Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.15 MB)

ebook (6.98 MB)

XML (3.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragikomedie
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

(1931)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 668]
[p. 668]

Het vierde bedryf.

GABRIËL. MICHAËL.
Gabriël:
1330[regelnummer]
De gansche hemel gloeit, in eenen lichten brant
 
Van oproer en verraet. 'k verdaegh u, als GezantGa naar voetnootvs. 1331
 
Van Godt en zynen stoel, nu daetlyck op te trecken,
 
Met eenen gloet van vier en yver deze vleckenGa naar voetnoot1333
 
Te branden uit Godts naem, en 't zuiver Hemelsdom.Ga naar voetnoot1334
1335[regelnummer]
Vorst Lucifer braveert: hy roert trompet, en trom.Ga naar voetnoot1335
Michaël:
 
Is Lucifer, helaes, in zyne trou verandert?
Gabriël:
 
Des hemels derde deel heeft reede zynen standert,Ga naar voetnoot1337
 
Die valsche Morgenstar, gezworen, zynen troon
 
Bewieroockt, als een' Godt, en met een' lastertoonGa naar voetnoot1339
1340[regelnummer]
Van goddeloos muzyck hem eere toegezongen.Ga naar voetnoot1338-40
 
Zy komen herwaert aen in volle kracht gedrongen,
 
En dreigen schrickelyck de poort van 't wapenhuisGa naar voetnoot1342
 
Te rammen met gewelt. een woest een wilt gedruis
 
Van onweêr buldert vast, van boven, en van onder.Ga naar voetnoot1344
1345[regelnummer]
Het weêrlicht, stormt, en raest. de blixem, en de donder
 
In arbeit, schudden vast de pylers van ons hof.Ga naar voetnoot1346
 
Men hoort geen Serafyns, noch wedergalm van lof.
 
Een ieder zit in druck gedompelt over d'ooren.
 
Dan zwygen plotseling, dan huilen al de kooren
1350[regelnummer]
Der Engelen, van druck, en medelyden, omGa naar voetnoot1350
 
Den blinden afval van 't gezalight Engelsdom,
 
En d'Engelsche natuur. 't is meer dan tyt om heden
 
Te quyten uwen plicht, en op uw heilige eeden,
 
[Die ghy, als Veltheer, op het punt des blixems zwoert,
1355[regelnummer]
By Godt en zynen naem] te passen.
Michaël:
 
wat vervoert
 
Godts Stedehouder dus zich tegens Godt te kanten,
 
Te dragen als een hooft van dolle vloeckverwanten?Ga naar voetnoot1357
[pagina 669]
[p. 669]
Gabriël:
 
De hemel weet hoe noode ick Godts gerechte zaeck
 
Verdadige, op dees wys. hoe bitter wil de wraeck
1360[regelnummer]
Hem treffen! want men weet geen middelen te vinden,
 
Om dit verdoolt geslacht rampzaligen en blinden
 
Te leiden op de baen, de heirbaen van hun trou.
 
Ick zagh Godts blyschap zelf zich met een wolck van rou
 
Beschaduwen; in 't endt de wraeck een vlam ontsteken
1365[regelnummer]
In d'oogen van het licht; eer, om dien slagh te breken,Ga naar voetnoot1363-65
 
Het last gaf tot den toght. ick hoorde een wyl het pleit,Ga naar voetnoot1366
 
Hoe d'opperste Genade, en Godts Gerechtigheit
 
Elckandre in wederwight, met pit van reden, hielen.Ga naar voetnoot1368
 
Ick zagh de Cherubyns, hoeze op hun aenzicht vielen,
1370[regelnummer]
En riepen vast: gena, gena, o Heer, geen Recht.Ga naar voetnoot1370
 
Men had dit zwaer geschil gezoent, en schier geslecht;Ga naar voetnoot1371
 
Zoo scheen de Godtheit tot genade en zoen genegen:
 
Maer als de wieroockstanck in top komt opgestegen,
 
De smoock, die Lucifer om laegh wort toegezwaeit,
1375[regelnummer]
Met wieroockvat, bazuin, en lofgezangen, draeitGa naar voetnoot1373-75
 
De hemel zyn gezicht van zulcke afgoderyen,
 
Gevloeckt van Godt, en Geest, en alle Hierarchyen.
 
Gena had uitgedient. waeck op, in 't harrenas.
 
De Godtheit daghvaert u, eer 't oproer ons verrass',
1380[regelnummer]
Betem met uwen arm de woeste Behemotten,
 
En Leviathans, die dus godtloos t'zamenrotten.Ga naar voetnoot1380-81
Michaël:
 
Uriël, schiltknaep flux, men breng' den blixem hier,Ga naar voetnoot1382
 
Myn harnas, helm, en schilt. breng herwaert Godts banier.
 
Men blaze de bazuin. te wapen, flux te wapen.
1385[regelnummer]
Ghy Maghten, Troonen, wat getrou is, en rechtschapen,
 
Dat wapen' zich met ons. ghy regementen voort,
 
Een ieder in 't gelidt: de hemel geeft het woort.Ga naar voetnoot1387
 
Men blaze de bazuin: men sla de holle trommels.
 
Verdaghvaerde in der yl ontelbre dicke drommels
1390[regelnummer]
Gewapenden. blaest op: ick schiet de wapens aen.
 
Het gelt Godts eer alleen. het moet 'er nu op staen.Ga naar voetnoot1391
[pagina 670]
[p. 670]
Gabriël:
 
Dit harnas past zoo braef, al waer 't u aengeschapen.Ga naar voetnoot1392
 
Hier komt de veltbanier, waer in Godts naem en wapenGa naar voetnoot1393
 
U toestraelt, en de zon in top u heil belooft.
1395[regelnummer]
Hier komen de Kornels u groeten, als het hooftGa naar voetnoot1395
 
Van 't heir der hemelen, die Godts baniere zwoeren.
 
Schep moedt, Vorst Michaël: ghy zult Godts oorlogh voeren.
Michaël:
 
Zoo zal ick. hou myn woort om hoogh: wy trecken heen.
Gabriël:
 
Wy volgen uwen toght met wenschen, en gebeên.
LUCIFER. BELZEBUB. LUCIFERISTEN.
Lucifer:
1400[regelnummer]
Hoe staet het met ons heir? hoe is 't 'er me gelegen?
Belzebub:
 
Het heir verlangt, gereet om, onder uwen zegen,Ga naar voetnoot1401
 
Te vliegen regelrecht op 't spits van Michaël.Ga naar voetnoot1402
Luciferisten:
 
Zoo doet het: ieder wacht op Lucifers bevel,
 
Om teffens d'armen en hun vleugels eens te reppen,
1405[regelnummer]
Dien grooten vyant lucht en winden t'onderscheppen,
 
En, als hy leght in zwym, te ketenen met kracht.
Lucifer:
 
Hoe talryck is het heir? waer in bestaet ons maght?
Belzebub:
 
Die groeit alle oogenblick, en bruist uit alle transen
 
Ons toe, gelyck een zee van vier en heldre glansen.
1410[regelnummer]
'k Vertrou het derde deel des hemels houdt ons zy,Ga naar voetnoot1410
 
Is 't niet de halve streeck: want Michaëls getyGa naar voetnoot1411
 
Verloopt alle oogenblick, en ebt aen alle kanten.
 
De helleft van de wacht en eerste hoftrouwanten,
 
Uit ieder Orden, van een ieder Hierarchy,
1415[regelnummer]
Verzweeren hunnen Heer, Vorst Michaël, als wy.Ga naar voetnoot1415
 
Men ziet 'er Cherubyns, Aertsengelen, Serafynen
 
De vanen voeren. zelf het paradys, aen 't quynen
 
Geslagen van verdriet, verschiet zyn groente, en verf;Ga naar voetnoot1418
[pagina 671]
[p. 671]
 
En waer men d'oogen keert, daer schynt een wis bederf,
1420[regelnummer]
En boven 't hooft een buy en donkre wolck te hangen.
 
Dat voorspoock spelt ons heil: men heeft slechts aen te vangen.Ga naar voetnoot1421
 
Ghy draeght alree de kroon des hemels op uw kruin.
Lucifer:
 
Die klanck behaeghtme meer dan Gabriëls bazuin.
 
Hoort toe en geeft gehoor, beneden deze trappen.
1425[regelnummer]
Hoort toe, ghy Oversten: hoort toe, ghy Ridderschappen,Ga naar voetnoot1425
 
En luistert wat wy u vermelden, klaer, en kort.
 
Ghy weet hoe verre wy alree zyn uitgestort,
 
In wraeckzucht tegens 't Hooft der opperste palaizen,Ga naar voetnoot1428
 
Dat het een dolheit waere, op hoop van zoen, te deizen,
1430[regelnummer]
En niemant dencken durf deze onuitwischbre smet
 
Te zuivren door gena: dies moet de noot een wet,
 
Een wisse toevlught van te wancken, noch te wycken
 
Verstrecken; ghy, met kracht en zonder om te kycken,
 
Dien standert en myn star verdadigen, met een
1435[regelnummer]
Den vrygeschapen Staet der Englen in 't gemeen.
 
Het ga zoo 't wil: volhardt groothartigh, onverdrietigh:Ga naar voetnoot1436
 
Geen almaght heeft de maght dat zy geheel vernietigh'
 
Het wezen, dat ghy eens voor eeuwighlyck ontfingt.Ga naar voetnoot1437-38
 
Indienghe fel en fors met uwe heirspits dringt
1440[regelnummer]
In 't hart van 's vyants heir, en komt te triomfeeren,
 
Zoo zal de tiranny der hemelen verkeeren
 
In eenen vryen Staet, en Adams zoon, en bloet,Ga naar voetnoot1442
 
Gekroont in top van eere, en met een' aertschen stoetGa naar voetnoot1443
 
Omcingelt, uwen hals niet boeien aen de keten
1445[regelnummer]
Van slaefsche dienstbaerheit, om hem ten dienst te zweeten,
 
En onder 't kopren juck te hygen, zonder endt.
 
Indienghe my voor 't hooft van uwen vrydom kent,Ga naar voetnoot1447
 
Gelyckghe uit eenen mont dien standert hebt gezworen;
 
Zoo staeft den eedt noch eens eenstemmigh, dat wy 't hooren,
1450[regelnummer]
En zweert getrouwigheit aen onze Morgenstar.
Luciferisten:
 
Wy zweeren te gelyck by Godt, en Lucifer.
Belzebub:
 
Maer zie hoe Rafaël, verbaest, en vol medoogen,Ga naar voetnoot1452
[pagina 672]
[p. 672]
 
Met zynen vredetack van boven komt gevlogen,
 
Om uwen hals, op hoop van stilstant, en verdragh.Ga naar voetnoot1454
RAFAËL. LUCIFER.
Rafaël:
1455[regelnummer]
Och, Stedehouder, mont van 't goddelyck gezagh,
 
Wat heeft u buiten 't spoor van uwen plicht gedreven?
 
Zoudt ghy den Schepper van uw glori wederstreven?
 
Lichtvaerdigh weifelen, en wancklen in uw trou?
 
Dat hoop ick nimmermeer. helaes, ick zwym van rou,Ga naar voetnoot1459
1460[regelnummer]
En blyve om uwen hals beklemt, bestorven hangen.
Lucifer:
 
Oprechte Rafaël.Ga naar voetnoot1461
Rafaël:
 
myn blyschap, myn verlangen,
 
Ick bidde u, hoorme.
Lucifer:
 
spreeck, zoo lang het u behaegh'.
Rafaël:
 
Genade, o Lucifer. verschoon u zelven: draegh
 
Geen harnas tegens my, die treurigh smilte, en quyne
1465[regelnummer]
Van druck, om uwent wil. ick koom, met medecyneGa naar voetnoot1465
 
En balsem van gena, gestegen uit den schootGa naar voetnoot1466
 
Der Godtheit, die, gelyckze in haren Raet besloot,
 
U, boven duizenden gekroonde Heerschappyen,
 
Gezalft heeft op den stoel van haer stadthouderyen.Ga naar voetnoot1469
1470[regelnummer]
Wat dolheit is het, die uw zinnen dus verruckt?
 
Zy had haer zegel en gelyckenis gedrucktGa naar voetnoot1471
 
Op uw geheilight hooft, en voorhooft, overgoten
 
Met schoonheit, wysheit, gunst, en wat'er komt gevloten,Ga naar voetnoot1473
 
En stroomen, zonder maet, uit aller schatten bron.Ga naar voetnoot1474
1475[regelnummer]
Ghy blonckt in 't paradys, voor 't aenschyn van de zon
 
Der Godtheit, uit een wolck van dau en versche roozen.
 
Uw feestgewaet stont styf van perlen, en turkoozen,
 
Smaragden, diamant, robyn, en louter gout.
 
De zwaerste scepter wert uw rechte hant betrout,
1480[regelnummer]
Zoo dra ghy steeght in 't licht, en, op bazuin en bommen,
 
Door 't blakende gesternte en steenen quaemt te brommen:Ga naar voetnoot1475-81Ga naar voetnoot1481
[pagina 673]
[p. 673]
 
En zoudt ghy reuckeloos u storten uit dien troon?Ga naar voetnoot1482
 
Verreuckeloozen al dat heerelyck, en schoon?Ga naar voetnoot1483
 
Zoudt ghy uw glansen, die de hemelen vercieren,
1485[regelnummer]
Ons licht verduisteren, in eenen knoop van dieren,
 
En mengsel van gedierte en ondier onder een,Ga naar voetnoot1485-86
 
Griffoensklaeu, drakenhooft, en andre gruwzaemheênGa naar voetnoot1487
 
Misscheppen onbedacht? en zouden 's hemels oogen,Ga naar voetnoot1488
 
De starren, u zoo laegh berooft zien van vermogen,
1490[regelnummer]
En eere, en majesteit, door 't schenden van uw trou?
 
Dat keer' de goede Godt, wiens aenschyn ick aenschou,
 
In 't zaligh licht, daer wy, geheilight alle zeven,Ga naar voetnoot1491-92
 
Hem dienen voor zyn' troon, en sidderen, en beven
 
Voor zulck een Majesteit, die op ons voorhooft straelt,
1495[regelnummer]
Verquickt en leven geeft wat leeft, en adem haelt.
 
Heer Stedehouder, magh myn bede uw hart bewegen;Ga naar voetnoot1496
 
Ghy kent myn zuiver wit, en hart, met u verlegen,Ga naar voetnoot1497
 
Ruck af dien trotsen kam: schud uit dit harrenas:Ga naar voetnoot1498
 
Smyt neder uit dees hant de heirbyl, de rondasGa naar voetnoot1499
1500[regelnummer]
Uit d'andre. hooger niet: legh neder, och, legh neder,
 
Legh neder, stryck van zelf den standert, en de veder
 
Van uwe vleugelen, voor Godt, en zynen glans;
 
Eer hy u uit den troon, den allerhooghsten trans
 
Van eere, nederklincke aen gruis, en stof te mortel,
1505[regelnummer]
Ja zulx dat van den stam der Geesten tack, noch wortel,
 
Noch geen gedachtenis, noch leven overschiet;Ga naar voetnoot1505-6
 
't En ware een leven van elende, van verdriet,
 
De Doot, de Wanhoop, en een worm, een eeuwigh knagen,Ga naar voetnoot1508
 
En knersetanden moght den naem van leven dragen.Ga naar voetnoot1509
1510[regelnummer]
Verneêr u: staeck dien toght: ick offere u gena,Ga naar voetnoot1510
 
Met dien olyftack: gryp, of echter 't is te spa.Ga naar voetnoot1511
[pagina 674]
[p. 674]
Lucifer:
 
Heer Rafel, ick verdien noch dreigement, noch toren.
 
Myn helden hebben Godt, en Lucifer gezworen,Ga naar voetnoot1513
 
En, onder 's hemels eedt, dien standert opgerecht.
1515[regelnummer]
Men stroie wat men wil den hemel door: ick vecht,
 
En oorloge onder Godt, tot voorstant van zyn kooren,Ga naar voetnoot1516
 
De hantvest, en het Recht, hun wettigh aengeboren,Ga naar voetnoot1517
 
Eer Adam zyne zon zagh opgaen, eer de daghGa naar voetnoot1518
 
Zyn paradys bescheen. geen menschelyck gezagh,
1520[regelnummer]
Geen juck van menschen zal den neck der Geesten plagen;
 
Geen Engelsdom den troon van Adam onderschragen,
 
Met zynen vryen hals, gelyck een dienstbaer slaef,
 
't En zy de hemel ons in eenen poel begraef',
 
Met zoo veel scepteren, en kroonen, glans, en voncken,
1525[regelnummer]
Als ons de Godtheit uit haer' boezem heeft geschoncken,
 
Voor eeuwigh, en altyt. laet bersten al wat berst:Ga naar voetnoot1526
 
Ick hanthaef 't heiligh Recht, door hoogen noot geperst,
 
En, na veel wederstants, my entlyck overdrongen,Ga naar voetnoot1528
 
Op 't klagen en gekerm van duizenden van tongen.
1530[regelnummer]
Ga hene, bootschap dit den Vader, onder wien
 
Ick dus, voor 't Vaderlant, den standert voere, en dien'.Ga naar voetnoot1531
Rafaël:
 
Och Stedehouder, wat verbloemt ghy uw gepeinzen
 
Voor 't alziende oogh? ghy kunt uw ooghmerck niet ontveinzen.Ga naar voetnoot1533
 
De strael van zyn gezicht verraet de duisternis,
1535[regelnummer]
De staetzucht, daer uw geest zoo grof van zwanger is,Ga naar voetnoot1534-35
 
En reede in arbeit gaet, om dit gedroght te baren.
 
Waer bergh ick my van schrick! hoe ryzen al myn haeren!
 
Verdwaelde Morgenstar, verschoon u zelve toch.
 
Ghy kunt d'Alwetentheit niet paeien met bedrogh.Ga naar voetnoot1539
Lucifer:
1540[regelnummer]
Wat staetzucht? heeft myn plicht in eenigh deel ontbroken?
Rafaël:
 
Wat hebt ghy in uw harte al heimelyck gesproken?
 
Ick wil in 's hemels top, door alle wolcken heen,
[pagina 675]
[p. 675]
 
En boven Godts gestarnte opstygen, van beneên,
 
Godt zelf gelyck, geen maght bestralen met genade,
1545[regelnummer]
't En zyze aen mynen stoel het leen verheergewaede.Ga naar voetnoot1545
 
Geen majesteit braveer' met scepter, nochte kroon,Ga naar voetnoot1546
 
Ten zy ick haer beleene uit mynen hoogen troon.
 
Bedeckt uw aengezicht: valt neder: stryckt uw pennen,
 
En wacht u, boven ons, een hooger maght te kennen.Ga naar voetnoot1542-49
Lucifer:
1550[regelnummer]
Hoe nu toe? ben ick dan Godts Stedehouder niet?Ga naar voetnoot1550
Rafaël:
 
Dat zyt ghy, en ontfingt van 't onbepaelt gebietGa naar voetnoot1551
 
Bepaelde mogentheit, en heerscht uit zynen name.
Lucifer:
 
Helaes, hoe lang? tot dat Vorst Adam ons beschame,
 
En, boven de natuur der Engelen, zyn lot
1555[regelnummer]
Uit 's hemels schoot ontfange, en aenzitt' neffens Godt?
Rafaël:
 
Wil d'opperste Monarch zyn maght met mindren deelen;
 
Ja d'eerste kroon den mensch opzetten, en bevelen,Ga naar voetnoot1557
 
Hem wyden tot een hooft der Geesten, boven al
 
Wat kroon en scepter voert, of namaels voeren zal;
1560[regelnummer]
Zoo leer ootmoedigh u Godts raetslot onderwerpen.
Lucifer:
 
Dat is de wetsteen om dees heirbyl op te scherpen.Ga naar voetnoot1561
Rafaël:
 
Ghy scherptze reuckeloos voor uwen eigen neck.Ga naar voetnoot1562
 
Bedenck eens waer wy staen. de hemel kan geen vleck
 
Van afgunst, haet en nyt, noch hovaerdy verdragen.Ga naar voetnoot1564
1565[regelnummer]
De Wraeck des hemels dreight dees schantvleck uit te vagen.
 
Hier helpt geen veinzen. och, of voor d'alziende Zon,
 
Het aldoordringende oogh, ick deze lastren konGa naar voetnoot1567
 
Bedecken. Lucifer, waer is uw glans gebleven?
Lucifer:
 
Myn glans is Adam en zyne afkomst lang gegeven.
[pagina 676]
[p. 676]
1570[regelnummer]
Men noem' my langer niet den eerstgewyden zoon,Ga naar voetnoot1570
 
Den outsten erfgenaem.
Rafaël:
 
Vorst Lucifer, verschoon
 
U zelven: onderworp u 't opperste behagen.Ga naar voetnoot1572
 
Gewaerdigh ons dat wy die blyde tyding dragenGa naar voetnoot1573
 
Naer boven: ieder ziet myn weêrkomst te gemoet.
1575[regelnummer]
Ick valle ootmoedigh dus uw majesteit te voet.
 
Om Godts wil, wacht u toch weêrspannigen te styven,
 
Die op uw' wil en wenck, als op hun aspunt, dryven.Ga naar voetnoot1577
 
Zoudt ghy, in wederwil van 't hemelsche palais,Ga naar voetnoot1578
 
Dees lucht, vol heiligheit, vol vrede, d'eerste reis,Ga naar voetnoot1579
1580[regelnummer]
Met duizentduizenden in 't harrenas, beroeren?
 
Op trommel en trompet den oorloghsstandert voeren,
 
En kanten tegens Godt, den stercksten worstelaer?Ga naar voetnoot1582
Lucifer:
 
Men kant zich tegens ons. was Adams afkomst maer
 
Een zelven staet en stoel, als d'Engelen, geschoncken;Ga naar voetnoot1584
1585[regelnummer]
Dat scheen verdraeghelyck: nu vliegen vast de vonckenGa naar voetnoot1585
 
Van dezen hemeltwist door alle daken heen.
 
Zwygh Engelsdom: verhef eerbiedighlyck het leenGa naar voetnoot1587
 
Van al wat ghy bezit aen Adam, en zyn neven.Ga naar voetnoot1588
 
Den mensch weêrstreven, is de Godtheit wederstreven.
1590[regelnummer]
Hoe magh het Godt van 't hart, dat hy zoo laegh, zoo diepGa naar voetnoot1590
 
Vernedert dien hy tot den grootsten scepter schiep?Ga naar voetnoot1591
 
Een edelmoedigheit, geheilight tot regeeren,Ga naar voetnoot1592
 
Voor eenen minder zich zoo zwaerlijck kan verneêren,
 
Van heerlyckheit ontkleên, en opstaen uit haer' staet,
1595[regelnummer]
En stoel, dat zy vervloeckt den glans en dageraetGa naar voetnoot1594-95
 
Van haren opgangk, ja veel liever had gebleven
 
Een schaduw, zonder verf, een niet, en zonder leven:
 
Want niet zyn, overtreft verkleening duizentwerf.Ga naar voetnoot1598
Rafaël:
 
Geleende heerschappy staet los, en is geen erf.Ga naar voetnoot1599
[pagina 677]
[p. 677]
Lucifer:
1600[regelnummer]
'k Misdanckme dan dit leen, als 't immers leen moet heeten.Ga naar voetnoot1600
Rafaël:
 
Bewaer uw ampt: of is zyn ooghmerck u vergeten?Ga naar voetnoot1601
 
Het Stedehouderschap uw wysheit werd betrout,
 
Op dat ghy 't al in ruste en orden houden zoudt:
 
En hebtghe tegens Godt het panser aengeschoten,Ga naar voetnoot1604
1605[regelnummer]
Als een meineedigh hooft van blinde bontgenooten?
Lucifer:
 
Wy schoten slechts, uit noot en nootweer, 't panser aen;
 
Zoo luttel wouden wy de Godtheit wederstaen.
 
De reden spreeckt, al waer 't dat schilt en wapen zwege.Ga naar voetnoot1608
 
Wy vryen onzen Staet: benyt men ons die zege?Ga naar voetnoot1609
Rafaël:
1610[regelnummer]
Geen zege is heerelyck, daer, in een zelve Ryck,
 
Slaghordens van een' Staet bestryden haers gelyck:
 
En deerlyck is het, zoo gebroeders van eene OrdenGa naar voetnoot1610-12Ga naar voetnoot1612
 
Door hun gebroeders zelfs in 't endt verwonnen worden.
 
Om onzent wil, om Godt, en zyn gedreighde straf,
1615[regelnummer]
Och Stedehouder, voer uw regementen af:
 
Voer af, en laet u toch vermorwen door gebeden.
 
Ick hoor, 't is schrickelyck, alree de ketens smeden,
 
Om, na de neêrlaegh, u geketent door de luchtGa naar voetnoot1617-18
 
Te voeren in triomf. ick hoor alree gerucht,
1620[regelnummer]
En zie allengs het heir van Michaël genaken.Ga naar voetnoot1620
 
Het is hoogh tyt, hoogh tyt dien dollen toght te staken.
Lucifer:
 
Wat baet het, schoon men zich op 't uiterste bera?
 
Hier is geen hoop van pais.Ga naar voetnoot1622-23
Rafaël:
 
'k verzeker u gena,
 
En stelme, als middelaer, om hoogh voor u te pande.
Lucifer:
1625[regelnummer]
Myn Star te dompelen in duisternisse, en schande.
 
Myn vyanden te zien braveeren op den stoel!
[pagina 678]
[p. 678]
Rafaël:
 
Och Lucifer, waeck op. ick zie den zwavelpoel,Ga naar voetnoot1627
 
Met opgespalckte keel, afgryslyck naer u gapen.
 
Zult ghy, het schoonst van al wat Godt oit heeft geschapen,
1630[regelnummer]
Een aes verstrecken voor het vratige ingewantGa naar voetnoot1630
 
Des afgronts, nimmer zadt, en nimmer uitgebrant;
 
Dat hoede Godt. och och, bewilligh onze bede.
 
Ontfang dien tack van pais: wy offren u Godts vrede.
Lucifer:
 
Of ergens schepsel zoo rampzaligh zwerft als ick?
1635[regelnummer]
Aen d'een zy flaeuwe hoop, aen d'andre grooter schrick.
 
De zege is hachelyck; de neêrlaegh zwaer te myden.
 
Op 't onwis tegens Godt en Godts banier te stryden?Ga naar voetnoot1637
 
Den eersten standert op te rechten tegens Godt,
 
Zyn hemelsche bazuin, en openbaer gebodt?
1640[regelnummer]
Zich op te worpen, als een hooft van Godts rebellen,
 
En tegen 's hemels wet een wederwet te stellen?Ga naar voetnoot1641
 
Te vallen in den vloeck der snootste ondanckbaerheit?
 
Te quetsen de genade en liefde en majesteit
 
Des rycken Vaders, bron van alle zegeningen,
1645[regelnummer]
Die noch t'ontfangen staen, en wat wy reede ontfingen?
 
Hoe zynwe nu zoo wyt verzeilt uit onzen plicht!
 
Ick zwoer myn' Schepper af. hoe kan ick voor dat licht
 
Myn lasterstucken, myn verwatenheit vermommen!
 
Hier baet geen deizen: neen, wy zyn te hoogh geklommen.
1650[regelnummer]
Wat raet? wat best geraemt in dees vertwyfeltheên?Ga naar voetnoot1650
 
De tyt geen uitstel lydt. een oogenblick is geen
 
Genoeghzaemheit van tyt; indien men tyt magh noemen
 
Dees kortheit, tusschen heil en endeloos verdoemen.
 
Maer 't is te spa, en hier geen boete voor ons smet.
1655[regelnummer]
De hoop is uit. wat raet? daer hoor ick Godts trompet.Ga naar voetnoot1634-55
APOLLION. LUCIFER. RAFAËL.
Apollion:
 
Heer Stedehouder, op? het is geen tyt te marren:
 
De Veltheer Michaël, in aentoght met zyn starren,Ga naar voetnoot1657
 
En regementen, daeght u uit in 't vlacke velt.
 
De tyt vereischt dat ghy u in slaghorden stelt.
1660[regelnummer]
Treck op, treck op met ons: wy zien den stryt gewonnen.
[pagina 679]
[p. 679]
Lucifer:
 
Gewonnen? dat 's te vroegh: de stryt is niet begonnen.
 
Men weegh' dien zwaren slagh en oorlogh niet te licht.
Apollion:
 
Ick zagh alree den schrick in Michaëls gezicht,
 
En al zyn benden doots schier omzien naer de hielen.Ga naar voetnoot1663-64
1665[regelnummer]
Wy willen, twyfel niet, haer sloopen, en vernielen.
 
Hier komen d'Oversten met onzen standert aen.
Lucifer:
 
Een ieder in 't gelidt: een ieder kenn' zyn vaen.
 
Nu rustigh de bazuin en kryghstrompet gesteken.Ga naar voetnoot1668
Apollion:
 
Wy wachten op uw woort.Ga naar voetnoot1669
Lucifer:
 
Zoo volght ons op dit teken.
Rafaël:
1670[regelnummer]
Helaes, hy stont alreede in twyfel, en beraet:
 
Nu voert hem Wanhoop aen. helaes, in welck een' staetGa naar voetnoot1671
 
Van jammernissen stort d'Aertsengel al de zynen!Ga naar voetnoot1672
 
Nu magh hy nimmermeer in vreught om hoogh verschynen,Ga naar voetnoot1673
 
't En zy de Godtheit dit medoogende belett'.Ga naar voetnoot1674
1675[regelnummer]
Ghy Hemelreien, komt, en geeft u in 't gebedt:Ga naar voetnoot1675
 
Misschien of noch dees slagh te schutten waer met smeken.
 
Het bidden kan een hart van diamantsteen breken.
REY VAN ENGELEN. RAFAËL.
Rey van Engelen:
 
O Vader, die geen wieroockvat,Ga naar voetnoot1678-vv.
 
Noch gout, noch lofzang waerder schat
1680[regelnummer]
Dan godtgelatenheit, en stilteGa naar voetnoot1680
 
Van 't schepsel, dat uit nedrigheit
 
Behagen schept aen uw beleit,
 
En in uw' wil zich zelf versmilte;
 
Ghy ziet, o aller telgen stam,Ga naar voetnoot1684
1685[regelnummer]
Hoe 't hooft der Geesten zynen kamGa naar voetnoot1685
 
Durf kanten tegens uw behagen;
[pagina 680]
[p. 680]
 
Hoe hy trompet en trommel roert,
 
En blint, van Staetzucht aengevoert,
 
U terght op zynen oorloghswagen.
1690[regelnummer]
Ontferm u over 't lasterstuck,Ga naar voetnoot1690
 
En keer, och, keer het ongeluck
 
Van duizentduizent lotgenooten,Ga naar voetnoot1692
 
Die al te jammerlyck misleit,
 
Met zulck een wederspannigheit
1695[regelnummer]
Het harnas hebben aengeschoten.
Rafaël:
 
Verschoon genadigh, och verschoon
 
Den Stedehouder, die de kroon
 
Der kroonen op zyn hooft wil zetten,Ga naar voetnoot1697-98
 
Om neffens u, en boven al
1700[regelnummer]
Te triomfeeren. och, wie zalGa naar voetnoot1700
 
Hem zuiveren van zulcke smetten?
Rey van Engelen:
 
Gedoogh niet dat de schoonste ziel,
 
Waer op uw oogh genadigh viel,
 
Gedoogh niet dat d'Aertsengel sneve.
1705[regelnummer]
Hy boete deze ondanckbre daet,
 
En blyf' gehanthaeft by zyn' staet.
 
Dat uw gena zyn schuld vergeve.

voetnootvs. 1331
'k verdaegh u: ik roep u op, om....
voetnoot1333
vier en yver: vurige ijver.
voetnoot1334
't zuiver Hemelsdom: de zuivere, trouwe Engelen.
voetnoot1335
braveert: daagt uit.
voetnoot1337
Vergelijk vs. 1245.
voetnoot1339
lastertoon: God lasterenden toon en daarom goddeloos, 1340.
voetnoot1338-40
Vgl. vs. 1264-91.
voetnoot1342
't wapenhuis: vergelijk vs. 632.
voetnoot1344
vast: reeds.
voetnoot1346
In arbeit: aan 't losbarsten.
voetnoot1350
druck: vorm.
voetnoot1357
vloeckverwanten: samenzweerders.
voetnoot1363-65
Vgl. vss. 735-42; het licht: God.
voetnoot1366
den toght: den veldtocht tegen de opstandigen.
voetnoot1368
wederwight: evenwicht; pit van reden: krachtige argumenten.
voetnoot1370
vast: àlmaar.
voetnoot1371
gezoent: verzoend; geslecht: vereffend.
voetnoot1373-75
Vgl. vss. 1266-91.
voetnoot1380-81
Behemotten en Leviathans (lees Leviàthans): vgl. noot bij vs. 96; om hun monsterachtigen opstand worden de Luciferisten met deze monsters vergeleken.
voetnoot1382
Uriël: zie aant. bij Personaedjen.
voetnoot1387
Een ieder in 't gelidt: ook Lucifer zegt dit aan de zijnen in vs. 1667; geeft het woort: beveelt het.
voetnoot1391
het moet 'er nu op staen: ook Belial zei dit in vs. 674.
voetnoot1392
braef: uitstekend; al waar 't u aengeschapen: vergelijk eenzelfde uitdrukking van Gabriël over Lucifers wapenrusting in vs. 1795; al: als.
voetnoot1393
Vergelijk vs. 647.
voetnoot1395
Kornels: Kolonel, vgl. vs. 1738.
voetnoot1401
verlangt, gereet: is verlangend en gereet.
voetnoot1402
't spits: later zal blijken, dat Michaëls leger den vorm van een driehoek heeft met een spits naar voren, zie. vs. 1748.
voetnoot1410
Vgl. vs. 1245 en 1337.
voetnoot1411
de halve streeck: de helft.
voetnoot1415
Verzweeren: afzweren.
voetnoot1418
groente, en verf: groene en andere kleuren, naar analogie van het Aardsch Paradijs, zooals de Hemel in de Chr. kunst (door fra Angelico vooral) steeds werd voorgesteld.
voetnoot1421
voorspoock: voorteeken.
voetnoot1425
Ridderschappen: ridders.
voetnoot1428
't Hooft der opperste palaizen: God, vgl. aertspalaizen vs. 1709.
voetnoot1436
volhardt groothartigh: woordspel.
voetnoot1437-38
Een sofisme, vgl. 't zelfde in Adam in Ball., vs. 44-47.
voetnoot1442
vryen Staet: vergelijk noot bij vs. 1033; Adams zoon, en bloet: Christus.
voetnoot1443
top: toppunt.
voetnoot1447
vrydom: vrije Staat.
voetnoot1452
verbaest: verbijsterd, verslagen.
voetnoot1454
stilstant: wapenstilstand.
voetnoot1459
Dat hoop ick nimmermeer: dat zal, hoop ik, nooit gebeuren.
voetnoot1461
Oprechte Rafaël: Wat een tragiek en teederheid in dezen eenen zucht!
voetnoot1465
medecyne: zinspeling op de beteekenis van Rafaëls naam, zie aant. bij Personaedjen.
voetnoot1466
balsem van gena: vgl. K. David in Ball., vs. 799.
voetnoot1469
stadthouderyen: stadhouderschap.
voetnoot1471
zegel en gelyckenis: gelijkenis als een zegel. De gelijkenis van de Engelen met God ligt in hun geestelijke natuur.
voetnoot1473
gunst: genade.
voetnoot1474
aller schatten bron: God, vgl. vs. 294, 996.
voetnoot1475-81
Vgl. Ezech. XXVIII, 12-15 en zie Berecht, r. 30-38.
voetnoot1481
't blakende gesternte en steenen: sterren brandend als edelsteenen, vgl. ‘In medium lapidum ignitorum ambulabat’ van St. Gregorius den Groote (Moral. Lib. XXXII, cap. 18); brommen: schitteren, vgl. vs. 1747.
voetnoot1482
reuckeloos: roekeloos
voetnoot1483
Verreuckeloozen: roekeloos wagen.
voetnoot1485-86
knoop en mengsel: hier synoniem.
voetnoot1487
Griffoensklaeu: met handen als klauwen van een roofvogel, zie noot bij vs. 95; drakenhooft: slangekop: de gevallen Engel nam in 't Paradijs immers de gedaante van een slang aan; slang en draak zijn bij Vondel vaak synoniem, zie vs. 2138 en Adam in Ball. vs. 628.
voetnoot1488
Misscheppen: omscheppen tot iets leelijks.
voetnoot1491-92
Vgl. Openb. I, 4; IV, 5; VIII, 2.
voetnoot1496
magh: moge.
voetnoot1497
myn zuiver wit, en hart: de zuivere bedoeling van mijn hart.
voetnoot1498
kam: de kam of hoorn (cornu) verheffen (vs. 1685, 1717, 2008) beteekent in den Bijbel doorgaans opstaan tegen God, vgl. Ps. LXXIV, 6; toch lijkt me ook het denkbeeld van den trotschen haan niet vreemd aan V.'s uitdrukking, vergelijk Gysbr. v. Aemstel vs. 296.
voetnoot1499
rondas: circelvormig schild, vgl. vss. 1788, 1900, 2004.
voetnoot1505-6
Hevig aangeschroefde, zoo niet overdreven uitdrukking van Rafaël, maar uit zijn angst voor Lucifers misstap te verklaren; zulx: zoodanig.
voetnoot1508
Vgl. Is. LXVI, 24; Marc. IX, 44-48.
voetnoot1509
Vgl. Matth. VIII, 12.
voetnoot1510
dien toght: dien veldtocht tegen God; ick offere u gena: ik bied u genade (vergeving, vrede) aan Lucifer had juist de mogelijkheid van genade ontkend, vs. 1429-31.
voetnoot1511
olyftack: symbool van verzoening en vrede; echter: anders.
voetnoot1513
Vgl. vs. 1265, 1451.
voetnoot1516
voorstant: bescherming, vgl. vs. 1124, 1205.
voetnoot1517
hantvest: voorrecht, vgl. vs. 680, 853, 881, 1042.
voetnoot1518
de dagh: de zon.
voetnoot1526
Voor eeuwigh, en altyt: Lucifer misleidt zich en ontkent den proeftijd.
voetnoot1528
overdrongen: opgedrongen.
voetnoot1531
't Vaderlant: vergelijk 435, 1279, 3318.
voetnoot1533
oogh en ooghmerck: een van Vondels vele onbewuste woordspelingen en klankherhalingen.
voetnoot1534-35
de duisternis, de staetzucht: de duistere staatzucht; grof: ten hoogste.
voetnoot1539
paeien: misleiden.
voetnoot1545
verheergewaede: als leen erkenne, vgl. Altaergeh. III, kantt. op vs. 1; vooral Bespiegelingen IV, 941-42.
voetnoot1546
braveer': prale.
voetnoot1542-49
Weergave van Lucifers woorden, gedeeltelijk niet alleen in zijn harte en heimelyk, maar ook hoorbaar gesproken in vs. 569-85, vgl. den tekst van Isaïas in 't Berecht, r. 26-vv.
voetnoot1550
Hoe nu toe?: wat nu? (ook bij Hooft).
voetnoot1551
't onbepaelt gebiet: Gods macht, heerschappij, vgl. vs. 916, 1089, 1733.
voetnoot1557
den mensch: in Christus; bevelen: toevertrouwen.
voetnoot1561
wetsteen: slijpsteen; dees heirbyl: die Lucifer als wapen en symbool in de hand werd gedrukt, vergelijk vs. 1207, 1211.
voetnoot1562
reuckeloos: roekeloos.
voetnoot1564
haet en nyt: bij Vondel dikwijls samen, vgl. Joseph in Dothan, vss. 453, 1424, ja soms als één woord en begrip Haetenijt: Herscheppinge II, 983.
voetnoot1567
lastren: ondeugden.
voetnoot1570
eerstgewyden zoon: eerstgeboren; vergelijk noot bij vs. 1015.
voetnoot1572
onderworp: onderwerp.
voetnoot1573
Gewaerdigh: gun, gedoog.
voetnoot1577
aspunt: draaipunt, centrum.
voetnoot1578
in wederwil: tegen den wil in; 't hemelsche palais: God en alle goede Engelen.
voetnoot1579
reis: keer.
voetnoot1582
den stercksten worstelaer: toespeling op Jakobs worsteling met God, Genesis XXXII, 25-30, vgl. Ps. XXIII, 28.
voetnoot1584
Een zelven staet en stoel: een gelijken rang.
voetnoot1585
vast: reeds.
voetnoot1587
verhef: sta af enz. Lucifer overdrijft hier in omgekeerde richting even sterk als in vs. 1545.
voetnoot1588
neven: nakomelingen.
voetnoot1590
magh: kan.
voetnoot1591
den grootsten scepter: de hoogste waardigheid; vgl. De zwaerste scepter, vs. 1479.
voetnoot1592
Een edelmoedigheit: een edel iemand in hoogsten graad; geheilight: gewijd.
voetnoot1594-95
opstaen uit: afstand doen van; staet, en stoel: rang, vergelijk vs. 1584.
voetnoot1598
Nieuw sofisme!
voetnoot1599
staet los: schept geen recht, kan ontnomen worden; is geen erf: is niet als vrij erfgoed onvervreemdbaar.
voetnoot1600
'k Misdanckme: ik bedank voor. Deze interpretatie van Lucifers opstandsmotief gaat volkomen akkoord met het gevoelen der kath. Theologen: Lucifer wilde zijn grootheid aan zich zelf danken en niet aan God; vgl. Petavius, De Angelis, Lib. III, Cap, II, blz. 174.
voetnoot1601
Bewaer: neem, houd; is zyn ooghmerck u vergeten: zijt ge Gods bedoeling vergeten?
voetnoot1604
panser: pantser.
voetnoot1608
schilt en wapen: zij bewijzen, bedoelt Lucifer, dat de Luciferisten zich alleen tegen een aanval willen verdedigen.
voetnoot1609
Wy vryen onzen Staet: wij willen onzen Staat zeker stellen.
voetnoot1610-12
heerelyck en deerlyck: woordspel.
voetnoot1612
eene Orden: van de Engelenwereld.
voetnoot1617-18
Mengeling van Romeinsch triomf-denkbeeld en Openb. XX, 1-3.
voetnoot1620
Vergelijk De Getemde Mars, vs. 72.
voetnoot1622-23
Na de afgunst en den hoogmoed bekruipt Lucifer nu de wanhoop, die het proces ten einde voert, vgl. vs. 1671.
voetnoot1627
den zwavelpoel: de hel, vgl. Openb. XIV, 10.
voetnoot1630
Een aes verstrecken: ter prooi dienen.
voetnoot1637
Op 't onwis: met zulke onzekere kansen.
voetnoot1641
wederwet: tegenwet.
voetnoot1650
geraemt: geoordeeld.
voetnoot1634-55
Deze giganteske monoloog is het laatste woord van den vallenden Lucifer.
voetnoot1657
starren: Engelen.
voetnoot1663-64
Apollion beliegt Lucifer tot het uiterste.
voetnoot1668
gesteken: gestoken.
voetnoot1669
woort: bevel; dit teken: den standert van vs. 1667, bezworen in vs. 1263-64.
voetnoot1671
Nu voert hem Wanhoop aen: nu drijft hem de wanhoop, vgl. vs. 1621-vv.
voetnoot1672
jammernissen: jammeren.
voetnoot1673
nimmermeer: nooit meer.
voetnoot1674
dit: de aanslag.
voetnoot1675
geeft: begeeft.
voetnoot1678-vv.
Het ontroerende smeeklied! Vgl. vs. 868-69.
voetnoot1680
godtgelatenheit: volkomen overgave aan God, vgl. godtgebooghzaem in Br. Der H. Maeghden, Eulalia, vs. 1.
voetnoot1684
aller telgen stam: boom-beeldspraak, telg: tak; oorsprong van alles, vgl. vs. 294-95.
voetnoot1685
zynen kam: vgl. noot bij vs. 1498.
voetnoot1690
lasterstuk: schandaal.
voetnoot1692
duizentduizent: vergelijk vs. 1580.
voetnoot1697-98
Vergelijk vss. 1542-49.
voetnoot1700
triomfeeren: heerschen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank