpunt en omloop te gelijck,
 
Zich draeien, zonder rust. wat hoeft men klaerder blijck
400[regelnummer]
Dat Godt de menschen wil verheffen, ons verneêren;Ga naar voetnoot390-400
 
Wy zyn ter dienstbaerheit, de menschen tot regeeren
 
Geboren. legh voortaen den scepter uit der hant:Ga naar voetnoot402
 
Een lager is 'er, die de kroon daer boven spant,
[pagina 634]
[p. 634]
 
Of spannen zal eer lang. legh af uw morgenstralen,
405[regelnummer]
En hulsel voor dees zon, of pas haer in te halenGa naar voetnoot405
 
Met zangen, en triomf, en goddelijck cieraet.
 
Wy zien den hemel haest veranderen van staet.Ga naar voetnoot407
 
De starren zien vast uit, en wijcken met verlangen,Ga naar voetnoot408
 
Om vol eerbiedigheit dit nieuwe licht t'ontfangen.
Lucifer:
410[regelnummer]
Dat zal ick keeren, is het anders in myn maght.Ga naar voetnoot410
Belzebub:
 
Daer hoor ick Lucifer, en zie hem, die den nacht
 
Van 's hemels aengezicht verdryven kan, en jagen.
 
Waer hy verschynt, begint het heerlyck op te dagen.
 
Zyn wassend licht, het eerste en allernaeste aen Godt,
415[regelnummer]
Vermindert nimmermeer. zyn woort is 't hoogh gebodt;Ga naar voetnoot415
 
Zyn wil en wenck een wet, van niemant t'overtreden.Ga naar voetnoot416
 
De Godtheit wort in hem gedient, en aengebeden,
 
Bewieroockt, en geviert: en zou een lager stem
 
Nu dondren uit Godts troon? gebieden boven hem?Ga naar voetnoot419
420[regelnummer]
Zou Godt een' jonger zoon, geteelt uit Adams lenden,Ga naar voetnoot420
 
Verheffen boven hem? dat waer het erfrecht schendenGa naar voetnoot421
 
Van 't alleroutste kint, en zyn stadthouderyGa naar voetnoot422
 
Ontluisteren. naest Godt is niemant groot als ghy.
 
De Godtheit zette u eens in glorie aen haer voeten:
425[regelnummer]
Geen mensch verstoute zich onze orden om te wroeten,Ga naar voetnoot425
 
En dit bezworen Recht t'ontwyden, zonder reên;Ga naar voetnoot426
 
Of al de hemel raeckt in 't harnas tegens een.
Lucifer:
 
Ghy vat het recht: het past rechtschape heerschappyenGa naar voetnoot428
 
Geensins hun wettigheit zoo los te laten glyen:Ga naar voetnoot429
430[regelnummer]
Want d'oppermaght is d'eerste aen hare wet verplicht;Ga naar voetnoot430
 
Verandren voeght haer minst. ben ick een zoon van 't licht,Ga naar voetnoot431
 
Een heerscher over 't licht, ick zal mijn Recht bewaren:
 
Ick zwicht voor geen gewelt, noch aertsgeweldenaren.
 
Laet zwichten al wat wil: ick wijck niet eenen voet.Ga naar voetnoot434
[pagina 635]
[p. 635]
435[regelnummer]
Hier is myn Vaderlant. noch ramp, noch tegenspoet,
 
Noch vloecken zullen ons vervaren, noch betoomen.Ga naar voetnoot436
 
Wy zullen sneven, of dien hoeck te boven komen.Ga naar voetnoot437
 
Is 't noodlot dat ick vall', van eere en staet berooft:Ga naar voetnoot438
 
Laet vallen, als ick vall' met deze kroone op 't hooft,
440[regelnummer]
Dien scepter in de vuist, dien eersleip van vertrouden,Ga naar voetnoot440
 
En zoo veel duizenden als onze zyde houden.
 
Dat vallen streckt tot eer, en onverwelckbren lof.
 
En liever d'eerste Vorst in eenigh lager hof,
 
Dan in 't gezalight licht de tweede, of noch een minder.
445[regelnummer]
Zoo troost ick my de kans, en vrees nu leet noch hinder.Ga naar voetnoot445
 
Maer hier komt 's hemels tolck, en wackere Herout,
 
Met Godts geheimnisboeck, zyn zorge toebetrout.Ga naar voetnoot447
 
Het waer niet ongeraên hem nader t'ondervragen.
 
Ick wil hem tegentreên, en aftreên van den wagen.
GABRIËL. LUCIFER.
Gabriël:
450[regelnummer]
Heer Stedehouder, hoe? waer hene leit de reis?
Lucifer:
 
Naer u, Herout, en tolck van 't hemelsche palais.
Gabriël:
 
My dunckt ick zoude uw wit aen 't voorhooft kunnen gissen.Ga naar voetnoot452
Lucifer:
 
Ghy die den duistren gront van Godts geheimenissen
 
Door 't licht van uw vernuft ontdeckt, en openbaert,
455[regelnummer]
Verlichtme met uw komst.Ga naar voetnoot455
Gabriël:
 
wat is 't dat u bezwaert?
Lucifer:
 
Het raetslot en besluit der Godtheit, die de waerdeGa naar voetnoot456
 
Des hemels lager schat dan 't element der aerde,
 
Den hemel onderdruckt; het aertryck uit een' poel
 
Door alle starren voert; het menschdom op den stoel
460[regelnummer]
Der Englen zet; berooft hun 't Recht der eerste gaven;Ga naar voetnoot460
 
Gebietze om 's menschen nut te zweeten, en te slaven.
 
Het Geestendom, gewyt tot amptenaers van 't hof
 
Des hemels, zal voortaen een' aertworm, uit het stofGa naar voetnoot463
[pagina 636]
[p. 636]
 
Gekropen, en gegroeit, ten dienst staen, op hem passen,
465[regelnummer]
En, in getal en staet, ons over 't hooft zien wassen?
 
Waer toe vernedert ons d'oneindige Gena
 
Zoo vroegh? wat Engel paste op zynen dienst te spa?Ga naar voetnoot467
 
En hoe waer 't mooghlyck dat de Godtheit zich zou mengelen
 
Met menschen? de natuur der uitgekorene Engelen
470[regelnummer]
Voorbyslaen, en zyn' aert en wezen storten in
 
Een lichaem? d'eeuwigheit verknoopen aen 't begin?Ga naar voetnoot471
 
Het hooghste aen 't allerlaeghst? den Schepper aen 't geschapen?
 
Wie kan uit dit besluit den zin te zamen rapen?
 
Zal 't eeuwighschynend licht nu schuil gaen in den nacht
475[regelnummer]
Der weerelt? zullen wy, Stadthouders van Godts maght,Ga naar voetnoot470-75
 
Voor dit geleent gezagh, een wulpsch vermogen, knielen?Ga naar voetnoot476
 
Ontelbre lichaemlooze en godtgelycke zielenGa naar voetnoot477
 
Zien buigen voor een grof en zackende element,Ga naar voetnoot478
 
Daer Godt zyn majesteit en wezen inneprent?Ga naar voetnoot479
480[regelnummer]
Wy Geesten zyn te grof om dit geheim te vatten.Ga naar voetnoot480
 
Ghy, die het slot bewaert van Godts geheimnisschatten,Ga naar voetnoot481
 
Ontvou ons, magh het zijn, dit donkere geschil,Ga naar voetnoot482
 
Uit uw gezegelt boeck: ontvou ons 's hemels wil.Ga naar voetnoot483
Gabriël:
 
Zoo veel 't geoorloft zy te melden uit Godts bladen.
485[regelnummer]
Veel weten kan altyt niet vordren, zomtyts schaden.Ga naar voetnoot485
 
De Hooghste ontdeckt ons slechts wat hy geraden vint.Ga naar voetnoot486
 
Het al te stercke licht schynt Serafynen blint.Ga naar voetnoot487
 
De zuivre Wysheit wou ten deel' haer' wil bezegelen,Ga naar voetnoot488
 
Ten deele ontsluiten. zich te schicken en te regelen
490[regelnummer]
Naer heur gestelde wet, dat voeght den onderzaet,
 
Die aen zyn meesters last en wil gebonden staet.
 
De reden en het wit waerom wy namaels wachten,Ga naar voetnoot492
 
Na 'et overleven van een tafel erfgeslachten,Ga naar voetnoot493
 
Den Heer, die, Godt en mensch geworden in der tyt,Ga naar voetnoot494
[pagina 637]
[p. 637]
495[regelnummer]
Den scepter voeren zal, en breet en overwytGa naar voetnoot495
 
De starren, aerde, en zee, en al wat leeft regeeren,
 
Verberght de hemel u: de tyt wil d'oirzaeck leeren.Ga naar voetnoot497
 
Gehoorzaem Godts bazuin: ghy hebt zyn' wil gehoort.
Lucifer:
 
Zoo zal een vreemdeling, een worm, het hooghste woort
500[regelnummer]
Hier boven voeren, en een ingeboren zwichten
 
Voor vreemde heerschappy? de mensch een' zetel stichten,
 
Zoo verre boven Godt?Ga naar voetnoot500-02Ga naar voetnoot502
Gabriël:
 
genoegh u met uw lot,
 
En staet en waerdigheit, u toegeleit van Godt.
 
Hy hief u in den top van alle Hierarchyen:Ga naar voetnoot504
505[regelnummer]
Doch niet om iemants glans en opgang te benyen.Ga naar voetnoot505
 
De wederspannigheit verplet haer hooft en kroon,Ga naar voetnoot506
 
Indienze wederstreef' des Oppersten geboôn.
 
Uw aenzien schept zyn licht alleen uit Godts vermogen.
Lucifer:
 
Ick heb toch noch myn kroon voor Godt alleen gebogen.
Gabriël:
510[regelnummer]
Zoo buighze oock voor 't besluit der Godtheit, die het al
 
Wat wezen heeft uit niet, of namaels wezen zal,Ga naar voetnoot511
 
Bestiert tot zeker eindt, hoewel wy 't niet beseffen.Ga naar voetnoot512
Lucifer:
 
Den mensch in 't heiligh licht der Godtheit te verheffen,
 
Den mensch, zoo hoogh met Godt vergodlyckt in zyn' troon,
515[regelnummer]
Te zien het wieroockvat toezwaeien, op den toonGa naar voetnoot515
 
Van duizentduizenden eenstemmige kooralen;Ga naar voetnoot516
 
Verdooft de majesteit en diamante stralen
 
Van onze morgenstar, die straelt nu langer niet;
 
En 's hemels blyschap slaet aen 't quynen van verdriet.
Gabriël:
520[regelnummer]
De zaligheit bestaet in een gerust genoegen,
 
In 't stemmen met Godts wil, en zich naer hem te voegen.Ga naar voetnoot520-21
[pagina 638]
[p. 638]
Lucifer:
 
De majesteit van Godt en Godtheit wort verkleent,Ga naar voetnoot522
 
Indienze haer natuur met 's menschen bloet vereent,
 
Vereenight, en verbint. wy Geesten grenzen nader
525[regelnummer]
Aen Godt, en zyn natuur, als zoons van eenen VaderGa naar voetnoot525
 
Geteelt, en hem gelyck, indien 't geoorloft is
 
Te stellen tegens een dees ongelyckenis
 
Van een oneindigheit en 't eindigh; de bepaeldeGa naar voetnoot527-28
 
By d'onbepaelde maght. indien de zon verdwaelde
530[regelnummer]
Uit hare streecke, en zich bekleede met een' smoock,Ga naar voetnoot530
 
Om al den aerdtkloot toe te lichten, uit een' roock,
 
En zwarten damp; hoe zou de vreught der weerelt sterven!
 
Wat zou het aertsch geslacht al glans en leven derven!
 
De zon al majesteits ontbeeren, in haer' loop!
535[regelnummer]
Ick zaegh den hemel blint, de starren overhoop,Ga naar voetnoot535
 
Wanorden orden en geschicktheit overrompelen,Ga naar voetnoot536
 
Indien de bron van 't licht haer klaerheit quaem te dompelen
 
In 't graf van een moerasch. verschoonme, o Gabriël,
 
Indien ick uw bazuin, de wet van 't hoogh bevel,
540[regelnummer]
Een luttel wederstreve, of schyn te wederstreven.
 
Wy yvren voor Godts eere: om Godt zyn Recht te geven,
 
Verstout ick my, en dwael dus verre buiten 't spoor
 
Van myn gehoorzaemheit.
Gabriël:
 
ghy yvert krachtigh voor
 
De glori van Godts naem; doch zonder t'overwegen
545[regelnummer]
Dat Godt het punt, waerin zyn hoogheit is gelegen,
 
Veel beter kent dan wy; dies staeck uw onderzoeck.
 
De menschgeworden Godt zal dit geheimnisboeck,Ga naar voetnoot547
 
Met zeven zegelen gesloten, zelf ontsluiten.
 
Nu smaecktghe niet het pit, maer ziet de schors van buiten.
550[regelnummer]
Dan zal men d'oirzaeck zien, de reden, den waeromGa naar voetnoot550
 
Van zyn verholentheên, en diep in 't heilighdom
 
Der heilighdommen gaen. nu voeght het ons te duicken,Ga naar voetnoot551-52
 
En dezen dageraet t'aenbidden, te gebruickenGa naar voetnoot553
 
Met danckbaerheit, tot dat de kennis in haer kracht
[pagina 639]
[p. 639]
555[regelnummer]
De twyfeling verdryf, gelyck de zon den nacht.
 
Nu leeren wy allengs Godts wysheit tegenstappen,
 
Eerbiedigh, en beschroomt. zy openbaert by trappenGa naar voetnoot556-57
 
Het licht der wetenschappe en kennisse, en begeert
 
Dat ieder, op zyn wacht, zich onder haer verneêrt.Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
Heer Stedehouder, rust, en hanthaef d'eerste ons wetten:Ga naar voetnoot560
 
Ick ga, daer Godt my zent.Ga naar voetnoot561
Lucifer:
 
men zal 'er scherp op letten.
BELZEBUB. LUCIFER.
Belzebub:
 
De Stedehouder hoort, waer dit plakkaet op draeit,Ga naar voetnoot562
 
Dat Gabriëls bazuin zoo trots heeft uitgekraeit.Ga naar voetnoot563
 
Hy gaf Godts ooghmerck u, oock scherp genoegh, te ruicken.Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Men zal uw mogentheit aldus de vleugels fnuicken.Ga naar voetnoot565
Lucifer:
 
Zoo licht niet: neen gewis, men kan 'er in voorzien,Ga naar voetnoot566
 
Geen minder droome hier zyn' meerder te gebiên.Ga naar voetnoot567
Belzebub:
 
Hy dreight weêrspannigheit haer hooft en kroon te pletten.Ga naar voetnoot568
Lucifer:
 
Nu zweer ick by myn kroon het al op een te zetten,
570[regelnummer]
Te heffen mynen stoel in aller heemlen trans,Ga naar voetnoot570
 
Door alle kreitsen hene, en starrelichten glans.Ga naar voetnoot571
 
Der heemlen hemel zal my een palais verstrecken.Ga naar voetnoot572
 
De regenboogh een troon; 't gestarrente bedeckenGa naar voetnoot573
 
Myn zalen; d'aertkloot blyft myn steun, en voetschabel.Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
Ick wil op een karros van wolcken, hoogh en snelGa naar voetnoot570-75Ga naar voetnoot575
 
Gevoert door lucht en licht, met blixemstrael en donder
 
Verbryzelen tot stof, wat boven, of van onder
 
Zich tegens ons verzet, al waer 't den Veltheer zelf;Ga naar voetnoot578
[pagina 640]
[p. 640]
 
Ja eerwe zwichten, zal dit hemelschblaeu gewelf,
580[regelnummer]
Zoo trots, zoo vast gebouwt, met zyn doorlachte bogen
 
Te bersten springen, en verstuiven voor onze oogen;
 
't Gerabraeckt aertryck zien als een wanschapen romp;
 
Dit wonderlijck Heelal in zynen mengelklomp,Ga naar voetnoot583
 
En wilde woestheit weêr verwarren, en verkeeren.
585[regelnummer]
Laet zien wie Lucifer durf trotsen, en braveeren.Ga naar voetnoot585
 
Men dage Apollion.
Belzebub:
 
hier treet hy voor den dagh.Ga naar voetnoot586
APOLLION. LUCIFER. BELZEBUB.
Apollion:
 
O Stedehouder van Godts onbepaelt gezagh,
 
Orakel, in den Raet der onderdane Goden,Ga naar voetnoot588
 
Ick offer u myn' dienst, en wacht op uw geboden.
590[regelnummer]
Wat eischt de majesteit van haren onderdaen?
Lucifer:
 
Het lust ons uwen zin en inzien te verstaen,
 
Op een gewightigh stuck, dat zalme niet mislucken.
 
Het wit is Michaël de slaghveêr uit te rucken;Ga naar voetnoot593
 
Op dat ons toelegh niet op zyn vermogen stuit'.
595[regelnummer]
Hy voert met zynen arm zoo vele Orakels uit,Ga naar voetnoot595
 
Als oit de Godtheit heeft met hare hant gedreven
 
In eeuwigh diamant: daer wort de mensch gehevenGa naar voetnoot597
 
In top der hemelen, door alle kreitsen heen,Ga naar voetnoot598
 
En ziet het Engelsdom zoo diep, zoo laegh, beneên
600[regelnummer]
Zyn voettapyt, in stof vast grimmelen, als wormen.
 
Het lustme met gewelt dien zetel te bestormen,
 
En op te zetten by dat opzet, in een' slagh,Ga naar voetnoot602
 
Al teffens wat myn staet, en star, en kroon vermagh.
Apollion:
 
Een loffelyck bestaen: dat uwe kroon vermeere,
605[regelnummer]
En aenwasse op dien voet. ick reken my tot eere
 
Te raden, onder u, tot zulck een brave daet.Ga naar voetnoot606
 
Het zy die recht en wel, of averechts beslaet,Ga naar voetnoot607
 
De wil is prysselyck, al wou het niet gedyen.Ga naar voetnoot608
[pagina 641]
[p. 641]
 
Maer om niet reuckeloos noch radeloos te stryen,Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
Hoe treet men allerbest tot zulck een stout bestaen?
 
Hoe veilighst tegens 't punt van 't raetslot aengegaen?Ga naar voetnoot611
Lucifer:
 
Men kante hier met list ons eigen raetslot tegen.
Apollion:
 
Dat zeggen heeft wat in. geleende maght te wegen
 
In eene zelve schael met d'Almaght; haer gewichtGa naar voetnoot614
615[regelnummer]
Weeght over. wacht uw kroon: wy vallen veel te licht.Ga naar voetnoot615
Belzebub:
 
Zoo licht niet, of de kans zal eerst in twyfel hangen.
Apollion:
 
Van wien, of hoe, of waer dien aenslagh aengevangen?Ga naar voetnoot617
 
Het overpeinzen quetst alree Godts majesteit.
Lucifer:
 
Men hou haer ongequetst, en stappe met beleit
620[regelnummer]
Die steile steilten op, en noit gebaende rotsen.Ga naar voetnoot620
 
Beleit en moedt verwint, en durf gevaren trotsen.
Apollion:
 
Geen Almaght, noch haer kroon: men koomze niet te na,
 
Ten zy men leeren wil met naberou te spa.
 
De minder moet gedwee voor zynen meerder wycken.
Lucifer:
625[regelnummer]
Laet d'Almaght rusten: zet gelyckheit en gelycken
 
Te zamen. laet eens zien wiens wapen zwaerder weegh'.
 
Ick zie ons vyanden gevlught, den hemel leegh
 
Met eenen slingerslagh; ons heiren overladenGa naar voetnoot628
 
Van heerelycken roof: dan wyder zich beraden.Ga naar voetnoot628-29
Apollion:
630[regelnummer]
Ghy weet wat Michaël, Godts Veltheer, al vermagh:
 
Godts regementen staen verplicht aen zyn gezagh.
 
Hy draeght den sleutel van het wapenhuis, hier boven.Ga naar voetnoot632
 
De wacht is hem betrout. hy houdt op alle hovenGa naar voetnoot633
 
Getrou een wakende oogh, zoo dat 'er niet een starGa naar voetnoot634
[pagina 642]
[p. 642]
635[regelnummer]
Van al het hemelsch heir, in 't minst, zich reppen dar,Ga naar voetnoot635
 
Noch op dien hemeltoght uit zyn gelit verroeren.Ga naar voetnoot636
 
Men vangt haest aen, maer zulck een oorlogh uit te voeren,Ga naar voetnoot637
 
Dat draeft ons maght voorby, en sleipt een' langen staert
 
Van zwaricheden na. wat tuigh, wat stormgevaert
640[regelnummer]
Kan tegens hem bestaen, en d'opperbenden sloopen?Ga naar voetnoot640
 
Al zette 's hemels slot zyn diamantpoort open,
 
Het vreesde list, noch laegh, noch overrompeling.
Belzebub:
 
Indien men ons besluit bekrachtigh' met de kling,
 
Ick zie de morgenstar op onzen hoogen standert
645[regelnummer]
Braveeren, 's hemels staet en heerschappy verandert.Ga naar voetnoot645
Apollion:
 
De Veltheer Michaël voert, ruim zoo trots en fier,
 
Godts wonderlycken Naem in 't velt van zyn banier,Ga naar voetnoot647
 
De zon in top.
Lucifer:
 
wat baet een naem met licht geschreven?
 
Een heldenstuck, als dit, wort geensins doorgedreven
650[regelnummer]
Met tittelen, en pracht, maer dapperheit, en moedt,
 
En treken, van vernuft en loosheit uitgebroet.Ga naar voetnoot651
 
Ghy zyt een meester, tuck om Geesten in te luien,Ga naar voetnoot652
 
Te rygen aen uw snoer, te leiden, op te ruien.
 
Ghy kunt bederven zelfs de vroomsten van de wacht;Ga naar voetnoot654
655[regelnummer]
En leeren weifelen wat noit op weiflen dacht.
 
Begin, wy zien Godts heir gereten aen twee deelen;
 
De hoofden en de leên aen 't woeden, en krackeelen;
 
De meeste maght alree geblintdoeckt, en verdooft,Ga naar voetnoot658
 
En Oversten en elck vast roepen om een hooft.Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
Indienghe een vierde deel op onze zy kunt troonen,
 
Men zal uw kloeck beleit met eere en ampten kroonen.Ga naar voetnoot661
 
Ga hene, en overlegh dit stuck met Belial:Ga naar voetnoot662
 
Het moet 'er duister zyn, daer hy verdolen zal.Ga naar voetnoot663
 
Zyn troni, gladt vernist van veinzen en bedriegen,Ga naar voetnoot664
[pagina 643]
[p. 643]
665[regelnummer]
In 't mommen niemant kent, die haer voorby kan vliegen.Ga naar voetnoot665
 
Ick stygh te wagen: legh het over met u twee.Ga naar voetnoot666
 
De Hofraet is vergaert, en wacht ons komst alree.Ga naar voetnoot667
 
Men zal, zoo dra ghy komt, u beide binnen roepen,
 
Heer Overste, bewaeck de hofpoort met uw troepen.
BELIAL. APOLLION.
Belial:
670[regelnummer]
Godts Stedehouder dient zich van ons beide om hoogh.Ga naar voetnoot670
Apollion:
 
Wy vliegen te gelyck, als pylen van zyn' boogh:
Belial:
 
En doelen op een wit, doch hachelyck te raken.Ga naar voetnoot672
Apollion:
 
Sta vast, de hemel wil van dezen aenslagh kraken.Ga naar voetnoot673
Belial:
 
Laet kraken al wat wil: het moet 'er nu op staen.Ga naar voetnoot674
Apollion:
675[regelnummer]
Hoe grypen wy dit stuck met kans en voordeel aen?Ga naar voetnoot675
Belial:
 
De wapens dienen ons: men moet van 't heir beginnen.Ga naar voetnoot676
Apollion:
 
De hoofden eerst, met een de stoutsten zien te winnen.Ga naar voetnoot677
Belial:
 
Door iet wat glimpelyx, en met een' schyn verbloemt.Ga naar voetnoot678
Apollion:
 
Zoo geef het dan een' naem: laet hooren hoe ghy 't noemt.
Belial:
680[regelnummer]
Men hanthaef 't Engelsdom, zyn hantvest, eer, en staten,Ga naar voetnoot680
 
En kieze een hooft, waer op zich ieder magh verlaten.
Apollion:
 
Dat hebtghe recht gevat: ick wensch geen schooner stofGa naar voetnoot682
[pagina 644]
[p. 644]
 
Noch zaet tot muitery, om burgery en hofGa naar voetnoot683
 
Te schennen tegens een, en scharen tegens scharen:Ga naar voetnoot684
685[regelnummer]
Want ieder is gezint zyn' staet en eer te waren,Ga naar voetnoot685
 
En wettigheit, waer toe d'Almogentheit hem riep,
 
Eer zy de menschen vormde, en zoo veel spader schiep.
 
Het hemelsche palais is ons tot erf gegeven.
 
Den Geesten, die dus hoogh op hunne vleugels zweven,
690[regelnummer]
En, vry van lichamen, niet zacken naer om laegh,
 
Past beter dit gewest dan 't aertsch geslacht, te traegh
 
Om tegens zyn natuur te kiezen deze bogen.Ga naar voetnoot689-92Ga naar voetnoot692
 
Hier valt de dagh te sterck, te krachtigh, en hun oogenGa naar voetnoot693
 
Verdragen geensins 't licht, ons vroeger aengewent.
695[regelnummer]
De mensch beware dan zyn eigen element,
 
Als andre dieren: hy genoegh' zich met de palenGa naar voetnoot696
 
Van zynen rycken hof. het ryzen en het dalen
 
Van zon en maen verdeel' de maenden, en het jaer.
 
Hy neem' den ronden loop der heldre starren waer.
700[regelnummer]
Hy nuttige zyn ooft, en al den geur der kruiden,
 
En keer' zich oost, en west, ten noorden, en ten zuiden,
 
Dat zy zyn tytverdryf: en wat behoeft hy meer?
 
Wy kennen nimmer hier een' aertschen opperheer.Ga naar voetnoot703
 
Zoo sluit ick. kuntghe, help dien zin beknopter uiten.Ga naar voetnoot704
Belial:
705[regelnummer]
Den mensch in eeuwigheit ten hemel uit te sluiten.Ga naar voetnoot705
Apollion:
 
Dat klinckt alle Engelen te wonder wel in 't oor.Ga naar voetnoot706
 
Dat vlieght, gelyck een vier, van 't een in 't ander koor,
 
Door negen Ordens heene, en alle Hierarchyen.Ga naar voetnoot708
Belial:
 
Zoo zal men allerbest versufte traegheit myen.Ga naar voetnoot709
710[regelnummer]
Ons heil en uitkomst hangt aen snelheit, en aen spoet.
Apollion:
 
Niet min aen kloeck beleit, en dapperheit, en moedt.
Belial:
 
Die zal, door toeval van ontelbre vanen, groejen.Ga naar voetnoot712
[pagina 645]
[p. 645]
Apollion:
 
Zy morren vast: men moet hier heimlyck onder roejen,Ga naar voetnoot713
 
Zich mengen in dien hoop, en voeden hun beklagh.
Belial:
715[regelnummer]
Dan diende Belzebub, een Godt van groot gezagh,Ga naar voetnoot715
 
Zyn wapen aen hun klaght en wettigheit te hangen.Ga naar voetnoot716
Apollion:
 
Niet plotsling, maer allengs, en als door zydegangen.
Belial:
 
De Stedehouder met zyn tegenwoordigheit
 
Bie zelf de stercke hant aen zulck een trots beleit.Ga naar voetnoot719
Apollion:
720[regelnummer]
Wy zullen in den Raet zyn' zin en voorstel hooren:
 
Hy veinze voor een poos, en geve in 't endt de sporen
 
Aen 't opgeruide heir, verlegen om een hooft.
Belial:
 
Aen 't hooft hangt al de zaeck. hoe veel ghy hun belooft,
 
Zy zullen zonder hooft dien optoght niet beginnen.Ga naar voetnoot724
Apollion:
725[regelnummer]
Wat ree gewonnen is, behoeft men niet te winnen.
 
Wie meest gequetst wort in zyn heerlyckheit, en staet,
 
Dien gelt het eerst; die stapp' vooraen, en sla de maetGa naar voetnoot727
 
In zoo veel duizenden.
Belial:
 
De billyckheit en reden
 
Vereeren hem dees kroon: doch eerwe dieper treden,
730[regelnummer]
Zoo laet ons al 't gevaer eerst wegen, niets bestaen,
 
Of al de Hofraet steeck' hier zelf zyn zegel aen.
REY VAN ENGELEN.
Zang:
 
Hoe zien de hoffelycke gevelsGa naar voetnoot732
 
Zoo root? hoe straelt het heiligh lichtGa naar voetnoot733
 
Zoo root op ons gezicht,
735[regelnummer]
Door wolcken en bedroefde nevels?Ga naar voetnoot735
[pagina 646]
[p. 646]
 
Wat damp, wat mist betreckt
 
Dat zuiver, noit bevleckt,
 
En loutere saffier?Ga naar voetnoot732-38Ga naar voetnoot738
 
Die vlam, dien glans, dat vier
740[regelnummer]
Van 't heldere Alvermogen?Ga naar voetnoot740
 
Hoe schynt ons nu de diepe gloet
 
Der Godtheit toe, zoo zwart als bloet?Ga naar voetnoot741-42
 
Die flus zoo klaer alle oogenGa naar voetnoot743
 
Verheughde? wie begrypt, wie kent
745[regelnummer]
Deze oirzaeck, onder d'Engelsdommen,
 
Die, boven Adams element,Ga naar voetnoot746
 
Noch flus op galm van keelen zwommen;
 
Op lucht van Geesten, in den glans,Ga naar voetnoot747-48
 
Die galery, en tin, en trans,
750[regelnummer]
Gewelf van koor en hof vergulde,Ga naar voetnoot749-50
 
En met een ziel van vreught vervulde
 
Al wat hier boven leeft, en zweeft?
 
Wie is 'er, die ons reden geeft?
Tegenzang:
 
Toen wy, op Gabriëls bazuinen,Ga naar voetnoot754
755[regelnummer]
Ontvonckten, en een nieuwe wysGa naar voetnoot755
 
Aenhieven, Godt ten prys;
 
De roozegaerden, en de tuinenGa naar voetnoot757
 
Van 't hemelsch paradys,
 
Door zulck een' dau en spysGa naar voetnoot759
760[regelnummer]
Van lof en zang verblytGa naar voetnoot760
 
Ontloken; scheen de NytGa naar voetnoot761
 
Van onder in te sluipen.
 
Een groot getal der Geesten stom,
 
En bleeck, en dootsch, ging, drom by drom,
765[regelnummer]
Misnoegend henedruipen.Ga naar voetnoot764-65Ga naar voetnoot765
 
De winckbraeu hing verslenst op 't oogh.
 
Het gladde voorhooft zette een rimpel.
 
De hemelduiven, hier om hoogh,Ga naar voetnoot768
[pagina 647]
[p. 647]
 
Onnozel eerst, oprecht, en simpel,Ga naar voetnoot769
770[regelnummer]
Aen 't zuchten sloegen, zoo het scheen;
 
Als of de hemel waer te kleen
 
Voor haer, toen Adam wiert verkoren,
 
En zulck een kroon den mensch beschoren.Ga naar voetnoot773
 
Dees smet ontstelt het oogh van 't Licht.Ga naar voetnoot774
775[regelnummer]
Z'ontsteeckt die vlam in Godts gezicht.
 
Wy willen ons uit liefde in 't midden van hun mengen,
 
En deze oploopentheit weêr tot bedaren brengen.Ga naar voetnoot777

voetnootvs. 348
onzen wagen: het denkbeeld van den strijd- of triomfwagen, zoowel in den Bijbel als bij de Klassieken bekend, leefde sedert Dante en Petrarca sterk op bij de Humanisten-dichters en Renaissance-kunstenaars (Rubens o.a.) en verschafte Vondel een geschikt middel om zoowel het vorstelijke als strijdlustige van Lucifer te accentueeren.
voetnoot349
Godts Morgenstar: Lucifer duidt zich zelf aan door zijn vertaalden eigennaam, ook door zijn embleem en versierselen uitgedrukt, vgl. vs. 356, 404, 644, 1772, 1919 en 2004.
voetnoot351
dubble star: zie noot bij vs. 107.
voetnoot356
morgenstarre en strael: stralende morgenster; nygen: buigen.
voetnoot360
't Is nacht met Engelen: bij Petavius (De Angelis, Lib. III, Cap. III, blz. 178) heeft Vondel de uitdrukking van St. Hieronymus kunnen vinden: ‘Vesper ex Lucifero’; ook leefde 't is nacht in de volkstaal in de bet.: 't is uit, vgl. Leeuwendalers, Voorrede, vs. 43.
voetnoot362
't nieuwe Paradys: de pas geschapen hof van Eden, tegenover ons Paradys van vs. 42, de Hemel.
voetnoot363
gaet in: begint.
voetnoot364
onderdane knapen: knechten die onderdoen.
voetnoot365
Sofistische en ophitsende voorstelling van Lucifer!
voetnoot366-68
Lucifer parodieert Gabriëls gebod van vs. 260-77; vgl. Ps. XC, 11-12.
voetnoot369
komt hun: komt aan hen.
voetnoot371
De zoon des zesten daghs: minachtend voor Adam, vgl. Gen. I, 27-31.
voetnoot373
Den grooten staf: de opperheerschappij in Christus den mensch gegeven, vgl. Hebr. I, 4-14; de 4e nvl. vorm, meer bij Vondel in den 1e nvl., hier wel om reden van versvolheid en kracht; eerstgeboornen: de engelen, vgl. vs. 370.
voetnoot376
opperheerschappyen: weidscher dan 't enkelvoud.
voetnoot376-78
opperheerschappyen - verblyen - Reien: let op dit echo-rijm, hier even klankfraai als zinrijk.
voetnoot378
't eeuwigh feest: de Hemelvreugde. Belzebub bedoelt, dat de bevoorrechting van den mensch de Hemelvreugde der Engelen, die ze nog verdienen moeten, bij voorbaat bederft.
voetnoot379
leit: is.
voetnoot384
heerlijck: als heer en meester.
voetnoot385
veel duizenden: het aantal Engelen wordt in Dan. VII, 10 en Openb. V, 11, op duizend duizenden gesteld.
voetnoot386
staet en aenzien: aanzienlijke staat; min noch meer enz: niet minder of meer dan, alsof.
voetnoot389
Vgl. Gen. II, 1; vgl. 463, 499; aerde en klay: kleiaarde, vgl. vs. 107.
voetnoot390
Braveert uw mogentheit: bedreigt, daagt uit uw heerschappij.
voetnoot392
nederslaghtigheit: ootmoedige eerbied.
voetnoot396-97
‘Cujus regni non erit finis’, zingt de kath. Liturgie van Christus; de ronden der entlooze eeuwigheit: de duur der eeuwigheid wordt verbeeld door de machtig wijde hemelsferen van den Ptolomeïschen heelalbouw; maar God is van die eeuwige ronden tegelijk middelpunt en omloop, oorzaak en inhoud; vgl. noot bij vs. 290.
voetnoot390-400
Belzebub spreekt over de verheffing, die de menschheid door den Godmensch zal ten deel vallen, en reageert schamper op Gabriëls woord van vs. 218-30.
voetnoot402
uit der hant: oude datiefv.; vgl. vs. 131 en 143.
voetnoot405
hulsel: hoofdsieraad, diadeem; pas: zorg.
voetnoot407
haest: weldra.
voetnoot408
starren: engelen; vast: reeds.
voetnoot410
anders: althans.
voetnoot415
nimmermeer: nooit; zyn woort: klemtoon op zijn, tegenover het groot gebodt van God en Gabriël in vs. 340.
voetnoot416
van: door.
voetnoot419
dondren: met gezag spreken.
voetnoot420
een' jonger zoon: de Godmensch Christus.
voetnoot421
erfrecht: het eerstgeboorterecht naar analogie van Gen. XXV, 31; met hun recht zullen de opstandige Engelen voortdurend schermen, zie vs. 426, 428, 432, enz.
voetnoot422
stadthoudery: stedehouderschap.
voetnoot425
orden: verhoudingen.
voetnoot426
dit bezworen Recht: Vondels teruggrijpen naar de menschelijke rechtstaal verscherpt het opruiende van Belzebubs leugens; ontwyden: schenden.
voetnoot428
Ghy vat het Recht: tweezinnig, nl. gij begrijpt het goed en: gij begrijpt ons Recht.
voetnoot429
los: makkelijk.
voetnoot430
d'eerste: het eerst; verplicht: door plicht gebonden.
voetnoot431
ben ick enz.: vgl. Is. XIV, 12.
voetnoot434
eenen: met klemtoon.
voetnoot436
vloecken: vervloekingen, straffen.
voetnoot437
hoeck: klip, vgl. Adam in Ballingschap, vs. 50; Salmoneus, vs. 1787.
voetnoot438
Is 't nootlot: is het noodzakelijk, vgl. vs. 232; eere en staet: eerestaat.
voetnoot440
eersleip: eeregevolg.
voetnoot445
troost ick my: waag ik.
voetnoot447
Godts geheimnisboeck: het boek met de geheime raadsbesluiten der Godheid, die Gabriël naar omstandigheden moet afkondigen; het denkbeeld schijnt ontleend aan Openb. V, 2.
voetnoot452
wit: bedoeling.
voetnoot455
Verlichtme: in den dubbelen zin van: gij brengt me licht, en: gij bevrijdt me van een zwarigheid.
voetnoot456
raetslot en besluit: pleonasme.
voetnoot460
't Recht der eerste gaven: vgl. vs. 421.
voetnoot463
aertworm, vgl. vs. 389 en 499.
voetnoot467
paste te spa: was nalatig.
voetnoot471
verknoopen: vastknoopen, verbinden.
voetnoot470-75
Toespelingen op de Menschwording van 't Eeuwig Woord, met weerklank van de woorden ‘suscipitur a majestate humilitas, a virtute infirmitas, ab aeternitate mortalitas’ van paus Sint Leo in de Kerst-liturgie.
voetnoot476
wulpsch vermogen: de macht van een welp, een jong, dus onbeduidend en kinderachtig, vgl. verder Hebr. I, 6.
voetnoot477
lichaemlooze en godtgelycke zielen: geesten, tegenover de grove lichamelijkheid der menschen in volg. vs
voetnoot478
grof en zackende element: de mensch is zwaar en naar de aarde neigend, want uit aarde gemaakt, vgl. I Cor. XV, 47, maar de engelen zijn als geesten snel en licht, vgl. vs. 689-92.
voetnoot479
majesteit en wezen: de majesteit van zijn wezen, van zijn geestelijkheid.
voetnoot480
Scherpe ironie.
voetnoot481
het slot: de toegang.
voetnoot482
geschil: probleem.
voetnoot483
gezegelt: verzegeld, Openb. V, 1.
voetnoot485
niet vordren: geen voordeel doen.
voetnoot486
ontdeckt: openbaart.
voetnoot487
Serafynen: zélfs Serafijnen, de hoogste intelligenties onder de Engelen, vgl. vs. 243.
voetnoot488
bezegelen: verzegeld, gesloten houden.
voetnoot492
wit: doelwit.
voetnoot493
Versta: Nadat wij een reeks van elkaar de Christus-verwachting ervende geslachten zullen overleefd hebben.
voetnoot494
Lees: de Heer, die, God zijnde, in den tijd mensch wordt.
voetnoot495
Vgl. Ps. II, 8; LXXI, 8; Zach. IX, 10; Phil. II, 10-11 enz.
voetnoot497
de tyt wil (zal) d'oirzaeck leeren: de oorzaak zal de val van Adam zijn, nú nog niet aan te geven, wijl die val volgt op den val der Engelen zelf en deze is op dit moment der handeling nog geen feit. Vondel houdt hier kennelijk rekening met St. Thomas v. Aquino, die uitdrukkelijk leerde, dat in Gods raadsbesluiten de Menschwording 't gevolg was van Adams zondeval (Summa Theol. III, Q.I.a. 3, vgl. mijn inleiding op Lucifer in Zw. Herdr. blz. XXXVIII).
voetnoot500-02
Weer sofismen van Lucifer!
voetnoot502
genoegh: vergenoeg.
voetnoot504
alle Hierarchyen: alle rangen der Engelen.
voetnoot505
glans en opgang: glanzende opgang.
voetnoot506
hooft en kroon: gekroond hoofd, vgl. vs. 568.
voetnoot511
wezen: bestaan.
voetnoot512
eindt: doeleinde.
voetnoot515
Vgl. Openb. VIII, 3.
voetnoot516
Vgl. 't aantal der Engelen noot bij vs. 385; eenstemmige kooralen: éenstemmige koorzangen, zooals in 't Gregoriaansch.
voetnoot520-21
Asketische berusting, aan de Navolging van Christus verwant, vgl. Boek III, hfst. 10, 21, 29, 34; gerust genoegen: rustig zich vergenoegen, te vreden zijn; stemmen: instemmen.
voetnoot522
Godt en Godtheit: tautologie evenals vereent, vereenight en verbint in vs. 523-24.
voetnoot525
eenen: met klemtoon.
voetnoot527-28
Versta: met elkaar te vergelijken de oneindigheid met het eindige, die elkaar zóo weinig gelijken.
voetnoot530
streecke: baan.
voetnoot535
blint: duister.
voetnoot536
geschicktheit: welgeschiktheid, regelmaat.
voetnoot547
dit geheimnisboeck: vgl. vs. 483 en 488.
voetnoot550
de reden, den waerom: vgl. vs. 392; waeromme, zelfst. gebruikt, was in het Mndl. meestal niet onzijdig (Cramer).
voetnoot551-52
verholentheên: verborgenheden; 't heilighdom der heilighdommen: zinspeling op het heilige der heiligen (sancta sanctorum) van den Joodschen tempel, dat alleen de Hoogepriester betreden mocht.
voetnoot553
dezen dageraet: nl. de aankondiging van Gods plannen omtrent de verheffing der menschelijke natuur; gebruicken: genieten.
voetnoot556-57
allengs... by trappen: vgl. Hebr. I, 1
voetnoot559
wacht: post, plaats.
voetnoot560
d'eerste: gij het eerst, vgl. vs. 430.
voetnoot561
men zal 'er scherp op letten: Lucifer kondigt een afwachtende houding aan: we zullen zien!
voetnoot562
waer dit plakkaet op draeit: waar dit hatelijk besluit op neer komt.
voetnoot563
uitgekraeit: minachtend voor afgekondigd met bijgedachte aan den haan, die trotsch wil koning kraaien, den baas spelen, vergelijk kraeien in Rommel-pot Vant Hane-kot.
voetnoot564
ruicken: gissen, onder den neus duwen; Belzebub werkt sterk met grove woorden.
voetnoot565
mogentheit: heerschappij; fnuicken: korten, uitrukken.
voetnoot566
men kan 'er in voorzien: daar kunt ge op rekenen.
voetnoot567
Geen minder: geen mindere, nl. Gabriël.
voetnoot568
Terugslag op Gabriëls bedreiging in vs. 506.
voetnoot570
trans: hoogste punt.
voetnoot571
kreitsen: kringen; de hemel wordt voorgesteld evenals het materieele heelal uit verschillende kringen of sferen te bestaan, gelijk bij Dante; starrelichten glans: de glans van alle hemelsterren, d.i. de Engelen.
voetnoot572
Der heemlen hemel: het empyreum, de heele hemel, vgl. vs. 300.
voetnoot573
De regenboogh een troon: in de chr. kunst is de regenboog de troon der Godheid, vgl. Openb. IV, 3.
voetnoot574
Vgl. Ps. CIX, 1; voetschabel: voetbank.
voetnoot570-75
Vgl. Is. XIV, 13-14 en zie Berecht, r. 25-vv.
voetnoot575
karros van wolcken: vergelijk Ps. CIII, 3.
voetnoot578
den: 4e nvl. vorm als in vs. 373; Veltheer zelf: aartsengel Michaël.
voetnoot583
mengelklomp: chaos, vgl. vs. 2055 en Faëton, vs. 904-05.
voetnoot585
trotsen; trotseeren, tautologie met braveeren.
voetnoot586
dage - dagh: woordspel.
voetnoot588
onderdane Goden: dienstbare Engelen, vgl. resp. vs. 364 en 257.
voetnoot593
Vgl. vs. 2043.
voetnoot595
Orakels: besluiten der Godheid.
voetnoot597
eeuwigh diamant: diamant geldt in het Oude Testament als 't beeld van onvergankelijkheid, vgl. Jerem. XVII, 1; Ezech. III, 9.
voetnoot598
De mensch wordt in Christus op den hoogsten troon van den Hemel, nl. op den troon van God, verheven.
voetnoot602
opzetten: op 't spel zetten, woordspel met opzet: plan.
voetnoot606
brave: dappere.
voetnoot607
beslaet: uitvalt.
voetnoot608
wou: zou; gedyen: lukken.
voetnoot609
reuckeloos: roekeloos; radeloos: zonder overleg.
voetnoot611
Gods besluit wordt vergeleken bij een legermacht met spitse slagorde (Cramer).
voetnoot614
haer gewicht: nl. van Gods almacht.
voetnoot615
Weeght over: weegt het zwaarst; vallen: zullen blijken.
voetnoot617
Van wien: bij wien.
voetnoot620
Toespeling op den strijd der Olymp-bestormende Giganten, door Vondel herhaaldelijk vermeld, zie Berecht, r. 12 met noot en Lucifer in Zw. Herdr., blz. XXIII, noot 3.
voetnoot628
Met eenen slingerslagh: klem op éénen; vgl. Zeemagazyn, vs. 264.
voetnoot628-29
heiren - heerelycken: woordspel.
voetnoot632
Vgl. Openb. IX, 1 en vs. 1342.
voetnoot633
boven: hemelkringen.
voetnoot634
een star: lees: één star, één Engel.
voetnoot635
dar: durft.
voetnoot636
dien hemeltoght: die opmarsch, die beweging der Engelen; elke Engel heeft in 't groote geheel zijn eigen plaats en ambt (vgl. vs. 265-75 en ieder op zyn wacht, vs. 559), zooals elke ster in het draaiende uitspansel, vgl. vs. 972-81.
voetnoot637
Men vangt haest aen: men begint makkelijk, spoedig.
voetnoot640
bestaen: blijven staan, stand houden, vgl. vs. 285.
voetnoot645
Braveeren: triomfeeren.
voetnoot647
Cramer verzekert, dat Vondel deze bizonderheid ontleende aan 't labarum van Konstantijn, dat met een kruis en 't monogram van Christus versierd was.
voetnoot651
treken: streken; van: door.
voetnoot652
tuck: volleerd en gretig; in te luien: binnen te krijgen, om te praten.
voetnoot654
bederven: toespeling op de beteekenis van Apollions naam: bederven, zie noot bij Personaedjen; vroomsten: trouwsten.
voetnoot658
meeste: grootste; verdooft: uitgedoofd, onschadelijk gemaakt.
voetnoot659
vast: reeds.
voetnoot661
eere en ampten: eereambten.
voetnoot662
stuck: waagstuk, onderneming.
voetnoot663
Blijkbaar een zegswijze, vergelijk Bredero's Sp. Brabander: ‘Het moet al duyster zijn daer dat volckje sal dwalen’, vs. 1042.
voetnoot664
troni: hier ongunstig, vgl. vs. 113.
voetnoot665
mommen: zich vermommen.
voetnoot666
legh het over: overleg het.
voetnoot667
De Hofraet: vgl. vs. 731. De raad bestaat uit niet nader aangeduide hoofden der Engelen. Apollion moet Belial zoeken en vooraf raadplegen (vs. 662) en zal dan worden binnengeroepen (vs. 668); een Overste krijgt bevel, de vergadering te bewaken (vs. 669).
voetnoot670
om hoogh: blijkbaar: hier omhoog, eenigszins vreemd, vgl. vs. 768.
voetnoot672
op een wit: lees: op één wit, doelwit.
voetnoot673
wil: zal.
voetnoot674
het moet enz.: Versta: wij moeten het er nu op zetten, vgl. vs. 1391.
voetnoot675
kans en voordeel: kans op voordeel.
voetnoot676
van 't heir: bij het leger, de lagere Engelen.
voetnoot677
met een de stoutsten: terstond de stoutmoedigste hoofden.
voetnoot678
glimpelyx: vernis, vgl. vs. 664.
voetnoot680
Men hanthaef enz.: we moeten zeggen, dat wij opkomen voor enz.; hantvest: vrijbrief, voorrecht, vgl. Berecht, r. 109, verder vs. 853, 881, 1042 en 1517.
voetnoot682
Dat hebtghe recht gevat: vgl. vs. 428.
voetnoot683
Noch zaet: noch beter zaad; burgery en hof: lage en hooge Engelen.
voetnoot684
schennen: ophitsen.
voetnoot685
waren: verdedigen, bewaren.
voetnoot689-92
Vgl. vs. 477-78.
voetnoot692
bogen: hemelkringen.
voetnoot693
valt de dagh: straalt het licht.
voetnoot696
Als andre dieren: sarkastisch; genoegh': vergenoege.
voetnoot703
kennen: erkennen.
voetnoot704
Zoo sluit ick: zoo is mijn konklusie.
voetnoot705
Belialsche Monroe-leer!
voetnoot706
te wonder wel: wonderlijk goed.
voetnoot708
Vergelijk vs. 242-vv.
voetnoot709
versufte: versuffende.
voetnoot712
door toeval: door het toevallen, bijvallen.
voetnoot713
vast: reeds.
voetnoot715
een Godt: een Engel, vgl. vs. 257 en 588.
voetnoot716
wapen: zegel; klaght en wettigheit: wettige, gewettigde klacht.
voetnoot719
trots beleit: stoute onderneming.
voetnoot724
optoght: het optrekken, de opmarsch.
voetnoot727
Dien gelt het eerst: lees: dien geldt het, betreft het het eerst.
voetnoot732
hoffelycke gevels: gevels van het hemelsch hof, paleis.
voetnoot733
het heiligh licht: nl. der vergramde Godheid, vgl. volgende vss.
voetnoot735
bedroefde: droeve, donkere.
voetnoot732-38
Misschien is de klagende vraagvorm een herinnering aan 't 4de klaaglied van Jeremias in den Statenbijbel (Thren. IV, 1). ‘Hoe is het gout soo verdonckert! het goede fijne gout soo verandert! hoe zyn de steenen des heylighdoms voor aen op alle straten verworpen!’.
voetnoot738
saffier: het blauw van het Empyreum.
voetnoot740
't heldere Alvermogen: Gods stralende Almacht.
voetnoot741-42
Vgl. Is. XIII, 10; Ezech. XXXII, 7; Joël II, 31.
voetnoot743
flus: nog onlangs.
voetnoot746
Adams element: de aarde, het aardsche en lichamelijke, vgl. vs. 478.
voetnoot747-48
flus: nog onlangs; galm - lucht - glans: de minst materieele elementen voor de geestelijke Engelen.
voetnoot749-50
De architektuur van het hemelsch paleis.
voetnoot754
bazuinen: het bazuinen.
voetnoot755
een nieuwe wys: den reizang van 't eerste bedrijf.
voetnoot757
De roozegaerden, en de tuinen, vgl. Paradiso XXX en XXXI.
voetnoot759
dau en spys: spijs uit dauw bereid, het manna, de spijs der Engelen, vgl. Wijsh. XVI, 20 en zie vs. 832.
voetnoot760
lof en zang: lofzangen.
voetnoot761
de Nyt: de afgunst, die terstond bij het tweede bedrijf in Lucifer en Belzebub aan 't woord komt.
voetnoot764-65
Let op de onheilspellende donkere klanken dezer prachtig plastische verzen!
voetnoot765
Misnoegend: misnoegd.
voetnoot768
De hemelduiven: zoo heeten de Engelen ook in Op de Tittelprint van d'Altaergeheimenissen, vs. 11, vgl. Matth. X, 16; hier om hoogh, vgl. vs. 670.
voetnoot769
Onnozel: onschuldig.
voetnoot773
zulck een kroon: zoo'n groote kroon, nl. van de aanneming der menschelijke natuur door God.
voetnoot774
het oogh van 't Licht: Gods alziend oog.
voetnoot777
oploopentheit: onrust.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank