Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De XCI. Harpzang.Ga naar voetnoot*

Bonum est confiteri Domino.

 
O hooghste Majesteit,
 
Het voeght ons u met zangen
 
En harpe en snaer t' ontfangen:
 
Uw goedertierenheit,
5[regelnummer]
Met 's morgens eerste klaerheit,
 
Te zetten in haer kracht,
 
En van uw trouwe en waerheit
 
Te zingen over nacht.
 
 
 
Het voeght ons nu de keel
10[regelnummer]
Te stellen op tien snaeren;Ga naar voetnoot10
 
De keel en zangk te paeren
 
Met cijterspel, en veêl:Ga naar voetnoot12
 
Want uwe schepselingenGa naar voetnoot13
 
Verquicken 't hart, noit moe.
15[regelnummer]
Ick juich nu onder 't zingen
 
U om uw handwerck toe.Ga naar voetnoot16
[pagina 456]
[p. 456]
 
Hoe zijn uw wercken, Heer,
 
Zoo heerlijck onder 't zingen!Ga naar voetnoot18
 
En uw bespiegelingen,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Wat zijnze een grondloos meer!Ga naar voetnoot20
 
Wat brein kan die grondeeren!Ga naar voetnoot21
 
Geen dwaze polst dien gront.
 
Geen dwaze kon oit leeren
 
Hoe zulck een werck bestont.
 
 
25[regelnummer]
Wy kunnen spa bevroên
 
Dat snoodaerts heerlijck bloejen,
 
Gelijck men 't gras ziet groejen,
 
In beemden, frisch en groen.
 
Met ziet de booze opluicken,
30[regelnummer]
Die slimme gangen gaen,Ga naar voetnoot30
 
En zoet van bloessem ruicken,
 
En trots en heerlijck staen:Ga naar voetnoot25-32
 
 
 
Wat baet hun dit, o Heer?
 
Hoe hoogh en fors zy brallen:
35[regelnummer]
Zy klimmen om te vallen,
 
En storten eeuwigh neêr:
 
Maer gy, o bron der dingen,
 
Onendigh een en al,
 
Besluit den ring der ringen,
40[regelnummer]
Bepaelt van maet noch tal.Ga naar voetnoot37-40
 
 
 
Uw vyanden alom
 
Uw vyanden bezwijcken.
 
De maghtigen, en rijcken,
 
Het onrechtvaerdighdomGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Verstrojen, en verdwijnen,
[pagina 457]
[p. 457]
 
Verstuiven met der haest,
 
(Hoe heerlijck zy oock schijnen,)
 
Als hoy, daer 't onweêr blaest.Ga naar voetnoot48
 
 
 
Gy zult met uwe hant,
50[regelnummer]
Gelijck eenhorens pleegen
 
Te groejen door Godts zegen,
 
Mijn' horen, vast geplant,
 
Verheffen, mijne jaerenGa naar voetnoot49-53
 
En oude in d' eerste krachtGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
Genaderijck bewaeren,
 
En stercken door uw maght.
 
 
 
Mijne oogen zullen zien
 
Hoe mijne erfhaeters krimpen;
 
Hoe al die my beschimpen
60[regelnummer]
Van zelf ten velde uit vliên.
 
Ick zal van verre hoorenGa naar voetnoot61
 
Mijn vyants ondergangk,
 
Die stout my had gezworen
 
Te zien in zijn bedwangk.Ga naar voetnoot63-64
 
 
65[regelnummer]
't Rechtvaerdigh zuiver hart
 
Zal, als de pallem, bloejen,
 
Als Libans ceder groejen,
 
En tieren zonder smert.
 
Al wat in 't huis des Heeren,
70[regelnummer]
Godts voorhof, staet geplant,
 
Zal bloejen, en vermeeren,
 
Gezegent door zijn hant.
 
 
 
Zy groejen maghtigh aen,
 
En hunne grijze jaeren
75[regelnummer]
Noch weeligh vruchten baeren,
 
Beschut van loof, en blaên.
 
Zy noemen Godt rechtvaerdigh,
 
Die elck het zijne geeft,
 
Of kroont, of straftze waerdigh,
80[regelnummer]
Naer elck bedreven heeft.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: In de 1e ed. staat achter ontfangen in vs. 3 een vraagteeken.

voetnoot*
Ps. 91.
voetnoot10
op tien snaeren: V: in decachordo, vs. 4.
voetnoot12
veêl: vedel, viool.
voetnoot13
schepselingen: schepsels, vgl. voor dit woord, dat Vondel nog enkele malen elders gebruikt de aant. op Herscheppinge X, 209, Dl. VII, nl. 751; overigens heeft de V hier: quia delectasti me, vs. 5.
voetnoot16
om uw handwerck: V: in factura tua, vs. 5, het door Gods handen gemaakte, de schepping.
voetnoot18
onder 't zingen: de herhaling van rijm en woorden in 13-15-18-19 werkt hier niet gunstig.
voetnoot19
uw bespiegelingen: Gods gedachten; V: cogitationes tuae, vs. 6.
voetnoot20
meer: zee; dit beeld is van Vondel.
voetnoot21
grondeeren: doorgronden; vgl. LXXXII Harpz. vs. 65.
voetnoot30
slimme: slechte.
voetnoot25-32
V: cum exorti fuerint peccatores sicut foenum, et apparuerint omnes qui operantur iniquitatem, vs. 8; waar Vondel zijn naar zin en woorden zoo vrije vertaling van daan haalt, is duister. B heeft een heel anderen uitleg; misschien zit Buchanans parafrase er achter: Consilia caecis mentibus mortalium ignota, qui non cogitant florere pravos instar herbae, quem fovet sol lenis, humor educat.
voetnoot37-40
Deze korte weerklank van den eersten rei van Lucifer groeide uit V: Tu autem Altissimus in aeternum Domine, vs. 9; Versta: God is oorzaak van alles, hij is oneindig, één en alles omvattend, hij omsluit ook den buitensten ring van het Heelal en hij wordt door maat noch getal begrensd.
voetnoot44
Het onrechtvaerdighdom: de onrechtvaardigen; Vondel hield van deze vorming, zooals uit onbesnedendom, redendom, heildom, ballingsdom enz. der Harpzangen blijkt.
voetnoot48
Als hoy, daer 't onweer blaest: V: dispergentur, vs. 10; B: sicut faenum aridum a vento raptatur et dispergitur.
voetnoot49-53
V: Et exaltabitur sicut unicornis cornu meum, vs. 11.
voetnoot54
oude: ouderdom; vgl. vorige Harpz. vs. 73.
voetnoot61
van verre: B spreekt van inimici absentes.
voetnoot63-64
Versta: die overmoedig had gezworen mij in zijn macht (bedwangh) te zien.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius