Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 239]
[p. 239]

De IX. Harpzang.Ga naar voetnoot*

Confitebor tibi, Domine.

 
Getrouwste noothulp in mijn smart,
 
Ick wil uit al mijn hart
 
U loven, en ontvouwen
 
Uw wonderdaeden op een ry.
5[regelnummer]
Ick wil, in u verheught en bly,
 
(Mijn opperste betrouwen,)
 
Al juichende met zang en snaer,
 
U eeren in het openbaer.
 
 
 
Gy broght mijn' vyant op de vlught.
10[regelnummer]
Al 't heir op dat gerucht
 
Verloor den moedt in 't vechten;
 
Verstoof voor uw gezicht beschaemt;
 
Toen gy mijn zaeck ter harte naemt;
 
En, om 't geschil te slechten,
15[regelnummer]
Gezeten op den troon van 't Rijck,Ga naar voetnoot15
 
Mijn haeters stelde in 't ongelijck.
 
 
 
Gy snoerde 't Heidendom den mont.
 
De boosheit ging te gront.
 
Gy hebtze aen stof gewreven,
20[regelnummer]
Zoo kleen gemorselt, dat'er nietGa naar voetnoot19-20
 
De bloote naem van overschiet,Ga naar voetnoot21
 
Die uitging met haer leven.Ga naar voetnoot22
 
De vyant quam geweer te kort.Ga naar voetnoot23
 
Gy hebt zijn steden omgestort.
 
 
25[regelnummer]
Zijn naem gedachtenis en huis
 
Verdween met een gedruisch:
 
Maer zonder te bezwijcken
 
Bleef Godt, die zijnen rechterstoel
 
Gestelt heeft boven 't aertsch gewoel,
30[regelnummer]
Om 't vonnis vlack te strijckenGa naar voetnoot30
 
In billijckheit, en met een woort,
 
Elck recht te geven, dien 't behoort.
 
 
 
Daer zit de Heer, der armen wijck,
 
Zijn hulp in ongelijck
[pagina 240]
[p. 240]
35[regelnummer]
En druck: en hierom hoopen
 
En zienze op u in noot en strijt,
 
Die recht beseffen wie gy zijt:
 
Want al wie derwaert loopen
 
Om troost te zoecken, vinden raet
40[regelnummer]
By u, die niemants klaght versmaet.
 
 
 
Jerusalemsche burgers, kroontGa naar voetnoot41
 
Hem, die op Sion woont,
 
Met Harpzang in zijn kooren.Ga naar voetnoot41-43
 
Verkondight Godts beleit alom
45[regelnummer]
By 't onverlichte Heidendom,
 
Die 't bloet van zijn' verkorenGa naar voetnoot43-46Ga naar voetnoot46
 
Hun afeischt, en in harteleetGa naar voetnoot47
 
't Geschrey der armen niet vergeet.
 
 
 
Ontfarm u mijns, en sla toch gaGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Hoe 's vyants ongena
 
En haet mijn Recht verdruckte.
 
Aenschouw het, Heer, die in den nootGa naar voetnoot52
 
My menighmael de poort der Doot,Ga naar voetnoot53
 
Door uwe maght ontruckte,
55[regelnummer]
Op dat mijn mont uw' lof getrouw
 
In Davids poorte zingen zou.
 
 
 
Ick zal door u, van 't juck verlicht,
 
Met vreught voor uw gezicht
 
Gaen juichen, triomfeeren,
60[regelnummer]
En my verheugen zegenrijck:
 
Dewijl mijn vyant steeckt in 't slijck:Ga naar voetnoot61
 
Die fors my wou verneeren,
 
En smooren bleef, gelijck 't behoort,Ga naar voetnoot63
 
Daer hy my heenjoegh zelf gesmoort.
 
 
65[regelnummer]
Wat onbesneden, tegens Recht,
 
My looze laegen leght,
 
Die sneuvelde in zijn laegen.Ga naar voetnoot65-67
[pagina 241]
[p. 241]
 
Zijn voet bleef hangen in den strick,
 
Waer me hy heimlijck, zonder schrick,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Uw' dienaer zocht te plaegen,
 
Te vangen: die my stricken hing
 
Door uw beleit zich zelven ving.Ga naar voetnoot68-72
 
 
 
De billijckheit des hemels blijckt,
 
Als Godt het oordeel strijckt.
75[regelnummer]
De godeloozen smeedenGa naar voetnoot75
 
Voor andre een moordtuigh, wreet en valsch,Ga naar voetnoot76
 
En voelen 't eerst op hunnen hals.
 
De booswicht vaert beneden
 
Ten afgront, langs het duistre padt,
80[regelnummer]
Daer Godt vergeet die hem vergat.
 
 
 
Maer d'arme, die op Godt betrouwt,
 
Al zat hy lang benouwt,
 
Wort boven niet vergeeten
 
Ten ende toe. Godt kent elx schult.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Der armen lijden, en gedult,
 
Die heele jaeren sleeten,
 
Vergeet de Hooghste niet altoos,
 
En d'uitkomste is niet vruchteloos.Ga naar voetnoot86-88
 
 
 
Sta op, sta op, o noothulp, stijf
90[regelnummer]
Geen godeloos bedrijf,Ga naar voetnoot90
 
Noch trotsen, dus vermeeten.
 
Verschijn in uw gerecht om hoogh.
 
Verschrickze met uw grimmigh oogh.
 
Bestel een', die, gezetenGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
In 't recht, hun wetten stell', en toon'
 
Datze assche zijn voor uwen troon.Ga naar voetnoot96
 
 
 
Waer steecktge, o schutsheer van 't geslacht
 
Der vroomen, met uw maght
 
Zoo lang en stil verborgen?
100[regelnummer]
Waerom verzuimtge, verre en wijt
 
Van d'uwen, hen ter rechte tijt
[pagina 242]
[p. 242]
 
Te redden door uw zorgen,
 
En hulp, uit hunnen noot, en druck,
 
Zoo hardt geperst van 't ysren juck?
 
 
105[regelnummer]
Terwijl de razende tyran,
 
En 't godeloos gespanGa naar voetnoot106
 
Zich zelven verhoovaerdight
 
Op zijnen voorspoet, jaer op jaer,
 
Zucht d'onderdruckte, droef en naer.Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
De booswicht schijnt gewaerdight
 
Tot zulck een lot: d'oprechte klaeghtGa naar voetnoot110-111
 
Dat d'Opperste geen kennis draeght.Ga naar voetnoot112
 
 
 
De booswicht wort by elck ge-eert,
 
En juicht, en triomfeert,
115[regelnummer]
Terwijl hy naer zijn wenschen
 
't Geluck der weerelt heeft ten vrient,
 
Het onrecht hem ten zegen dient,
 
Gezien by alle menschen.Ga naar voetnoot118
 
Dees beelt zich in, nu 't wel beslaet,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Dat hy noch rechte gangen gaet.Ga naar voetnoot113-120
 
 
 
Dees trotse, drencken van zijn lot,
 
Vergramt verbittert Godt.
 
Zijn gramschap, noit bewogen,
 
Groeit aen, en zoeckt de Godtheit niet,
125[regelnummer]
Die zijn verkeertheit hoort, en ziet.
 
Hy heeft Godt niet voor oogen.
 
Waer dees zijn voeten keert of zet,
 
Zijn wandel is doorgaens besmet.Ga naar voetnoot128
 
 
 
Dees ziet uw oordeel niet te moet,
130[regelnummer]
En trapt, gelijck verwoet,
 
Dien hy zijn' vyant schatte,
 
Voor zijne voetschabel, en zeghtGa naar voetnoot132
 
Met zijn gedachten: ick zit hecht.
 
Wat stoel oit schranckte, en spatte,Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Mijn staet zal duuren, hoogh geacht
 
Door al de ry van mijn geslacht.
[pagina 243]
[p. 243]
 
De mont braeckt laster overal,
 
Bedrogh, en bittre gal.
 
Hy neemt vergift van draeckenGa naar voetnoot139
140[regelnummer]
Op zijne tong, die baert verdriet,
 
En smart by al wat zy beschiet.Ga naar voetnoot140-141
 
De rijcken met hem waecken,
 
Die heimlijck uit zijn lagen pastGa naar voetnoot143
 
Dat hy d'onnozelheit verrast.
 
 
145[regelnummer]
Hy vlamt op d'armoede, ieders vloeck,
 
Bespietze uit zijnen hoeck,Ga naar voetnoot146
 
Gelijck in donckre holen
 
De wreede leeuw verborgen leit.
 
Hy loert op d'arme onnozelheit,
150[regelnummer]
Op dat hy, stil gescholen,
 
Den armen vange, en in zijn net
 
Magh sleipen, daer hem niemant redt.Ga naar voetnoot152
 
 
 
Dan valt hy den gevangen stijf
 
Met al zijn maght op 't lijf,
155[regelnummer]
Grijpt toe, en houdt hem onder
 
De klaeuwen van zijn tiranny:
 
Want hy besluit: wie hindert my?
 
Godt keert zich in 't byzonder
 
Aen niemants klaghten, nochte ziet
160[regelnummer]
Het goet en quaet, dat hier geschiet.
 
 
 
O Heer, sta op, hef op uw hant,
 
En drijf 't gewelt in 't zant.
 
Vergeetze niet t'ontzetten,
 
Die overweldight, arm en bloot,
165[regelnummer]
Uw hulp behoeven in der noot.Ga naar voetnoot165
 
Geweldenaeren wetten
 
Hun boosheit, in der armen smart,Ga naar voetnoot166-67
 
Met dit besluit al stil in 't hart:
 
 
 
Waerom zou Godt, de hooghste maght,
170[regelnummer]
Zich om der armen klaght
 
Vergrammen, en verstooren?
[pagina 244]
[p. 244]
 
De Godtheit, hooger dan het zwerck
 
Gezeten, moeit zich met geen werck
 
Van 's aerdtrijcks ingeboren,
175[regelnummer]
Noch recht noch onrecht, leeft gerust,
 
Van 's menschen handel onbewust.
 
 
 
Neen zeker, neen: wel degelijck
 
Ziet Godt, der vroomen wijck,
 
Den druck, de zwaericheden
180[regelnummer]
Der kermenden van boven af.
 
De dwingelant zal zijne straf
 
Gevoelen hier beneden.
 
Hy zal uw handen niet ontvliên,
 
En dan zijn reuckeloosheit zien.Ga naar voetnoot169-84Ga naar voetnoot184
 
 
185[regelnummer]
Gy zijt der armen toeverlaet,
 
De vader vooght en raet
 
Der ouderlooze weezen.
 
Och, breeck des ongerechten maght,
 
Den arm der boozen door uw kracht:
190[regelnummer]
Men vint gewis na dezen
 
In hem geen boosheit, nochte smet,
 
Hoe scherp men op zijn' handel let.Ga naar voetnoot190-92
 
 
 
De Heer zal heerschen naer zijn' zinGa naar voetnoot193
 
Alle eeuwen uit en in,
195[regelnummer]
De boozen uit zijn paelen
 
Verdrijven al de weerelt door.
 
Hy weet en luistert met zijn oor,
 
Eer zy hun leedt verhaelen,Ga naar voetnoot198
 
De be der armen, en hun smart,Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
En kent de spraeck en tong van 't hart.Ga naar voetnoot200
 
 
 
Bescherm en hanthaef in haer RechtGa naar voetnoot201
 
De wees, die onder leght,
 
Zoo veel verschovelingen,Ga naar voetnoot203
 
Voor hun verdruckers. helpze ras,
[pagina 245]
[p. 245]
205[regelnummer]
Op dat de mensch, slechts stof en asch,
 
Zich wachte te bespringen
 
d'Almogenheit van 't hemelsch hof,
 
Te sterck voor zulck een brosse stof.Ga naar voetnoot208
voetnoot*
Ps. 9:
voetnoot15
troon van 't Rijck: rechterstoel, V: super thronum.
voetnoot19-20
V: delesti; gemorselt: vermorseld.
voetnoot21
bloote: enkele.
voetnoot22
uitging: uitdoofde; haer: van de boosheid.
voetnoot23
geweer: wapenen.
voetnoot30
vlack: glad, effen.
voetnoot41
Jerusalemsche burgers: invoegsel.
voetnoot41-43
kroont ... met Harpzang: V: psallite.
voetnoot43-46
kooren - verkoren: dit zgn. rijke rijm, door Huygens veel gebruikt, komt bij Vondel weinig voor.
voetnoot46
Die: God; verkoren: uitverkorenen, invoegsel.
voetnoot47
Hun afeischt: van hen terugvordert.
voetnoot49
mijns: mijner.
voetnoot52
in den noot: in vs. 165 in der noot.
voetnoot53
der Doot: vooral als personificatie is Dood bij Vondel meestal vrouwelijk.
voetnoot61
steeckt in 't slijck: V: infixae vs. 16; B: tamquam in luto tenacissimo.
voetnoot63
smooren bleef: versmoorde, stikte.
voetnoot65-67
invoegsel; onbesneden: onbesnedene, niet-Jood, heiden.
voetnoot69
me: mee.
voetnoot68-72
V: In laqueo isto, quem absconderunt, comprehensus est pes eorum vs. 16.
voetnoot75
godeloozen: de grondvorm is bij Vondel godtloos, alleen om reden van versmaat schrijft hij gode-loos, dat wèl zoo goed schijnt als ons goddeloos, vgl. vs. 90; XIII Harpz. vs 41; XVI Harpz. 63 enz.; 106.
voetnoot76
andre: anderen, de n is uitgevallen om de versmaat.
voetnoot84
Ten ende toe: eeuwig, straks in vs. 87 niet altoos, V: in finem, vs. 19.
voetnoot86-88
toevoegsel.
voetnoot90
godeloos: vgl. vs. 75, 106.
voetnoot94
Bestel een': zend iemand.
voetnoot96
Bij dit vers, correspondeerend aan vs. 21 van de Vulgaat, wordt de psalm in de Staten-Vert. gesplitst en begint Ps. 10.
voetnoot106
godeloos: Vgl. vs. 75, 90.
voetnoot109
V: incenditur pauper vs. 23.
voetnoot110-111
gewaerdight Tot zulck een lot: waardig gekeurd tot dien voorspoed.
voetnoot112
geen kennis draeght: doet alsof Hij niets merkt.
voetnoot118
Gezien: in aanzien.
voetnoot119
nu 't wel beslaet: nu alles hem zoo goed gaat.
voetnoot113-120
V: laudatur peccator in desideriis animae suae.
voetnoot128
doorgaens: voortdurend.
voetnoot132
Voor: als; voetschabel: voetbank.
voetnoot134
schranckte, en spatte: wankelde en in elkaar zakte.
voetnoot139
draecken: slangen of adders, naar analogie van Ps. XIII, 3 ingevoegd.
voetnoot140-141
V: labor et dolor; beschiet: tot doel kiest.
voetnoot143
past: loert.
voetnoot146
hoeck: schuilhoek.
voetnoot152
sleipen: sleepen.
voetnoot165
in der noot: vgl. vs. 52, in den noot.
voetnoot166-67
wetten Hun boosheit, in der armen smart: slijpen hun overmoed op of door de ellende van de armen; toevoegsel.
voetnoot169-84
bijna geheel ingevoegd, hoezeer in overeenstemming met den gedachtegang.
voetnoot184
reuckeloosheit: roekeloosheid, overmoed; zien: inzien.
voetnoot190-92
V: quaeretur peccatum illius et non invenietur, vs. 36, en B: quaeres postea peccatum ejus et non invenies.
voetnoot193
naer zijn zin: volgens zijn eigen goeddunken, invoegsel.
voetnoot198
invoegsel en uitvloeisel van vs. 200 als weergave van V: praeparationem cordis eorum vs. 38.
voetnoot199
be: bede.
voetnoot200
spraeck en tong: tautologie.
voetnoot201
haer: Vondel denkt bij wees van 201 blijkbaar aan een meisje.
voetnoot203
verschovelingen: verschoppelingen.
voetnoot208
brosse stof: nl. als de nietige mensch.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius