Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingenToon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.70 MB)

XML (4.06 MB)

tekstbestand






Editeurs

C.C. van de Graft

C.R. de Klerk

L.C. Michels

B.H. Molkenboer

H.W.E. Moller

J. Prinsen J.Lzn

Leo Simons

J.F.M. Sterck

A.A. Verdenius

C.G.N. de Vooys



Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
epos
gedichten / dichtbundel
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen

(1932)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 146]
[p. 146]

Melibeus.
Zevenste Herderskout.aant.

Inhoudt.

1 De stof van dezen Herderskout is geschept uit Theokrijts Herderszangen. De Poeet 2 voert hier Melibeus den herder in, die het wedtspel tusschen Korydon en Thyrsis ver- 3 haelt, waer over hy, zijnen verdwaelden geitebock zoeckende, by geval op slagh quam,Ga naar voetnootr. 3 4 en van Dafnis tot zeghsman over het wedtspel geroepen wert, dat hy Korydon toewees,Ga naar voetnoot4 5 gelijck in 't einde des Herderskouts gezeit wort: Ick heb 'er opgelet, en hoe Thyrsis, die 6 't verloor, vergeefs hier tegens aen zong. Want men wil gelooven dat by Korydon Virgi-Ga naar voetnoot6 7 lius; by Thyrsis Theokrijt, of iemant anders betekent wort.Ga naar voetnoot7
 
Toen Melibeus vast den bock der kudde zocht,Ga naar voetnoot8
 
Riep Dafnis hem in 't groen, daer m'om den zangprijs twiste:
10[regelnummer]
Hy sloot, dat Korydon ruim Thyrsis over moght,Ga naar voetnoot10
 
Welck vonnis het geschil van 't zangers wedtspel sliste.Ga naar voetnoot11

Melibeus. Korydon. Tyrsis.

12 Me. Dafnis zat, by geval, onder een' ruischende eeckelboom, en KorydonGa naar voetnootr. 12 13 en Tyrsis hadden hun vee by een gedreven; Tyrsis zijn schapen, Korydon 14 zijn geitjes, van melck overladen: beide Arkaders, beide in hun bloejendeGa naar voetnoot14 15 jeught, even veel meesters in 't zingen, en bereit hun beurt te houden. Ter-Ga naar voetnoot15 16 wijl ick hier de jonge myrten voor de koude beschutte, verdwaelde mijn 17 geit, zelf het manneke van de kudde; en ick zie Dafnis, die my oock zagh,Ga naar voetnoot17 18 en terstont toeriep: hou Melibeus, kom herwaert, uw geit en bocken zijnGa naar voetnoot18 19 geborgen, en magh het u beuren, rust wat in deze lommer. Hier komen de 20 runders door de beemden aenstreven, om te drincken: hier boort MinciusGa naar voetnoot20 21 den groenen oever met dunne rieboorden, en de byezwarm bromt op denGa naar voetnoot21-22 22 gewijden eick. Wat zou ick doen? Ick had geenen Alcip, nochte Fyllis, dieGa naar voetnoot22 23 mijn gespeende lammers in de koy sloot: en tusschen Korydon en Tyrsis

[pagina 147]
[p. 147]

Melibeus.
Zevende Herderskout.

[De Zevende Herderskout geeft het verslag van een zangwedstrijd tussen Corydon en Thyrsis met Daphnis als scheidsrechter, al wordt dat aan het slot niet uitdrukkelik verteld (vgl. Vondels opvatting in de Inhoudt). Corydon en Thyrsis wisselen bij Vergilius strophen van 4 regels; strophe en tegenstrophe houden weer verband met elkaar, maar tussen de strophenparen bestaat weinig of geen samenhang. Het is Meliboeus, die eerst aankwam, toen de wedstrijd op 't punt stond te beginnen, die ons verhaalt, wat hij, als toehoorder, heeft onthouden. Ook hier ontbreekt het weer niet aan allegoriese verklaringen. Servius verzekert, dat Corydon Vergilius zelf is (vgl. V.'s Inhoudt) en dat men in Thyrsis Bavius of Maevius (zie de Derde Herdersk.) of misschien Anser (zie de Negende Herderskout) heeft te zien; weer anderen hebben in Thyrsis zelfs Theocritus willen zien. Ook met Codrus (r. 28) zou een dichter-tijdgenoot van Vergilius bedoeld zijn. Men is in de laatste tijd over 't algemeen geneigd alles als fictie te beschouwen: de hoofdpersonen zijn Arcadiese herders, geen historiese personen, Arcadiese herders, die zingen in de buurt van de Mincio; de landschapsbeschrijving is, hier zowel als in andere Eclogae, enigszins vaag en verward. - Ook in deze Ecloga ontleent Vergilius weer veel aan Theocritus, vooral aan zijn achtste en zesde Idylle.]

Koridon. Thyrsis. Melibeus.

 
By avontuure zat eens Dafnis onbeladenGa naar voetnootvs. 1
 
In schaduw van eene eicke en ruischende eicke bladen,
 
En herder Thyrsis dreef, als Koridon, zijn vee
 
Te hoop, en dicht by een op eene zelve ste,
5[regelnummer]
De herder Koridon zijn geiten, Thyrs zijn schaepen,
 
In 't bloeien van hun jeught, en beide Arkaders knaepen,Ga naar voetnoot6
 
In 't zingen meester, en op hunne beurt gereet.
 
Terwijl ick hier ter ste de jonge myrt voor 't leet
 
Der felle kou beschut, quam mijne geit te dwaelen,
10[regelnummer]
Het manneken der kudde: ick zie hier in de dalen
 
Oock Dafnis, die my zagh, en toeriep: Melibé,
 
Koom herwaert: uwe geit en bocken zijn alree
 
Geborgen: magh het u gebeuren, vry van kommer,Ga naar voetnoot13
 
Zoo koom hier dicht by my, en rust in deze lommer.
15[regelnummer]
Hier spoeden runders op de groene beemden aen
 
Om drincken. Mincius boort hier met smalle blaên,
 
En riet den oever, en men hoort de byen brommen
 
Op Godts gewijden eick. hoe kon ick dit ontkommen?Ga naar voetnoot18
 
'k Had geen' Alcip, noch oock geen Fyllis, die ter nootGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Mijn lammers, lang gespeent, in hunne schaepskoy sloot:
[pagina 148]
[p. 148]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

24 was een groot krackeel; nietemin liet ick, om hun spel, mijn werck drijven;Ga naar voetnoot24 25 dies hievenze beide om strijt hun gedicht aen, en wouden beide by beurteGa naar voetnoot25 26 zingen het geen zy kosten. Korydon zong dit, Tyrsis dat, op zijne beurt.Ga naar voetnoot26

27 Ko. O Libetronsche Veltgodinnen, mijn vermaeck, laet my een liedtGa naar voetnoot27 28 zingen, zoo schoon als mijn Kodrus, de beste naest Febus, dichte: of zijnGa naar voetnoot28Ga naar voetnoot28-29 29 wy alle zoo veel meesters niet, laet ons de schelle fluit hier aen den pijn-Ga naar voetnoot29 30 boom ophangen.

31 Ty. Ghy Arkadische herders, bekranst uwen aenkomenden Poeet met 32 veil, dat Kodrus hart van spijt berste: of zet hy my te hoogh, zoo bevlechtGa naar voetnoot32 33 mijn hooft met hazelwortel, op dat zijn bitse tong den aenkomende dichterGa naar voetnoot33 34 niet hindere.

35 Ko. O Diane, kleene Mykon offert u dien geborstelden zwijnskop, enGa naar voetnoot35 36 deze getackte horens van een langklevende hart. Verwerf ick mijn bede,Ga naar voetnoot36 37 zoo zal men u een schoon marmerbeelt oprechten, met purpere laerzenGa naar voetnoot37 38 aen de beenen.

39 Ty. O Priaep, ghy moet u jaerlijcks met een schotel melck en dezenGa naar voetnoot39 40 koeck vrolijck maecken: want ghy zijt slechts een arm Tuinheiligh. WyGa naar voetnoot40 41 wijdden u naer den tijt een marmerbeelt toe: maer zoo ras de kudde draght-Ga naar voetnoot41-42 42 baer wort, zal men u een beelt van louter gout gieten.

43 Ko. O Galatea, Nereus dochter, my aengenamer dan Siciliaensche tym,Ga naar voetnoot43 44 blancker dan een zwaen, schooner dan wit veil; draeght ghy noch een luttelGa naar voetnoot44 45 zorgh voor uwen Korydon, zoo koom hem by, zoo dra de zatte stieren te 46 stal zijn.

[pagina 149]
[p. 149]
 
En Koridon en Thyrs geraeckten aen 't krackeelen.
 
'k Liet niettemin, hun spel ten dienst, om twist te heelen,Ga naar voetnoot22
 
Mijn werreck drijven, dies zy beide, nu ter baen
 
Geraeckt, aldus om strijt hun zangdicht vingen aen.Ga naar voetnoot23-24
25[regelnummer]
Het lust hun bey by beurt te zingen wat zy konnen,
 
En Koridon heeft dit, en Thyrsis dat begonnen.
 
Ko. O Libetronsche rey, Veltgodtheên, mijn vermaeck,
 
Vergunme dat ick zinge een liet, dat harten raeck',
 
En schoon is, als het liet dat Kodrus, d'allerbeste
30[regelnummer]
Naest Febus, dichte: of zijn wy alle in dit geweste
 
Noch zulcke meesters niet; laet ieder zijn schalmeyGa naar voetnoot31
 
Aen dien gewijden boom ophangen in de wey.
 
Tir. Arkader herders, kranst den dichter, nu aen 't rijzen,Ga naar voetnoot33
 
Met veil, dat Kodrus berst van spijt, als wy hem prijzen:
35[regelnummer]
Of zet men hem te hoogh, en daer zijn deught niet streckt,Ga naar voetnoot34-35Ga naar voetnoot35
 
Zoo past dat gy zijn hooft met hazelwortel deckt,
 
Op dat de bitse tong van Kodrus wat vermindere,
 
En 't groeiende vernuft des dichters niet en hindere.
 
Ko. De kleene Mykon wydt dat zwijnshooft, ruigh en zwart
40[regelnummer]
Van borstelen, Diaen, en van 't langlevend hart
 
De horens, net getackt. verwerf ick mijne bede,
 
Men zal een marmerbeelt oprechten, hier ter stede,
 
Met purpre brozen aen het eene en andre been,Ga naar voetnoot43
 
Uw naem tot eer en prijs, ten prijs van 't algemeen.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Tir. Priaep, gy moet u jaer op jaer, oock zonder wroegen,Ga naar voetnoot45
 
Met eene schotel melck en dezen koeck genoegen:
 
Naerdien gy meer niet dan een arme tuingodt zijt.
 
Men wijdt een marmerbeelt uw godtheit naer den tijt:Ga naar voetnoot48
 
Maer als de kudde draeght, eer wy het jong genieten,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Dan zal men u een beeldt van louter berghgout gieten.
 
Ko. O Galaté, gy spruit van Nereus staet my aen
 
Als Siciliaensche tym, zijt blancker dan een zwaen,Ga naar voetnoot52
 
En ruim zoo schoon als veil. zijt gy met zorgh bevangen
 
Om uwen Koridon, genaeckt hem met verlangen,
55[regelnummer]
En koom uw' minnaer t'huis, indien hy u gevalt,Ga naar voetnoot55
 
Zoo dra de zatte kudde en stieren zijn gestalt.
[pagina 150]
[p. 150]

47 Ty. Ja ick moet u bitterder schijnen dan Sardinisch kruit, scherper danGa naar voetnoot47 48 muisdoren, ongeachter dan wier, aen strant gesmeten; zoo my dees daghGa naar voetnoot48 49 niet langer dan een geheel jaer valle. Ghy runders, is 'er schaemte, gaetGa naar voetnoot49 50 hene, gaet hene zadt naer huis.

51 Ko. Bemoschte bronnen, kruiden, zachter dan de slaep, en ghy groeneGa naar voetnoot51 52 haeghappelboomen, die u met luttel schaduwe bedeckt, beschut het veeGa naar voetnoot52 53 voor den brandenden Kreeft: de zomerzon begint al te steecken; de groeneGa naar voetnoot53 54 wijngert al te botten.Ga naar voetnoot54

55 Ty. Hier is een warmen haert, en grenen hout genoech; hier wort altijtGa naar voetnoot55-58Ga naar voetnoot55 56 aengestoockt, en de posten zien altijt zwart van roet: hier passen wy zooGa naar voetnoot56 57 veel op den Noorden wint, als de wolf op de menighte, of stroomendeGa naar voetnoot57 58 vlieten op d'oevers.

59 Ko. Hier wassen oock geneverbezien, en ruige kastanjen: overal leggenGa naar voetnoot59 60 d'appels onder de boomen: alles lacht ons nu toe: maer verlaet schoone 61 Alexis deze bergen, zoo zult ghy de beecken zien uitdroogen.Ga naar voetnoot61

62 Ty. Het velt verdort; het quijnende gras versmacht, naerdien de lucht 63 bedorven is: Bacchus benijt den heuvelen de schaduwe der wijnrancken:Ga naar voetnoot63 64 maer komt onze Fyllis eens weder, zoo zullen alle bosschen bloejen, enGa naar voetnoot64 65 Jupijn in eenen gewenschten regen neder dalen.Ga naar voetnoot65

66 Ko. De populier behaeght Herkules boven al, de wijnstock Bacchus, de 67 myrt de schoone Venus, de laurier Febus; maer Fyllis bemint den hazelaer: 68 zoo lang Fyllis den hazelaer bemint, zal de myrt nochte Febus laurier den 69 hazelaer verdoven.Ga naar voetnoot69

70 Ty. D'esscheboom spant de kroon in het bosch, de pijnboom in den tuin,Ga naar voetnoot70 71 de populier aen den stroom, de denneboom op hooge bergen: maer zooGa naar voetnoot71

[pagina 151]
[p. 151]
 
Tir. Dat ick u bitterder dan ons Sardijnsche kruiden
 
Moet schijnen, scherper dan muisdoren, dat men huidenGa naar voetnoot58
 
Besnoeit, en min geacht dan wier aen strant en wal,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Zoo my dees dagh geen jaer en vry noch langer vall'.Ga naar voetnoot60
 
Gy runders, is 'er schaemt, gaet heene, zonder beiden,
 
Gaet heene zadt naer huis, en packt u uit de weiden.
 
Ko. Bemoschte bronnen, kruit, noch zachter dan de rust,
 
Haeghappelboomen, groen van loof, en schaers bewust
65[regelnummer]
Van schaduwen, beschut het vee voor zieckte en plaegen,Ga naar voetnoot64-65
 
Voor 't branden van den Kreeft, in deze heete dagen:
 
De zomerzon begint te steecken op het hooft:
 
De vruchtbre wijngert bot, dat ons de druif belooft.Ga naar voetnoot68
 
Tir. Hier is een warme haert, en greenen hout by hoopen.
70[regelnummer]
Hier stoockt men altijt aen. de posten zien bedroopen
 
En zwart van bitter roet. wy passen hier zoo veel
 
Op noordewinden, en den blaesbalgh van hun keel,
 
Gelijck de wolven op getal, en stercke stroomen
 
Op d'oevers, als zy met geschal ten berge afkomen.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Ko. Hier groeit geneverbees, kastanje, ruigh van bast.Ga naar voetnoot75
 
't Geboomte stroit alom den appel, die hier wast.
 
Hier lacht ons alles toe wat oogen kan vermaecken:
 
Maer schoone Alexis, die zoo menigh hart kan blaecken,
 
Verlaet dees ons geberght, dat naer zijn schoonheit ooght,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Zoo vint gy bron en beeck verdort, en uitgedrooght.
 
Tir. Het quijnend gras versmacht, het velt, als uitgestorven,
 
Verwelckt alom, nu lucht en hemel is bedorven.
 
De Wijngodt zelf benijt den heuvel zijne ranck,
 
En schaduw van de ranck: zoo Fyllis haeren gangk
85[regelnummer]
Eens weder herwaert zet, zal 't bosch geen groeien faelen,Ga naar voetnoot85
 
Jupijn in eene wolck en regen nederdaelen.
 
Ko. De populier behaeght Alcides boven al,Ga naar voetnoot87
 
De wijnstock Bacchus, en de myrt aen Venus dal,
 
Laurier Apollo. staen de hazelaeren boven
90[regelnummer]
By Fyllis; geen laurier noch myrt zal die verdooven.Ga naar voetnoot89-90
 
Tir. In 't bosch spant d'esch de kroon, de pijnboom in den hof,
 
De populier aen stroom: de den om hoogh krijght lof:Ga naar voetnoot92
 
Maer schoone Lycidas, wilt gy my dickwijl groeten,Ga naar voetnoot93
 
De pijnboom in den hof, en d'esch in hoven moeten
95[regelnummer]
U wijcken: want gy zijt my aengenaemer danGa naar voetnoot95
 
De pijn en esch den hof en bosschen wezen kan.
 
Me. Ick heb 'er op gelet, en merckte met mijne oorenGa naar voetnoot97
 
Hoe Thyrsis, die met zang den zangstrijt heeft verlooren,
 
Vergeefs met zijnen zang wou tarten dien het won.Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Voortaen blijft Korydon by ons wel Korydon.
[pagina 152]
[p. 152]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

72 ghy, o schoone Lycidas, my dickwils begroet, zoo moet d'esscheboom inGa naar voetnoot72 73 het bosch, de pijnboom in den hof, voor u wijcken.

74 Me. Ick heb 'er opgelet, en hoe Tyrsis, die 't verloor, vergeefs hier tegensGa naar voetnoot74 75 aen zong: Korydon zal voortaen onder ons wel Korydon blijven.Ga naar voetnoot75

voetnootr. 3
waer over hy.... by geval op slagh quam: waarbij hij toevallig juist aankwam, toen het een begin zou nemen.
voetnoot4
van: door; zeghsman: scheidsrechter (vgl. de inleiding hierboven); dat hy Korydon toewees: waarvan hij de prijs aan K. toekende.
voetnoot6
men wil gelooven: men neemt aan; by: met.
voetnoot7
betekent: bedoeld.
voetnoot8
Toen Melibeus vast.... zocht: Toen M. bezig was te zoeken.
voetnoot10
Hy sloot: hij besliste, zijn uitspraak was (dat K.T. verre overtrof, de baas was).
voetnoot11
vonnis: uitspraak, oordeel; slissen: beslissen, berechten.

voetnootr. 12
Dafnis: niet de D. uit de Vijfde Herderskout, maar een gewone herder; by geval: eens; eeckelboom, Lat. ilex = steeneik.
voetnoot14
Arkaders, hier geen eigennaam: in zang en spel bedreven herders.
voetnoot15
even veel: evenzeer (even grote); bereit hun beurt te houden, Lat.: respondere parati = altijd klaar staande voor 't zingen van strophe of tegenstrophe in een beurtgezang.
voetnoot17
zelf het manneke: het mannetje zelf.
voetnoot18
Onze moderne uitgevers van Verg. trekken terstont = snel (ocius) bij D.'s woorden: kom dadelik hier; uw geit is de bok uit r. 17; de andere geitebokjes (haedi) zijn mee afgedwaald.
voetnoot20
de runders, Lat. ipsi juvenci: de runderen (stieren) komen hier van zelf.... (zodat hun eigenaar geen wakend oog op ze hoeft te houden); de Mincius: de Mincio, de rivier waaraan Mantua ligt; Vergillius laat deze geschiedenis dus spelen in een hem van ouds bekende streek; boort: omzoomt.
voetnoot21-22
op den gewijden eick: de Latijnse tekst heeft: in de (holle) eik; de eik was aan Jupiter gewijd.
voetnoot22
Alcip en Fyllis zijn waarschijnlik dienstmaagden, zoals Corydon en Thyrsis die hadden, voor huiselike arbeid.

voetnootvs. 1
By avontuure: toevallig; onbeladen: onbekommerd.
voetnoot6
Arkaders knaepen: zie de aant. bij de prozavert.
voetnoot13
vry van kommer: versta: beletten de (dagelikse) zorgen het u niet.
voetnoot18
ontkommen (ontkomen): (hieraan) ontkomen.
voetnoot19
ter noot: als het nodig was.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: In overeenstemming met de Latijnse tekst (sacra pinu) dient voor pijnboom, r. 29, gewijden te staan; alleen in de twee eerste drukken van 1646 (Unger: Bibliographie, no. 421 en 422) ontbreekt dit woord; vgl. de aant. bij r. 29.
voetnoot24
krackeel, Latijn: certamen: wedstrijd (twistgeding) in de zangkunst; nietemin, ter vertaling van tamen = dan maar.
voetnoot25
om strijt: in beurtzang; alternis versibus contendere (met beurtzang elkaar bestrijden).
voetnoot26
kosten: konden.
voetnoot27
De Libethron was een grot met een daaruit opborrelende bron, aan de Helicon en gewijd aan de Muzen; mijn vermaeck, ter vert. van noster amor.
voetnoot28
De naam Codrus vindt men ook in de Vijfde Herdersk.
voetnoot28-29
of zijn wy alle zoo veel meesters niet, laet ons enz.: men vatte wy op als: ik en anderen, ons als: ik [of indien hier van toepassing is 't spreekwoord: wij kunnen allen niet alles (non omnia possumus omnes), wij kunnen maar niet wat we graag willen, laat ik dan enz.].
voetnoot29
schel: welluidend, zoet klinkend; de pijnboom was gewijd aan Pan; die zijn kunst vaarwel zei, wijdde zijn instrument aan de godheid, onder wier bescherming die kunst stond.
voetnoot32
veil: klimop; de aenkomende Poëet is Thyrsis; of zet hy my te hoogh: mocht hij (om mij te verderven) mij te zeer prijzen (te grote lof zou de goden jaloers kunnen maken; zò zou C. in overdreven lof een middel kunnen zien om Th. gehaat te maken bij de goden).
voetnoot33
hazelwortel, ter vert. van baccar, een voorbehoedmiddel tegen boze tongen of bezweringen.
voetnoot35
Mycon: een jonge jager, offert Diana de eerstelingen van zijn jachtbuit (de kop van een everzwijn en het vertakte gewei van een veeljarig hert).
voetnoot36
Verwerf ick mijn bede: versta: schenkt ze mij geluk op de jacht.
voetnoot37
schoon, Lat. de marmore levi: van gepolijst marmer; purpere laerzen, ter vert. van coturnus puniceus = jachtlaars, tot het midden van 't been reikend en met (geschilderde) purperen riemen vastgesnoerd.
voetnoot39
Priaep: Priapus, een tuingod.
voetnoot40
vrolijck maecken: vergenoegen; ghy zijt slechts een arm Tuinheiligh: men vatte dit op als: gij zijt slechts de beschermer van een heel bescheiden tuin; arm is dus alleen te verbinden met tuin.
voetnoot41-42
naer den tijt (pro tempore): in overeenstemming met onze middelen, omstandigheden; draghtbaer wort: jongen voortbrengt; altans zò zegt de Lat. tekst; misschien bedoelt Vondel: drachtig wordt.
voetnoot43
Galatea: een zeenimf.
voetnoot44
wit veil (hedera alba): helgroen klimop (tegenover het donkergroene); draeght...zorgh: bekommert gij u nog een weinig om K., gaat K. u nog enigszins ter harte.
voetnoot22
hun spel ten dienst: ter wille van hun spel; heelen: bijleggen.
voetnoot23-24
dies: zodat; ter baen geraeckt: gereed (voor de strijd).
voetnoot31
ieder is tegen de bedoeling van de Lat. tekst; zie de aant. bij de prozavert.
voetnoot33
aan 't rijzen: in zijn opgang (nl. Thyrsis).
voetnoot34-35
De zin eist: als gij hem (Th.) prijst; of zet hij (= C.) hem (= Th.) te hoog.
voetnoot35
en daer zijn deught niet streckt: en prijst hij hem hoger dan zijn kunst verdient (reikt).
voetnoot43
brozen: laarzen.
voetnoot44
Uw slaat op Diane; ten prijs van 't algemeen: zodat ieder het zal loven.
voetnoot45
wroegen: klagen.
voetnoot48
wijdt met de betekenis wijdde; zie de prozavert.
voetnoot49
eer wy het jong genieten: voor nog de jongen geboren zijn; ook dit is weer tegen de bedoeling van de Lat. tekst.
voetnoot52
Denk voor zijt: gij.
voetnoot55
gevalt: aanstaat.
voetnoot47
moet u schijnen: moge u schijnen; Sardiniscb kruit is de vertaling van Sardonia herba (de Ranunculus Sardous), een plant uit 't geslacht der boterbloemigen, waarvan 't bittere sap de mond krampachtig doet samentrekken; zie Ned. Wdb. i.v. hanevoet.
voetnoot48
muisdoren, Lat. ruscus: struikgewas uit Zuid-Europa met scherp gedoornde bladeren, steekpalm; zie Ned. Wdb. i.v. en voor de verklaring van de naam Kiliaen; gesmeten kan hier worden weergegeven door aangespoeld.
voetnoot49
valle: denk hierbij: doordat ik reeds zó lang van mijn geliefde (u, in r. 47) gescheiden ben; is 'er schaemte: kunt gij u (nog) schamen over uw vraatzucht (en het oponthoud, dat gij mij daardoor bezorgt).
voetnoot51
kruiden, zachter dan de slaep, somno mollior herba; mollis, zacht is van ouds het epitheton bij somnus (slaap); kruiden: grasveld.
voetnoot52
haeghappelboom: meidoorn; die u met luttel schaduwe bedeckt is niet juist vertaald; u moet ze zijn (nl. gras en bronnen).
voetnoot53
voor den brandenden Kreeft: voor het hete zomerseizoen (wanneer de zon in de Kreeft staat).
voetnoot54
botten: uitlopen.
voetnoot55-58
vormt een pendant met de schildering van de zomer (een zeker parallelisme bestaat hier, evenals in Ecl. III, steeds in de beurtzangen van C. en Th.).
voetnoot55
grenen hout, Lat. taedae pingues: toortsen (fakkels) vet of druipende van hars.
voetnoot56
aengestoockt: een flink vuur onderhouden; passen op: geven om.
voetnoot57
menighte: de talrijkheid der kudde (waardoor hij zich geen vrees laat inboezemen).
voetnoot59
geneverbeziën: jeneverbes; ruig: stekelig.
voetnoot61
Alexis-Corydon: vergelijk dezelfde verhouding in de Derde Herderskout.
voetnoot63
Bacchus.... wijnrancken: versta: B. heeft slechts schaarse (weinig schaduw gevende) ranken aan de wijnstok doen groeien.
voetnoot64
bloeien (virere): groenen.
voetnoot65
Jupiter daalt als bevruchtende regengod zelf met (in) de regen op aarde neer.
voetnoot69
verdoven: in schoonheid overtreffen (nl. in 't oog van C.).
voetnoot70
pijnboom (pinus): den.
voetnoot71
denneboom (abies): spar.
voetnoot58
Moet: moge; huiden (heden): nu, in deze tijd.
voetnoot59
aen wal: aan de oever (aangespoeld).
voetnoot60
vry noch langer: nog veel langer.
voetnoot64-65
schaers bewust van schaduwen: vergel. de aant. bij de prozavert. (Vondel bedoelt: die nauweliks schaduw geeft).
voetnoot68
dat: wat (= welk botten).
voetnoot74
met geschal: klaterend.
voetnoot75
bees = beze (nog o.a. in 't Vlaams), bijvorm van bezie en bes; bast: bolster.
voetnoot79
oogen naer: met bewondering aanschouwen.
voetnoot85
't bosch is datief-object.
voetnoot87
Alcides: bijnaam van Hercules.
voetnoot89-90
staen.... Fyllis: (stelt) prijst Fyllis de hazelaar boven alle andere bomen.
voetnoot92
om hoogh: in 't hooggebergte.
voetnoot93
groeten: vriendelik verwelkomen, te gemoet treden.
voetnoot95
U: voor u.
voetnoot97
Zie de aant. bij de prozavert.
voetnoot99
tarten: trotseren; waarbij dien het won als lijdend voorwerp staat (de winnende C.); dien voor die (attractie).
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: De twee houdste uitgaven (Unger: Bibliographie, no. 421 en 422) hebben in r. 11 bosschen.
voetnoot72
Lycidas: een herder; begroeten (revisere): komen opzoeken.
voetnoot74
Ick heb 'er opgelet, ter vert. van haec memini, dat beter wordt weergegeven door: zoveel heb ik ervan onthouden; hier tegens aen zong: C.'s zang trachtte te evenaren.
voetnoot75
Versta: C. blijft voortaan wel de zanger bij uitnemendheid onder ons.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius