Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De XLIIII. Harpzang.Ga naar voetnoot*

Eructavit cor meum.

 
Een heilzaem Woort, waer van het hart ging zwanger,
 
Berst uit mijn' mont. de geest kan nu niet langer
 
Geduuren, of een lofzang moet'er uit.Ga naar voetnoot3
 
Ick wy den Vorst mijn wercken, en geluit.Ga naar voetnoot1-4
 
 
5[regelnummer]
Mijn tong zal my een goude pen verstrecken,Ga naar voetnoot5
 
Die hare kunst ontvouwt met luchte trecken.Ga naar voetnoot6
 
O Vorst, gy spant by onze jeught de kroonGa naar voetnoot7
 
Der schoonheit: want geen mensch was oit zoo schoon.Ga naar voetnoot8
[pagina 334]
[p. 334]
 
Een dauw van gunst besproeit de roode tippen
10[regelnummer]
En roozen van uwe aengenaeme lippen:Ga naar voetnoot9-10
 
Want Godt om hoogh, in 't eeuwigh raetsbesluit,
 
Goot over u zijn' schoot vol zegens uit.Ga naar voetnoot11-12
 
 
 
O dappre Vorst, nu wapen u ten strijde,
 
En gort het zwaert zeeghaftigh op uw zijde.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Treck op, vaer voort, verwin, behou het velt,Ga naar voetnoot15
 
En triomfeer in 't Rijck, o braefste Helt.
 
 
 
Uw rechte hant verdadight u te krachtigh,Ga naar voetnoot17
 
Dewijlge zijt in woort en daet waerachtigh,
 
Rechtvaerdigh en genadigh van gemoedt,
20[regelnummer]
By ieder, die uw Hoogheit valt te voet.Ga naar voetnoot20
 
 
 
Uw scherp geweer en pijlen zullen treffenGa naar voetnoot21
 
De harten, die zich boven u verheffen.
 
Gy zultze, die den Koning wederstaen,
 
Te plettre treên, en uit den velde slaen.Ga naar voetnoot24
 
 
25[regelnummer]
O Godt, uw stoel, bepaelt door tijt noch uuren,Ga naar voetnoot25
 
Kan d'eeuwigheit der eeuwen zelf verduuren.Ga naar voetnoot26
 
De scepter van uw onverwinbaer Rijck
 
Een scepter is van recht en van gelijck:Ga naar voetnoot28
 
 
 
Want billijckheit is al uw lust en leven.
30[regelnummer]
Gy hebt gestoort het onrecht uitgedreven;Ga naar voetnoot30
 
Dies Godt, uw Godt, met olie u begoot,
 
En vreughdezalf, meer dan uw' lotgenoot.Ga naar voetnoot32
 
 
 
Uw feestgewaet verquickt uwe onderdaenenGa naar voetnoot33
 
Door aloë, gemengt met mirretraenen,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
En kassigeur; zoo dra, zoo menighmaelGa naar voetnoot35
 
Gy hun verschijnt uit uwe yvoore zael.Ga naar voetnoot36
[pagina 335]
[p. 335]
 
Het konincklijck en jeughdigh vrouwetimmerGa naar voetnoot37
 
Verveelt die reuck van uwe kleedren nimmer:
 
Die Schoonheit rent met een gemeene zucht,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
En loopt om prijs u na in zulck een lucht.Ga naar voetnoot37-40Ga naar voetnoot40
 
 
 
De Koningin in purper en scharlaken,
 
Die stijf van gout en rijck borduursel kraeckenGa naar voetnoot41-42
 
En steenen, gaet aen uwe hooge hant,Ga naar voetnoot43
 
Gelijckze staet in 's Bruigoms hart geplant:Ga naar voetnoot44
 
 
45[regelnummer]
O Dochter, hoor, zie om, en neigh uwe ooren,
 
Om naer uw lief en zijnen raet te hooren:Ga naar voetnoot46
 
Vergeet uw volck, en zet uit zuivre min
 
Uw vaders hof en stam uit uwen zin.
 
 
 
Dat zal den Vorst ontsteecken met verlangen,
50[regelnummer]
Om in zijn hart zoo schoone een bruit t'ontfangen:
 
Want hy is toch uw Heer en Godt alleen,
 
Die overal zal werden aengebeên.
 
 
 
De Jofferschap van Tirus, en de Grooten,
 
En maghtighsten van hoven en van slotenGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
Verlangen om uw aenschijn eens te zien,
 
En u schenckaedje en gaven aen te biên.
 
 
 
O Koningskint, hoe moedigh men zou boogenGa naar voetnoot57
 
Op zooveel schoons van aenschijn en van oogen,
 
Op gout, gesteent, borduursel, en gewaet;
60[regelnummer]
't Inwendigh dooft al 't uiterlijck cieraet.Ga naar voetnoot60
 
 
 
Nu gaetze, en wort gebroght naer zijn palaizen:Ga naar voetnoot61
 
Haer volgt een sleip van Maegden onder 't reizen;Ga naar voetnoot62
 
Geen slechte sleip, maer van het naeste bloet,Ga naar voetnoot63
 
Op datze zoo 't gezalfde Hooft gemoet'.Ga naar voetnoot64
[pagina 336]
[p. 336]
65[regelnummer]
Men leitze blijde en juichende op den drempel,Ga naar voetnoot65
 
Geleitze braef, ter stede in, naer den tempel.
 
Haer afkomst volght op 't vaderlijcke spoor.Ga naar voetnoot67
 
Zy voertze op stoel de wijde weerelt door.Ga naar voetnoot68
 
 
 
Haere afkomst zal, o Heer, uw' naem verbreiden,
70[regelnummer]
Van stam tot stam: de tongen zullen weiden
 
In 's Hooghsten lof met ongelijck geluit,Ga naar voetnoot71
 
In eenen zin, alle eeuwen in en uit.Ga naar voetnoot72

voetnoot*
Ps. 44.
voetnoot3
Geduuren: zich inhouden.
voetnoot1-4
V: Eructavit cor meum verbum bonum; dico ego opera mea regi, vs. 1. Bellaminus omschrijft: sermo salutaris (heilzaem) erumpit (berst uit).
voetnoot5
goude: toevoegsel.
voetnoot6
met luchte trecken: met luchtige, sierlijke halen, V: velociter, vs. 2.
voetnoot7
O Vorst: toevoegsel; onze jeught: V: filiis hominum, vs. 3.
voetnoot8
want enz: Bellarminus: Vere Christus supra homines formosus est.
voetnoot9-10
V: Diffusa est gratia in labiis tuis, vs. 3.
voetnoot11-12
V: propterea (door Bellarminus ook als quia verklaard) benedixit te Deus in aeternum.
voetnoot14
zeeghaftigh: zegevierend.
voetnoot15
Specie tua et pulchritudine tua van de Vulg. vs. 5 is niet vertaald, of 't moet zitten in o braefste Helt.
voetnoot17
verdadight: V: deducet, vs. 5, Bellarminus verklaart: nl. dextera tua vincens et sternens hostes; te: zeer.
voetnoot20
toevoegsel.
voetnoot21
geweer: wapen; de Vulg. spreekt alleen van sigittae: pijlen.
voetnoot24
Te plettre treên: verpletteren.
voetnoot25
stoel: zetel, koningschap.
voetnoot26
Versta: wordt door geen duur van eeuwen bepaald.
voetnoot28
gelijck: rechtvaardigheid, aequitas.
voetnoot30
gestoort: verstoord.
voetnoot32
meer dan uw' lotgenoot: V: prae consortibus tuis, vs. 8, zij die lot en deel hebben aan Gods glorie, de engelen en de zaligen, boven wie Chrlstus bevoorrecht blijft.
voetnoot33
verquickt uwe onderdaenen: toevoegsel.
voetnoot34
aloë: V: gutta, vs. 9; mirretraenen: V: myrrha; Buchanan heeft: myrrhae lacrymae.
voetnoot35
kassigeur: V: casia; Buchanan: casiae odores; in Virgilius' Lantgedichten heeft Vondel groene kassie (Dl. VI, bl. 310, r. 44); kassie is wilde kaneel, lavendel.
voetnoot36
uit uw yvoore zael: V: a domibus eburneis, vs. 9.
voetnoot37
vrouwetimmer: als verzamelwoord voor de vrouwen, vgl. Noah, vs. 710 naast joffrentimmer, ib. vs. 507.
voetnoot39
Die Schoonheit: die schoonheden, de jonge vrouwen; gemeene zucht: algemeen verlangen.
voetnoot37-40
V: Filiae regum in honore tuo, vs. 10.
voetnoot40
lucht: geur.
voetnoot41-42
V: regina in vestitu deaurato.
voetnoot43
gaet, V: astitit, dit staet heeft Vondel naar 't volgend vs. gebracht; hooge hant: voornaamste, dus rechterhand, V: a dextris tuis.
voetnoot44
toevoegsel.
voetnoot46
toevoegsel.
voetnoot54
sloten: burchten.
voetnoot57
hoe moedigh enz. en 58 toevoegsel; boogen: groot gaan.
voetnoot60
V: omnis gloria ab intus, vs. 14.
voetnoot61
Vondel voegt deze voorstelling in als voltooiing en vervulling van de gedachte in 47-48, hetgeen door post eam van de Vulg. vs. 15 gerechtvaardigd wordt.
voetnoot62
sleip: sleep, gevolg; Maegden: om de regellengte; anders Maeghden.
voetnoot63
slechte sleip: gewoon of eenvoudig gevolg.
voetnoot64
't gezalfde Hooft: Christus, die volgens Bellarminus in dezen messiaanschen psalm bedoeld wordt; deze regel is echter door Vondel ingevoegd.
voetnoot65
leitze: leidt haar, nl. de Dochter, het Koningskint van 45 en 56, maar ook hier heeft de Vulg. het mvd. afferentur, vs. 16.
voetnoot67
V: Pro patribus tuis nati sunt tibi filii, vs. 17; afkomst: nakomelingschap.
voetnoot68
voertze op stoel: verheft en verheerlijkt ze; V: constitues eos principes.
voetnoot71
ongelijck geluit: in allerlei talen.
voetnoot72
in eenen zin: lees: in éénen zin, eens van zin.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius