Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingenToon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.70 MB)

XML (4.06 MB)

tekstbestand






Editeurs

C.C. van de Graft

C.R. de Klerk

L.C. Michels

B.H. Molkenboer

H.W.E. Moller

J. Prinsen J.Lzn

Leo Simons

J.F.M. Sterck

A.A. Verdenius

C.G.N. de Vooys



Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
epos
gedichten / dichtbundel
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen

(1932)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 83]
[p. 83]

Voorwerk van Vondels Vergilius-vertaling in verzen. 1660.

[pagina 84]
[p. 84]

Privilegie.

1 Een ieder wort verboden by Octroy van de Heeren Staeten Generael, in 2 dato den 15en Iuly des jaers 1660, en de bygevoeghde Attache van wegen 3 de Provintie van Hollant en Westvrieslant, vergunt aen de weduwe van 4 Abraham de Wees, boeckverkoopster t'Amsterdam, Alle de Wercken van 5 Publius Virgilius Maro, vertaelt in Nederduitsch dicht door I.v. Vondel, binnen 6 den tijt van vijftien jaeren, directelijck nochte indirectelijck, in het groot of 7 klein, in 't geheel of ten deel, te drucken, of doen drucken, of elders gedruckt 8 in deze Provintien, of het gebiet van dien te brengen, te verkoopen, of uit 9 te geven, zonder consent van de voorschreve weduwe van Abraham de Wees, 10 op de verbeurte van de nagedruckte exemplaeren, en dryhondert Karolus 11 guldens, zoo by den drucker, als den verkooper te verbeuren, t' appliceren 12 als breeder by de originele Octroyen blijckt.

[pagina 85]
[p. 85]


illustratie

Parnasloof Toegewijt den weledelen en gestrengen heere Cornelis de Graeff,
Vryheere van Zuidtpolsbroeck, Burgermeester en Raet van Amsterdam &c. aant.Ga naar voetnoot*

 
Myn zangheldin belande in 't ende met verlangen
 
Uit d'overrijcke zee van Maroos Herderszangen,
 
En Lantgedichten, en Eneas dappren toght;Ga naar voetnootvs. 1-3
 
Een werkstuk in Latijn door al zijn leên volwrocht,Ga naar voetnoot4
[pagina 86]
[p. 86]
5[regelnummer]
En waerdigh aen August eerbiedigh op te draegen;Ga naar voetnoot5
 
Toen alle volcken Rome op haeren middagh zagen,Ga naar voetnoot6
 
Den vorst in 't hooftgezagh, en 't aerdtrijck, onder hemGa naar voetnoot7
 
Gebogen, luistren naer d'ontzaghelijcke stemGa naar voetnoot8
 
Van eenen eenigen, geheilight om, door wettenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
En maght gesterckt, een wijs op recht en vrê te zetten:Ga naar voetnoot10
 
Nu ziet mijn zangheldin, na'et landen, wacker om
 
Naer een' Mecenas, die, genoodt in 't heilighdomGa naar voetnoot12
 
Der Zanggodinnen, zoo veel goddelijcke driftenGa naar voetnoot13
 
Kan schatten, uitgeleert in toetsen en in schiftenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Van stoffen, zin, en zwier, en aert, en maet, en klanck.Ga naar voetnoot15
 
Zy komt Mecenas GRAEFF dit Nederduitsch gezangk
 
In zijne schaduw dan voorzingen, magh haer d'eereGa naar voetnoot17
 
Gebeuren, datze uit zijn scherpluistrende oordeel leere
 
Hoe verr' haer wedergalm van Maroos voorzangk dwaelt,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En wat haer glans verschilt van 't licht, dat uit hem straelt.
 
Zy wenscht, om allerminst uw bezigheit te praemen,Ga naar voetnoot21
 
Gelegenheit, en plaets, en tijt op 't rijpst te raemen,Ga naar voetnoot22
 
Wanneer uw ampt den boogh der zorge een wijl ontspant,
 
Die nacht en dagh, ten dienst van stadt en vaderlant,
25[regelnummer]
Te streng gespannen stont. de stilte is aengenaemer,Ga naar voetnoot25
 
Na'et slaven op 't stadthuis. de burgermeesters kamer
 
Verschoont uw' ouderdom, besneeut zoo menigh jaer:Ga naar voetnoot27
 
Terwijl uw broeder waeckt, en zit beslommert, daerGa naar voetnoot28
 
De burgers voor de deure, om eerst gehoort te worden,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Aendringen dagh op dagh. de staetzorgh, naer 's lants orden,
 
In 't oude gravenhof, komt op een ander aen.Ga naar voetnoot30-31
 
Nu mooghtge, langs de Grift, uw hofstê, bosch, en laenGa naar voetnoot32
 
Zien groeien, graetigh vee, uit uwen stal gelaeten,Ga naar voetnoot33
 
Het gras afsnoeien, en de lammers hooren blaeten,
[pagina 87]
[p. 87]
35[regelnummer]
Of onder 't lindeloof, in eenen stillen hoeck
 
En eenzaem, spreecken met een stom en landnut boeck,Ga naar voetnoot36
 
Staetregels, spreucken uit uw' Tacitus erkaeuwen;Ga naar voetnoot37
 
Terwijl de galm van 't Sticht belust is na te baeuwen
 
Den schellen nachtegael, die, voor uw lustprieel,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Zich uit den adem zingt, op 't orgel van zijn keel.
 
Zoo zagh men, om een lucht gerust in lommerkoelte
 
Op 't velt te scheppen, uit het heerlijck raetsgestoelteGa naar voetnoot42
 
Den burgermeester eer het gouden KapitoolGa naar voetnoot43
 
Een poos vergeeten, daer de lelie, en viool,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
En roos, en tijm de by op zoete honighgeuren
 
Verleckerde, en verleide in levendige kleuren.Ga naar voetnoot46
 
Daer kon Mecenas, door geen stadtgerucht verstroitGa naar voetnoot47
 
Van zinnen, rusten: daer verdroot het Varus noitGa naar voetnoot48
 
Te luistren naer een wijs, die uit Parnassus aderenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Quam vloeien door 't geruisch van myrte en lauwerbladeren,Ga naar voetnoot50
 
Waermede Apollo 't haer beschaduwt en verciert,
 
Als hy ten reie gaet, en hem de zangbergh viert.Ga naar voetnoot52
 
Bekoort u hier de lust te plucken puick van bloemenGa naar voetnoot53
 
Uit Maro [zeker niet te reppen noch te noemen
55[regelnummer]
Dan met eerbiedigheit] gy zietze in Maroos hof
 
Zoo levendigh, zoo schoon opluicken, datze stof
 
Bestellen voor 't vernuft van opgespanne geesten,Ga naar voetnoot57
 
Om 's lants triomfen en gewenschte zegefeestenGa naar voetnoot58
 
Te kleeden met feestoen en kranssen, geschakeert
60[regelnummer]
Door kunst van bloemen, aen Augustus hof vereert.Ga naar voetnoot59-60
 
Zoo dit vernuft een wijs op 's herders fluit wil zetten,Ga naar voetnoot61
 
Of ackers bouwt, en plant, en vee weit, en zijn wetten
 
Het byhof voorschrijft, het verruckt ons door geluit,Ga naar voetnoot62-63Ga naar voetnoot63
 
En zin, en orde, van 't begin tot daer het sluit.
65[regelnummer]
Eneas oorloghsvaert, van Xantus gloênde stroomen,Ga naar voetnoot65
[pagina 88]
[p. 88]
 
Op 's hemels wichlery en aendrift voorgenomen,Ga naar voetnoot66
 
En uitgevoert tot aen den Roomschen Tybervliet,Ga naar voetnoot67
 
Hoe groot een heerlijckheit ontvouwtze uwe ooren niet!
 
Wat naem, wat titel zal men 't hemelsch werckstuck geven,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Apolloos feestcieraet! het hangt, als een gewevenGa naar voetnoot70
 
Onschatbaer koortapijt, van boven tot beneên,
 
Van nutte wijsheit en historien aen een,
 
En tot een eenigh wit geschickt, in 't endt te treffen.Ga naar voetnoot73
 
Wat wit was dat? den staet van Rome in top te heffen,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Als 's weerelts hooftstadt: en de naklanck van de Faem
 
Bromt noch op heden met dien aengebeden naem,Ga naar voetnoot75-76
 
Op 't voorhooft van zoo diep gewortelde gebouwenGa naar voetnoot77
 
Gekloncken tot een prael: gelijckwe noch aenschouwen
 
Het overschot der stede, een afgestormt gewelt,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Als 't grof gebeente van den stoutsten reus, langs 't veltGa naar voetnoot80
 
Geslingert, en geplet, toen hy, te hoogh gewassen,Ga naar voetnoot81
 
't Geberghte opstapelde, om Jupijn t'ontharrenassen.Ga naar voetnoot81-82
 
Wanneer uw hooge geest in Maroos beemden weit,Ga naar voetnoot83
 
Bespiegelt hoe van outs de grootste mogentheitGa naar voetnoot84
85[regelnummer]
Van Rome allengs zoo hoogh quam uit de laeghte opstijgen,
 
En haeren wasdom van Evanders tijt te krijgen,Ga naar voetnoot86
 
Uit zulck een arm begin: dan overweeghtge dat
 
In zulck een' korten tijt heer Gysbreghts visschersstadt,
 
Uit asch en puin hersticht, ter weerelt uit komt straelen:Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Hoe uwe maetschappy zoo wijt gaet adem haelen,Ga naar voetnoot90
 
En oosten herwaert sleept door 't schuimend pekelzout,Ga naar voetnoot91
 
Van daer men Batoos stadt in 't oosten ziet herboutGa naar voetnoot92
 
Door uwe Bataviers, voor wien zoo veele rijcken
 
En eilanden van zelfs de vlagh en zeilen strijcken.Ga naar voetnoot94
[pagina 89]
[p. 89]
95[regelnummer]
Uit die gedachten wort uw overleg verrijckt,
 
Als gy uw grootvaêrs tijt by d'oude tijt gelijckt,Ga naar voetnoot95-96
 
Toen onder Burgerhart, uit konings bloet gesproten,Ga naar voetnoot97
 
Van Cezars heir getreên, in boschloof wiert beslotenGa naar voetnoot98
 
Den hals te vryen van 't Latynsch metaelen juck;Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Hoe Bruin, een duinman, met den Vries gesterckt, dit stuck,Ga naar voetnoot100
 
Dat onuitvoerbaer scheen, en nau gedacht wou worden,Ga naar voetnoot101
 
Hanthaefde tegens een gewapende slaghorden
 
Van keurebenden, noit op toght en schiltwacht moê,Ga naar voetnoot103
 
Den Rijnstroom langs, tot aen het huis te Britten toe.Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Dan schickt uw wackre geest stadts Kapitool en boogenGa naar voetnoot105
 
Te kleeden met een ry zeeghaftige oorelogen,Ga naar voetnoot106
 
Geschildert naer de kunst, van vore tot het endt,
 
Daer Rome ons Bataviers voor bondtgenooten kent.Ga naar voetnoot107-108
 
Indien de tijt my gunt, naer 's Mantuaners wetten,Ga naar voetnoot109-vlg.
110[regelnummer]
Den krijghshelt Bato met opklinckende trompetten
 
In top te voeren, naer den eisch van 't vrye lant,
 
Door twalef boecken heen, tot daer de vredebant
 
Gesloten wort; men zal de boschnon hooren melden,Ga naar voetnoot113
 
Voorspellen op een ry de vaders en de helden
115[regelnummer]
Der volgende eeuwen, die alom met raet en daetGa naar voetnoot115
 
Zich queeten in gevaer, tot nootweer voor den staet,
 
De Graven, Boelensens, de Bickers, en de Hoofden,Ga naar voetnoot117
[pagina 90]
[p. 90]
 
Zoo trou in 't leveren, gelijckze 't trou beloofden.Ga naar voetnoot118
 
Men zal ons wapenkroon, den keizerlijcken hoedt,
120[regelnummer]
Verworven door het gout des ridderstams, uw bloet,Ga naar voetnoot120
 
Zien, met een' rijcker glans van gloeiende robijnen
 
En gout, den Ystroom en den Aemstel overschijnen,
 
Op d'aenwinst van de stadt, die, levender gezielt,Ga naar voetnoot123
 
Van burgery, gelijck een korf vol byen, krielt.
125[regelnummer]
Men zaegh u Aemstels stadt uitleggen, en omtreckenGa naar voetnoot125
 
Met steene muuren, haer een kleene weerelt deckenGa naar voetnoot126
 
Met witte vleugelen van zeildoeck, uit der zee
 
Gewaeit van alle vier de winden op ons ree.
 
Men zaegh op uwe stem zoo veel verstroide steenen,
130[regelnummer]
Van ongelijcken vorm, zich sluiten en vereenen;Ga naar voetnoot130
 
Het raethuis, magazijn, scheepstimmerwerf, en vlootGa naar voetnoot131
 
Herboren, gestoffeert met voorraet tegens noot.
 
Men zou zeehelden zien, op vergelege vaerten,
 
Aen graetboogh noch kompas gebonden, noch aen kaerten,Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Hier 't zuiden aendoen; daer vorst Maurits in BrezijlGa naar voetnoot135
 
De leeusvaen planten, en een' burgerlijcken stijlGa naar voetnoot136
 
Invoeren op de kust, daer andre starren schijnen,Ga naar voetnoot137
 
De menscheneeter dwaelt in wouden en woestijnen.
 
Men zou Virgilius zien opgaen in zijn' tolck,
140[regelnummer]
Gelijck de goude zon, schakeerende eene wolck,
 
Den schoonen regenboogh doorschildert in het leven:Ga naar voetnoot139-41
[pagina 91]
[p. 91]
 
Hoewel ick schroom naer d'eer des Mantuaens te streven
 
Met wasse pennen, en om laegh, beneên zijn' faem
 
Blijf drijven, om geen zee te noemen naer mijn' naem.Ga naar voetnoot142-44
145[regelnummer]
Nu zinge ick midlerwijl gezang van korter adem:
 
Het zy mijn zangheldin uw Kapitool omvadem',Ga naar voetnoot146
 
Of koninginnen, en veltheeren innehael',Ga naar voetnoot147
 
Of ons tooneel stoffeere, of, als de nachtegael,
 
Van tack in tack springe, en langs uwe graft, vol ooren,Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Een byschrift, grafschrift, of een liergezang laet' hooren,
 
Of een bekranste bruit, van 't leckre bruitsbancket,Ga naar voetnoot151
 
Op Hymens tortslicht, groete, en vrolijck danss' te bedt.Ga naar voetnoot152
 
De zangbeminners zijn belust op keur van wijzen,
 
En watertanden naer verandering van spijzen.
155[regelnummer]
Indien mijn Zanggodin uw dagen recken kon,
 
Ten dienste van de stadt, en staet, uw levens zon
 
Zou langkzaem daelen, en beneên de kimmen zincken;
 
De lofbazuin op zulck een' wensch noch luider klincken;Ga naar voetnoot158
 
Uw grafkoor spade uw lijck bedecken met den zerck.Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Gy zoudt, als Kurius, noch lang uw ackerwerckGa naar voetnoot160
 
Aendrijven, en uw oude een hooger tijt bereickenGa naar voetnoot161
 
Dan uw waeranden, en geplante lustboscheicken.
 
De GRAEFF gaf Nestor, noit vermaeck noch levens moe,Ga naar voetnoot163
 
En zijn dry eeuwen tijts in wackerheit niet toe.Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Gy zoudt den wasdom van uw kinderen en neven,Ga naar voetnoot165
 
En zoo veel zegens en geluck met lust beleven.
 
Zoo houde u Polsbroeck lang, ter eere van uw' stam.
 
Zoo bloeie uw dubble telgh, ten prijs van Amsterdam.Ga naar voetnoot168
[pagina 92]
[p. 92]


illustratie
De zeventigjarige Vondel (1657) naar de tekening en gravure van Cornelis Visscher


De vier Latijnse versregels betekenen: ‘Wat de bazuin van Virgilius, de lier van Flaccus [Horatius] en de hoge brozen van Annaeus [Seneca] met de hekelgeest van Juvenalis waren voor de Romeinen, - dat bezaten de Nederlanders, sedert Vondel zijn gewijde lippen opende, hij die in vernuft niemands mindere, in kunst aller meerdere was’.

voetnoot*
Bij de Titel: Parnasloof, dichterlik woord voor verzen. - Cornelis de Graeff (1599-1664), de aanzienlikste vertegenwoordiger van de bekende Amsterdamse regentenfamilie De Graeff, is, evenals zijn broer Andries, vele jaren burgemeester van Amsterdam geweest; was van 1645-1647 Gecommitteerde Raad van Holland (en verbleef toen hoofdzakelik in Den Haag), en van 1636 tot zijn dood bewindhebber van de Oostindiese Compagnie. Uit zijn tweede huwelik, met Catharina Hooft, werden twee kinderen geboren: Pieter (Hooft) de Graeff aan wie Vondel in 1655 zijn vertaling van het 2de boek van de Aeneïs opdroeg (zie hiervóór p. 71) en Mr. Jacob de Graeff, 1642-1690. Hij was Vrijheer van Zuidpolsbroek, dicht bij IJselstein, en eigenaar van de ‘hofstede’ (het landgoed) Soestdijk bij Baarn. Begraven werd hij in de Oude Kerk te Amsterdam, in het Sint Cornelis-koor, dat familiegraf was van het geslacht De Graeff en op zijn last in 1648 met marmer- en koperwerk van de hand van Quellinus aanzienlik was verfraaid. Het wapen van Corn. de Graeff is hierboven afgebeeld.
voetnootvs. 1-3
Vondel stelt zijn vertaling van Vergilius' werken voor als een lange zeereis zijner Muze, die nu eindelik de tocht volbracht en de langgewenste kust bereikt heeft, ‘beland’ is.
voetnoot4
door al zijn leên volwrocht: in al zijn onderdelen volmaakt.
voetnoot5
op te draegen: opgedragen te worden.
voetnoot6
op haeren middagh: in het toppunt van haar macht (een beeldspraak ontleend aan de dagelikse baan van de zon).
voetnoot7
hooftgezagh: oppergezag.
voetnoot8
ontzaghlijck: ontzag inboezemend; voor luistren is zagen te denken.
voetnoot9
geheilight: uitverkoren.
voetnoot10
een wijs op recht en vrê zetten: vaste wetten en regelen instellen voor de handhaving van recht en vrede.
voetnoot12
genoodt in 't heilighdom der Zanggodinnen: als gastvriend der Muzen.
voetnoot13
drift: geestdrift, hartstocht. (versta: die deze onder goddelike bezieling geschapen kunstuitingen kan enz.).
voetnoot14
uitgeleert: volleerd.
voetnoot15
stoffen, zin, en zwier: onderwerpen, strekking en zwierige, sierlike stijl.
voetnoot17
in zijne schaduw: onder zijn beschermende vleugelen.
voetnoot19
wedergalm: echo (hier: de vertaling); dwaelt: afdwaalt, afwijkt (ten achter blijft bij).
voetnoot21
zij wenst om U zo weinig mogelik in uw bezigheden lastig te vallen.
voetnoot22
op 't rijpst te raemen: zo gunstig mogelik uit te kiezen.
voetnoot25
de stilte is aengenaemer: de rust is dubbel aangenaam.
voetnoot27
C. de Graeff was in 1660 als burgemeester afgetreden (maar werd in 1661 weer herkozen); zijn broeder Andries werd in dat jaar burgemeester, zie vs. 28; besneeut: verleden deelw., heeft betrekking op ouderdom.
voetnoot28
daer: terwijl.
voetnoot29
om eerst gehoort te worden: om maar de eerste te zijn aan wie gehoor wordt verleend.
voetnoot30-31
naer 's lants orden: in overeenstemming met de regeling van 't staatsbestuur, zie verder de aant. bij de Titel.
voetnoot32
de Grift is een water bij Soestdijk, nu Praamgracht geheten; zie de aant. bij de Titel.
voetnoot33
graetigh (gretig): begerig om te eten (het grage vee.... de weide zien afgrazen).
voetnoot36
landnut: nuttig voor de kennis van 't land en 't landsbestuur.
voetnoot37
erkaeuwen: overpeinzen.
voetnoot39
schel: (zonder onaangename bijbetekenis): schallend, luid zingend.
voetnoot42
heerlijck: hoog, achtbaar.
voetnoot43
burgermeester: consul; eer: weleer.
voetnoot44
daer: (op het land) waar.
voetnoot46
verleide: tot zich lokte.
voetnoot47
door geen stadtgerucht verstroit van zinnen: in zijn (rustige) overpeinzingen niet afgeleid door de drukte en 't gewoel van de stad Rome.
voetnoot48
Varus behoorde tot de kring van Maecenas' vrienden en was een beschermer van Vergilius (zie verder de aant. bij r. 27, blz. 45).
voetnoot49
uit Parnassus aderen: uit het binnenste van de Parnassus; fig. uit een dichterlik gemoed (vgl. de aant. bij de Titel).
voetnoot50
lauwerbladeren: de laurier was aan Apollo gewijd.
voetnoot52
de zangbergh: de Parnassus.
voetnoot53
Bekoort u hier de lust...., zoals het Varus (Vergilius' Maecenas) ‘noit verdroot te luistren’....
voetnoot57
bestellen: verschaffen; opgespanne: in geestverrukking verkerend, vol dichterlike bezieling.
voetnoot58
gewenscht: heuglik, welkom.
voetnoot59-60
Op te luisteren met festoenen en kransen (van poëzie), kleurig versierd met dichterlike bloemen, (eertijds) aan Augustus vereerd.
voetnoot61
zinspeelt op de Herderszangen.
voetnoot62-63
op de inhoud der Landgedichten; en zijn wetten het byhof voorschrijft: en onderricht geeft in de bijenteelt.
voetnoot63
geluit: schoonheid van klank.
voetnoot65
Xantus: de rivier, in welker nabijheid Troje lag; gloênde is een toespeling op het door de Grieken in brand gestoken Troje.
voetnoot66
Ondernomen op raad van en wegens de voorspellingen der Goden.
voetnoot67
uitgevoert: ten einde gebracht, volbracht.
voetnoot69
titel: erenaam; 't hemelsch werckstuck: de Aeneïs.
voetnoot70
Apolloos feestcieraet (bijstelling bij werckstuck): feestelik, kostelik sieraad in A.'s tempel; in de volgende regels ziet V. dan de Aeneïs als een kostbaar tapijt of gobelin, neerhangende aan het koor van Apollo's tempel, van boven tot onder doorweven met enz.
voetnoot73
Zo samengevoegd, gecomponeerd, dat alles wijst naar, duidt op één enkel doel, dat aan 't slot bereikt zal worden.
voetnoot74
staet: positie.
voetnoot75-76
In het woord Rome (gegrift in de gevel van de in vs. 77 genoemde gebouwen) blijft nog tot op heden de nagalm van haar vroegere roem doorklinken.
voetnoot77
diep geworteld: diep gefundeerd, met hechte fundamenten.
voetnoot79
een afgestormt gewelt: een zwaar geteisterde, reddeloos vernielde vestingstad (macht van geweldige muren en wallen).
voetnoot80
als: gelijk.
voetnoot81
te hoogh gewassen: met overmoedige kracht.
voetnoot81-82
Is een zinspeling op de strijd der giganten (reuzen) tegen Jupiter; zij stapelden de Pelion op de Ossa (beide bergen in Thessalië) om Zeus op de Olympus te kunnen bestormen en te onttronen (‘ontharrenassen’, ontwapenen).
voetnoot83
in Maroos beemden weit: zich verlustigt in de lectuur van Vergilius' gedichten.
voetnoot84
van outs: van oude tijden af; de grootste mogentheid: de oppermacht.
voetnoot86
Evander, koning van Pallantium in Latium, bondgenoot van Aeneas (zie Aeneïs VIII).
voetnoot89
uit asch en puin hersticht: na de brand en plundering (zie Vondels Gysbrecht).
voetnoot90
uwe maetschappij: de Oostindiese Compagnie (zie de aant. bij de Titel), die zo'n grote vlucht neemt.
voetnoot91
oosten: oogsten.
voetnoot92
Batoos stadt in 't oosten herbout: Batavia.
voetnoot94
eilanden: toespeling op Engeland?; van zelfs: vrijwillig; de vlagh en zeilen strijcken: de vlag strijken voor iemand = hem als overwinnaar erkennen; de zeilen strijken = de vaart op Oost-Indië staken.
voetnoot95-96
Door dergelike gedachten verdiepen zich uw bespiegelingen nog verder, als (doordat) gij vervolgens de tijden van Gijsbrecht van Amstel vergelijkt met de aloude tijden, toen...
voetnoot97
Burgerhart: een (minder geslaagde) vernederlandsing van (Claudius) Civilis, die met zijn Bataven in 69 na Christus opstond tegen 't Romeinse gezag (het voorspel van deze opstand is door Vondel tot een drama verwerkt, de Batavische Gebroeders, 1663).
voetnoot98
getreên van: verdrukt door; in boschloof: in de schaduw der bossen; in 't Heilige Woud.
voetnoot99
vryen: bevrijden.
voetnoot100
Bruin, een duinman: Brinio, de Kaninefaat.
voetnoot101
(dat) nau gedacht wou worden: en waaraan men nauweliks durfde denken.
voetnoot103
noit op toght en schiltwacht moê: onvermoeid in 't vechten en op schildwacht staan.
voetnoot104
De opgestane Germaanse stammen veroverden Keulen en Xanten en trokken zegevierend door het stroomgebied van de Rijn tot aan zijn monding bij Katwijk, waar een Rom. sterkte lag, het Caput Germaniae: de Brittenburg, waarvan tot in de 18de eeuw de bouwvallen in zee bij lage waterstand zichtbaar waren.
voetnoot105
schickt: draagt zorg; stadts Kapitool en boogen: het Amsterdamse Raadhuis en de (acht) boogvlakken in de hoeken der galerijen langs de burgerzaal. Aan Govert Flinck en na diens dood (1660) aan Jurgen Ovens werd opgedragen deze schilderijen in de boogvakken aan te brengen. Uit vs. 105-109 schijnt te blijken dat C. de Graeff de stof voor deze schilderijen (die niet alle zijn klaargekomen) heeft aangegeven. Het bekendste is wel de samenzwering van Claudius Civilis tegen de Romeinen in 't Heilige Woud (zie vs. 97) door Rembrandt (zie daarover Mr. N. de Roever in Oud-Holland 1891 en 1892); vgl. ook Vondels Inwydinghe van 't Stadthuis, vs. 1117-vlg. en zijn gedicht Op de Historischilderyen enz. van 1659.
voetnoot106
zeeghaftig: roemrijk.
voetnoot107-108
Tot het eind van de opstand, waarbij Rome ons, Batavieren als bondgenoten erkent.
voetnoot109-vlg.
Uit deze regels blijkt dat Vondel het plan heeft gehad een epos te schrijven (in de trant van de Aeneïs, ‘naar 's Mantuaners wetten’), waarvan Bato, de mytiese stamvader der Batavieren, de held zou zijn.
voetnoot113
de boschnon: de Germaanse wichelares Velleda, ook in de Bat. Gebroeders genoemd; Velleda zou dan in Vondels epos ongeveer dezelfde rol worden toebedeeld als aan de Sibylle in de Aeneïs (VIde boek).
voetnoot115
der volgende eeuwen: van de eeuwen, die volgden op het sluiten van 't vredeverbond met de Romeinen (vs. 112).
voetnoot117
Vondel noemt hier de aanzienlikste Amsterdamse regentenfamilies uit de 17de eeuw: vgl. zijn Afbeeldingen der Stamheeren en zommige telgen van de Graven, Boelensen, Bickeren en Witsens enz. van 1658.
voetnoot118
leveren: volbrengen.
voetnoot120
In 1489 verleende Maximiliaan van Oostenrijk aan de stad Amsterdam het recht boven haar wapen de keizerskroon te voeren, als beloning voor de financiële hulp, hem verstrekt door Amsterdams ingezetenen. Vondel stelt het voor, alsof vooral het geslacht De Graeff (van ‘ridderlike afkomst’) haar ‘goud’ aan Max. zou hebben gegeven; vast staat alleen, dat, toen dit privelegie in 1497 hersteld werd, een Boelens burgemeester was, aan welke familie C. de Graeff van moederszijde was verwant; vgl. voor de ‘ridderstam’ Vondels gedichtjes Aen den Hooghedelen Heer Pieter de Graef enz.; Op den Oorsprongk van het Geslagt der Graven (Poëzy 1682, II 551); en voor ‘het gout’: Op den Oorsprongk van het geslacht der Bikkeren) Poëzy 1682, II 552).
voetnoot123
aenwinst: toeneming in bevolking, groei; levender gezielt: toegenomen in zielental.
voetnoot125
men zaegh u: men zou u dan (als 't mij vergund wordt mijn epos te dichten) zien....; de vierde uitlegging (uitbreiding) van Amsterdam vond plaats in 1658, onder 't burgemeesterschap van C. de Graeff.
voetnoot126
(men zaegh) haer een kleene weerelt decken: men zou zien hoe haar (Amsterdam, de Amsterdamse havens) een kleine wereld bedekte; die kleine wereld zijn de schepen (witte vleugelen van zeildoeck), uit alle delen der wereld naar hier gevaren.
voetnoot130
zich sluiten en vereenen: zich aaneensluiten en samenvoegen (tot een gebouw, zie vs. 131); zò zouden zich op het snarenspel van Amphion, de Griekse lierzanger, de stenen vanzelf hebben opgestapeld en de muren van Thebe hebben gebouwd.
voetnoot131
het raethuis, gebouwd in de jaren 1648-1655 (in zijn Inwydinge 1655, vs. 555 bezigt Vondel dezelfde vergelijking als hier boven); magazijn, scheepstimmerwerf: in 1655 werd begonnen met de bouw van een nieuw Zeemagazijn en een scheepstimmerwerf op Kattenburg, ten dienste van de Admiraliteit; vgl. Vondels gedicht Zeemagazijn van 1658.
voetnoot134
graetboogh: instrument om de hoogte van hemellichamen te bepalen, ter berekening der breedte op zee; Vondel zou in zijn epos zeehelden bezingen, die zich durfden wagen op tochten, ver buiten het bekende zeegebied, naar streken, waarvan nog geen kaarten bestonden, waar de middelen om zich te oriënteren ontbraken (vgl. vs. 137).
voetnoot135
daer: vul aan: zou men zien; Johan Maurits van Nassau bestuurde van 1637-1644 met groot beleid de kolonie Brazilië van de Westindiese Comp.
voetnoot136
de leeusvaen: de Hollandse vlag; een burgerlijcken stijl: een regeringsvorm, gegrond op orde en gezag.
voetnoot137
daer andre starren schijnen: sterren, die op het Noordelik halfrond nooit boven de horizon verschijnen.
voetnoot139-41
Gelijk de zon met haar gouden licht een wolk doortintelt (schakeert) en er een schone, veelkleurige regenboog in schildert, zo zou dan mijn epos zijn glans en schittering ontlenen aan het gulden heldendicht van Vergilius.
voetnoot142-44
bevatten een zinspeling op het lot van Icarus, die met zijn vader Daedalus, de bouwer van het Labyrinth op Creta, door de lucht vluchtte, met vleugels uit veren gemaakt en door middel van was bevestigd. De raad van zijn vader om niet te hoog te vliegen verwaarloosde I.; hij naderde de zon te dicht; de was smolt en hij plofte in de zee, die naar hem de Icariese zee werd genoemd. Vondel, zich de ondeugdelikheid van zijn dichterwieken (zijn ‘wasse pennen’) bewust, blijft zweven ver beneden Vergilius' zon, waagt niet in dichterlike vlucht hem te naderen.
voetnoot146
Toespeling op Vondels Inwydinge van 't Stadthuis.
voetnoot147
Men kan denken aan De blyde inkomste van Maria de Medecis (1639), aan Amsteldams Wellekomst aan.... Frederick Henrick (1628).
voetnoot149
van tack in tack, in verband met de verschillende kleine onderwerpen in vs. 150-151 genoemd; uwe graft: C. de Graeff woonde op de Heregracht; vol ooren: waar tal van kunstminnaars wonen.
voetnoot151
Zinspeling op de vele bruiloftsdichten van Vondel, met name op die ter ere van huweliken, in Amsterdamse regentenfamilies gesloten; van.... is te verbinden met het slot van vs. 152.
voetnoot152
Hymens tortslicht: Hymen, de god van het huwelik, werd afgebeeld met een fakkel of toorts.
voetnoot158
En ik zou nog luider uw lof uitbazuinen, indien ik daardoor die wens in vervulling kon doen gaan.
voetnoot159
Zie de aant. bij de Titel.
voetnoot160
Kurius: Manlius Curius Dentatus; zie Roskam, vs. 22 in Dl. 3, blz. 301.
voetnoot161
aendrijven: zich wijden aan; oude: ouderdom; tijt: leeftijd.
voetnoot163
Nestor: de oudste der Griekse koningen voor Troje, die drie mensengeslachten (zie vs. 164) beleefde.
voetnoot164
niet toegeven: niet onderdoen voor.
voetnoot165
neven: kleinkinderen.
voetnoot168
uw dubbele telg: zie de aant. bij de Titel.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius