Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De XXXIX. Harpzang.Ga naar voetnoot*Ga naar voetnoot**

Expectans expectavi.

 
Ick hebbe lang voorheen,
 
Tot aen den hals toe diep gezoncken
 
In angst, naer Godt alleen
 
Gewacht, en d'uitkomst, schier verdroncken:Ga naar voetnoot1-4Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ten leste luistert hy
 
Naer mijn gebeên, en hoort mijn kermen,
 
Ontruckt genadigh my
 
Den jammerpoele met zijne armen,
 
Dit slijm van zwaericheên.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Hy zet my op mijn vrije voeten,
 
Behouden op een' steen,Ga naar voetnoot11
 
En wijstze waer zy treden moeten.Ga naar voetnoot11-12
 
Hy gaf my nieuwe stof,
 
Om Gode danckbaer toe te zwaejen
15[regelnummer]
Een' heerelijcken lof.
 
Alle andren, die mijn kans zien draejen
 
Op Godts voorzienigheit,
 
En niet by nootlot, noch in 't wilde,
[pagina 322]
[p. 322]
 
Maer op 't alwijs beleit,
20[regelnummer]
Wiens werck van 't ooghmerck noit verschilde;Ga naar voetnoot16-20Ga naar voetnoot20
 
Deze allen hoopen, schuw
 
Van ramp, op u in hunne elende:Ga naar voetnoot21-22
 
Dies is hy zaligh nu,
 
Die Gode, eer hy zijn aenzicht wende,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Betrouwt, en op hem hoopt,
 
Naer menschenhulp en kranck vermogen,
 
Wanneer de kans verloopt,
 
Niet ommeziet, noch wort bedrogen
 
Door eene valsche stut.
30[regelnummer]
Wat wercktge, o Heer, al wonderdaeden!
 
Wie kent den diepen put
 
Van uw gedachten en uw raeden,Ga naar voetnoot32
 
Te duister om te raên?Ga naar voetnoot31-33
 
Wiens brein begrijpt uw' stijl en orden
35[regelnummer]
In 't op- en- ondergaen?Ga naar voetnoot35
 
Wie kan by u geleecken worden?Ga naar voetnoot34-36
 
Ick heb ten deel de blaên
 
Van 's hemels wondren opgeslagen,Ga naar voetnoot38
 
Aen anderen gemelt:
40[regelnummer]
Maer om die teffens voor te draegen,Ga naar voetnoot40
 
't Getal is ongetelt,
 
En blijft ontelbaer zonder ende.
 
Gy eischt, o Heer, geen' brant
 
Van offerhande in deze elende,
45[regelnummer]
Noch offer van ons hant.Ga naar voetnoot44-45
 
Gy moet mijne ooren toebereien.Ga naar voetnoot46
 
Brantoffer eischt gy niet
 
Voor 't misdrijf, waerdigh om beschreien.Ga naar voetnoot48
 
Ten leste sprack ick: ziet
50[regelnummer]
Ick koome zelf, en schenck mijn leven,
 
Mijn vleesch tot offerboet.Ga naar voetnoot49-51
[pagina 323]
[p. 323]
 
Zoo staet in 't boeck van my geschreven.Ga naar voetnoot52
 
Ick koome wel gemoedtGa naar voetnoot53
 
Om uwen wil te werck te stellen.
55[regelnummer]
Mijn Godt, dat is mijn wil.
 
Men kan uw' wil en woorden spellen
 
Uit letteren, al stil
 
En heimlijck in mijn hart gesneden.
 
'k Verkondige al uw recht
60[regelnummer]
In uwe kercke hier beneden.
 
De lippen van uw' knecht
 
Uw' wil en rijcken lof ontvouwen.
 
Gy hartekenner weetGa naar voetnoot63
 
Hoe ick uw' lof zocht op te bouwen.
65[regelnummer]
Uw trouw, die niet vergeet
 
Te schencken uw beloofde gaven
 
Aen elck, die u behaeght,
 
Ick in mijn hart noit liet begraven.
 
Een ieder heeft gewaeght
70[regelnummer]
Van uwen lof, als ick verhaelde
 
Hoe gy elck een met lust
 
Behoede, en naer zijn werck betaelde,
 
Waer op uw waerheit rust.Ga naar voetnoot69-73
 
'K heb deze waerheit niet verborgen,
75[regelnummer]
Noch uw bermhartigheit
 
Voor menighten bedeckt uit zorgen:Ga naar voetnoot76
 
Maer toonde uw heerlijckheit.Ga naar voetnoot75-77
 
Nu laet my uw bermhartigheden
 
En waerheit nimmermeer
80[regelnummer]
Gebreecken, die op mijn gebedenGa naar voetnoot80
 
My stutten tot uwe eer:
 
Want jammernissen zonder ende
 
Omringen my alom.
 
De boosheen van der boozen bende
85[regelnummer]
En 't onrechtvaerdighdomGa naar voetnoot85
 
Beleegren my met kracht te zamen.
 
Ick kan niet overzien
 
De smerten, die my teffens praemen.Ga naar voetnoot88
 
Mijn hairen zijn misschienGa naar voetnoot89
[pagina 324]
[p. 324]
90[regelnummer]
Zoo dicht niet op mijn hooft gewassen.
 
Mijn teder hart bezwijckt.
 
Gy zult, o noothulp, op my passen,
 
My helpen, dat het blijckt.
 
Zy moeten schricken, en vertsagen,
95[regelnummer]
Beschaemt en schaemroot staen,
 
Die mijne ziel zoo fel belaegen,
 
En wenschen te verslaen.
 
Zy moeten al te rugge wijcken,Ga naar voetnoot98
 
En schricken, die my quaet
100[regelnummer]
En onheil wenschen. zy bezwijcken
 
Met hunnen valschen raet,
 
Die voor my stoffen, en braveeren.Ga naar voetnoot102
 
Verheughze, o Heer, verbly
 
Al die u zoecken, en u eeren,
105[regelnummer]
En roepen: Gode zy
 
Nu eer en prijs, en t'allen tijden.
 
Datze allen, die gy hoedt,
 
Zich in uwe eere en lof verblijden:
 
Maer ick, die, arm van goedt,
110[regelnummer]
Nootdruftigh ben, getroostme hedenGa naar voetnoot109-110Ga naar voetnoot110
 
Dat Godt mijn vader leeft,
 
En voor my zorgh draeght, hier beneden.
 
Mijn hulp, die voor my streeft,
 
Mijn Godt, mijn schutsheer, magh 't geschieden,
115[regelnummer]
Verzuim niet my de hant te bieden.Ga naar voetnoot115

voetnoot*
BOVENSCHRIFT: in de 1ste ed. staat: De XXIX Harpzang.
voetnoot**
Ps. 39.
voetnoot1-4
V: Expectans expectavi Dominum et intendit mihi, vs. 1, waarvan Vondel de drie laatste woorden overslaat.
voetnoot4
schier verdroncken: hoort bij ick in vs. 1.
voetnoot9
Dit slijm: uit dit slijk.
voetnoot11
op een steen: merkwaardig verzuimt Vondel hier de gelegenheid om van het supra petram van de Vulg. vs. 3 grooter profijt te trekken in dezen Harpzang, die overigens zoo sterk op een bekeeringslied lijkt.
voetnoot11-12
Buchanan heeft: Ac saxi solidis imposito jugis Monstravit facilem qua graderer viam.
voetnoot16-20
toevoegsel; Alle andren: V: Multi, vs. 4; kans: levenskans, levensrichting.
voetnoot20
Versta: wiens werken altijd aan zijn bedoeling beantwoorden.
voetnoot21-22
schuw Van ramp: bang voor onheil.
voetnoot24
eer hy zyn aenzicht wende: dit invoegsel moet beteekenen: eer de mensch zich van God afwendde.
voetnoot32
raeden: raadsbesluiten.
voetnoot31-33
V: cogitationibus tuis non est qui similis sit tibi, vs. 6; de diepe put is van den Hollander Vondel.
voetnoot35
nl. der geschapen dingen
voetnoot34-36
toevoegsel, maar misschien uitgelokt door de opmerking van Bellarminus, dat St. Hieronymus voor de laatst aangehaalde Vulgaat-woorden naar 't Hebr. vertaalde: Non invenis ordinem coram te, vgl. orden van vs. 34.
voetnoot38
opgeslagen: nagelezen, overwogen, nl. in de geschriften der Profeten en in de natuur.
voetnoot40
teffens: allemaal.
voetnoot44-45
offerhande-offer van ons hant: voor Vondel is dit tautologie, vgl. Bespiegelingen, IV, 957-58 en noot op Altgeh. I. 3.
voetnoot46
Merkwaardig afwijkende vertaling van Vulg.: aures perfecisti mihi, vs. 7, waardoor Vondel de Christologische beteekenis van dit psalmdeel, zooals Bellarminus het uitlegt, verwaarloost.
voetnoot48
om beschreien: oude vorm voor: om te beschreien.
voetnoot49-51
V: Tunc dixi: ecce venio, vs. 8, door Vondel op Christus betrokken blijkens zijn bijvoeging en schenck mijn leven enz. Bellarminus: per oblationem corporis tui ad passionem et mortem.
voetnoot52
in 't boeck: V: in capite libri, vs. 8.
voetnoot53
Hier gaat Vondel weer op zichzelf over.
voetnoot63
hartekenner: vgl. Maria Stuart, vs. 1262, elders: hartdoorgronder, Harpz. XLI, 18.
voetnoot69-73
toevoegsel.
voetnoot76
V: a concilio multo, vs. 11; dit is, zegt Bellarminus, a multitudine populorum; uit zorgen: uit vrees.
voetnoot75-77
bermhartigheit-heerlijckheit: weer een onzuiver rijm.
voetnoot80
Gebreecken: ontbreken.
voetnoot85
't onrechtvaerdighdom: de onrechtvaardigen.
voetnoot88
teffens praemen: tegelijk drukken.
voetnoot89
misschien: toevoegsel.
voetnoot98
al: allen.
voetnoot102
V: qui dicunt mihi: euge, euge, vs. 16; in Harpz. XXXIV, 118 vertaalde Vondel euge, euge met hey; stoffen en braveeren, vgl. Harpz. XXXVII, 37.
voetnoot109-110
Bank van Leening?.
voetnoot110
getroostme: vertroost mij met de gedachte.
voetnoot115
Verzuim: toef.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius