Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingenToon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.70 MB)

XML (4.06 MB)

tekstbestand






Editeurs

C.C. van de Graft

C.R. de Klerk

L.C. Michels

B.H. Molkenboer

H.W.E. Moller

J. Prinsen J.Lzn

Leo Simons

J.F.M. Sterck

A.A. Verdenius

C.G.N. de Vooys



Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
epos
gedichten / dichtbundel
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen

(1932)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Toveres.
Achtste Herderskout.aant.

Inhoudt.

1 Dees Herderskout begrijpt twee deelen. De herder Damon op Nise, een meisken, verslin-Ga naar voetnootr. 1 2 gert, berst in het eerste deel, door ongeduldige minne, met veelerleie klaghten uit, aenge-Ga naar voetnoot2 3 zien Mopsus haer in 't harte lagh. Het ander deel is bykans altemael geschept uit Theokrijts 4 Zangwijs, op den zelven tittel gestelt; waer in een zekere toveres de zinnen des mans, dieGa naar voetnoot4 5 haer afsloegh, door toverkruiden en bezweeringen, pooght tot haer minne te bewegen.
 
De droeve Damon klaeght, hoe Mopsus strijcken gaet
 
Met Nyse, zijn vriendin en oirzaeck van zijn sterven.
 
Alfesibeus zoeckt aen toverkunsten baet,
 
Om entlijck heul en troost by Dafnis te verwerven.Ga naar voetnoot9

Damon. Alfesibeus.

10 Ick zal Damons en Alfesibeus herdersliet verhalen, en hoe de vaerze, 11 daerze in de wedt zongen, haer grazen vergat, en de losschen over dienGa naar voetnootr. 11 12 toon verbaest, de loopende beecken stil stonden. Ick zal Damons en Alfesi- 13 beus herdersliet verhalen. O begunstigh my, het zy ghy nu boven den be- 14 faemden Timavus en zijne rotsen henetreckt; of langs d'Illyrische kustenGa naar voetnoot14 15 zeilt; och, zal ick wel dien dag beleven, dat my gebeure uwe oorlooghs-Ga naar voetnoot15 16 daden op te trompetten? Zal ick noch beleven, dat my gebeure uwen naemGa naar voetnoot16-17

[pagina 153]
[p. 153]

Toveres.
Achtste Herderskout.

[De achtste Ecloga van Vergilius bevat, evenals 3, 5 en 7 weer een beurtzang, voorafgegaan door een inleiding, die blijkbaar gericht is tot Pollio. De beurtzang zelf wijkt in bouw af van de voorgaande: eerst zingt Damon, de in zijn liefde teleurgestelde herder een lied, dat bestaat uit korte strophen (3-5 verzen), elk voorafgegaan door steeds dezelfde versregel. Vondel heeft, ook in zijn proza-vertaling, deze regel in de vorm van een Alexandrijn gegoten. Daarop volgt het lied van de tovenares Alphesiboeus, ongeveer op dezelfde wijze gebouwd. Voorbeeld voor dit laatste lied is Theocritus' Ilde Idylle, Φαρμακεῦτριαι (tovenaressen). Damons zang herinnert aan enkele andere Idyllen van Th. (1, 3, 11). Damon zelf wordt ons voorgesteld als een wanhopig minnaar, die ten slotte tot zelfmoord besluit. Alphesiboeus is een hartstochtelike vrouw, die voor geen middel terugdeinst om haar verloren gewaande Daphnis terug te winnen. Teleurgestelde liefde is het thema in beide delen van de beurtzang.
De tijd van vervaardiging dezer Ecloga is uit de inleiding te benaderen: Pollio's overwinning in Illyrië en zijn zegevierende terugtocht, waarop gezinspeeld wordt, was in 39 v. Chr.]

Damon. Alfesibeus.

 
Nu herder Damons en Alfesibeüs wijsGa naar voetnootvs. 1
 
Verhaelt, en hoe de vaers, terwijl men zingt om prijs,
 
Toeluistert in de wey, vergeet haer klaver t'eeten,
 
Het bosch verbaest staet, beeck by beeck haer' loop vergeeten.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Nu herder Damons en Alfesibeüs liet
 
Verhaelt. begunstigh my, het zy gy langs den vliet
 
Timavus, groot van faem, en hooger dan zijn rotsen
 
Nu optreckt, of in zee de golf en wint durft trotsen,
 
En langs 't Illyrisch strant te water heenstreeft; och,
10[regelnummer]
Zal ick 't beleven dat het my gebeure noch
 
Uwe oorloghsdapperheên en daeden te trompetten?Ga naar voetnoot11
 
Zal ick beleven eens uw' naem in top te zetten,
[pagina 154]
[p. 154]

17 door gedichten, die alleen waerdigh zijn in Sofokles laerzen te treên, over 18 de gansche weerelt uit te breiden. Ick begin van u, en eindige met u! ont-Ga naar voetnoot18 19 fang mijne vaerzen, die ick op uw bevel aenhef, en gedoogh dat dit veilGa naar voetnoot19 20 zich om uw hooft en zeeghaftigen lauwer kringkele.Ga naar voetnoot20

21 Naulix verdween de koele schaduwe aen de lucht, wanneer de dauw opGa naar voetnoot21 22 het velt het vee meest verquickt; of Damon, tegens eenen reizigen olijf-Ga naar voetnoot22 23 boom leunende, hief aldus aen:

24 Da. O morgenstar, verrijs voor 't kriecken van den blijden dagh, terwijlGa naar voetnoot24 25 ick, onder het vryen van Nise, mijn toekomende bruit, zoo schandelijck uit-Ga naar voetnoot25 26 gestreecken, vast kerme, en op mijn uiterste leggende, de Goden (hoewel 27 het my niet baete, dat ickze tot getuigen mijner trouwe nam) noch voor het 28 leste aenroepe.

29 Mijn fluit, nu hef met my 't Arkadisch veltliet aen. Menalus is altijt metGa naar voetnoot29 30 een ruischende woudt en galmende pijnboomen voorzien: die bergh hoortGa naar voetnoot30 31 de herders altijt van vryaedje zingen, en van Pan, die eerst fluiten van rietGa naar voetnoot31 32 sneedt.

33 Mijn fluit, nu hef met my 't Arkadisch veltliet aen. Mopsus trout Nise. 34 Wat durven wy vryers niet hopen? Nu paren griffoens met paerden, en naGa naar voetnoot34 35 onzen tijt zullen bloode dassen en honden te gader drincken. O Mopsus, snyGa naar voetnoot35Ga naar voetnoot35-36 36 nieuwe tortsen: de bruit komt u t'huis. O Bruidegom, stroy noten: d'avont- 37 star gaet u ten gevalle in het westen onder.

38 Mijn fluit, nu hef met my 't Arkadisch veltliet aen. O ghy zijt nu fraey aenGa naar voetnoot38-39 39 den man geraeckt, dewijl ghy alle vryers verachte, en op mijn fluit en mijn 40 geitjes, en mijn borstelige winckbraeuwen, en langen baert schimpte: en 41 niet eens geloofde, dat Godt zich met weereltsche zaecken bekommert.Ga naar voetnoot41

[pagina 155]
[p. 155]
 
En door hooghdravend dicht, dat waerdigh zy alleenGa naar voetnoot13
 
In Sofokles zijn spoor en brozen voort te treên,
15[regelnummer]
De wijde weerelt door, en verder uit te breiden.Ga naar voetnoot12-15
 
'k Begin van u alleen, volend met u in 't scheiden.Ga naar voetnoot16
 
Ontfang mijn vaerzen, die ick door uwe aendrift schrijf,
 
En aenheffe, en gedoogh dat zich dit groene klijfGa naar voetnoot18
 
Magh kringklen om uw hooft, en zeegbren lauwer heenen.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
De koele schaduw was nau aen de lucht verdweenen,
 
Wanneer de dau op 't gras de kudde meest vermaeckt,Ga naar voetnoot21
 
Of Damon, die op een' olijfboom leunt, en blaeckt,Ga naar voetnoot22
 
Heeft rustigh uit de borst in 't velt dus opgezongen.Ga naar voetnoot23
 
Da. O morgenstar verrijs, eer 't licht komt opgedrongen,
25[regelnummer]
Terwijl ick, vryende mijn Nise, aen my verlooft,Ga naar voetnoot25
 
En schandelijck te leur gestelt, beroit van hooft,Ga naar voetnoot26
 
Vast kerme, en, leggende dootkranck op mijn verscheien,Ga naar voetnoot27
 
De goden aenroep, schoon ick ydel met luit schreienGa naar voetnoot28
 
Wou datze van mijn trou getuigen zouden staen.
30[regelnummer]
Mijn fluit, nu hef met my 't Arkadisch veltliet aen.
 
Menael is altijt dicht van pijnwoudt, en bosschaedje.Ga naar voetnoot31
 
Hy hoort doorgaens den zang der herdren van vryaedje,Ga naar voetnoot32
 
En Pan, die d'eerste fluit van riet broght op de baen.Ga naar voetnoot33
 
Mijn fluit, nu hef met my 't Arkadisch veltliet aen.
35[regelnummer]
De lompe Mopsus trout aen Nise, d'eer der velden.
 
Wat willen nu voortaen alle andre vryers gelden!Ga naar voetnoot36
 
Nu paeren oock griffoens met paerden in dees streeck.
 
Na ons gaen das en hont ten drencke aen eene beeck.Ga naar voetnoot38
 
Sny nieuwe tortsen, Mopse: uw bruit zoeckt geen verlengen.Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
De speelnoots komen om de liefste u t'huis te brengen.
 
Stroy nooten: d'avontstar wil om u ondergaen.Ga naar voetnoot41
 
Mijn fluit, nu hef met my 't Arkadisch veltliet aen.
 
Gy raeckt nu aen den man te wonder, na lang wachten,Ga naar voetnoot43
 
Die lang gewoon waert al de vryers te verachten,
45[regelnummer]
Beschimpte mijne fluit, mijn geiten, langen baert,
 
En winckbraeu, borsteligh, en al te ruigh gehaert,
 
Niet eens geloovende dat goden uit hun hovenGa naar voetnoot47
 
Bekommert nederzien, en d'oogen slaen van bovenGa naar voetnoot48
[pagina 156]
[p. 156]

42 Mijn fluit, nu hef met my 't Arkadisch veltliet aen. Ick zagh u [toen ghy 43 noch een klein meiske waert, met uwe moeder, op onze hoeve, daer ick 44 u omleide] blozende appels plucken, en kost toen, in mijn dertiende jaerGa naar voetnoot44 45 gaende, aen de jonge tacken reicken. Zoo ras ick u zagh, sloegh ick aen 't 46 quijnen, en liet my vervoeren.Ga naar voetnoot46

47 Mijn fluit, nu hef met my 't Arkadisch veltliet aen. Nu weet ick eerst wat de 48 Minnegodt is: Ismarus, of Rodope, of de verregelege Garamanten baerdenGa naar voetnoot48Ga naar voetnoot48-49 49 uit harde steenen dit kint, wiens aert en natuur ons geensins gelijckt.

50 Mijn fluit, nu hef met my 't Arkadisch veltliet aen. De wreede Minnegodt 51 leerde de moeder haer handen met kindermoort bevlecken. Ghy waert oockGa naar voetnoot51 52 een wreede moeder. Wie van beide was wreeder, de moeder of dat snoode 53 kint? dat kint is snoot, en deze moeder oock wreet.Ga naar voetnoot53

54 Mijn fluit, nu hef met my 't Arkadisch veltliet aen. Laet nu den wolf vanGa naar voetnoot54 55 zelf voor het schaep vlieden: harde eicken blozende appels dragen: tyloozenGa naar voetnoot55 56 op den els wassen: de schors van tamarissen vet amber zweeten: uilenGa naar voetnoot56 57 tegens zwanen zingen: Tityr een Orfeus zijn, Orfeus in de bosschen, ArionGa naar voetnoot57 58 onder Dolfijns.

59 Mijn fluit, nu hef met my 't Arkadisch veltliet aen. Laet al het lant vry bare 60 zee worden: o bosschaedjen, het ga u wel. Ick zal van den oppersten top 61 eenes berghs los in zee springen; ontfang dit tot een leste gave, voor mijneGa naar voetnoot61 62 doot. Mijn fluit, nu staeck, nu staeck 't Arkadisch veltliet vry.

63 Zoo zong Damon. Nu zeght ons, o Zanggodinnen, wat Alfesibeus ant-Ga naar voetnoot63 64 woorde: Wy alle zijn niet op alles afgerecht.Ga naar voetnoot64

65 Al. Breng belezen water, en bewint dit altaer met zachte offerbanden:Ga naar voetnoot65

[pagina 157]
[p. 157]
 
Op 't weereltsche beloop, met mensch en dier belaên.Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Mijn fluit, nu hef met my 't Arkadisch veltliet aen.
 
Ick zagh u [toen gy noch een meiske waert, in 't bloeien
 
Van uwe jongkheit, daer ons hofste stont in 't groeien,Ga naar voetnoot52
 
Met uwe moeder, als ick u, haer liefste kroost,
 
Eens ommeleide,] zelf den appel, die zoo bloost,
55[regelnummer]
Afplucken, en kon, toen schier dertien jaer, de bladenGa naar voetnoot55
 
En telgh bereicken. ick, u ziende, stont beladen,Ga naar voetnoot56
 
Sloegh haest aen 't quijnen, flux vervoert op minnepaên.Ga naar voetnoot57
 
Mijn fluit, nu hef met my 't Arkadisch veltliet aen.
 
Nu weet ick wat de Godt der minne is, en kan planten.Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Ismaer, of Rodope, of het schuim der Garamanten
 
Dit kint, ons ongelijck van aert, ons broght ter baen.Ga naar voetnoot60-61
 
Mijn fluit, nu hef met my 't Arkadisch veltliet aen.
 
De Min leert kindermoort begaen, oock d'eige moeder.Ga naar voetnoot63
 
Wie van dees beide was oit wreeder en verwoeder,
65[regelnummer]
De moêr, of 't kint, bey wreet, die zulck een stuck bestaen?Ga naar voetnoot65
 
Mijn fluit, nu hef met my 't Arkadisch veltliet aen.
 
Nu vlie de wolf van zelf voor 't schaep door velt, en haegen.
 
Laet nu den harden eick oock blozende appels draegen.
 
De tyloos groeie op els. de schors van tamarind
70[regelnummer]
Zweete amber, vet en dier, en d'uil tart' zanggezintGa naar voetnoot70
 
De zwaenen met zijn keel. Laet Tityr mede schijnenGa naar voetnoot71
 
Een Orfeus, Orfeus in het bosch, en by dolfijnen
 
Een blijde Arion, met geen zwaericheên belaên.Ga naar voetnoot73
 
Mijn fluit, nu hef met my 't Arkadisch veltliet aen.
75[regelnummer]
Laet al het lant vry zee en louter water wezen.
 
O bosschen, 't ga u wel. ick zal my zelf' genezen,
 
En springen los in zee van eenen bergh uit noot.Ga naar voetnoot77
 
Ontfang dit tot een gaef, de leste voor mijn doot.Ga naar voetnoot78
 
Nu staeck 't Arkadisch liet, mijn fluit. wie zal het winnen?
80[regelnummer]
Aldus zong Damon. zeght ons nu, ô Zanggodinnen,
 
Wat hierop d'antwoort van Alfesibeüs was:Ga naar voetnoot81
 
Elck is niet afgerecht op alles even ras.
 
Al. Breng hier belezen bron. bewint met uwe handen
[pagina 158]
[p. 158]

66 brant vet yzerkruit en mannekens wieroock: op dat ick door toveroffer be-Ga naar voetnoot66 67 zoecke des mans minne om te zetten: hier mangelen slechts tovervaerzen.Ga naar voetnoot67

68 Mijn tovervaerzen brengt, brengt Dafnis t'huis van ste. TovervaerzenGa naar voetnoot68 69 zijn maghtigh de maen van den hemel te locken. Circe veranderde UlyssesGa naar voetnoot69 70 mackers door hare tovervaerzen: de koude slang in 't velt berst door be-Ga naar voetnoot70 71 zweeringen.

72 Mijn tovervaerzen brengt, brengt Dafnis t'huis van ste. Voor 't eersteGa naar voetnoot72 73 binde ick u met deze drie drommen van driederley kleur; en draegh uwGa naar voetnoot73 74 beelt driemael om dit outer: oneven brengt geluck me.Ga naar voetnoot74

75 Mijn tovervaerzen brengt, brengt Dafnis t'huis van ste. O Amaryl, knoop 76 drie kleuren met drie knoopen: o Amaryl, knoop slechts, en zegh: ickGa naar voetnoot76 77 knoop Venus banden.

78 Mijn tovervaerzen brengt, brengt Dafnis t'huis van ste. Gelijck een zelveGa naar voetnoot78-79 79 vier dit leemen beelt verhardt, dit wassen beelt versmilt; zoo moet Dafnis 80 door minne te mywaert verharden en smilten. Stroy gezouten meel, enGa naar voetnoot80 81 brant kraeckenden lauwer en zwavelveen. D'ongenadige Dafnis brant my,Ga naar voetnoot81 82 en ick dezen lauwer in Dafnis naem.Ga naar voetnoot82

83 Mijn tovervaerzen brengt, brengt Dafnis t'huis van ste. Zoo groot eenGa naar voetnoot83 84 liefde bevange Dafnis, gelijck een jonge toghtige koe, den stier door 85 bosschen en hooge wouden zoeckende, bij een waterbeeck, in het groeneGa naar voetnoot85 86 gras, van vermoeitheit nederstort, en spade in der nacht vergeet weder te 87 keeren: zulck een liefde bevange Dafnis, op dat ick hem dan laete najancken.Ga naar voetnoot87

88 Mijn tovervaerzen brengt, brengt Dafnis t'huis van ste. Die trouwelooze 89 liet my lest deze kleeders te pant, die ick nu onder dien drempel begraef:Ga naar voetnoot89 90 dit minnepant is my gehouden Dafnis te leveren.Ga naar voetnoot90

[pagina 159]
[p. 159]
 
Dit eerst gewijde altaer met leenige offerbanden.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Brant yzerkruit, en geur van mannewieroock hier,Ga naar voetnoot85
 
Dat ick bezoecke door een toveroffervier
 
Het koele brein des mans van andere af te trecken.Ga naar voetnoot87
 
Hier schort slechts toverrijm, dat kan de min verwecken.Ga naar voetnoot88
 
Mijn tovervaerzen, brengt brengt Dafnis t'huis van ste.
90[regelnummer]
Het toverrijm vermagh de maen van boven me
 
Te sleepen. Circe kon Ulysses reisgezellen
 
Door toverrijmen van gedaente en vorm verstellen.Ga naar voetnoot92
 
De koude slang in 't velt berst door 't bezweeren me.Ga naar voetnoot93
 
Mijn tovervaerzen, brengt brengt Dafnis t'huis van ste.
95[regelnummer]
Voor 't eerste binde ick u met dees dry linne dromme,
 
Van dry koleuren, draegh uw beelt drywerf rondomme
 
't Altaer: onevental brengt heil en zegen me.
 
Mijn tovervaerzen, brengt brengt Dafnis t'huis van ste.
 
O Amaryllis, knoop dry kleuren met dry knoopen.
100[regelnummer]
O Amaryllis, knoop, en zegh, niet zonder hoopen:
 
Ick knoope Venus bant, waer door de minnaer le.Ga naar voetnoot101
 
Mijn tovervaerzen, brengt brengt Dafnis t'huis van ste.
 
Gelijck een zelve vier dit leemen beelt kan droogen,
 
Verharden, en dit beelt van was voor ieders oogen
105[regelnummer]
Versmilt, al eveneens moet Dafnis, al t'ontzintGa naar voetnoot105
 
Op my, verharden, en versmilten, heel gezwint.
 
Nu stroy gezouten meel: brant kraeckende laurieren,
 
En zwavel: Dafnis brant my met zijn gloênde vieren,
 
Ick dezen lauwer op zijn' naem en titel me.Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Mijn tovervaerzen, brengt brengt Dafnis t'huis van ste.
 
Zoo groot een min bevang' nu Dafnis onder 't queelen,Ga naar voetnoot111
 
Gelijck een toghtigh dier, een koe, die, heet op 't speelen,Ga naar voetnoot112
 
Den stier door haegh, en woudt, en hooge bosschen zocht,
 
En, by een waterbeeck, in 't groene gras, van toghtGa naar voetnoot114
115[regelnummer]
Vermoeit ter neder storte, en in den nacht, heel spade,
 
Haer' stal vergat: een strael treff' zoo met ongenadeGa naar voetnoot116
 
Nu Dafnis, dat hy my luidt najanck', dol van wee.
 
Mijn tovervaerzen, brengt brengt Dafnis t'huis van ste.
 
Die trouwelooze liet my lest dit kleed te pande.
[pagina 160]
[p. 160]

91 Mijn tovervaerzen brengt, brengt Dafnis t'huis van ste. Meris zelf gafGa naar voetnoot91 92 my deze kruiden, dit tovergift, datze my ten gevalle in Pontus las, in hetGa naar voetnoot92 93 vergiftrijcke Pontus. Dickwils zagh ick Meris door kracht van dit kruit in 94 eenen wolf veranderen, en zich in het woudt verbergen; dickwils geesten 95 onder uit de graven wecken, en het betoverde koren elders vervoeren.Ga naar voetnoot95

96 Mijn tovervaerzen brengt, brengt Dafnis t'huis van ste. Amaryl, draeghGa naar voetnoot96-97 97 d'assche buiten, en smackze zonder omzien over uw hooft in eenen water- 98 stroom: hier mede wil ick Dafnis aenranden: want hy past op Goden,Ga naar voetnoot98 99 nochte bezweeringen.

100 Mijn tovervaerzen brengt, brengt Dafnis t'huis van ste. Zie daer, terwijl 101 ick d'assche niet ras genoegh weghbreng, zoo begint het outer van zelf 102 lichter lage te branden: het gaet wel: ick weet waerachtigh niet hoe hetGa naar voetnoot102 103 is: en Blaffer bast in de deur. Gelooven wy 't oock? of achten gelieven alGa naar voetnoot103 104 hun droomen waer? Houdt op, houdt op met bezweeren; daer komt Dafnis 105 al van ste.

[pagina 161]
[p. 161]
120[regelnummer]
De drempel deck' het nu. 'k begraef 't hier, nu ick brande.Ga naar voetnoot120
 
Dit pant moet Dafnis my hier wederlevren me.
 
Mijn tovervaerzen, brengt brengt Dafnis t'huis van ste.
 
Dit kruit is onlangs my van Meris zelf gegeven,
 
Dat zy in Pontus, daer 't vergiftkruit schept zijn leven,Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Gepluckt had, my ten dienst. 'k zagh Meris menighwerf
 
Door kruit in eenen wolf verandren op ons erf,
 
Zich bergen in het woudt, de geesten uit de graven
 
Verwecken door dit kruit, het graen, na 's lantmans slaven,Ga naar voetnoot128
 
Betovren door vergift, en elders voeren me.Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Mijn tovervaerzen, brengt brengt Dafnis t'huis van ste.
 
Draegh d'asch, ô Amaril, naer buiten, zonder schroomen,
 
En zonder omzien smackze ook achter u in stroomen:Ga naar voetnoot132
 
Zoo gelt het Dafnis: Goon noch tovren vreest hy me.Ga naar voetnoot133
 
Mijn tovervaerzen, brengt brengt Dafnis t'huis van ste.
135[regelnummer]
Zie daer, terwijl wy d'asch niet snel genoegh vervoeren
 
Begint het outer, licht in brant, de vlam te roeren.Ga naar voetnoot136
 
't Gaet wel: nu weet ick niet hoe 't hier gelegen staet,
 
En Blaffer blaft hier in de deur zoo luit. wat raet?
 
Geloven zy dit oock, of rekenen minnaeren
140[regelnummer]
Hun droomen even waer. nu laet 't bezweeren vaeren,Ga naar voetnoot139-40
 
Houdt op, houdt op: daer komt nu Dafnis uit de stadt.
voetnootr. 1
begrijpt: bevat.
voetnoot2
ongeduldig: ondragelik; wanhopig,
voetnoot4
zangwijs: idylle (herderszang); op denzelven tittel gestelt: die dezelfde titel (nl. toveres; zie hier boven) draagt.
voetnoot9
heul: steun, syn. van troost.

voetnootr. 11
in de wedt: in wedijver, om prijs; de losschen: de lynxen; de Lat. tekst heeft lynces, zodat bosschen in de eerste druk wel een drukfout zal zijn. Opmerkelik is, dat Vondel in zijn vertaling in verzen hier niet de verbeterde tekst, maar de eerste uitgave volgt en vs. 4 schrijft: het bosch verbaest staat.
voetnoot14
de Timavus scheidt Istrië en Dalmatië en ontspringt in een bergachtige streek; volgens jongere opvatting is Vergilius' bedoeling (vgl. 13-15): hetzij ge reeds (= jam; door Vondel, r. 13, vertaald met nu) de steile kust, waar de brede Timavus uitmondt, voorbij zijt, hetzij ge langs enz. Deze regels moeten wel gericht zijn tot Pollio (zie boven), die in 39 v. Chr. een overwinning in Dalmatië had behaald en nu op de terugtocht was naar Rome, waar hem als beloning een triomfantelike intocht ten deel zou vallen.
voetnoot15
De Lat. tekst zegt ongeveer: zal wel ooit de dag komen, dat ik mij in staat gevoel...., zal ik ooit aandurven.
voetnoot16-17
De bedoeling van de Lat. tekst is: zal ik het ooit aandurven uw gedichten, de enige, die vergeleken kunnen worden met de edele tragiese dichttrant van Sophocles, over de gehele wereld bekend te maken; laerzen: toneellaarzen, brozen (cothurni); Pollio heeft treurspelen gemaakt, die door zijn tijdgenoten geroemd werden; Vondel heeft het tua carmina (uw gedichten) uit de tekst op voorgang van Servius en anderen opgevat als: verzen te uwer ere.

voetnootvs. 1
wijs: zangwijze, lied.
voetnoot4
Zie de aant. bij de prozavertaling, r. 11.
voetnoot11
Uwe oorloghsdapperheên en daeden: uwe dappere oorlogsdaden.
voetnoot18
Ick begin van u, en eindige met u: de bedoeling van de Lat. tekst is: Gij hebt de dichterlike bezieling het eerst in mij gewekt; door u (en van u) zal ik blijven zingen tot het einde mijner dagen.
voetnoot19
veil: klimop.
voetnoot20
om uw hooft en zeeghaftigen lauwer: om uw hoofd, gedekt met de laurierkrans der overwinning,
voetnoot21
schaduw: de nevelen (van de nacht); wanneer: in de ure dat (Damon heeft zijn vee dus reeds voor 't aanbreken van de dag naar 't veld gedreven).
voetnoot22
olijfboom: volgens een andere opvatting: (op zijn) olijfhouten staf (leunend); reizig staat niet in de Latijnse tekst.
voetnoot24
morgenstar: Lucifer; de Latijnse tekst heeft niet alleen verrijs..., maar bovendien: voer die blijde dag (diem almum) met u mee.
voetnoot25
onder het vryen van Nise: in mijn liefdesbetoon tot Nise (vryen, nog geen ordinair woord); uitgestreecken: bedrogen (nml. door Nise).
voetnoot29
De Maenalus is een gebergte in Arcadië.
voetnoot30
galmend: het gezongen lied als echo weerkaatsend.
voetnoot31
van Pan; Lat. tekst: en hoort Pan zingen (zie de vert. in verzen); eerst: het eerst.
voetnoot34
Wat durven wy vryers niet hopen, ter vertaling van: quid non speremus amantes = wat (voor onmogelike dingen) kunnen wij vrijers nu (op 't gebied van de liefde) niet verwachten; paren: zullen paren; griffoen (griffioen): fabelachtig dier, half leeuw, half arend; na onzen tijd: een mensenleeftijd later.
voetnoot35
das; de Lat. tekst heeft damma = hert, ree.
voetnoot35-36
Beschrijven bruiloftsceremonieën: volgens Romeins (niet Grieks) gebruik werd de bruid met fakkeltocht van het ouderlik huis gehaald, terwijl de bruidegom noten onder de jongens op straat strooide.
voetnoot38-39
ghy zijt nu fraey aen den man geraeckt; versta: met zo'n man (als ge nu gekregen hebt) hebt ge uw verdiende loon.
voetnoot41
niet eens: in 't geheel niet; zich.... bekommert; denk er bij: en dus wrekend kan ingrijpen.
voetnoot13
hooghdravend, zonder de ongunstige betekenis van tans.
voetnoot12-15
Zie de aant. bij de prozatekst; in top zetten: hemelhoog verheffen.
voetnoot16
Zie de aantekening bij de prozatekst, r. 18.
voetnoot18
klijf: klimop; zie Kiliaan i.v. klijf, klever.
voetnoot19
zeegbren (zeegbaren), vergelijk zeeghaftig in de prozatekst.
voetnoot21
vermaeckt: verkwikt.
voetnoot22
blaeckt, van liefde.
voetnoot23
rustigh uit de borst: uit volle borst.
voetnoot25
verlooft: als echtgenote beloofd.
voetnoot26
beroit van hooft: radeloos, van verstand beroofd.
voetnoot27
Vast: al maar; op mijn verscheien (verscheiden): op mijn uiterste.
voetnoot28
ydel: tevergeefs; tevergeefs heeft hij N. (of hebben ze elkaar) ten overstaan der goden trouw gezworen, daar N. die trouw verbroken heeft.
voetnoot31
dicht van: dicht begroeid met
voetnoot32
doorgaens: voortdurend.
voetnoot33
op de baen brengen: in zwang brengen.
voetnoot36
Vgl. de aant. bij de prozatekst.
voetnoot38
ten drencke; nog Zuid-ndl.: de beest naar den drenk leiden; in de tekst is ten drencke te vertalen door: om te drinken; aen eene beeck: aan dezelfde beek.
voetnoot39
verlengen: uitstel, vertraging.
voetnoot41
om u: om u ter wille te zijn.
voetnoot43
Zie de aant. bij de prozavert.
voetnoot47
hoven: hemelse paleizen.
voetnoot48
Bekommert: vol zorg, belangstelling; het tegengestelde van onverschillig.
voetnoot44
blozende appels; Latijn: roscida mala = appels, nog nat van de dauw; Vondel zal gelezen hebben rosia; dertiende; volgens nieuwere opvatting is de bedoeling van de Latijnse tekst twaalfde.
voetnoot46
vervoeren: meeslepen door de liefde (die mij noodlottig zou worden).
voetnoot48
Ismarus, berg in Thracië (een andere lezing is Tinarus, berg in Epirus); Rhodope, gebergte in Thracië; de Garamanten woonden in Noord-Afrika.
voetnoot48-49
De bedoeling van de Lat. tekst is: dit (nl. de Minnegod - Amor) is een kind, zoals er gebaard worden op de harde steenrotsen van de I. of R., of bij de Garamanten.
voetnoot51
De moeder is Medea, die gehuwd was met Jason, de aanvoerder der Argonauten. Amor zette haar aan om haar beide zoons te vermoorden, toen Jason haar verstoten had (Ovidius, Met. VII, 350-97).
voetnoot53
Vondel heeft de Lat. tekst zò opgevat, dat het antwoord op de opgeworpen vraag is: het kind Amor is misdadig, maar ook de moeder handelde wreed; er is ook een andere opvatting mogelik (Amor is de misdadigste: maar ook enz.).
voetnoot54
nu; nl. nu gij mij versmaad hebt (nu mag gebeuren wat tot dusver in de natuur voor onmogelik werd gehouden....).
voetnoot55
tyloos, ter vert. van narcissus.
voetnoot56
tamaris (tamarisk): myrica, zie Herdersk. IV, r. 16; vet amber: kleverige barnsteen (pinguia electra).
voetnoot57
de zwaan eindigde zijn leven, volgens de sage, met een wonderschoon gezang,
Orpheus; de beroemde mythiese Griekse zanger; Arion: eveneens beroemd als lierspeler en zanger, leefde in de 7de eeuw voor Chr. in Griekenland. Hij zou, toen hij door roofzuchtige schippers in zee was geworpen, de dolfijnen door zijn gezang zò hebben betoverd, dat hij zich op de rug van één kon zetten die naar de kust zwom en hem zo het leven redde. Deze wonderbaarlike redding is in de Oudheid meermalen bezongen.
voetnoot61
dit: mijn (Damons) lied; volgens een meer gangbare opvatting is dit: de wanhopige zelfmoord van D. Neem die, zegt D.. als laatste geschenk van een stervende.
voetnoot63
antwoorde: hierop als tegenzang, beurtzang liet volgen.
voetnoot64
Wy alle zijn niet op alles afgerecht: non omnia possumus omnes (vgl, de aant. bij de prozatekst van Herdersk. VII, 29); daàrom (omdat Vergilius zich daartoe niet in staat acht) moeten de Muzen het lied van A. zingen.
voetnoot65
De situatie is deze: de tovenares staat bij 't altaar in de hof en beveelt haar dienstmaagd (Amaryllis) belezen water te brengen, d.i. water, dat door bezwering voor de nu beginnende magiese handelingen geschikt is gemaakt.
zachte offerbanden; volgens Servius: banden van zachte wol gemaakt.
voetnoot49
belaên (beladen): begaan.
voetnoot52
daer ons hofste stont in 't groeien: terwijl de bomen op ons erf (onze boomgaard) in groene bladertooi stonden.
voetnoot55
schier: weldra.
voetnoot56
telgh: afhangend takje; beladen: bevangen door liefde.
voetnoot57
haest: aanstonds.
voetnoot59
kan planten, nl. in 't hart der mensen.
voetnoot60-61
Zie de aant. bij de prozavertaling.
voetnoot63
moeder is datief-object; de Min kan zelfs de moeder er toe brengen haar eigen kinderen te vermoorden.
voetnoot65
't kint is hier de Min (Amor); zie verder de prozavertaling.
voetnoot70
dier: kostbaar; zanggezint: belust op zingen.
voetnoot71
Tityr, als het voorbeeld van een eenvoudige herder-zanger.
voetnoot73
met geen zwaericheên belaên: niet bezorgd voor zijn leven (zie de aant. bij de prozavertaling).
voetnoot77
uit noot: in mijn wanhoop.
voetnoot78
dit; zie de aant. bij de prozavertaling.
voetnoot81
antwoort, vroeger ook vrouwelik.
voetnoot66
yserkruit behoort tot het geslacht verbena; een andere naam is ijzerhard; zie Ndl. Wdb. i.v.; vet hier met de bet.: gemakkelik brandbaar; mannekens wieroock: lett. vert. van mascula tura = de beste, krachtigste wierook; bezoecken: trachten.
voetnoot67
des mans minne om te zetten: de koele liefde van mijn man in hartstochtelike verliefdheid te veranderen; mangelen: ontbreken.
voetnoot68
van ste: uit de stad.
voetnoot69
Circe; Odysseus landde op zijn zwerftochten op het eiland van de tovenares Circe, die een aantal van zijn makkers in zwijnen veranderde.
voetnoot70
de koude slang....; bij verschillende schrijvers uit de Oudheid vindt men deze mening.
voetnoot72
voor 't eerste: om te beginnen.
voetnoot73
binde ick.... kleur: omstrengel ik uw beeld met deze drie driekleurige draden (driekleurig, daar elk weer uit drie draden van verschillende kleur is geweven); drom ter vertaling van licium; het woord is een techniese term uit de weefindustrie; zie Ndl. Wdb. i.v.
voetnoot74
oneven brengt geluck me: het oneven getal heeft magiese kracht.
voetnoot76
drie kleuren: driekleurige draden; slechts, ter vertaling van modo = toch.
voetnoot78-79
Een zelfde vuur verhardt dit lemen beeld en smelt dit wassen beeld (misschien worden alleen maar stukken klei en was door de tovenares in 't vuur geworpen); zo moge ook Dafnis 'verharden' (ontoegankelik worden) voor de liefde van andere vrouwen en 'smelten' voor de mijne.
voetnoot80
gezouten meel: offermeel.
voetnoot81
kraeckend: knetterend; zwavelveen, ter vert. van bitumen = aardhars (om de gloed te versterken); ongenadig: wreed.
voetnoot82
in Dafnis naem: die voor mij Daphnis voorstelt (het Gr. woord voor laurier is δάφνη).
voetnoot83
zoo groot.... gelijck; de zinsconstructie, hier onder invloed van 't Latijn staande, wordt gewoner, als men achter koe (84) die of wanneer ze denkt.
voetnoot85
hooge wouden: altos lucos = dichte, diepe wouden.
voetnoot87
op dat ick hem dan laete najancken: op dat ik hem dan ongetroost in zijn liefdeswanhoop kan laten jammeren (nec sit mihi cura mederi).
voetnoot89
deze kleeders; de Lat. tekst heeft een algemener woord: exuviae: achtergelaten voorwerpen van persoonlike aard; liefdesreliquieën; te pant: als bewijzen van zijn trouw: onder dien drempel, beter: onder de drempel zelf (in limine ipso); het begraven op dèze plaats heeft natuurlik magiese betekenis.
voetnoot90
is.... gehouden: is verplicht, moet.
voetnoot84
leenig, ter vertaling van mollis, soepel; de vertaling in de prozatekst, zacht, is wellicht beter.
voetnoot85
geur van mannewieroock: geurige wierook.
voetnoot87
Mijn man, die zo koel is jegens mij, te onttrekken aan de vrouwen, die hem met haar liefde gevangen houden (vgl. echter de prozavertaling).
voetnoot88
dat kan de min verwecken: dat (die) de liefde kan (kunnen) ontvonken.
voetnoot92
verstellen: veranderen.
voetnoot93
me: eveneens.
voetnoot101
le = leed.
voetnoot105
al t'ontzint: dol verliefd (op mij).
voetnoot109
me: eveneens, daartegenover.
voetnoot111
onder 't queelen: onder 't zingen van zijn liefdeszangen.
voetnoot112
't speelen: het minnespel.
voetnoot114
toght: paardrift.
voetnoot116
een strael: een liefdespijl.
voetnoot91
De naam Meris komt ook voor in de volgende Herderskout; hier zal er een tovenaar mee bedoeld zijn; Vondel ziet er een Tovenares in.
voetnoot92
las: zamelde; Pontus, landschap aan de Zwarte Zee, het vaderland van Medea. Daar geen der bezweringen tot dusver gevolg heeft gehad, gaat Amaryl nu over tot haar laatste en krachtigste tovermiddelen, waarover ze beschikt.
voetnoot95
elders: naar een ander veld; deze toverij, het fruges excantare was streng verboden volgens de 'wetten van de twaalf tafelen', het oudste Romeinse recht.
voetnoot96-97
Wat op het altaar rest van de tot dusver toegepaste toverkunsten, moet eerst worden weggeruimd.
voetnoot98
hier mede: met de aan Am. opgedragen handeling? of misschien eerder met de genoemde vergiftige kruiden; aenranden: te lijf gaan; passen op: geven om.
voetnoot102
lichter lage: in lichtelaaie gloed (uit de as slaat van zelf weer de vlam omhoog); het gaet wel (bonum sit); versta: dat moge een goed voorteken zijn (iets betekenen doet het stellig).
voetnoot103
Blaffer (lett. vert. van Hylax): de naam van de hond; gelooven wy 't ook: zal ik er geloof aan hechten, er een gunstig voorteken in zien?; of achten.... waer: of dromen verliefden maar wat (zonder dat het aan de werkelikheid beantwoordt), zegt de Latijnse tekst ongeveer.
voetnoot120
nu ick brande: nu ik van liefde voor hem brand.
voetnoot124
schept zijn leven: (in overvloed) groeit.
voetnoot128
slaven: zwoegen.
voetnoot129
en elders voeren me: en meenemen (wegvoeren) naar een ander veld.
voetnoot132
zonder omzien: zonder om te kijken, zonder u om te wenden; in stroomen: in stromend water.
voetnoot133
Zoo gelt het Dafnis: op die wijze doet het zijn invloed gelden op Dafnis; noch.... me: en evenmin.
voetnoot136
de vlam (onderwerp): begint het altaar aan te tasten.
voetnoot139-40
Hechten minnaars hieraan misschien geloof, of beschouwen zij hun dromen alle (even zeer) als waarheid?
De slotregel mist hier zijn rijm, evenals in VI; maar terwijl in VII het rijm van VI niet wordt opgenomen, gebeurt dat in de eerste regel van IX wel ten opzichte van de slotregel in VIII.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius