Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De LXXII. Harpzang.Ga naar voetnoot*

Quam bonus Israël Deus.

 
Hoe goedertieren en genadigh
 
Bejegent Jakobs Godt in smert
 
Het zuiver en besneden hartGa naar voetnoot3
 
Van zijn besneên gestadigh!Ga naar voetnoot4
 
 
5[regelnummer]
Te zorghlijck slipperden mijn tredenGa naar voetnoot5
 
Bykans op 't gladde, daer ick tradt,
 
En gle bykans van 't rechte padt,Ga naar voetnoot7
 
In mijn gemoedt bestreden:Ga naar voetnoot8
 
 
 
Want qualijck kon ick dit gedoogen
10[regelnummer]
Dat Godt den boosen vrede gont,Ga naar voetnoot10
 
't Geluck van zelf hun in den mont
 
En tegen komt gevloogen.Ga naar voetnoot11-12
 
 
 
Zy schijnen op geen doot te passen,Ga naar voetnoot13
 
En leven lang. ontmoet hun iet,
15[regelnummer]
Hun leedt is slechts een kort verdriet:
 
Zy schijnen 't leedt ontwassen.Ga naar voetnoot16
 
 
 
Zy worstlen met geen zwaericheden,
 
Gelijck rechtvaerdigen om laegh,
 
Gevoelen niet de roede en plaegh,
20[regelnummer]
Die 's vroomen rugh doorsneden.Ga naar voetnoot20
[pagina 406]
[p. 406]
 
Dus ziet men hen het hooft opsteecken,
 
Met onrechtvaerdigheit bekleet,
 
En godeloosheit, die niet weet
 
Dat Godt het quaet zal wreecken.Ga naar voetnoot23-24
 
 
25[regelnummer]
Men ziet by 't onrecht hen gedyen,
 
Gezont, en vet, en heel gerust.
 
Zy volgen wat hun harte lust.
 
En weeten van geen stryen.
 
 
 
Zy spreecken stout al watze dencken,
30[regelnummer]
En zien noch Godt noch menschen aen,
 
Ontzien door lastren, daerze staen,
 
Geensins Godts eer te krencken.Ga naar voetnoot31-32
 
 
 
Zy spalcken hunnen mont wijt open,
 
Verlastren Godt om hoogh, helaes.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Hun tonge scheltze hier voor dwaes
 
Die op de Godtheit hoopen.Ga naar voetnoot35-36
 
 
 
Mijn volck zal hierom zich bekeeren,
 
En zien den uitgang en het slotGa naar voetnoot38
 
Van 't leven, dat, vervreemt van Godt,
40[regelnummer]
Dus rolt naer hun begeeren.Ga naar voetnoot37-40Ga naar voetnoot40
 
 
 
Zy spraecken: hoe wort boven kennisGa naar voetnoot41
 
By Godt genomen van ons werck?
 
Is Godts gedachtenis zoo sterck?Ga naar voetnoot43
 
O reuckelooze schennis!Ga naar voetnoot44
 
 
45[regelnummer]
d'Ontruste sprack: ay sla uwe oogenGa naar voetnoot45
 
Op hem, en zie hoe schoon hy bloeit,
 
Hoe 's booswichts huis dus overvloeit
 
Van rijckdom, en vermogen.
[pagina 407]
[p. 407]
 
Toen sloot hy: 'k heb dan zonder redenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Mijn hart gezuivert, en mijn hant
 
Gewasschen, in onnooslen stant,Ga naar voetnoot51
 
Van smetten hier beneden.
 
 
 
Ick wert den ganschen dagh gesmeeten,Ga naar voetnoot53
 
Gegeesselt. mijn verdriet begon
55[regelnummer]
Des morgens, en de westerzon
 
Zagh d'oogen uitgekreeten.Ga naar voetnoot55-56
 
 
 
En sprack ick: Godt heeft zich vergreepen
 
In d'orden, die, om hoogh gestelt,
 
De boozen zegent, vroomen quelt,
60[regelnummer]
En plaeght, van druck beneepen:
 
 
 
Zoo zoude ick Godts geslacht verdoemen,
 
En eige kinders hier beneên,
 
Die doorgaens hunne strijt volstreên.
 
'K zou Godt onbillijck noemen.Ga naar voetnoot57-64
 
 
65[regelnummer]
Om Godts geheimraet te grondeerenGa naar voetnoot65
 
Bevont ick, alvoorziende Godt,
 
Mijn brein te zwack, en stont voor 't slot,Ga naar voetnoot67
 
En ruste op uw begeeren:Ga naar voetnoot68
 
 
 
Tot dat ick in uw heilighdommen
70[regelnummer]
Godtvruchtigh hoorde een slot van 't pleit,
 
En hoe elcks uitgang boven leit,
 
Daer d'Englen voor verstommen.Ga naar voetnoot69-72Ga naar voetnoot72
 
 
 
'k Vernam hoe gladt de rijcken stonden,
 
Hoe gy verhieft de stoute ziel,
75[regelnummer]
Op datze zoo veel laeger viel
 
Door al haer snoode vonden.Ga naar voetnoot73-76
[pagina 408]
[p. 408]
 
Hoe schichtigh zijnze neêrgevallen,
 
Met hunnen ongerechten schat,Ga naar voetnoot57-78
 
In asch begraven, als een stadt
80[regelnummer]
Gestort met poorte, en wallen!Ga naar voetnoot78-80
 
 
 
Gelijck een droom voor 's wackren oogen
 
Verdwijnt, zult gy hun beelt oock meGa naar voetnoot82
 
Vernietigen in 's hemels steGa naar voetnoot83
 
Door 't onbepaelt vermogen.Ga naar voetnoot84
 
 
85[regelnummer]
Mijn hart ontstack in 't overmeeten
 
Van uw beleit: mijn ingewant
 
Verging. 'k beken mijn onverstant,
 
En niets hier van te weeten.Ga naar voetnoot85-88
 
 
 
Ick nam uw juck op, neêrgebogen
90[regelnummer]
Gelijck het domme en stomme vee.
 
En liet my leiden heel gedwee
 
Door uwe maght bewogen.Ga naar voetnoot89-92
 
 
 
Gy hieltme by den toom van reden,
 
En leide my naer uwen eisch,
95[regelnummer]
Gewellekomt in uw paleis,
 
En hof, vol heerlijckheden.Ga naar voetnoot93-96
 
 
 
Wat staet my boven Godt te wenschen,
 
En 's hemels glori, rijck van schat?
 
Wat kan my d'aerde geven? wat
100[regelnummer]
Zijn naeckte en arme menschen?
 
 
 
Mijn leden en mijn hart bezwijcken
 
In 't overweegen van dit goet,
 
O Godt, mijn hart, mijn erf, mijn gloet,
 
En lot, als d'eeuwen wijcken!Ga naar voetnoot103-04
[pagina 409]
[p. 409]
105[regelnummer]
Want wie zich blint van u verwijder,
 
Vergaet. wie 't hart aen boelen hangt,
 
En afgoôn, straf van Godt ontfangt,
 
Ten spiegel van een yder.Ga naar voetnoot108
 
 
 
My is niet nutter dan verbondenGa naar voetnoot109
110[regelnummer]
Aen Godt te blijven dagh en nacht,
 
Mijn hoop te bouwen op zijn maght,Ga naar voetnoot111
 
Noit kranck noch zwack bevonden:
 
 
 
Om al Godts wercken uit te breiden,
 
En rijck t'ontvouwen met mijn stem
115[regelnummer]
Op Sion in Jerusalem,Ga naar voetnoot115
 
Noit van zijn' lof gescheiden.

voetnoot*
Ps. 72.
voetnoot3
besneden: door tucht beheerschte.
voetnoot4
besneên: besnedenen, Joden.
voetnoot5
slipperden: slibberden of slipten.
voetnoot7
gle: gleed.
voetnoot8
toevoegsel.
voetnoot10
gont: gunt.
voetnoot11-12
toevoegsel; B: iniquos quos vidit prosperitate ac pace gaudere quam non merentur.
voetnoot13
passen: letten; ze zijn zonder zorg voor hun dood.
voetnoot16
toevoegsel.
voetnoot20
doorsneden: doorstriemden.
voetnoot23-24
die niet weet enz.: toevoegsel.
voetnoot31-32
V: iniquitatem in excelso locuti sunt, vs. 8; lastren: schandelijke taal; daerze staen: overal waar ze zijn.
voetnoot34
Verlastren: lasteren.
voetnoot35-36
V: lingua eorum transivit in terra, vs. 9; B: detrahens cultoribus Dei, quasi vana sit spes eorum; scheltze: scheldt diegenen.
voetnoot38
zien: letten op.
voetnoot37-40
V: Ideo convertetur populus meus hic, et dies pleni invenientur in eis, vs. 10; B verklaart, dat het brave volk zich tot de overweging zal wenden (zich bekeeren) van den langdurigen voorspoed der boozen.
voetnoot40
Versta: zich zoozeer volgens hun begeerten voltrekt.
voetnoot41
boven: daarboven, in den Hemel.
voetnoot43
gedachtenis: verstandelijke waarneming; V: scientia, vs. 11.
voetnoot44
toevoegsel; reuckelooze: roekelooze.
voetnoot45
't Ontruste: de zwakkeling; B: loquitur in persona infirmorum.
voetnoot49
Toen sloot hy: toen, den voorspoed den boozen ziende en meenend dat God onze daden niet kent, concludeerde hij; Vondels 3de persoon maakt weinig verschil met V: Et dixi, vs. 13.
voetnoot51
in onnooslen stant: onder de schuldeloozen; V: inter innocentes, vs. 13.
voetnoot53
gesmeeten: geslagen.
voetnoot55-56
en de westerzon enz. de avond, toevoegsel.
voetnoot57-64
V: Si dicebam: Narrabo sic: ecce nationem filiorum tuorum reprobavi; vs. 15 expliceert B zoo: Si dicebam apud me, pergam narrare prosperitates impiorum quasi injustas et hanc injustitiam in Deum referre ... hoc ipso reprobravi et damnavi omnes filios Dei.
voetnoot65
geheimraet: geheime raadsbesluiten; grondeeren: doorgronden.
voetnoot67
't slot: het voor mij geslotene.
voetnoot68
ruste: berustte.
voetnoot69-72
V: Donec intrem in sanctuarium Dei, et intelligam in novissimis eorum, vs. 17; B: Donec per orationem lumen obtinerem (Godtvruchtigh hoorde) ... et intelligam solutionem quaestionis (een slot van 't pleit) in novissimis eorum (elcks uitgang) considerando Deum habere providentiam.
voetnoot72
toevoegsel.
voetnoot73-76
V: Verumtamen propter dolos posuisti eis, dejecisti eos dum allevarentur, vs. 18, waarbij B naar S. Hieronymus: Dum injustis dedisti magnas divitias, posuisti eos (gij verhieft) in loco ubi facile labi possent in interitum (op dat ze zoo veel lager viel) et quia non sciverunt in lubrico (gladt) caute ambulare enz.
voetnoot57-78
Godt heeft zich vergreepen In d'orden, die, om hoogh gestelt: Versta: God heeft verkeerd gedaan door omhoog een orde, een regeling vast te stellen, die.
voetnoot78-80
B: instar civitatis desolatae, ubi praeter ruinas nihil cernitur.
voetnoot82
me: mede.
voetnoot83
in 's hemels ste: de hemelsche stede, stad; V: in civitate tua, vs. 20.
voetnoot84
onbepaelt: onbeperkt.
voetnoot85-88
Vondel wijkt hier af van B's interpretatie dezer moeilijke V-vss: Quia inflammatum est cor meum et renes mei commutati sunt, Et ego ad nihilum redactus sum et nescivi, vs. 21-22, die volgens B Davids bekeering tot God aanduiden; overmeeten: overwegen.
voetnoot89-92
V: Ut jumentum factus sum apud te, et ego semper tecum, vs. 23; volgens B bedoelt de Psalmist, dat hij van Gods mysteries even weinig begrepen heeft als een jukdier, maar dat hij niettemin God trouw wil blijven.
voetnoot93-96
V: Tenuisti manum dexteram meam, et in voluntate tua deduxisti me et cum gloria suscepisti me, vs. 24, de laatste woorden licht B toe met in civitatem tuam (uw paleis, En hof).
voetnoot103-04
V: pars mea Deus in aeternum, vs. 26.
voetnoot108
toevoegsel; yder: werd in Vondels tijd ook met ij-klank uitgesproken.
voetnoot109
niet: niets.
voetnoot111
toevoegsel.
voetnoot115
V: in portis filiae Sion, vs. 28.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius