Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 497]
[p. 497]

De CVIII. Harpzang.Ga naar voetnoot*

Deus, laudem meam ne tacueris.

 
Nu zwijgh niet meer: o Godt, ick legge in ly:Ga naar voetnoot1
 
Nu spreeck eens voor mijne eere.
 
De schalcke spalckt den mont op tegens my.Ga naar voetnoot3
 
't Is tijt dat ick my weere.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
De lastermont braeckt logens, en bedrogh.
 
Bedrieghelijcke tongen
 
Schoffeeren my, en spuwen giftigh spogh.Ga naar voetnoot7
 
Ick word rondom besprongen.
 
De haeter braeckt zijn gal tot mijn verdriet,
10[regelnummer]
En snoode lasterrede.
 
Ick wort bestreên. men rant my aen, die niet,
 
In 't minste niet, misdede.
 
'k Verdiende elx gunst: men lastertme met smaet.Ga naar voetnoot13
 
Ick badt dat Godt hen zegent:
15[regelnummer]
'k Beminde hen, en wort van hun gehaet,
 
Voor goet met quaet bejegent.
 
Nu zet in 't Recht een' booswicht over hem,Ga naar voetnoot17
 
Een' vloeckgeest aen uw zijde,Ga naar voetnoot18
 
En als hy gaet, veroordeelt door uw stem,
20[regelnummer]
Zoo ga hy heene, en lijde.
 
Zoo ga hy heen, verwezen, en gedoemt.
 
Zijn be gedy' ter smette:Ga naar voetnoot22
 
Zijn tijt zy kort. Een ander, waert genoemt,
 
Zijn Bisdoms stoel bezette.Ga naar voetnoot23-24
25[regelnummer]
Zijne afkomst werde een wees, zijn vrou een weeu.Ga naar voetnoot25
 
Dat al zijn kinders zwerven,
 
En suckelen, en prachen eeuw op eeuw,Ga naar voetnoot27
 
Gestooten uit hunne erven.Ga naar voetnoot28
 
De woecker knaegh' zijn vleesch met bits gebit.Ga naar voetnoot29
[pagina 498]
[p. 498]
30[regelnummer]
Dat vreemdelingen teeren
 
En groejen op zijn zweet, en erfbezit,
 
En vrolijck triomfeeren.Ga naar voetnoot30-32
 
Geen noothulp sta hem by in druck, en noot,
 
Noch keer' zich uit ontfermenGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Aen zijne vrucht, en weezen, arm, en bloot,
 
Hoe bitter zy oock kermen.
 
Dat vry de moort zijn zoons en erven sla.
 
Zijn naem ga uit, en sterve
 
In 't eerste lidt, verdelght door ongena,
40[regelnummer]
Die stam en telgh bederve.Ga naar voetnoot40
 
De wrevel van zijne oudren blijf gedacht.Ga naar voetnoot41
 
Zijn moeders overtreden
 
Wissch' niemant uit by 't menschelijck geslacht,
 
Tot op den dagh van heden.
45[regelnummer]
Zy moeten zich misgrijpen tegens Godt,
 
Hardtneckigh, ongeboogen.Ga naar voetnoot45-46
 
Dat hunne faem niet groeie, bloeie, en bott',
 
Die vreemt zijn van medoogen:Ga naar voetnoot47-48
 
Want hy verdruckte een' arm en weerloos man,
50[regelnummer]
En stack naer 't hart des geenen,
 
Die 's anders scha wil boeten, waer hy kan,
 
En boet met stadigh weenen.Ga naar voetnoot49-52
 
Hy zocht den vloeck, die treff' hem. hy verstiet
 
Den aengeboden zegen:
55[regelnummer]
Zoo is het recht, dat die hem nimmer nietGa naar voetnoot55
 
Genaderijck bejegen'.
 
Hy schoot den vloeck, gelijck een' tabbert, aen,
 
En sloegh in zijn verhitten
 
Den vloeck in 't lijf, als water, die, als traen,
60[regelnummer]
In zijn gebeent ging zitten.Ga naar voetnoot57-60
 
De vloeck bedeck' hem eeuwigh, als een kleet:
 
Gelijck een riem de lenden
 
En 't lijf omgort. dit 's 't loon van die zoo heet
[pagina 499]
[p. 499]
 
My in Godts aenschijn schenden,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
My lastren. gy, o Godt, zult in den strijt
 
My oock genadigh zegenen,
 
Uw' naem ten prijs: want gy genadigh zijt,
 
En minzaem in 't bejegenen.
 
Verlos my: want ick arrem ben, en bloot.
70[regelnummer]
Mijn hart, in 't lijf bezweecken,
 
Vergaet, gelijck een schim, in mijnen noot,Ga naar voetnoot71
 
Van hulpe en troost versteecken.
 
Ick ben, gelijck een springkhaen, op het velt
 
Verstooten, en mijn beenenGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
Bezwijcken: al mijn vleesch door 't vasten smelt:
 
Mijn merregh is verdweenen.Ga naar voetnoot76
 
Ick sta, gelijck een schouwspel, elck ten toon.
 
Zy schudden, daerze gaepen,Ga naar voetnoot78
 
Hun hooft voor my. och vader, deck uw' zoon
80[regelnummer]
Met uw gena, zijn wapen:
 
Dan zullen zy bekennen dat uw hant
 
Den droeven dus verdaedight.
 
Zy zullen my vervloecken in dien stant,
 
Als gy my begenadight.Ga naar voetnoot83-84
85[regelnummer]
Wie my bevecht zal endelijck vergaen,
 
Uw dienaer zich verblijden.
 
Wie my betight zal endtlijck schaemroot staen,
 
Beschaemt aen alle zijden.
 
Dat zy hun schaemte, als met een dubbel kleet,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Dan poogen te bedecken.
 
Ick zal Godts lof trompetten wijt en breet,
 
Mijn galm de schaeren wecken:
 
Want Godt hiel stant aen des verdrucktens zy,
 
Op dat hy hem beschutte
95[regelnummer]
Voor 's haeters vloeck, en blinde razerny,
 
En den verzwackten stutte.
voetnoot*
Ps. 108.
voetnoot1
legge in ly: verkeer in nood.
voetnoot3
V: os peccatoris et os dolosi super me apertum est, vs. 2; schalcke: bedrieger.
voetnoot4
toevoegsel.
voetnoot7
Schoffeeren: onteeren.
voetnoot13
'k verdiende elx gunst: V: Pro eo ut me diligerent, vs. 4.
voetnoot17
Versta: Stel in het gerecht, in uw oordeel een booswicht over hem aan, nl. over Davids vijand, die even boosaardig over hem moet vonnissen als die vijand het over David deed; volgens B, die zich op de Kerkvaders beroept, is deze Psalm in hoofdzaak tegen Christus' verrader Judas gericht.
voetnoot18
V: et diabolus stet a dextris ejus, vs. 6; dit ejus hoort duidelijk bij peccatorem (booswicht) voor 't vorig versdeel; maar daar B het volgend Ps.vs.: Cum judicatur exeat condemnatus, vs. 7 toelicht met: cum judicatur a Deo in exitu de hac vita heeft Vondel ook ejus op God betrokken.
voetnoot22
V: et oratio ejus fiat in peccatum, vs. 7.
voetnoot23-24
Een ander enz.: V: et episcopatum ejus accipiat alter, vs. 8; bedoeld is, volgens B het apostolaat van Judas, die werd opgevolgd door Mathias; waert genoemt: waardig gekeurd; toevoegsel.
voetnoot25
werde: worde.
voetnoot27
prachen: bedelen, V: mendicent, vs. 10.
voetnoot28
erven: woningen; V: habitationibus, vs. 10.
voetnoot29
V: Scrutetur faenerator omnem substantiam ejus, vs. 11.
voetnoot30-32
V: et diripiant alieni labores ejus, vs. 11.
voetnoot34
Keer' zich: store zich, bekommere zich.
voetnoot40
bederve: verderve.
voetnoot41
wrevel: ondeugd; oudren: voorouders; gedacht: in gedachtenis.
voetnoot45-46
V: Fiant contra Dominum semper, vs. 13; hoewel B contra met coram verklaart, houdt Vondel aan de letterlijke beteekenis vast; de twee adverbia zijn toevoegsels.
voetnoot47-48
Versta: Dat de faam van hen, die geen medelijden kennen, verga; V: et dispereat de terra memoria eorum, vs. 13; pro eo quod non est recordatus facere misericordiam, vs. 14; Vondel brengt het enkelvoud van dit laatst psvs. in het meervoud op de nakomelingen van den vervloekte over.
voetnoot49-52
V: Et persecutus est hominem inopem et mendicum et compunctum corde mortificare, vs. 17; van B's uitvoerige commentaar op deze vrij duistere woorden neemt Vondel alleen de verklaring van compunctum corde over, nl.: cum assidue hominum peccata defleret; Scha: moreele schade; boeten: goedmaken.
voetnoot55
nimmer niet: versterkte ontkenning.
voetnoot57-60
V: Induit maledictionem sicut vestimentum et intravit sicut aqua in interiora ejus et sicut oleum in ossibus ejus, vs. 18; traen: vischolie.
voetnoot64
Versta: mij voor God belasteren; V: detrahunt mihi apud Dominum, vs. 20.
voetnoot71
schim: schaduw.
voetnoot74
beenen: V: genua, vs. 24.
voetnoot76
V: propter oleum, vs. 24; B: id est, propter pinguedinem suam amissam.
voetnoot78
daerze gaepen: terwijl ze mij aangapen; V: viderunt me, vs. 25.
voetnoot83-84
in dien stant, Als: terwijl of omdat.
voetnoot89
een dubbel kleet: V: diploide, vs. 29; B: significat vestem duplicem.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius