Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 446]
[p. 446]

De LXXXVIII. Harpzang.Ga naar voetnoot*

Misericordias Domini.

 
Ick stelle, o Godt, op uw bermhartigheden,
 
Die eeuwigh uit u straelen naer beneden,
 
Mijn zanggezinde en opgespanne keel.
 
De waerheit van uw trouwe, oprecht en eêl
5[regelnummer]
In 't houden van 't beloofde heil te geven,Ga naar voetnoot4-5
 
Van stam tot stam, aen d' ouders, en hun neven,
 
Zal leven op mijn tong, en mijn gezang
 
Uw trouw bekleên met lof mijn leven lang:
 
Want gy hebt eens belooft aen uw' getrouwen,
10[regelnummer]
En spraeckt: ick zal in 't hof des hemels bouwen
 
Het vast gebouw van mijn bermhartigheit:Ga naar voetnoot10-11
 
Daer wort mijn trouw en waerheit, eerst voorzeit,
 
Bevestight om onendelijck te duuren
 
In mijn palais, en starrelichte muuren.
15[regelnummer]
Ick heb met mijn genooten een verbont
 
Geslooten, en by eede met mijn' mont
 
Aen David, Godts gezalfde, trouw gezworen,
 
Belooft zijn zaet, ter heerschappy geboren,
 
Te zeegnen en hanthaven op den troon,
20[regelnummer]
Daer d' eeuwigheit zal duuren, als zijn kroon.
 
Ick wil dien stoel bevestigen met eere,
 
Van stam tot stam, dat hem geen onheil deere.
 
De hemel, hoogh gewelleft boven zwerck
 
En zon, bazuint, o Godt, uw wonderwerck.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
't Ontelbaer tal der Heilgen, van uw klaerheit
 
Om hoog verlicht, trompet uw trou, en waerheit,
 
Die 't wapen druckt op uw belofte, en woort:Ga naar voetnoot27
 
Want boven wort uw lof niet eens gestoort,Ga naar voetnoot28
 
Daer geen van al, die op de starren danssen,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Uw Majesteit gelijck is; geene transsen,
 
Vol Engelen, uw zoons, in 't hemelsch Rijck,
 
In heerlijckheit en eere u zijn gelijck.Ga naar voetnoot28-32
 
O Godt, die, wijt van onsen nacht, daer boven
 
Verheerlijckt zit in 't hof van alle hoven,
35[regelnummer]
Gy zijt zoo groot, en schricklijck, dat elck gruwt,Ga naar voetnoot35
[pagina 447]
[p. 447]
 
Die uwen stoel van licht rondom bestuwt.
 
O Overste der heirkracht in de streecken
 
Des hemels, Heer, wie wort by u geleecken?
 
Almaghtige, waervoor elck nederstort,
40[regelnummer]
Uw waerheit is de riem, die u omgort.Ga naar voetnoot40
 
Uw maght gebiet de zee, en diepe stroomen.
 
Zy kan den storm en 't yslijck onweêr toomen,
 
Wanneer de zee met een ontstelt gelaet
 
Al schuimende aen de lucht en starren slaet.Ga naar voetnoot41-44
45[regelnummer]
Uw maght verneêrt de trotsen, datze ploffen,Ga naar voetnoot45
 
Als een gewonde, in 't vlacke velt getroffen
 
Van 's vyants pijl. uw vyants drang en zwarmGa naar voetnoot47
 
Verstroitge, als stof, met uwen stercken arm:
 
Want hemel, aerde, en zee, en duin, en stranden,
50[regelnummer]
Al d' aerde, en watze omvat, op uwe handen
 
Gedraegen, u aenbidden, als hun stut.
 
Gy hebt de zee en noortwint, die haer schudt,
 
En ringeloort, gewrocht door uw vermogen.Ga naar voetnoot52-53
 
De hooge top van Hermon, opgetogen
55[regelnummer]
Tot aen de lucht, en Thabor, in het Oost,Ga naar voetnoot54-55
 
Aen 't juichen in uw' lof, zien op den troost
 
Van uwen arm en almaght, en getuigen
 
Dat alle maght voor uwe kracht moet buigen.
 
Ick wensche dat uw hant haer maght ontvouw',
60[regelnummer]
Uw rechte hant gelooft werde om haer trouw.Ga naar voetnoot60
 
Wanneerge gaet ten troone om, zonder voordeel
 
En gunst, 't geschil door uw rechtvaerdigh oordeel
 
Te scheiden, treên Rechtvaerdigheit en 't Recht
 
Vooruit, ter ste daer gy 't oneffen slecht.Ga naar voetnoot61-64
65[regelnummer]
Bermhartigheit en Waerheit u geleiden,
 
Als voorboôn, om partyen net te scheiden.Ga naar voetnoot66
 
Geluckigh is het volck, dat zich verheught
 
In zijnen Godt, met kennis van die vreught.Ga naar voetnoot67-68
 
Het volck, o Heer, zal blijde in alle paelen,
70[regelnummer]
In 't licht, dat van uw aenschijn neêr komt stralen,
[pagina 448]
[p. 448]
 
Oock wandelen met kennis van Godts wil,Ga naar voetnoot71
 
En huppelen van blyschap, nimmer stil,
 
Op uwen lof, ten hemel opgetoogen,
 
En draegen moedt op 't heilrecht, dat alle oogenGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
Zien blincken uit uw' troon, vol majesteit:
 
Want u alleen, en uwe heerlijckheit
 
Wort d' eere van 's volx maght en kracht gegeven,
 
's Volx werck uw gunste en wille toegeschreven,
 
En wat zy oit vermoghten, of voortaen
80[regelnummer]
In uwen naem tot 's hemels prijs bestaen:Ga naar voetnoot76-80
 
Want gy, o stam, van uw gewijde loten,Ga naar voetnoot81
 
Hebt Jakobs huis gewijt tot bondtgenooten;
 
Toen gy voorheen verscheent in een gezicht
 
Uw' heilige Profeeten, rijck van licht,Ga naar voetnoot81-84
85[regelnummer]
En spraeckt: ick hebbe een' herder uitgekozen,
 
Een' dappren helt, ten dwangk der godelozen,Ga naar voetnoot85-86Ga naar voetnoot86
 
Verheven tot een' Koning over 't Rijck.
 
'k Vondt David, mijn' getrouwen, 's vromen wijk,
 
En zalfde 't hooft van dezen godtverkooren
90[regelnummer]
Tot hooft des Rijcks met mijnen olihoren.Ga naar voetnoot88-90
 
'K zal zijnen staf hanthaven met mijn hant,
 
Met mijnen arm hem houden in dien stant.
 
Hy zal geensins voor zijnen vyant suffen,Ga naar voetnoot93
 
Noch 'shaters magt hem quetsen, noch verbluffen.Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
'K zal 's vyants heir verdelgen voor zijn lucht,Ga naar voetnoot95
 
De vloecken snel verstrojen op de vlught.Ga naar voetnoot96
 
Mijn Waerheit en Bermhartigheit zal volgen,
 
En op het spoor de vyanden verbolgen
 
Verjaegen; hy, gezegent in mijn' naem,
100[regelnummer]
Zijn' horen hoogh verheffen op die faem.
 
Zijn mogentheit zal zee en baren toomen,Ga naar voetnoot101
 
Zijn rechte hant regeeren meer, en stroomen.
 
Dan roept hy my voor zijnen vader aen,
 
En Godt, en hulp, hanthaver op de baen
[pagina 449]
[p. 449]
105[regelnummer]
Van heil en spoet. ick wil dien eerstgeboren,Ga naar voetnoot105
 
Ter heerschappy geschapen, en gekooren,
 
Verheffen boven al wat kroonen draeght,
 
Daer d' avont valt, en 't licht des morgens daeght
 
Uit 's aerdtrijx kimme. ick wil hem zonder endeGa naar voetnoot108-109
110[regelnummer]
Beschermen uit genade voor elende,
 
En veiligen, en houden hem 't verbont,Ga naar voetnoot111
 
Dat ick zoo dier bezwoer met mijnen mont.
 
Ick wil zijn zaet voor eeuwigh innewijden,
 
En zetten op den troon, van eeuw noch tijden
115[regelnummer]
Uit zijnen gront geschockt, en noit verzet:Ga naar voetnoot114-15Ga naar voetnoot115
 
Maer zoo 't gebeur' dat d' afkomst mijne wetGa naar voetnoot116
 
Den rugh biede, en zich zelf naer mijn behaegen
 
En Rechten niet oprecht en vroom wil draegen;Ga naar voetnoot118
 
Zoo zy mijn Recht ontheiligen, mijn woort
120[regelnummer]
En zuivre wet niet houden, als 't behoort,
 
Dan wil ick alle ontwijders van Godts regel
 
Bezoecken met mijn strenge roede, en vlegel,
 
Nochtans niet heel van mijn bermhartigheit
 
Versteecken, noch van 't goet hun toegezeit,
125[regelnummer]
Noch 't heilverbont, bezegelt met mijn lippen,
 
Ontheiligen in d' allerminste stippen.Ga naar voetnoot126
 
'K heb heiligh dus gezwooren, eens voor al,
 
Daer David my niet valsch in vinden zal:
 
Zijne afkomst zal eeuw in eeuw uit regeeren,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Zijn vaste stoel geen' glans noch licht ontbeeren:
 
Gelijck de zon voor 't hemelsch aengezicht,
 
De volle maen met haer volwassen licht
 
Geduurigh schijnt: gelijck de regenboogen,
 
Geschildert aen den hemel voor elx oogen,
135[regelnummer]
't Aelout verbont met Noah, mijnen knecht,
 
Na 'et ondergaen der weerelt opgerecht,Ga naar voetnoot136
 
Getuigen, door geene eeuwen afgesleeten.Ga naar voetnoot133-137
 
Maer hoe? gy hebt uw erfdeel neêrgesmeeten,Ga naar voetnoot138
 
Verworpen, en versteecken van Godts troost,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
En uw' gezalfde in ballingschap naer 't OostGa naar voetnoot140
[pagina 450]
[p. 450]
 
Van hier gevoert, uw' jongsten wil gebroken,
 
Uw' knecht onterft van 't erfgoet, hem besproken,
 
Het heilighdom der kroone straf ontwijdt,Ga naar voetnoot143
 
Den tuinmuur van uw' wijnbergh, lang benijt,Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Gesloopt, verdelght, waerom alle oogenblicken
 
Elk siddren moet, daer niemant plagh te schricken.Ga naar voetnoot146
 
De wijnbergh leght nu open, sonder wijn,
 
Den doortoght van den haet en FilistijnGa naar voetnoot147-148
 
Ten roove en buit, ten schimp der nagebuuren.
150[regelnummer]
De vyant stoft op d' afgebroke muuren.
 
De lastermont braveert ons op het puin.Ga naar voetnoot150-151
 
De noothulp van ons zwaert dien vruchtbren tuin
 
Niet meer beschut. gy hebt dien tuin versteecken
 
Van uwe hulp, toen 't leger in quam breecken.
155[regelnummer]
Gy hebt al 't Rijck en Rijxcieraet onteert,Ga naar voetnoot155
 
Den stoel des Rijcks ter aerde in 't stof verneêrt.
 
Gy kort den tijt van 't eeuwigh Rijck de veêren,Ga naar voetnoot157
 
En Davids bloet, in ste van triomfeeren,Ga naar voetnoot158
 
Staet schaemroot en verlegen om dees straf.
160[regelnummer]
Hoe lang, o Heer, keert gy uw aenschijn af
 
Van Godts geslacht, verbittert zonder ende?
 
En is uw toorne, als vier, in onze elende
 
Ontsteecken, niet te blusschen? ick beken
 
Mijn brosheit. Heer, gy weet wat stof ick ben.Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Hoe ydel en hoe kort is 's menschen levenGa naar voetnoot165
 
Een' oogenblick, een hant breet tijts gegeven!
 
Wie leeft op d' aerde, en kan den doot ontgaen?
 
Wie zijne ziel van 's afgronts klaeu ontslaen?
 
Waer is, o Heer, uwe oude trouw, te vorenGa naar voetnoot169
170[regelnummer]
By eede 't zaet van David toegezworen?
 
Gedenck, o Godt, aen uwer knechten smert,
 
En smaet, en wat al vloecken ick in 't hart
[pagina 451]
[p. 451]
 
Verkroppen moet, nu al het volck, verbastertGa naar voetnoot173
 
Van uwen dienst en kroon, uw' naem verlastert,
175[regelnummer]
Ons dagh op dagh in 't aenschijn spuwt, en bijt,
 
Den val van uw' gezalfden ons verwijt.
 
Gelooft zy Godt, den hooghsten, t'allen dagen.
 
Het ga zoo't wil: zijn wil zal ons behaegen.Ga naar voetnoot178
voetnoot*
Ps. 88.
voetnoot4-5
De waerheit van Uw trouwe enz.: V: veritatem tuam, vs. 2; B: id est fidelitatem in servandis promissis.
voetnoot10-11
bouwen Het vast gebouw: V: aedificabitur, vs. 3; B: aedificium immobile.
voetnoot24
bazuint en trompet (26): deze gehoorbeelden zijn van Vondel.
voetnoot27
wapen: zegel.
voetnoot28
niet eens: nooit.
voetnoot29
al, die op de starren danssen: de engelen.
voetnoot28-32
V: Quoniam quis in nubibus aequabitur Domino, similis erit Deo in filiis Dei, vs. 7.
voetnoot35
schricklyck, dat elck gruwt: V: alleen terribilis; gruwt: vreest.
voetnoot40
V: veritas tua in circuitu tuo, vs. 9; B: quoniam est veluti cingulum Dei, met een beroep op Is. XI, 5.
voetnoot41-44
V: motuum fluctuum ejus (maris) tu mitigas, vs. 10, door B uitgewerkt: mare siquidem horrendum in modum aliquando turbatur et fremit, et fluctus suos usque ad coelum extollere videtur.
voetnoot45
ploffen: neerploffen.
voetnoot47
van 's vijants pijl: toevoegsel.
voetnoot52-53
die haer schudt, En ringeloort: toevoegsel.
voetnoot54-55
V: Thabor et Hermon, vs. 13; volgens B doelt de Psalmist met Aquilonem van vs. 13 (noortwint, 52) op het Noorden, met Hermon op 't Westen en met Thabor op 't Oosten: Vondel neemt alleen de laatste bijzonderheid over.
voetnoot60
gelooft: geprezen.
voetnoot61-64
V: Justitia et judicium praeparatio sedis tuae, vs. 15.
voetnoot66
partyen: beide partijen van 't geding; net: zuiver.
voetnoot67-68
V: Beatus populus qui scit jubilationem, vs. 16.; B: id est, qui scit per notitiam et experientiam (met kennis) has laudes Dei.
voetnoot71
met kennis van Godts wil: B: per notitiam voluntatis Dei.
voetnoot74
draegen moedt op 't heilrecht: V: in beneplacito tuo exaltabitur cornu nostrum, vs. 18; B: id est, robusti et fortes erimus; heilrecht: recht en vooruitzicht op heil.
voetnoot76-80
zeer vrij voor V: quia Domini est assumptio nostra, vs. 19.
voetnoot81
o stam, van uw gewijde loten: God.
voetnoot81-84
weer zeer vrij naar V: et sancti Israël regis nostri, vs. 19; Vondel steunt in zoover op B, dat deze eraan herinnert, hoe God door de heilige Profeeten de Heilige van Israël werd genoemd en Hij het Joodsche volk (Jakobs huis) heeft aangenomen.
voetnoot85-86
ick hebbe een' herder uitgekozen, enz.: V: Posui adjutorium in potente, vs. 20.
voetnoot86
ten dwangk der godelozen: B zegt: tot bescherming tegen de vijanden.
voetnoot88-90
V: Inveni David servum meum, oleo sancto meo unxi eum, vs 21.
voetnoot93
suffen: machteloos vreezen.
voetnoot94
verbluffen: doen vreezen.
voetnoot95
voor zijn lucht: V: a facie ipsius, vs. 24; wellicht betekent dit: als ze hem maar ruiken.
voetnoot96
vloecken: vloekwaardigen.
voetnoot101
V: Ponam in mari manum ejus, vs. 25; B: id est, dabo potestatem (mogentheit: macht) in ipso mari.
voetnoot105
spoet: voorspoed.
voetnoot108-109
toevoegsel.
voetnoot111
hem is datief.
voetnoot114-15
V: et thronum ejus sicut dies coeli, vs. 30.
voetnoot115
Uit zijnen gront: van zijn voetstuk.
voetnoot116
d'afkomst: de nakomelingen, V: filii ejus, vs. 31.
voetnoot118
draegen: gedragen.
voetnoot126
Ontheiligen: schenden; V: profanabo, vs. 35; in d'allerminste stippen: in het minste.
voetnoot129
afkomst: nakomelingschap.
voetnoot136
'et ondergaen der weerelt: Vondels laatste drama heet: Noah, of ondergang der eerste weerelt (1667).
voetnoot133-137
gelijck de regenboogen: V: et testis in caelo fidelis, vs. 38, door B verklaard van den regenboog, die als een trouwe getuige door God gegeven is, dat er nooit meer een zondvloed zou zijn.
voetnoot138
gy: dit is tot God gezegd; neergesmeeten: terneer geworpen, verstooten, V: repulisti, vs. 39.
voetnoot139
versteecken: verstoken.
voetnoot140
Dit moet de vertaling zijn van V: distulisti Christum tuum, vs. 39, maar 't is onherkenbaar.
voetnoot143
straf: streng.
voetnoot144
Den tuinmuur van uw' wijnbergh: V: sepes ejus, vs. 41, waarbij B spreekt van een vinea.
voetnoot146
V: posuisti firmamentum ejus formidinem, vs. 41; B verklaart: door het terugtrekken van zijn bescherming heeft God het sterke Jeruzalem tot een plaats van vrees gemaakt.
voetnoot147-148
V: Diripuerunt eum omnes transeuntes viam, vs. 42, wat B verklaart, door opnieuw de gehavende stad met een wijnbergh te vergelijken, waar de vijanden (hostes) vrij doorheen kunnen trekken; van hostes maakt Vondel haet en Filistijn: de Filistijnsche haters; den doortoght: is datief; den doortrekkenden nl. ten roove en buit (149).
voetnoot150-151
V: Exaltasti dexteram deprimentium eum, vs. 43, waarbij B verklaart dat exaltare grootspreken (magnificare) beteekent, vreugde nl. bij de vijanden over een zoo makkelijke victorie.
voetnoot155
V: Destruxisti eum ab emundatione, vs. 45 en B zegt, dat deze zeer duistere woorden schijnen te doelen op de ontluistering van het koninklijk machtsvertoon, dat zoo schitterend was.
voetnoot157
Deze fraaie beeldspraak is van Vondel; V: Minorasti dies temporis ejus, vs. 46.
voetnoot158
in ste: in stede, in plaats.
voetnoot164
brosheit: broosheid.
voetnoot165
's menschen leven: aan 's menschen leven.
voetnoot169
uwe oude trouw: V: misericordiae tuae, vs. 50, B: id est, promissiones ex misericordia factae.
voetnoot173
al het volck enz.: hiermee zijn de vijanden bedoeld, V: inimici tui, vs. 52.
voetnoot178
V: fiat, fiat, vs. 53.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius