Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De XXXIIII. Harpzang.Ga naar voetnoot*

Judica, Domine, nocentes me.

 
Gerechte aertsrechter, vel uw oordeel.
 
Verwijs mijn' vyant, zonder voordeel:
 
Ick eische recht.
 
Bestry met maght mijn tegenstrijders.
5[regelnummer]
Bestry de haeters en benijders
 
Van uwen knecht.
 
Grijp aen geweer, en schilt, en wapen.Ga naar voetnoot7
 
Waeck op: verdaedigh my rechtschapen.
 
Nu vel de speer,
[pagina 305]
[p. 305]
10[regelnummer]
Bie spits mijn haeters, die verbolgen
 
My schrickelijck en wreet vervolgen.
 
Versterckme, o Heer:
 
Nu spreeckme een' moedt in, en betrouwen,Ga naar voetnoot13
 
En zegh: gy wort door my behouwen:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Zijt onvertsaeght:
 
Zy moeten al te schande koomen,
 
Die, ten bederve en val der vroomen,
 
Mijn ziel belaeght.Ga naar voetnoot18
 
Zy moeten al te rugge deizen,
20[regelnummer]
Beschaemt staen, die erghlistigh peizenGa naar voetnoot19-20
 
My plat te treên.
 
Dat zy, als stof voor wint, verdwijnen.
 
Godts Engel jaege, op zijn verschijnen,
 
Hen voor zich heen.
25[regelnummer]
Dat zy het spoor, als ziende blinden,Ga naar voetnoot25
 
By duisternis niet konnen vinden,Ga naar voetnoot26
 
En d'Engel fel
 
De vlughtigen en bloode zielen,
 
Vervolge en stijf zitte op de hielen,Ga naar voetnoot27-29
30[regelnummer]
Zoo straf als snel:
 
Naerdienze, boos en onbescheiden,
 
My heimelijcke laegen leiden,
 
Te streng, en straf,
 
My smaet toedreven menighvuldigh,
35[regelnummer]
Daer ick, onnozel en onschuldigh,Ga naar voetnoot35
 
Geene oirzaeck gaf.
 
Dat deze stricken, die zy hangen,
 
Nu zelfs de laegeleggers vangen,Ga naar voetnoot38
 
Eer zy 't vermoên:
40[regelnummer]
Dat zy, die heimlijck stricken zetten,
 
Nu vallen in hun eige netten,
 
En angelroên.Ga naar voetnoot42
 
Maer mijn gemoedt zal, na dit lijden,
 
In Gode juichen, en verblijden,
45[regelnummer]
En zich met lust
 
Verquicken over zijn' behoeder,
 
Beschutter, zegenaer, alvoeder,
[pagina 306]
[p. 306]
 
In stilte en rust.Ga naar voetnoot43-48
 
Mijn ziel en beenders zullen spreecken:Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Wie wort, o Heer, by u geleecken
 
In maght en kracht,
 
In goetheit, wijsheit, en genade,
 
En liefde, die hem vrijt voor schade,Ga naar voetnoot53
 
Die op u wacht?Ga naar voetnoot50-54
55[regelnummer]
Gy kunt verdruckten licht beschermen,
 
Ontrucken uit des stercken armen,
 
Wie zucht, en klaeght,
 
Ontrucken arme en droeve schaeren
 
Den klaeuwe der geweldenaeren,
60[regelnummer]
Die d'armen plaeght.
 
Men klamptme aen boort, om 't recht te buigenGa naar voetnoot61
 
Met valsche tongen, en getuigen.
 
'k Worde ondervraeght,
 
En ondertast van onbekenden,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Die my onschuldigh lastren, schenden,Ga naar voetnoot65
 
Heel onvertsaeght.Ga naar voetnoot66
 
De godtvergeete godeloosheit
 
Vergelt genoote deught met boosheit,
 
En goet met quaet,Ga naar voetnoot67-69
70[regelnummer]
Om my al teffens te bederven,
 
En uit te rojen, en t'ontervenGa naar voetnoot71
 
Met raet en daet:Ga naar voetnoot70-72
 
Maer ick, als zy my overstreden,Ga naar voetnoot73
 
Schoot haire kleeders aen mijn leden,
75[regelnummer]
En vaste in d'asch,
 
Riep Godt om troost aen in dees smarte,
 
En voelde zijnen troost in 't harte,
 
Die my genas.Ga naar voetnoot75-78
 
'K heb my by mijn party gedraegen,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
En zocht mijn haeters te behaegen,
 
Als warenze elck
 
Mijn naeste bloetvrient, en mijn broeder,
 
Gezooght van eene zelve moeder
 
Met eene melck.Ga naar voetnoot83-84
[pagina 307]
[p. 307]
85[regelnummer]
'K verneêrme om hen, die my benijden,
 
Als een, die treurt uit medelijden,Ga naar voetnoot86
 
In 't rouwgewaet:
 
En zy, verheught in mijn bezwaeren,
 
Voorzien met scherp en roên, vergaêren,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
En houden raet:
 
En ick, die quaet noch ergh vermoede,
 
Zit stil, en ben niet op mijn hoede:
 
Maer Godt verstoort
 
Dien raet en aenslagh, loos gebrouwen.Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Dit schijnt hun echter niet te rouwen.Ga naar voetnoot95
 
Zy vaeren voort.
 
Zy zoecken mijn gedult te perssen
 
Met schimp, daerze op hun tanden knerssen,
 
Dit boos geslacht.
100[regelnummer]
Mijn Godt, wanneer ziet gy eens neder?
 
Verlos en redt mijn ziel toch weder
 
Uit 's haeters maght.
 
Verlos mijn ziel, eer zy verflaeuwe,
 
Mijne eenige uit der leeuwen klaeuwe:Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Ick zal uw' lof
 
In uwe groote Kercke ontvouwen,
 
In 't midden van de godtgetrouwen,
 
Op deze stof.
 
Verheughze niet, die, dus verbolgen,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
My onrechtvaerdighlijck vervolgen,
 
En zonder reên
 
My haeten, en met minzaeme oogen,
 
In schijn van vrientschap, loos bedroogen,
 
En ondertreên.Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Zy spraecken tegens my van vrede,
 
Verbloemden gram met deze redeGa naar voetnoot116
 
Hun valsch bedrogh.
 
Zy riepen: hey [met ope monden]Ga naar voetnoot118
 
Wy zien het geen waer naer wy stonden.
120[regelnummer]
Wat schort'er noch?Ga naar voetnoot119-120Ga naar voetnoot120
 
O Godt, gy zaeght het: zwijgh niet langer.
 
O Godt, nu wijck niet van uw' zanger.
[pagina 308]
[p. 308]
 
Ontwaeck, o Heer,
 
En luister naer mijn recht: bezegel
125[regelnummer]
Het vonnis naer uw recht en regel.
 
Ick eisch niet meer.Ga naar voetnoot126
 
Verheugh geen' vyant met mijn smarte,
 
Dat zy niet roemen in hun harte:
 
Schep moedt, schep moedt:Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Wy hebben hem, als roof, verslonden.
 
Beschaem en schrick hem, die ontbonden,
 
Zijn' wraecklust voedt:
 
Die zich verheugen in mijn klaghten,
 
Vertsaegh verstroize in hun gedachten,
135[regelnummer]
Die my verbluft,Ga naar voetnoot135
 
En stoffen dat zy my bedroogen,
 
Door list en treken overmogen
 
Die treurt, en suft.
 
Verheughze die mijn zaeck beseffen,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Godt eeuwigh loven, en verheffen,
 
En zijnen knecht
 
Eene uitkomst gunnen. 'k zal u loven,
 
Die al mijn ongelijck van boven
 
In 't endt beslecht.

voetnoot*
Ps. 34.
voetnoot7
geweer: verweermiddel.
voetnoot13
een moedt: moed.
voetnoot14
behouwen: behouden.
voetnoot18
belaeght: belagen; eenzelfde vergissing in vs. 135.
voetnoot19-20
deizen-peizen: deinzen-peinzen.
voetnoot25
ziende blinden: bijvoegsel.
voetnoot26
lubricum (glibberig) van V: vs. 6 is overgeslagen.
voetnoot27-29
V: et angelus Domini persequens eos, vs. 6.
voetnoot35
onnozel en onschuldigh: tautologie.
voetnoot38
zelfs de laegeleggers: de leggers van hinderlagen zelven.
voetnoot42
Versta: en aan hun angelroên (geeselroeden) ten prooi vallen.
voetnoot43-48
V: et delectabitur super salutari suo, vs. 9.
voetnoot49
ziel: toevoegsel.
voetnoot53
vrijt: bevrijdt, behoedt.
voetnoot50-54
V: Domine, quis similis tibi, vs. 10.
voetnoot61
klamptme aen boort: valt mij aan; vgl. Ad. in Ball., vs. 1708.
voetnoot64
ondertast: onderzocht.
voetnoot65
my onschuldig: mij onschuldige.
voetnoot66
onvertsaeght: overmoedig.
voetnoot67-69
V: Retribuebant mihi mala pro bonis, vs. 12.
voetnoot71
rojen: roeien.
voetnoot70-72
V: sterilitatem animae meae; bederven: verderven.
voetnoot73
overstreden: bestreden.
voetnoot75-78
V: Humiliabam in jejunio animam meam et oratio mea in sinu meo convertetur, vs. 13; over het begrip dezer laatste zinsnede loopen de meeningen uiteen.
voetnoot79
Versta: ik heb mij met mijn tegenpartij trachten te verstaan.
voetnoot83-84
toevoegsel; lees: ééne melk.
voetnoot86
uit medelijden: V: contristatus.
voetnoot89
scherp en roên: scherpe roeden, V: flagella.
voetnoot94
loos: listig.
voetnoot95
rouwen: hinderen.
voetnoot104
mijne eenige: nl. mijn eenige ziel, V: unicam meam, vs. 17.
voetnoot109
Verheughze niet: sta niet toe dat zij zich verheugen; V: non supergaudeant.
voetnoot114
ondertreên: vertrappen.
voetnoot116
gram: gramstorig.
voetnoot118
hey: V: euge, euge, vs. 21. Vgl. vs. 129 van dezen Harpz.
voetnoot119-120
V: Viderunt oculi nostri, vs. 21.
voetnoot120
schort: ontbreekt.
voetnoot126
toevoegsel.
voetnoot129
V: euge, euge, vs. 25, vgl. vs. 118 van dezen Harpz.
voetnoot135
verbluft: lees verbluffen en vgl. vs. 18.
voetnoot139
die mijn zaeck beseffen: mijn belangen begrijpen en behartigen; V: qui volunt justitiam meam, vs. 27.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius