Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingenToon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.70 MB)

XML (4.06 MB)

tekstbestand






Editeurs

C.C. van de Graft

C.R. de Klerk

L.C. Michels

B.H. Molkenboer

H.W.E. Moller

J. Prinsen J.Lzn

Leo Simons

J.F.M. Sterck

A.A. Verdenius

C.G.N. de Vooys



Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
epos
gedichten / dichtbundel
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen

(1932)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 69]
[p. 69]

Titelblad van ‘J. v. Vondels Ondergang van Troje’, met het proza en de poëzie, die deze vertaling van het tweede boek der ‘Aeneïs’ begeleidden. 1655. De tekst zelf van de ‘Ondergang’ is afgedrukt naast de prozavertaling van ‘Aeneïs’ II.Ga naar voetnoot*

[pagina 70]
[p. 70]

J.v. Vondels Ondergang Van Troje.

Virgilius tweede boeck van Eneas, in Nederduitsch gedicht.

 

VRBS ANTIQVA RVIT.

 

t'Amsterdam, By Thomas Fontein.

Voor de Weduwe Abraham de Wees, op den Middeldam, in 't Nieuwe Testament, 1655.



illustratie

[pagina 71]
[p. 71]

Den edelen Heere Peter Hooft de Graef, Jongkheere van Zuidpolsbroeck.aant.Ga naar voetnoot*

1 De naemhaftige heer van Montaigne, Ridder van Sint Michiel, zeght,Ga naar voetnootr. 1 2 dat dichten lichter valt dan van gedichten te oordeelen, en men de PoëzyGa naar voetnoot2 3 afmeet met eene zekere korte maete van onderwijs en kunste, maer deGa naar voetnoot3 4 goede beste en goddelijcke Poëzy hooger draeft dan de regels, en de reden:Ga naar voetnoot4 5 dat elk een, die haere schoonheit bespiegelt, de Poëzy niet meer ziet danGa naar voetnoot5 6 het weêrlicht en flickeren des blixems, aengezien zy ons oordeel niet te 7 wercke stelt, maer dat verruckt, en wechruckt. Indien dit wijze en door-Ga naar voetnoot7 8 zichtige Kunstorakel de zaeck op het hooft treft, en deze zet-rede in eenigeGa naar voetnoot8 9 Poëzye stant grijpt, dat blijckt allerklaerst in Virgilius wercken, waarvanGa naar voetnoot9 10 wy wenschten waerdigh genoegh in de lofrede, voor het rijmelooze ver-Ga naar voetnoot10 11 duitschen des zelven noit volprezen dichters, gesproken te hebben: want 12 gelijck de doorluchtighste Aristarchen of gedichtwaerdeins doorgaensGa naar voetnoot12 13 bezigh zijn, om d'uitneementheit van zijnen Eneas te bespiegelen, zoo 14 worstelenze oock onderlinge in dit worstelperck, [als of hun oordeel ver- 15 ruckt en wechgeruckt wort,] om uit het twaleftal van Eneas boecken 16 [schoonze alle den titel van goddelijck voeren,] het beste, en gelijck denGa naar voetnoot16 17 schoonsten diamant uit d'andere diamanten, te kiezen. D'een verkiest het 18 tweede, den jammerlijcken ondergang van Troje; d'ander het vierde, 19 Koningin Didoos razende minne; een ander het zeste, Eneas naere helle-Ga naar voetnoot19 20 vaert; een ander het twalefste boeck, Eneas gezegent lijfgevecht, en TurnusGa naar voetnoot20 21 rampzalige doot. Aldus brengt elck zijne bewijsrede ter baene. Wat myGa naar voetnoot21 22 belangt, die mijn inzicht gaerne Apolloos uitspraecke onderworpe, dit 23 tweede boeck heeft in mijne gedachten altijt uitgescheenen, boven d'andereGa naar voetnoot23 24 my menighmael verruckt, en noit mijnen lust genoegh konnen verzadigen.Ga naar voetnoot24 25 Het scheen my oock geen wonder, dat de bloetdorstige Nero hieruit,

[pagina 72]
[p. 72]

26 volgens zijnen bedorven aert, lust schepte den ondergang van Troje, alsGa naar voetnoot26 27 een snooder Sinon, binnen Rome, naer te schilderen; niet met MaroosGa naar voetnoot27 28 fenixstuck alleen, in zijn huis, op het treurtooneel, te kopieeren, en dat,Ga naar voetnoot28 29 met verwen van toestel tooneelgewaeden stemmen en gebaer, naboot-Ga naar voetnoot29 30 sende, zich met de schaduwe en den schijn van sulck eene deerlijcke ver-Ga naar voetnoot30 31 woestinge te genoegen; maer met deze jammernissen, naer de GrieckscheGa naar voetnoot31 32 kunstenaeryen en treken, volkomen in der daet en het leven uitwerckende, 33 op den grooten doeck van zijne groote Stadt te brengen; zijne eeuwe hetGa naar voetnoot33 34 ondergaende Troje in het brandende Rome, den bloedigen Xanthus in denGa naar voetnoot34 35 gloejenden Tyber te laeten zien; een schendigh en verwaten lasterstuck,Ga naar voetnoot35 36 daer d'eerste en onnoozelste Roomsche Kruisheiligen, gelijck een vervloecktGa naar voetnoot36 37 overschot en uitschot, zoo deerlijck om te lijden hadden; het welck hierGa naar voetnoot37 38 alleen dient tot eene blijck hoe Virgilius afbeeldinge van der TrojaenenGa naar voetnoot38 39 uiterste nederlaege, van outs, in d'oogen der Romainen en des Keizers, op 40 de kunst der Poëzye verslingert, gebloncken heeft: want hoewel Maroos 41 gemeen voorstel, in het voorhooft van zijnen Eneas gedruckt,Ga naar voetnoot41

42 Arma virumque cano,Ga naar voetnoot42

43 doorgaens in zijn heerlijck werck bevestight wort, nochtans laet zich dieGa naar voetnoot43 44 hemelsche trompet hier allerhelderst en zoodanigh hooren, datze, gelijckGa naar voetnoot44 45 een horen van overvloet opgepropt, ons eenen vollen zegen van natuur- 46 lijcke welspreeckentheit kunsten wetenschappen zeden weereltsche en 47 godtvruchtige voorbeelden en leeringen toegiet, ten oirbaer van opmerc-Ga naar voetnoot47 48 kende vernuften, in het algemeen, en in het byzonder voor welgeboornen, 49 opgetogen en geschickt ten dienst van het Vaderlant, dat zich aen hunnenGa naar voetnoot49 50 stam en voorvaders niet luttel verbonden houdt. Den allergeluckighstenGa naar voetnoot50 51 Keizer Augustus jammerde het met reden Troje anderwerf in Virgilius 52 werck te verbranden, uit edelmoedigen lust en liefde tot dezen schoonenGa naar voetnoot52

[pagina 73]
[p. 73]

53 en kostelijcken brant, het allerschoonste en kostelijckste, dat oit, met oogenGa naar voetnoot53 54 van menschelijck begrijp, en ooren des verstants, gezien en gehoort wiert.Ga naar voetnoot54 55 Op hoop dan of de nederduitsche vertaelinge van het wijt befaemde Tro- 56 jaensche treurspel, vol hartroerende treurspeelen, uwe Ed. eenighzins, ten 57 minste Virgilius ter liefde, moght behaegen; zoo offere ick uwe opluickendeGa naar voetnoot57 58 jeught dit boeck, als een proefstuck van d'andere boecken. Aldus kopieertGa naar voetnoot58 59 men aeloude marmere en metaele stambeelden, gedenckpenningen, schilde-Ga naar voetnoot59 60 ryen, en tekeningen van uitsteeckende meesteren, om hunnen dapperenGa naar voetnoot60 61 voortredt in de kunste, zoo veel het mogelijck zy, al hygende in te volgen,Ga naar voetnoot61 62 en te leeren hoe veel weghs den nakomelingen, die steil naer den top der 63 volkomenheit opklimmen, noch af te leggen staet. Hoe verre mijn dicht-Ga naar voetnoot63-65 64 lust en yver nu in deze renbaene achterblyft, of van de rechte streecke 65 der Latynsche Hofzwaene afdwaelt, kan my niet ondienstigh aengewezen 66 worden, terwyl ick wensche te blyven,

Edele en gestrenge Heer,

Uwe Ed. dienstwillige

J.v. Vondel.

[pagina 74]
[p. 74]

Aen den zelven Heer.aant.Ga naar voetnoot*

 
Geluckigh is de hulck, daer midden in de barenGa naar voetnootvs. 1
 
Een stuurman zit te roer, die, zeewijs en ervaeren,Ga naar voetnoot2
 
De blinde klippen kent, de gronden meet, en peilt,Ga naar voetnoot3
 
Op Zeekompas en kaert, en starreschieten zeilt,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
En, door de barning heen, het uiterst weet te schuwen.Ga naar voetnoot5
 
Geluckigh is de kudde, [als velt en heide gruwen,
 
Voor 't huilen van den wolf, die, razende afgevast,Ga naar voetnoot7
 
Het afgedwaelde schaep bezijden 's weeghs verrast;]
 
Terwijlze by der hant het voeder pluckt, niet verderGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dan daer de trouwe staf en 't oogh van haeren herder
 
Kan reicken in den noot, ten troost en toeverlaet.Ga naar voetnoot11
 
Niet min geluckigh is de burgerlijcke staet,Ga naar voetnoot12
 
Daer ieder veiligh rust in schaduwe van Heeren,Ga naar voetnoot13
 
Die ter behoudeniss' des volcks alleen regeeren:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Want wat de stuurman is op 't schip, in zeegevaer,
 
De herder op de heide, en by de Schaepskoy, daer
 
De wolf om spoockt en huilt, dat strecken d'Overheden,Ga naar voetnoot17
 
In 't wettige gebiet van landen volck en steden,Ga naar voetnoot18
 
Haer waeckende oogh, tot heil des onderzaets, betrouwt.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Op dezen gront is 't dat de hemel staeten bouwt.Ga naar voetnoot20
 
Op dezen voet zijn hun de titels aengebodenGa naar voetnoot21
 
Van vadren, herderen, wetgevren, vooghden, Goden,
 
Die, op den vorm van 't ampt der Overheit gepast,Ga naar voetnoot23
 
Ons melden 't heilzaem wit van zulck een' zwaeren last,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Noch grooter dan deze eer, waer toe zy zijn gekoren.Ga naar voetnoot25
 
Aldus zeght Plato wort geen mensch voor zich geboren
 
Alleen, maer oock ten dienst van vrient en vaderlant.Ga naar voetnoot26-27
[pagina 75]
[p. 75]
 
Hier staet de weerelt by, en zonder dezen bantGa naar voetnoot28
 
Moet alles wetteloos verstrojen, en verwilderen,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Noch woester dan Natuur een wildernis kan schilderen,Ga naar voetnoot30
 
Vol breideloos gedierte, en onraet, nacht en dagh.Ga naar voetnoot31
 
Zy leefden dan tot nut der menschen, die 't gezagh,Ga naar voetnoot32
 
Ter liefde van den mensch, oit holpen onderstutten,Ga naar voetnoot33
 
En 't onderdruckte volck beschermen, en beschutten,
35[regelnummer]
In zijn gerechtigheit. dit kon men uit kronijckGa naar voetnoot35
 
En boeck bevestigen, en stercken met de blijck
 
Van menigh voorbeelt, klaer uit Griecken en LatijnenGa naar voetnoot36-37
 
Te scheppen, waer de zon de weerelt komt beschijnen;Ga naar voetnoot38
 
Doch hier is 't noodeloos, naerdien ons Nederlant
40[regelnummer]
Gereede spiegels heeft van mannen by der hant;Ga naar voetnoot40
 
Waerom, o eedle telgh, geen meester u iet nadersGa naar voetnoot41
 
Kan toonen als uw' stam, en loffelijcke vaders,Ga naar voetnoot42
 
In oorloge en in vre, door al het lant befaemt,Ga naar voetnoot43
 
Waer hun voorzichtigheit onwetenheit beschaemt.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Zy zelfs bezegelden, in zijne kracht en klaerheit,Ga naar voetnoot45
 
Het staetorakel van de goddelijcke waerheit,Ga naar voetnoot46
 
Dat geen Gemeene Best geluck noch heil ontbeert,Ga naar voetnoot47
 
Daer lust tot wijsheit bloeit, en stadt en lant regeert.Ga naar voetnoot48
 
Zoo dickwijl dan uw lust staetkundigheit zal zoeckenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Te scheppen, uit het licht van letteren en boecken,
 
Kan 't voorschrift van uw oudt voorvaderlijck geslachtGa naar voetnoot51
 
Dees staetles met der daet u stercken, waer hun wachtGa naar voetnoot52
 
De wetten en het Recht bekrachtight, en verdaedight,Ga naar voetnoot53
 
En uwen leerlust voedt, en aenqueeckt, en verzadight:
[pagina 76]
[p. 76]
55[regelnummer]
Want schoon een staetscholier de spreuck en regels merckt;Ga naar voetnoot55
 
Dit wort met voorbeelt en uitwercking best gesterckt.Ga naar voetnoot56
 
Men leert uit kaerte en boeck de gronden, zeen en streecken,Ga naar voetnoot57
 
En kusten: maer een storm kan 't moede roer versteecken
 
Van zijn behoude reis, indien de vierbaeck nietGa naar voetnoot58-59Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Het duister oogh verlicht, en voor den zeeman ziet,
 
En toont wat streeck hem staet te houden, wat te mijden,
 
Wat loef- wat lywaert leght, wat achter, wat bezijden,
 
Wat oprijst voor den boegh; zoo loopt hy op dat licht
 
Met vreught de haven in, het endt van zijnen plicht:Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Doch hierom kan men u het opslaen van de bladenGa naar voetnoot65
 
En levens der uitheemsche en vreemden niet ontraeden.Ga naar voetnoot65-66
 
Het erf der staetkunde is en wort elck een gegunt,Ga naar voetnoot67
 
Ge-eigent en betaelt met oude en nieuwe munt.Ga naar voetnoot68Ga naar voetnoot67-68
 
De school der wijsheit staet gebouwt voor brave borsten.Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Zy slacht ten goede 't paert van Troje, dat ons Vorsten
 
En mannen levert, die wat mannelijcks bestaen,
 
Op Pallas toeverlaet: dees wijst de wijsheit aen,Ga naar voetnoot70-72Ga naar voetnoot72
 
Die met den slangeschilt gewapent, altijt stouterGa naar voetnoot73
 
Op reden, haere zaeck en Recht beschut op 't outer.Ga naar voetnoot73-74
75[regelnummer]
De zaeck bespiegelen moet voor d'uitwercking treên.Ga naar voetnoot75
[pagina 77]
[p. 77]
 
De meesters staen gereet. de leering slacht den steen,
 
Die stael en yzer wet. zoo scherpt de les de snedeGa naar voetnoot76-77Ga naar voetnoot77
 
Van 't edele vernuft. de nutte en wijze redeGa naar voetnoot78
 
Wort van 't begeerige oor gevat, gelijck de plantGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
Den morgendau verzwelght, op dor en dorstigh lant.
 
Hier derft uw jeught geen licht om goet en quaet te schiften;Ga naar voetnoot81
 
Zy erft den boeckschat zelf uit 's vaders kasse en schriften,Ga naar voetnoot82
 
Wiens daeghlijcks onderwijs en voorgang levend leertGa naar voetnoot83
 
Waermede een erfgenaem van deught zijn brein stoffeert,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
En toerust tot het ampt, dat, voor de braven open,Ga naar voetnoot85
 
Geen traegen waerdigh acht op zulck een' prijs te hoopen.Ga naar voetnoot86
 
De braefsten zelfs, de grootste, in top van maght en StaetGa naar voetnoot87
 
En eere, hebben noit het onderwijs versmaet,
 
Dat hun te scheppen stont uit spreeckenden, en stommen,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
De levendige stemme en boecken, heilighdommenGa naar voetnoot90
 
By Keizers, Koningen, en Oversten, gezintGa naar voetnoot91
 
Zich van der Wijzen raet, in weereltlijck bewint,
 
Te dienen, naer beloop en eisch van tijt en zaecken,Ga naar voetnoot93
 
Om veiligh tot hun wit en ooghmerck te geraecken.
95[regelnummer]
De Keizer Nero, toen zijn oordeel noch gezontGa naar voetnoot95
 
En gaef was, neighde 't oor gansch leerzaem naer den montGa naar voetnoot96
 
Van zijnen Seneca. Trajaen, de goedertieren,Ga naar voetnoot97
 
Omhelst Plutarchus les, om zeden en manierenGa naar voetnoot98
 
En onderwijs van Staet te leeren, als hy sprack.
100[regelnummer]
Dees Scipio, die trots Kartagoos muuren brack,Ga naar voetnoot100
 
Gewende zich doorgaens, met onverzadighde ooren,
[pagina 78]
[p. 78]
 
Den afgerechten helt Polybius te hooren.Ga naar voetnoot101-102Ga naar voetnoot102
 
De wijze Cicero bedanckte Possidoon,Ga naar voetnoot103
 
Die hem den gouden styl en Burgemeesters toon,Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Ten dienst van Rome, leerde aendachtigh overweegen,Ga naar voetnoot105
 
Waerdoor hy sedert quam zoo hoogh in top gestegen.
 
De zelve Tullius trompet des dichters eer,Ga naar voetnoot107
 
Door Alexanders mont, lauriert en kranst Homeer
 
Op helt Achilles zerck, die 't lijck zoude overstulpen
110[regelnummer]
Met een de faem, ten waer Homeer haer had gehulpen,Ga naar voetnoot109-110
 
En door zijn heldendicht gehanthaeft, waer die klanck
 
Gehoort wort oost en west, ontelbre jaeren langk.
 
Filippus groote zoon, die 't Persisch Rijck ontzeide,Ga naar voetnoot113
 
Zijn hooft op d'Ilias ter ruste nederleide,
115[regelnummer]
En sloot in 't koffer van Darius zulck een' schatGa naar voetnoot114-115
 
Van letteren, verschoonde in d'overwonne stadtGa naar voetnoot115-16
 
Het huis van Pindarus, op wiens doorluchte pennenGa naar voetnoot117
 
De Vorsten worstelen, de heete wielen rennen,Ga naar voetnoot117-18
 
Daer geen oneerlijck stof om 's renners ooren stuift.Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Ten leste komt August ten Kapitoole, schuift
 
De nevels van het oogh, en toont het licht der lichten,
 
En zet zich, als een Godt, in top, op Maroos dichten.Ga naar voetnoot120-22
[pagina 79]
[p. 79]
 
Virgilius verstreckte een kopre zuil aen 't Rijck,Ga naar voetnoot123
 
Een Raetsheer van August, en wacht op zijns gelijck,Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Na zoo veele eeuwen tijts, terwijl men voor zijn straelen
 
Alle anderen dus lang hun hooft zagh onderhaelen.Ga naar voetnoot125-26
 
Wy waeghden evenwel [de wil verschoon de daet,]Ga naar voetnoot127
 
Een Nederduitsche wijs, op zijn Latijnsche maet,Ga naar voetnoot127-28
 
En hemelsche klaeroen, naer onze maght, te zetten,
130[regelnummer]
Daer Troje op wapenklanck, gekerm, en krijghstrompetten,
 
In roock en smoock, in gloet en bloet en assche smoort,
 
Zoo jammerlijck als oit met ooren wiert gehoort,
 
Met oogen wiert gezien. onze uitspraeck is niet maghtighGa naar voetnoot133
 
Dien brant te schilderen. dat vier is veel te krachtigh,
135[regelnummer]
De verf te zwack en doof; dit kan ons tafereelGa naar voetnoot135
 
Ontschuldigen, by al de kenners van 't penseel:Ga naar voetnoot136
 
En ghy, o jonge Graef, zult gaerne ons laege toonen,Ga naar voetnoot137
 
Waer maet en klanck bezwijckt, beleeft en heusch verschoonen,Ga naar voetnoot138
 
Naer uw Heer vaders aert, gelijck een erfgenaemGa naar voetnoot139
140[regelnummer]
Van Polsbroeck, en zijn' Staet, en deught, en letterfaem.Ga naar voetnoot140
 
Uw jeught, die, onder 't eedle en Ridderlijck geleide
 
Van Ridder Maerseveen, zoo wijt, door bosch en heide,
 
Hem volghde in Brandenburgh, op 't Keurdoorluchtigh hof,Ga naar voetnoot141-43
 
Belooft, op 's vaders spoor, den dichter eenmael stof
145[regelnummer]
Te levren, daer 't gebeent der vadren, in hun stoelen
 
Van ruste, met vermaeck den nadruck van zal voelen.Ga naar voetnoot145-46Ga naar voetnoot144-46
 
Ontfang op dezen wensch den weêrgalm van Virgijl,Ga naar voetnoot147
 
Wiens naem 't gebreck vergoet van mijnen ruwen stijl.Ga naar voetnoot148
[pagina 80]
[p. 80]

Nereus voorspellinge Op den ondergang van Troje.
Uit Horatius.aant.Ga naar voetnoot*

 
Toen de trouwelooze HerderGa naar voetnootvs. 1
 
Zijne huiswaerdin HeleenGa naar voetnoot2
 
Met de vloot van Ide heen
 
Over zee sleipte, altijt verder,Ga naar voetnoot3-4
5[regelnummer]
Bondt Godt Nereus, naer zijn' zin,Ga naar voetnoot5
 
Dus de snelle winden in,
 
Om dien droeven val te spellen:Ga naar voetnoot7
 
 
 
Och, ghy voert, ter quaeder uure,
 
t'Huis, die met een' oorloghstoghtGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Wort hereischt, en t'huis gebroght,
 
Van den Grieck, en nagebuure,Ga naar voetnoot11
 
Die, gestoort om 't ongelijck,Ga naar voetnoot12
 
Zwoer 't aeloude Priaems Rijck,Ga naar voetnoot13
 
En uw bruiloftsfeest te stooren.Ga naar voetnoot14
 
 
15[regelnummer]
Och, hoe zweet soldaet en ruiter!Ga naar voetnoot15
 
Och, wat haeltghe den Dardaen,Ga naar voetnoot16
 
En zijn volck al plaegen aen!Ga naar voetnoot17
[pagina 81]
[p. 81]
 
Pallas wapent den vrybuiter.Ga naar voetnoot18
 
Wagen helm en beuckelaerGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Rustze toe, en raest. voorwaerGa naar voetnoot20
 
Ghy zult u vergeefs verlaeten
 
 
 
Op den bystant der Godinne,Ga naar voetnoot22
 
En uw locken kemmen fier,Ga naar voetnoot23
 
Speelende op uw bloode lierGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Wijzen, die uw lief en minne
 
D'ooren kitlen, en om nietGa naar voetnoot26
 
In uw kamer vliên 't geschietGa naar voetnoot27
 
Van den Griekschen boog en schichten;Ga naar voetnoot28
 
 
 
Voor Kretenzer punt en pezen,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
En 't gedruisch van Ajax vaen,Ga naar voetnoot30
 
Die u kort volght achter aen:Ga naar voetnoot31
 
Maer ten leste, als een verwezen,Ga naar voetnoot32
 
Zultghe uw overspeligh haer
 
Zien begruist van stof, te naer.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Zietghe Ulysses niet van achter,Ga naar voetnoot35
 
 
 
Die uw huizen komt vernielen?Ga naar voetnoot36
 
Ziet ghy ouden Nestor niet,Ga naar voetnoot37
 
Die van Pylus derwaert schiet?Ga naar voetnoot38
 
Teucer zit u op de hielen,
40[regelnummer]
Van zijn eilant Salamin.Ga naar voetnoot40
 
Sthenelus zet dapper in,Ga naar voetnoot41
 
Afgerecht op oorelogen;Ga naar voetnoot42
 
 
 
Afgerecht op paerdemennen,
 
En den wagen in den slagh.
[pagina 82]
[p. 82]
45[regelnummer]
Wat vorst Merion vermagh
 
Zult ghy levend leeren kennen.Ga naar voetnoot46
 
Forsse Diomedes zwaert,Ga naar voetnoot47
 
Trotser dan zijn vaders aert,Ga naar voetnoot48
 
Raest, en streeft om u te vinden.Ga naar voetnoot49
 
 
50[regelnummer]
Ghy een suffert, en vol schroomen,Ga naar voetnoot50
 
Zult, al hygende van smart,
 
Voor hem vlughten, als een hart,Ga naar voetnoot52
 
Dat den wolf in 't dal ziet komen,
 
En zijn grazen ras vergeet.
55[regelnummer]
Anders luidt de heilige eedt,
 
Uwe schoone bruit gezworen.Ga naar voetnoot55-56
 
 
 
De verbolge vloot en kielen
 
Van Achilles recken langGa naar voetnoot58
 
Trojes tijt en ondergang,
60[regelnummer]
En der jofferen tijt en zielen.Ga naar voetnoot60
 
Na tien jaeren wederstant
 
Zal de Griecksche torts den brantGa naar voetnoot62
 
In de Troische daecken steecken.Ga naar voetnoot63
voetnoot*
De titelprent is gegraveerd door Cornelis Visscher naar een tekening van Bartholemeus Breenbergh en stelt voor de vlucht van Aeneas met Anchises en Ascanius.
voetnoot*
Bij het Titelblad: het motto (uit Aen. II 363) betekent: De oude stad gaat te gronde.
Bij de Titel: Voor Peter Hooft de Graef (1638-1707) zie de aantekening bij de titel op blz. 85.
voetnootr. 1
naemhaftig: beroemd; Montaigne: Frans philosoof, 1533-1592.
voetnoot2
van: over.
voetnoot3
met eene zekere korte maete van onderwijs en kunste: op grond van een bekrompen schoolse kunstleer.
voetnoot4
hooger draeft dan de regels en de reden: ver boven de schoolse leer en de zuiver verstandelike beoordeling uitgaat.
voetnoot5
bespiegelt: overweegt; meer: duideliker.
voetnoot7
verruckt, en wechruckt: verblindt (ons oordeel wordt ons door het verblindende licht der goddelike poëzie ontnomen).
voetnoot8
doorzichtig: scherpziend (vol doorzicht); de zaeck op het hooft treft: de spijker op de kop slaat; zet-rede: stelling; eenige: met klem (....dan blijkt dat wel....).
voetnoot9
stant grijpt: klemt.
voetnoot10
het rijmelooze verduytschen: de Nederlandse prozavertaling.
voetnoot12
Aristarchen: kunstrechters (zie de aant. op blz. 51 bij r. 171); gedichtwaerdeins is een synoniem; doorgaens: voortdurend.
voetnoot16
titel: erenaam.
voetnoot19
razende: waanzinnige; naere: verschrikkelike.
voetnoot20
gezegent lijfgevecht: gelukkig tweegevecht, zegenrijk door zijn uitslag; Turnus: koning der Rutuliërs, Aeneas' tegenstander in Italië.
voetnoot21
bewijsrede: argument.
voetnoot23
uitgescheenen: uitgeblonken.
voetnoot24
verruckt: in geestvervoering gebracht.
voetnoot26
volgens zijnen bedorven aert: in overeenstemming met zijn verdorven aard.
voetnoot27
Sinon was de verraderlike Griek die de Trojanen overhaalde het houten paard vol Griekse soldaten binnen hunne muren te halen (zie Aeneïs II); naer: na; met: door.
voetnoot28
fenixstuck: de Aeneïs; kopieeren: hier nabootsen, tot drama omwerken.
voetnoot29
verwen van toestel: geschilderde toneeldécors; gebaer: toneelgebaren.
voetnoot30
de schaduw en den schijn: de (matte) afschaduwing, weergave, copie.
voetnoot31
naer de Grieksche kunstenaeryen en treken: op 't voorbeeld van de listen en bedriegerijen der Grieken; in der daet en in het leven: in werkelikheid.
voetnoot33
Rome is voor Nero het doek waarop hij Troje's brand schildert; doek: in de 17de eeuw in deze bet. nog ml. en vr. In 64 teisterde een geweldige brand Rome; het gerucht verspreidde zich dat keizer Nero deze brand had ontstoken om de brand van Troje na te bootsen; in werkelikheid was Nero hieraan onschuldig. Hij zelf schoof, om de volkshaat van zich af te wenden, de schuld op de Christenen, waarvan vele op vreselike wijze werden ter dood gebracht.
voetnoot34
Xanthus, zie blz. 8, aant. bij vs. 41.
voetnoot35
een schendigh en verwaten lasterstuck: een schandelike en vervloekte misdaad.
voetnoot36
onnoozel: onschuldig; Roomsche Kruisheiligen: Christenen (zij, die zich aan 't kruis gewijd hadden) te Rome; vervloeckt: verafschuwd.
voetnoot37
overschot: (die men missen kan, die te veel zijn) is ongeveer uitschot.
voetnoot38
blijck wordt in de 17e eeuw ook ml. en vrl. gebruikt; der Trojaenen uiterste nederlaege: de ramp die een eind maakte aan hun bestaan (het slot van de oorlog uitmaakte).
voetnoot41
gemeen voorstel: motto, hoofdthema, algemene karakterisering.
voetnoot42
Arma virumque cano: ik bezing de wapenfeiten van de held.
voetnoot43
doorgaens: doorlopend.
voetnoot44
hier: in het tweede boek.
voetnoot47
ten oirbaer van opmerckende vernuften: ten nutte van aandachtige, scherpzinnige lezers (geesten).
voetnoot49
opgetogen en geschickt: opgevoed en bestemd (voorbeschikt).
voetnoot50
verbonden: verplicht.
voetnoot52
edelmoedig: edel (van edele gezindheid blijkgevend).
voetnoot53
brant: met brand wordt hier bedoeld Vergilius' schildering van Trojes brand in Aeneïs II.
voetnoot54
begrijp: waarnemingsvermogen, inzicht.
voetnoot57
ten minste Virgilius ter liefde: al zou het alleen maar zijn uit liefde tot Vergilius.
voetnoot58
als een proefstuck.... om daaruit te proeven, te doorgronden (hoe enz.).
voetnoot59
stambeeld: standbeeld.
voetnoot60
dappere voortredt: kloeke voorgang.
voetnoot61
involgen: volgen.
voetnoot63-65
men zal mij een dienst bewijzen. als men mij aanwijst....
voetnoot*
Bij de Titel: den zelven: dezelfde.
voetnootvs. 1
hulck: groot zeilschip uit de 17de eeuw; dikwijls figuurlik gebruikt in de hulck van staet: het schip van staat; daer: waar, waarop.
voetnoot2
zeewijs en ervaeren: als deskundig en bevaren zeeman.
voetnoot3
gronden: ondiepten, banken.
voetnoot4
starreschieten: het bepalen van de hoogte der sterren boven de horizon; in 't algemeen: astronomiese waarnemingen.
voetnoot5
barning: branding; het uiterst: het gevaar voor vergaan (het uiterste gevaar).
voetnoot7
razende afgevast: razend, dol van honger.
voetnoot9
Terwijl: zolang, wanneer; by der hand: in de nabijheid (van de herder).
voetnoot11
in den noot: in geval van nood.
voetnoot12
de burgerlijcke staet: de burgerstaat
voetnoot13
in schaduwe van: onder de bescherming van.
voetnoot14
Versta: die enkel regeren voor het welzijn der burgerij.
voetnoot17
dat strecken: daartoe dienen.
voetnoot18
't wettige gebiet: het wettig besturen, de op wetten gegronde heerschappij.
voetnoot19
Haer waeckende oogh is datief-object bij betrouwt (toevertrouwd aan enz.).
voetnoot20
gront: grondslag, fondament,
voetnoot21
Op dezen voet....: Hierop (nl. op het betoog, de parallel van de voorafgaande regels) berusten de titels...., die men hen heeft gegeven (vgl. Op dezen gront in de voorafgaande regel).
voetnoot23
Die slaat terug op titels; die, toegepast op overheidsambten.
voetnoot24
wit: doel.
voetnoot25
Het is een eer tot regent te zijn gekozen, maar gewichtiger dan het bezit van deze eretitel is de verplichting die op de regent rust, het ‘wit’ van zijn zware ambt.
voetnoot26-27
voor zich.... Alleen: om enkel aan eigen belangen te denken; vgl. voor deze gedachte: Cicero, De Officiis I, cap. VII.
voetnoot28
Hier staet de weerelt by: Door deze gemeenschapszin houdt de wereld stand.
voetnoot29
wetteloos: in anarchie; verstrojen: uiteenvallen.
voetnoot30
Versta: ontbreekt de mensen liefde voor de gemeenschap, dan ontstaat een Chaos, nog woester enz.; schilderen: scheppen.
voetnoot31
breideloos: wild, bandeloos.
voetnoot32
Zy: de overheden, de regenten.
voetnoot33
oit: steeds.
voetnoot35
gerechtigheit: rechtmatige aanspraken, rechten.
voetnoot36-37
bevestigen: (met voorbeelden) staven; stercken met de blijck van menigh voorbeelt: bekrachtigen met vele bewijsplaatsen; blijck, vroeger ook vr.; klaer (bij voorbeelt): duidelik, overtuigend; Griecken en Latijnen: Griekse en Latijnse schrijvers.
voetnoot38
waer de zon de weerelt komt beschijnen: (met voorbeelden) uit alle landen der wereld.
voetnoot40
gereet: onmiddellik ter beschikking staande; Versta: in Nederland zelf zijn regenten geweest, die door hun loffelike plichtsbetrachting tot spiegel, tot navolgenswaardig voorbeeld kunnen dienen voor de latere geslachten.
voetnoot41
iet naders: voorbeelden die meer voor 't grijpen liggen (uw eigen geslacht levert de meest voor de hand liggende voorbeelden van uitstekende regenten).
voetnoot42
vaders: voorvaderen.
voetnoot43
In oorloge en in vre: tijdens en na de 80-jarige oorlog hebben leden van 't geslacht De Graef aanzienlike regeringsambten bekleed.
voetnoot44
voorzichtigheit: wijs beleid; onwetenheit komt in 17de-eeuwse en vroegere taal voor naast onwetendheid.
voetnoot45
zelfs: zelf; bezegelden, nl. door hun leven en werken; zijne: heeft betrekking op staetorakel in vs. 46.
voetnoot46
Het staetorakel van de goddelijcke waerheit: de staatsmanswijsheid, vervat in de goddelike waarheid, dat enz.
voetnoot47
geen.... noch: dubbele ontkenning.
voetnoot48
Bij regeert is (lust tot) wijsheit als onderwerp te denken.
voetnoot49
uw krijgt de klemtoon; staetkundigheit: staatsmanswetenschap, kennis der regeerkunst.
voetnoot51
't voorschrift van uw oudt voorvaderlijck geslacht: het richtsnoer, dat uw voorgeslacht heeft geleid, nl. de spreuk in vs. 47-48 vermeld.
voetnoot52
Dees staetles is bijstelling bij voorschrift; u stercken: uw studielust aanwakkeren; wacht: waakzaamheid.
voetnoot53
bekrachtighen: kracht verlenen; verdaedighen: verdedigen.
voetnoot55
staetscholier: leerling in de staatkunde; mercken: in zijn geest opnemen (al neemt.... in zijn geest op).
voetnoot56
Dit: deze wijsheid, wetenschap; gesterckt: bevestigd, verhelderd.
voetnoot57
kaerte: zeekaart; gronden: ondiepten; streeck: de te volgen koers.
voetnoot58-59
Versta: maar een storm kan oorzaak zijn dat 't afgematte roer niet meer luistert en 't schip, uit de koers geslingerd, de veilige haven niet zou bereiken, als niet...
voetnoot59
vierbaeck: vuurtoren, kustlicht; de bedoeling is dus: uit de boeken halen zeelieden (en staatslieden) de theorie, maar in kritieke ogenblikken is de vuurtoren hun wegwijzer (zò is voor de staatsman het illustere, lichtende voorbeeld van voorgangers een veilige en noodzakelike gids, zie vs. 49-56).
voetnoot64
de haven.., het endt van zijnen plicht: de haven, het eindpunt van de hem opgelegde taak.
voetnoot65
Versta: al zijn dan uw voorvaderen, die uitmuntende regenten, voor U de beste gidsen in de staatkunde, toch is het ook raadzaam enz.
voetnoot65-66
de bladen en levens: de levensbeschrijvingen, levensboeken (van staatslieden uit andere landen).
voetnoot67
erf: terrein.
voetnoot68
eigenen: toewijzen, verlenen, geven.
voetnoot67-68
Versta: Staatkunde, kennis van staatszaken en staatsbestuur heeft men zich steeds eigen kunnen maken en kan men zich nog eigen maken door het bestuderen van voorbeelden uit de oude en nieuwe tijd.
voetnoot69
brave borsten: flinke, wakkere jongelingen.
voetnoot70-72
Wat Vondel hier van ‘de school der wijsheit’ zegt, is reeds in de oudheid verkondigd met betrekking tot de school van lsocrates, nl.: dat daaruit, evenals uit 't paard van Troje, vorsten en vooraanstaande mannen zijn voortgekomen (te voorschijn gekomen). Isocrates cujus e ludo tamquam ex equo Trojano meri principes exierunt; zie Cicero, De Oratore II, cap. 94. Vondel verraadt in zijn ten goede (vs. 70) de behoefte om de Trojaanse kant te kiezen, de kant van zijn held Aeneas; oorspronkelik passen deze woorden niet in de vergelijking: het paard van Troje leverde oorlogshelden uit (diè blijven bij Vondel, vs. 71, ondanks zijn ‘ten goede’); de school der wijsheid helden van de geest; ten goede kan niet anders dan verwarrend werken.
voetnoot72
Op Pallas toeverlaet: Pallas (Athene), Minerva, de godin der wijsheid, had de Grieken de krijgslist van het ‘Trojaanse paard’ ingegeven; op haar aanraden was het gebouwd, aan haar was het toegewijd; dees wijst de wijsheit aen: de wijsheit (d.i. Pallas Athene, als godin der wijsheid - en nu niet, zoals in vs. 70-72, als oorlogsgodin) wijst dèze aan, de ‘brave borsten’, die iets ‘mannelijcks bestaen’ op 't gebied van de wetenschap.
voetnoot73
Die heeft betrekking op wijsheid (Pallas): met den slangeschilt gewapent: Pallas droeg een schild (of pantser) met een Gorgonenhoofd in het midden en slangen aan de rand (Gorgonen: schrikgodinnen met slangenhaar).
voetnoot73-74
Laten zich aldus weergeven: de wijsheid, in steeds toenemend vertrouwen op de kracht van het redelik betoog, verdedigt haar rechtvaardige zaak (de rechtvaardigheid) op het gewijde gebied van het Recht; zij verdedigt het Recht in zijn heilige onaantastbaarheid.
voetnoot75
Versta: elke zaak, elk vak van wetenschap moet eerst aandachtig bestudeerd worden, voor men ze in de practijk kan toepassen.
voetnoot76-77
Vgl. Horatius, De Arte Poëtica, vs. 304: ergo fungar vice cotis, acutum reddere quae ferrum valet, exsors ipsa secandi, door Vondel aldus vertaald: Ick zelf, niet snedigh zijnde, zal dan een wetsteen verstrecken, die het yzer kan scherpen.
voetnoot77
de les: de leering uit vs. 76.
voetnoot78
rede: redenering.
voetnoot79
van: door.
voetnoot81
Hier: als het gaat om het verwerven van theoretiese kennis; derft: ontbreekt; schiften: leren onderscheiden.
voetnoot82
kasse en schriften: boekenkast.
voetnoot83
Wiens daeghlijcks onderwijs en voorgang levend leert: die èn door zijn dagelijks onderricht èn door zijn levend voorbeeld (dus: door woord en daad) leert.
voetnoot84
een erfgenaem van deught: een brave, waardige zoon van zijn vader, vergelijk vs. 140.
voetnoot85
Denk bij toerust als voorwerp zijn brein; zijn brein toerusten: zijn geest wapenen, zich bekwamen, zich voorbereiden.
voetnoot86
prijs: eervolle onderscheiding.
voetnoot87
braef: flink, uitstekend; zelfs: zelf; in top van maght en Staet: met het hoogste regeringsgezag bekleed.
voetnoot89
Dat hun te scheppen stont: dat ze konden putten uit.
voetnoot90
De levendige (levende) stemme en boecken lopen parallel met: spreeckenden, en stommen in vs. 89; heiligdommen (bijstelling bij boeken) by Keizers enz.: (boeken) die door hun kostelike inhoud door keizers vereerd worden als heiligdommen (als tempels der wijsheid).
voetnoot91
Overste: machthebber, overheidspersoon.
voetnoot93
dienen: bedienen.
voetnoot95
Nero: Romeins keizer van 54-68 na Chr.; zolang zijn leermeester, de bekende stoïcijnse wijsgeer Seneca, invloed op hem uitoefende, regeerde hij als een goed vorst; daarna deed hij zich hoe langer hoe meer kennen als een half waanzinnige misdadiger.
voetnoot96
leerzaem: leergierig.
voetnoot97
Trajanus: Romeins keizer van 98-117 kreeg door zijn uitstekend bestuur de bijnaam optimus, door Vondel weergegeven met goedertieren: braaf, rechtschapen.
voetnoot98
Plutarchus: beroemd Grieks geschiedschrijver (46-120 na Chr.), en schrijver van politieke en ethiese geschriften (zie vs. 108-109), die door keizer Trajanus zeer gewaardeerd werd.
voetnoot100
Dees Scipio: (navolging van een Lat. wending: ille Scipio) de bekende Scipio; Corn. Scipio, bijgenaamd Africanus Minor, veroverde en verwoestte in 146 v. Chr. Carthago; trots hoort bij Kartago: de muren van het trotse Carthago.
voetnoot101-102
Gewende zich doorgaens te hooren: luisterde steeds naar.
voetnoot102
Den afgerechten helt Polybius: Polybius was een beroemd Grieks geschiedschrijver (205-123), bevriend met Scipio, die hij vergezelde op diens tocht naar Afrika; van zijn groot geschiedwerk, een soort wereldgeschiedenis, is maar weinig bewaard gebleven; afgerecht wordt hij genoemd met het oog op zijn grote kennis; een helt, omdat hij herhaaldelik dapper voor zijn landgenoten, door de Romeinen onderworpen en onderdrukt, in de bres is gesprongen.
voetnoot103
Possidoon: Poseidonios, een Grieks wijsgeer, wiens lessen een tijd lang door Cicero zijn gevolgd; hij was de bekwaamste stilist van zijn tijd; Cicero was blijkens zijn brieven zeer gesteld op het goedkeurende oordeel van P.
voetnoot104
gouden: voortreffelik; Burgemeesters toon: consulaire (politieke) welsprekendheid (het redenaarstalent waarmee hij als consul de belangen van Rome behartigde).
voetnoot105
overweegen: zich toeleggen op.
voetnoot107
Tullius: Cicero; deze haalt in zijn rede Pro Archia Poëta een uitspraak aan, die toegeschreven wordt aan Alexander de Grote, toen deze bij 't graf van Achilles aan de Hellespont stond, nl.: O gelukzalig jongeling, die in Homerus een heraut voor uw roem hebt gevonden (vgl., ook voor de volgende verzen Aen den Lezer, r. 225-230); des dichters: nl. van Homerus.
voetnoot109-110
Versta: de zerk op Achilles' graf zou niet alleen zijn dode lichaam, maar ook zijn roem overdekken, d.i. Achilles' roem zou met zijn lichaam begraven zijn, als niet Homerus die roem had bezongen (‘geholpen’) en onsterfelik gemaakt (in zijn Ilias).
voetnoot113
Filippus groote zoon: Alexander de Grote; ontzeggen: de oorlog verklaren.
voetnoot114-115
Zie Aen den Lezer, r. 225-226).
voetnoot115-16
koffer (kleinodiënschrijn), vroeger ook onz.; Darius: koning der Perzen, door Alexander verslagen; zulk een schat van letteren: de Ilias.
voetnoot117
Pindarus: de grootste lierdichter der Grieken (522-442 v. Chr.) woonde te Thebe; toen Thebe, na een opstand tegen het Macedonies gezag, door Alexander de Grote veroverd werd, verwoestte hij de gehele stad met uitzondering van Pindarus' woonhuis en enkele tempels (vgl. Olyftack aan Gustaaf Adolf, vs. 77-78, Dl. 3, blz. 379).
voetnoot117-18
pennen: (dichter-) vleugelen; versta: die de vorstelike overwinnaars in het worstelperk en in de wagenrennen (in 't algemeen de overwinnaars bij de Olymp. spelen) in zijn verheven dichtwerken verheerlikt (en daarmee tevens de Olympiese spelen op een hoger plan voert); voor de heete wielen, de wielen die warm lopen bij de snelle vaart der wagens, vgl. men vs. 3-4 van Horatius' eerste Ode en Vondels vertaling van die verzen.
voetnoot119
Versta: waar het eervolle stof de renners omstuift; het hier opstuivende stof, dat de deelnemers overdekt, is niet als het stof op het kleed van een reiziger of landman, maar een onderscheidingsteken, waarop de mededingers in de edele wagenstrijd met trots mogen wijzen.
voetnoot120-22
Het Kapitool is het symbool der souvereiniteit van Rome; Augustus wordt keizer (imperator) en openbaart de menschheid, die tot nog toe slechts een schemering van poëzie had gekend (in duisternis had geleefd) het licht der lichten, Vergilius, de zon der dichtkunst (vgl. vs. 125), en vindt zijn hoogste apotheose in de hem verheerlikende gedichten van Maro (Vergilius); misschien speelt hiertussen door ook als nevengedachte dat, met Augustus èn Vergilius nà de donkere tijden (der burgeroorlogen enz.) de gouden tijd aanbreekt, een nieuwe heilstaat.
voetnoot123
Vgl. Aen den Lezer, r. 57-58; verstrecken: strekken tot, dienst doen als; bij dit werkw. behoort een Raetsheer ook als object.
voetnoot124
en wacht op zijns gelijck: en nog steeds is er geen kunstenaar geboren, die hem kan evenaren.
voetnoot125-26
Terwijl men tot nu toe (dus lang) alle anderen voor hem zag onderdoen; Vergilius is hier een zon, een hemellicht, voor wiens luister alle andere sterren moeten verbleken (onderduiken).
voetnoot127
evenwel: ondanks het feit dat hij alle andere kunstenaars (en dus ook ons, Vondel) ver te boven gaat.
voetnoot127-28
Versta: wij waagden het desondanks.... zijn als goddelike muziek klinkende Latijnse verzen, zo goed als wij dat vermochten, over te brengen in Nederlandse poëzie (nl. dat deel van zijn werk, waarin....; zie daer in vs. 130).
voetnoot133
uitspraeck: spraakvermogen, taalvermogen (vgl. Lucifer 158, 318); maghtigh: in staat.
voetnoot135
De verf, hier: het woordmateriaal dat ons ter beschikking staat; doof: dof, mat.
voetnoot136
by al de kenners van 't penseel: bij allen die de woordkunst beoefenen.
voetnoot137
ons laege toonen: onze eenvoudige, weinig verheven poëzie.
voetnoot138
bezwijcken: te kort schieten.
voetnoot139
Naer: in overeenstemming met; gelijck (een erfgenaam): zoals dat te verwachten valt van....
voetnoot140
Staet: waardigheid; deught: voortreffelike eigenschappen; letterfaem: roem als geletterde, als minnaar van kunst en wetenschap.
voetnoot141-43
De jonge Peter de Graef vergezelde in 1655 burgemeester Huydecoper van Maarsseveen naar Berlijn, waar deze laatste de stad Amsterdam vertegenwoordigde als peet bij de doop van de zoon van de Groote Keurvorst; de Keurvorst van Brandenb. had Peter en zijn vader daartoe persoonlik uitgenoodigd; 't Keurdoorluchtigh hof: 't doorluchtig hof van de Keurvorst.
voetnoot145-46
stoelen van ruste: grafsteden.
voetnoot144-46
Versta: eenmaal zullen uw loffelike daden de dichters stof leveren voor hun gedichten en de naklank van uw roem zal uw voorvaderen in hunne graven nog aangenaam treffen.
voetnoot147
weêrgalm: echo; de vertaling in Nederlandse verzen.
voetnoot148
vergoet: moge vergoeden.
voetnoot*
Bij de titel: Nereus voorspellinge is de vertaling van Nerei vaticinium de ruina Trojae; Horatius, Carminum Lib. I, Ode XV. Vondels prozavertaling van deze ode vindt men in Q. Horatius Flaccus Lierzangen en dichtkunst, In het rijmeloos vertaelt door J. van Vondel, Amsterdam 1654 (Unger: Bibliographie, nr. 510), blz. 27.
voetnootvs. 1
de trouwelooze herder: Paris, de zoon van Priamus, koning van Troje, die bij zijn geboorte te vondeling werd gelegd, omdat voorspeld was, dat hij Trojes ondergang zou berokkenen. Hij werd onder herders opgevoed en hoedde zijn kudden op het Idagebergte in Phrygië. De herder Paris doet uitspraak in het bekende geschil tussen Juno, Minerva en Venus en kent de laatste de gouden appel (de twistappel) toe; zie daarvoor ook blz. 62, r. 499 van dit deel. Nadat hij door zijn ouders als hun zoon erkend en aangenomen is, helpt Venus hem om de schone Helena, de echtgenote van Menelaüs, koning van Sparta, die hem gastvrij in zijn huis herbergde, toen hij een reis naar Griekenland deed, te ontvoeren; trouweloos wordt Paris dus genoemd, omdat hij de gastvriendschap schond.
voetnoot2
huiswaerdin: gastvrouw.
voetnoot3-4
Met de vloot van Ide (navibus Idaeis): met de Trojaanse vloot; de berg Ida lag in de nabijheid van Troje; heen.... sleipte: wegvoerde, ontvoerde als buit; sleipte duidt op de onwil, het verzet van Helena.
voetnoot5
inbinden (obruit otio): tot stilstand brengen, vastleggen; Nereus: de bekende zeegod; naer zijn' zin: volgens zijn wil, als gebieder.
voetnoot7
dien droeven val: de ondergang van Troje.
voetnoot9
t'Huis: naar huis (versta: te kwader ure voert gij naar Troje Helena, die met geweld van wapenen zal worden teruggeëist en weer naar Sparta zal worden gebracht).
voetnoot11
Van den Grieck, en nagebuure: door de Grieken, uw buren.
voetnoot12
gestoort om 't ongelijck: vertoornd over het begane onrecht, uw wederrechtelike daad.
voetnoot13
Zwoer: de Griekse vorsten hadden zich bij ede verbonden deze smaad te wreken; 't aeloude Priaems (gen. van Priaem) Rijck: het overoude rijk van Priamus.
voetnoot14
stooren: vernietigen (bij Rijck), ontbinden (bij bruiloftsfeest: echtverbintenis); ook de Latijnse tekst heeft één werkw. (rumpere) bij nuptias en regnum.
voetnoot15
zweeten (gekozen in verband met sudor uit de Lat. tekst): zich inspannen (om Troje in te nemen en te verwoesten).
voetnoot16
aenhaelen: op de hals halen; den Dardaen, en zijn volck: het Trojaanse volk.
voetnoot17
plaegen: ellende.
voetnoot18
Pallas: Minerva, vertoornd op Paris en de Trojanen, omdat haar schoonheid was versmaad; den vrybuiter: de Griekse soldaten, belust op buit.
voetnoot19
Wagen: strijdwagen; beuckelaer: schild.
voetnoot20
razen: in oorlogsrazernij ontstoken zijn.
voetnoot22
de Godinne: Venus.
voetnoot23
kemmen: kammen; in de volgende versregel wordt Paris verwijfdheid verweten.
voetnoot24
uw bloode lier (imbellis cithara): uw lier, die liever laffe minneliederen speelt dan forse krijgszangen; in de prozavertaling staat: uwe weerlooze luit.
voetnoot26
om niet: vruchteloos (vergelijk vergeefs in vs. 21).
voetnoot27
vliên: ontvluchten; 't geschiet: het schieten, de schoten (pijlen).
voetnoot28
schichten: werpspiesen.
voetnoot29
Denk voor Voor: om niet vliên; Kretenzer punt en pezen: de spitse pijlen, van de koorden (pezen) der bogen van Creta afgezonden.
voetnoot30
gedruisch: krijgsrumoer; Ajax vaen: de Grieken, die onder Ajax, een der dapperste Griekse vorsten, ten strijde zijn getrokken.
voetnoot31
Die heeft betrekking op Ajax; die u op de hielen zit.
voetnoot32
als een verwezen: als een ten dode gedoemde.
voetnoot34
begruist: bezoedeld, bevuild; te naer: op afschuwelike wijze.
voetnoot35
De prozavert. heeft: Zietge niet om naer Ulysses, als vertaling van: non Laërtiaden respicis. De bedoeling is dus: Slaat ge niet acht op Ulysses; boezemt Ulysses u geen respect, ontzag in; wees toch omzichtig. Hiermee is ook van achter (achter u) verklaard. Ulysses, de vorst van Ithaca, was een van de voornaamste deelnemers aan de tocht naar Troje.
voetnoot36
De prozavert. heeft hier: de verdelger van uwen huize (uw geslacht); exitium tuae gentis.
voetnoot37
Nestor, Teucer (39), Sthenelus (41), Merion (45), Diomedes (47): Gr. legeraanvoerders.
voetnoot38
Pylus: stad in Elis, woonplaats van Nestor; derwaert: naar Troje.
voetnoot40
Salamin: het eiland Salamis; in de Lat. tekst wordt Teucer Salaminius genoemd: de van Salamis afkomstige. Uit dit bijv. nw. heeft Vondel de n-vorm Salamin afgeleid.
voetnoot41
inzetten: komen opzetten.
voetnoot42
Afgerecht op: bedreven in.
voetnoot46
levend: aan den lijve? (of op krachtige, ongemakkelike wijze?).
voetnoot47
Fors (atrox): geweldig, wreed.
voetnoot48
Versta: die nog moediger is dan zijn vader.
voetnoot49
Raest: woedt (onder de Trojanen).
voetnoot50
een suffert: een flauwhartige bloed.
voetnoot52
hart: hert.
voetnoot55-56
Versta: aan uw schone, jonge vrouw hebt ge wel heel andere eden gezworen (nl. haar dapper te zullen verdedigen, als Menelaüs met zijn Grieken haar zou komen terugeisen).
voetnoot58
Achilles, de dapperste onder de Griekse helden voor Troje, hield zich, uit wrok (verbolgenheid) over een hem door de opperbevelhebber der Griekse troepen aangedane smaad, lange tijd met zijn schepen en mannen verre van de strijd; daardoor reckt hij lang, vertraagt hij de ondergang van Troje, verschuift hij de tijt van Trojes ondergang (vgl. vs. 59).
voetnoot60
En der jofferen tijt en zielen: en het leven (de sterfdag) der Trojaanse vrouwen.
voetnoot62
torts: toorts, handfakkel.
voetnoot63
daecken: huizen (in navolging van 't Lat. tecta: maar in Horatius' tekst staat: domos); Troische: in twee lettergrepen te lezen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius