Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingenToon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.70 MB)

XML (4.06 MB)

tekstbestand






Editeurs

C.C. van de Graft

C.R. de Klerk

L.C. Michels

B.H. Molkenboer

H.W.E. Moller

J. Prinsen J.Lzn

Leo Simons

J.F.M. Sterck

A.A. Verdenius

C.G.N. de Vooys



Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
epos
gedichten / dichtbundel
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen

(1932)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Nog een vertaling van Vergilius' Eerste Herderskout

is door Vondel geschreven, en wel in vijfvoetige jambiese verzen. Zij verscheen in 1647 achterin de eerste uitgave der Leeuwendalers. Zij moge hier worden tussengevoegd; de aantekeningen bij de voorafgaande twee vertalingen kunnen in vele gevallen ook dienen tot opheldering van deze andere vertaling in verzen.

Herderskout tusschen Melibeus en Tityr.

 
ME. Ghy Tityr leght en duickt vast, uitgestreckt
 
In 't groen, zoo dicht van beuckenloof bedeckt,
 
En tureluurt op uwe pijp, gesnedeGa naar voetnootvs. 3
 
Van wanckel riet, een veltliet, wel te vrede:Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Maer wy, ocharm, verlaten lant en zant,
 
En Vaders haert. Ghy mooght aen dezen kantGa naar voetnoot6
 
Uw Amaril, uw schoonste, in schaduwe eeren,Ga naar voetnoot7
 
En bosch en galm uw minnewijzen leeren.
 
TIT. O Melibees, een Godt heeft my geredt,
10[regelnummer]
En dus gerust in vaders erf gezet.Ga naar voetnoot10
[pagina 103]
[p. 103]
 
Ick zal hem oock mijn leven langk belijdenGa naar voetnoot11
 
Voor mijnen Godt, en zijnen outer wijdenGa naar voetnoot12
 
En sprengkelen met bloet van menigh lam,
 
Zoo zuiver als het uit mijn schaepskoy quam;Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Naerdien hy my, gelijckghe ziet, mijn ossen
 
Dus weiden laet in beemden, en in bossen,
 
En spelen wat mijn hart begeert en lust.
 
MEL. Waerachtigh ick beny u deze rust,
 
Dit leven niet, maer sta voor 't hooft geslagen,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Dewijl men 't lant rontom van krijgh hoort wagen.Ga naar voetnoot20
 
O Tityr, zie hoe kommerlijck ick vastGa naar voetnoot21
 
Mijn geitjes drijf, en nauwelix met lastGa naar voetnoot22
 
Dit arrem dier noch voortkrijgh, dus ongaeren,Ga naar voetnoot23
 
Vermits het korts in dichte hazelarenGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Twee jongen wierp, den zegen van mijn vee,
 
En liet dat paer, ocharm, met hartewee
 
Op eene rots, de bloote steenrots, stenen.
 
Het heught my, och (had my het hooft voorhenen
 
Niet dwers gestaen) dat d'eickeboom al vroegh,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Toen dondervlaegh op vlaegh de tacken sloegh,
 
Ons menighmael deze ongelucken spelde;
 
Een kraey in 't loof, ter slincke zy, dit melde.
[pagina 104]
[p. 104]
 
Maer evenwel, ay zeghme, Titermaet,
 
Wat Godt is dit, daer ghy zoo rijck van praet?Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
TIT. O Melibees, ick was zoo slecht voor dezen,
 
En meende Rome al heel een stadt te wezen,Ga naar voetnoot36
 
Als Mantua, daer met zoo menigh boerGa naar voetnoot37
 
Ick 't zoghlam dreef, en eer te merreckt voer:Ga naar voetnoot38
 
Doch 'k hebbe daer (betrouwme dat) bevonden
40[regelnummer]
Hoe ick een jong geleeck by groote honden,
 
Een' jongen bock gelijck zijn moeder schat,Ga naar voetnoot41
 
Het kleen zoo groot als 't groot: maer deze stadt
 
Ziet alle steên zoo laegh beneên zich dalen,
 
Als 't lijnen kruit by geen Cipres magh halen.Ga naar voetnoot43-44
45[regelnummer]
MEL. Wat rede porde u naer die stadt te gaen?Ga naar voetnoot45
 
TIT. Mijn Vryheit, my met kommer toegestaen,Ga naar voetnoot46
 
Toen my de baert, als sneeuw, wiert afgeschoren;
 
Maer ick verkreeghze in 't ende, als mijn verkoren,Ga naar voetnoot48
 
Mijn Galaté my afsloegh; Amaril
50[regelnummer]
Alree de kroon in 't harte spande al stil:Ga naar voetnoot50
 
Want om recht uit en ongeveinst te zeggen,Ga naar voetnoot51
 
Zoo lang mijn zin op Galaté bleef leggen
 
Verworf de hoop van Vryheit nergens steê.Ga naar voetnoot53
 
Oock kreunde ick my niet eens met lant noch vee.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
En schoon mijn koy zoo menigh lam te slaghten
 
Bestelde, en wij den kaes te merreckt braghten,Ga naar voetnoot56
 
En persten voor dees steeluy, vreck van aert;
 
Het was ons t'huis bykans geen' penning waert.Ga naar voetnoot58
 
MEL. O Amaril, bedruckte en bleecke vryster,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Het gafme vreemt, waerom ghy toen zoo bysterGa naar voetnoot60
 
De Goden riept te hulpe, en voor wiens mont
 
Ghy 't ooft, waer van uw hof geladen stont,
 
Bespaerde, en liet verrotten op de boomen:
 
Want Tityr was noch niet eens t'huis gekomen,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
En dit geboomte en bogert, beeck, en bron
[pagina 105]
[p. 105]
 
Om Tityr riep, wat ieder roepen kon.
 
TIT. Wat zoude ick doen? Hoe kon ick in dees plecken
 
Mijn' hals het juck der slavernye onttrecken?Ga naar voetnoot68
 
En nergens vont ick zulck een wisse wijck,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Een' Godt, zoo milt, en zoo genaderijck.
 
O Melibees, daer heb ick, lang miszegent,Ga naar voetnoot71
 
Daer heb ick eerst dien Iongeling bejegentGa naar voetnoot72
 
Om wien ghy mooght ons offer op 't altaer
 
Wel twalefmael zien smoocken, jaer op jaer.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Hier stont hy eerst mijn bede toe: ghy knapen,
 
Gaet, sprack hy, weit uw ossen: hoedt uw schapen.
 
Gaet hene, drijft uw stieren 's morgens vroegh,
 
Gelijckghe plaght, en spantze voor den ploegh.
 
MEL. Geluckigh zijt ghy in uwe oude dagen,
80[regelnummer]
Die in uw lant gezet wort, dat u dragenGa naar voetnoot80
 
En voeden kan, al leit de weide en 't gras
 
Hier tusschen klip en biezen en moerasch.
 
Het draghtbre vee zal hier aen 't gras niet sterven,Ga naar voetnoot83
 
Geen nabuurs kudde en evel 't vee bederven.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Geluckigh is hy in zijn' ouden dagh,
 
Die hier gerust in 't groen, zich zelven magh,
 
[Aen eige beeck en koele bron gezeten]
 
En al zijn leedt in schaduwe vergeten.
 
De heining, en uw buurmans wilgeboom,
90[regelnummer]
Vol bloessems, hier van byen, zonder schroom,Ga naar voetnoot90
 
En dagelijcks al brommende uitgezogen,
 
Zal dickwils u met toegelokene oogen
 
Al zacht in slaep betoveren. Hier zal
 
De snoeier van 't geboomte, uit hol en dal,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
En onder rots en klip, u deuntjes zingen,
 
Dat galm en klanck door lucht en wolck koom' dringen.
 
De tortel op den ollem evenwel,
 
De ringelduif, zoo heesch van keel, uw spel,Ga naar voetnoot98
 
Uw tijtverdrijf, zal midlerwijl vast morren,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
En bezigh zijn met draeien, en met korren.Ga naar voetnoot100
 
TIT. Het hart zal eer gaen vliegen hemelhoogh,
[pagina 106]
[p. 106]
 
De visch in 't lant gaen weiden op het droogh,
 
De Persiaen en Duitschman, beide vreemden
 
En ballingen, in veergelege beemden
105[regelnummer]
Den dorst verslaen; d'een aen den oever van
 
Den Tiger; gene in 't wedt des Arars, danGa naar voetnoot106
 
Ick zulck een deught, en zijn gedachtenisseGa naar voetnoot107
 
Uit mijn gemoedt, en mijn gedachten wisse.
 
MEL. En wy, ocharm, wy mogen henegaen,
110[regelnummer]
Daer Libye zijn' dorst niet kan verslaen;Ga naar voetnoot110
 
Een deel van ons ten Noorden, altijt droever;Ga naar voetnoot111
 
Een ander deel, daer langs den hoogen oever,
 
Oäxes, die zoo vreeslijck drijft en woelt,
 
Het vette klay van bey zijn kanten spoelt;
115[regelnummer]
Een ander deel naer 't krijtstrant, daer de Britten
 
Zoo verre alleen van al de weerelt zitten.Ga naar voetnoot116
 
Och, zal ick wel mijn vaderlant en grensGa naar voetnoot117
 
Na langen tijt eens weêrzien, naer mijn' wensch,
 
En 't zodendack van mijn bekrompe hutte,
120[regelnummer]
Daer zulck een oegst, vol weelde, 't leven stutte?Ga naar voetnoot120
 
Zal een soldaet, een onverlaet, o schant!
 
Bezitten dit gebouwde en nieuwe lant?
 
Een vreemdeling baldadigh 't velt bezaeien,Ga naar voetnoot123
 
En zulck een' oegst met dolck en degen maeien?Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Bezie nu wat krackeel den burger brouwt;
 
Voor wie hy zweet, en ackers eert, en bouwt.Ga naar voetnoot126
 
O Melibees, plant wijngert, ent vry peeren
 
Voor 's krijghsmans mont: soldaten zijn nu heeren.
 
Mijn geitjes, voort: mijn kudde, spoet u ras,
130[regelnummer]
Die voortijts plaght te groeien by dit gras.Ga naar voetnoot130
 
Ick, in een hol, gemacklijck achterover,Ga naar voetnoot131
 
Zal u niet meer, van verre, kruit en lover
 
Zien kabbelen en kaeuwen, even graegh,
 
En hangen op een steenklip, aen een haegh.
135[regelnummer]
Ick zal voortaen u geene lietjes zingen.
 
Ghy geitjes zult voortaen niet henespringen
[pagina 107]
[p. 107]
 
En huppelen voor mijnen staf in 't groen,Ga naar voetnoot137
 
Daer klaverblaên en wilgeblaên u voên.Ga naar voetnoot138
 
TIT. Ghy mooght te nacht by ons wel blijven rusten.
140[regelnummer]
Wy hebben t'huis rijpe appels, zooze u lusten,
 
De nieuwe vrucht, kastanje, en stremsel: oock
 
Betreckt de lucht daer ginder met een' roock
 
Van dack tot dack. 't Geberght verberght de stralen
 
Der zonne, en lengt zijn schaduwe in de dalen.

UIT.

voetnootvs. 3
tureluurt op uwe pijp: speelt op uw fluit.
voetnoot4
wanckel: broos, tenger.
voetnoot6
Vaders haert: onze vaderlike woonplaats; aen dezen kant: in dit oord, in deze omgeving.
voetnoot7
uw schoonste: voor u het schoonste der meisjes (vgl. mijn, uw liefste).
voetnoot10
dus gerust: in een zo onbekommerd leven.
voetnoot11
belijden: met woord en daad erkennen.
voetnoot12
outer, bij Vondel manl. en onz.
voetnoot14
zuiver: smetteloos (wit).
voetnoot19
voor 't hoofd geslagen: verbaasd.
voetnoot20
wagen: dreunen, daveren.
voetnoot21
ick drijf vast: ik ben bezig te drijven.
voetnoot22
met last: met moeite.
voetnoot23
ongaeren: onwillig.
voetnoot24
korts: kort geleden.
voetnoot29
al vroegh: al lang geleden, al lang.
voetnoot34
rijck: vol lof (in uitbundige lof).
voetnoot36
en meende dat Rome precies (geheel en al) zo'n stad was...
voetnoot37
daer: waarheen.
voetnoot38
eer: vroeger; merreckt: markt; voer: van varen: brengen.
voetnoot41
schatten: achten; schat hier tegenwoordige tijd voor verleden tijd; moeder: datief-object.
voetnoot43-44
Contaminatie van beeldspraak.
voetnoot45
rede: reden.
voetnoot46
my met kommer toegestaen: die ik moeilik verwierf.
voetnoot48
mijn verkoren: mijn uitverkorene.
voetnoot50
Wil V. met al stil uitdrukken een nog verborgen gehouden, heimelike genegenheid? De Lat. tekst zegt niets van dien aard.
voetnoot51
zeggen: uitspreken.
voetnoot53
Zegt letterlik: de hoop op vrijheid kon nergens een woonplaats, herberg vinden; dus de hoop bleef onverwezenlikt.
voetnoot54
zich kreunen met: zich bekommeren om; niet eens: helemaal niet.
voetnoot56
bestellen: leveren; kaes, vroeger ook manl.; te merreckt braghten en persten...; de logiese volgorde zou zijn; persten... en naar de markt brachten (prothusteron).
voetnoot58
Het geld dat we thuis brachten, beliep nauweliks de waarde van een penning.
voetnoot59
vryster; de gevoelswaarde van dit woord is veranderd; hier nog niet in ordinair gebruik.
voetnoot60
Het gafme vreemt: het bevreemdde, verwonderde mij; toen: toen T. van huis was; byster: wanhopig.
voetnoot64
want: (maar nu begrijp ik het) immers...; noch niet eens: maar in 't geheel niet, nog steeds niet.
voetnoot68
het juck der slavernye is datief-object.
voetnoot69
wijck: toeverlaat.
voetnoot71
lang miszegent: lang misdeeld, stiefmoederlik bedeeld door de fortuin.
voetnoot72
bejegent: ontmoet.
voetnoot74
jaer op jaer: ieder jaar, jaarliks.
voetnoot80
in uw lant gezet: in het bezit van uw land gesteld, bevestigd; dragen: onderhouden.
voetnoot83
draghtbaer: drachtig.
voetnoot84
Geen nabuurs kudde en evel: geen ziekte onder de kudde van uw buurman (hendiadys; vgl. ook vs. 89); bederven: te gronde richten, dood en verderf brengen.
voetnoot90
van: door.
voetnoot94
hol: grot.
voetnoot98
uw spel: uw vermaak (bijstelling bij ringelduif en tortel).
voetnoot99
morren: zacht kirren.
voetnoot100
draeien: een rollend geluid geven (of slaat het op de bewegingen?).
voetnoot106
wedt: water; dan: dan dat.
voetnoot107
deught: weldaad; zijn gedachtenisse: het beeld van hem (Augustus); samengevat: de herinnering aan de weldaad, die hij mij bewezen heeft.
voetnoot110
Libye, voor: de bewoners van L. (naar L., zo brandend heet, dat de daar wonende mensen hun dorst niet kunnen lessen).
voetnoot111
ten Noorden: in Noordelike richting; altijt droever: waar de hemel steeds somberder, duister wordt.
voetnoot116
alleen van: afgezonderd van.
voetnoot117
mijn vaderlant en grens: de grenzen van mijn vaderland.
voetnoot120
't leven stutte: in mijn levensonderhoud voorzag.
voetnoot123
baldadigh staat hier als adjectief achter zijn substantief.
voetnoot124
met dolck en degen: (waarvan hij alleen) door krijgsgeweld (de eigenaar is geworden).
voetnoot126
eren: ploegen; bouwt: bebouwt.
voetnoot130
by: van.
voetnoot131
achterover: ruggelings uitgestrekt.
voetnoot137
staf: herdersstaf.
voetnoot138
daer: waar.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius