Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 796]
[p. 796]

Het tweede bedryf.

IFIS. HOFMEESTER. REY.
Ifis:
 
Ick heb dus lang de heuvels op en nederGa naar voetnoot419
420[regelnummer]
Met dezen rey bewandelt heene en weder,
 
Mijn' maeghdestaet, en jeught genoegh beweent.Ga naar voetnoot421
 
De berghgalm heeft ons lijckklaght nagesteent.Ga naar voetnoot422
 
De zon en maen, by beurte op haeren wagen,Ga naar voetnoot423
 
Getuigen hoe ons al te druckigh klaegenGa naar voetnoot424
425[regelnummer]
De rotsen zelfs beweeghde, west en oost.Ga naar voetnoot425
 
Nu quam, nu quam ick vader t'huis, getroostGa naar voetnoot426
 
[De hemel laet' mijn opzet hem behaegen,]Ga naar voetnoot427
 
Dit lichaem Gode en 't outer op te draegen,
 
Voor vaders zege, op Ammon heir behaelt.
430[regelnummer]
Het heeftme noch aen wil, noch tijt gefaelt.Ga naar voetnoot430
 
Hoe treurt het hof dus eenzaem, zonder hoeder?Ga naar voetnoot431
 
Het aengezicht van vader en van moeder
 
Te derven, slaet my neêr in dezen staet.
 
Gy, stut van 't hof, en vaders eerste raet,Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
Weet op wat voet wy stil van vader scheidden:Ga naar voetnoot435
 
Ontvou nu wat geval hier tusschen beidenGa naar voetnoot436
 
Geschoten is, dat vader niet verschijnt.
 
Dus wort een hart door uitstel afgepijnt.Ga naar voetnoot438
Hofmeester:
 
Mevrouw was noch nau bergewaert vertrocken,Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Of Efraim, gewoon van outs te wrocken,Ga naar voetnoot440
 
Borst tegens hem, gelijck een onweêr, uit,Ga naar voetnoot441
 
Als waer die stam misdeelt in d'eere en buit,
 
Op Ammons heir door vaders deught bevochten.Ga naar voetnoot443
 
Dit dreef hem weêr, om zulcke lantgedroghtenGa naar voetnoot444
445[regelnummer]
Te toomen: en, Godt woud's, het is geluckt.Ga naar voetnoot445
[pagina 797]
[p. 797]
 
Dat tuight die vaen, de stier, den haet ontruckt.Ga naar voetnoot446
 
Uw moeder reedt, op zijn ontbodt, flus derwaertGa naar voetnoot447
 
Naer dees triomf. nu spoet uw vader herwaert.
 
Ick wacht hem vast, op dat hy heden hierGa naar voetnoot449
450[regelnummer]
Uw hooghtijt, in uw moeders afzijn, vier',Ga naar voetnoot450
 
Terwijlze 't heir in 't velt ziet triomfeeren.Ga naar voetnoot451
Ifis:
 
Wist moeder niet dat ick most wederkeeren
 
Van 't hoogh geberght, gelijck het was gezeit?
Hofmeester:
 
Zy wist het: maer men heeft haer loos misleit
455[regelnummer]
Door vaders last, gelijck het was besteecken.Ga naar voetnoot455
Ifis:
 
Zoude ick voor 't lest mijn moeder zien, noch spreecken?Ga naar voetnoot456
 
O onbescheit! moght vader dit van 't hart?Ga naar voetnoot457
 
Ick ben de schrick des doots voorby. ick tartGa naar voetnoot458
 
De doot, en zie haer rustigh onder d'oogen.Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
'k Heb lang den hals voor vaders zwaert gebogen:Ga naar voetnoot460
 
Maer my dus streng dien redelijcken eisch
 
Ontzeggen? eer mijn vaderlijck palais
 
Verlaeten, en noch eenwerf vier paer weecken
 
My, op geberghte, en rots, in bosch versteecken.
465[regelnummer]
Ick sterf niet, eer ick moeder zie, en spreeck.
 
Gy reien, volghtme: al weder naer de streeck
 
Der heuvelen: vangt weder aen te treuren,
 
En met misbaer 't gewaet van 't lijf te scheuren,
 
De vlechten uit te trecken: weêr, verstocktGa naar voetnoot469
470[regelnummer]
In rouw, gezucht, gesteent, gekermt, genockt,Ga naar voetnoot470
 
Den galm geweckt, die lust schept na het baeuwen,Ga naar voetnoot471
 
Tot dat gehuil, en jammerklaghten flaeuwen,Ga naar voetnoot472
 
Van rots in rots. ick paste op mijn gety:Ga naar voetnoot473
 
Nu staet met recht het uitstel weêr aen my.Ga naar voetnoot474
[pagina 798]
[p. 798]
475[regelnummer]
Mijn speelnoots, dat 's u voor naer d'oude heuvelen.Ga naar voetnoot475
 
Of wy op bergh, en rots, of outer sneuvelen,Ga naar voetnoot476
 
Dat 's evenveel: 't verschilt slechts in de wijs.Ga naar voetnoot477
 
Ick offere mijn leven, Godt ten prijs.
 
Wat uitstels is niet weigeren te sterven.
480[regelnummer]
Zou ick voor 't jongste oock moeders aenspraeck derven!Ga naar voetnoot480
 
't Is nodigh haer te spreecken, en een blijckGa naar voetnoot481
 
Van danckbaerheit: want quaem zy op mijn lijck
 
Te zwijmen, 't bloet zou my van zelf ontspringen,Ga naar voetnoot483
 
Het leste woort gelijck ter keele uitwringen,Ga naar voetnoot484
485[regelnummer]
Tot een bewijs van kinderlijcke trou,
 
Haer jongste troost, te kleen in grooten rouw.Ga naar voetnoot486
Hofmeester:
 
Mevrouw, ay blijf: ten minste hoor mij spreecken.
Ifis:
 
U hooren? neen, men kent uw loze streecken,
 
Die moeder, voor mijne aenkomst, stiert van kant.Ga naar voetnoot489
Hofmeester:
490[regelnummer]
Door vaders last, niet wijt, maer by der hant.Ga naar voetnoot490
 
Bedaer een poos: alle oogenblick wort vader
 
Ten hoof verwacht: dan spreeckt elckandre nader.
 
Verzoeck dat gy van moeder afscheit neemt.
Ifis:
 
En slaet hy 't af?
Hofmeester.
 
Zijn hart is niet vervreemt
495[regelnummer]
Van liefde, hy bewilgde u vier paer weecken,
 
En stelde 't uit.Ga naar voetnoot496
Ifis:
 
Die tijt is nu verstreecken.
Hofmeester.
 
Uw vader bint zich niet zoo stip aen tijt.Ga naar voetnoot497
Ifis:
 
Zoo vader acht dat dit geen uitstel lijdt,
 
Hoe dan toe?Ga naar voetnoot499
[pagina 799]
[p. 799]
Hofmeester:
 
Hou slechts aen met droevigh smeken.
500[regelnummer]
Heeft hy u oit van uw verzoeck versteecken?Ga naar voetnoot500
Ifis:
 
Verzoeck staet vry, het weigeren aen hem.
 
Ick hoor zijn spraeck, gelijck een engels stem.Ga naar voetnoot502
 
Als vader spreeckt, wat heeft een kint te zeggen?
 
'k Wil voor hem op mijn aenzicht nederleggen,Ga naar voetnoot504
505[regelnummer]
En schroom geen doot, maer ongehoorzaemheit.
 
Betuigh hem hoe ick nederquam, bereitGa naar voetnoot506
 
Ten outer, als een willige offerhande.
 
Schoon 't zwaert my treff', het vier dit lichaem brande
 
Tot stof, en asch: 'k getroost my zoo 't Godt voeght,Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
Als vader, en vrou moeder zijn vernoeght.Ga naar voetnoot510
 
'k Gebruick mijn recht, hoef niemant dit te vergen.Ga naar voetnoot511
 
Genooten, volghtme al weder naer de bergen.
Hofmeester:
 
Heeft moeder zich van mijnen raet gedient;
 
Houdt vader my voor zijnen outsten vrient,
515[regelnummer]
En eersten raet van al zijn staetvertrouden;Ga naar voetnoot515
 
Hiet moeder my u minzaem onderhouden,Ga naar voetnoot516
 
Toen zy vertrock, tot datze wederquaem;Ga naar voetnoot517
 
En is'er niets een kint meer aengenaem,
 
Dan zich geheel naer moeders wil te schicken;
520[regelnummer]
Wacht vader, dien wy hier alle oogenblickenGa naar voetnoot520
 
Verwachten, en vertrou wat wy met raetGa naar voetnoot521
 
Vermogen, u ten dienst in dezen staet;Ga naar voetnoot522
 
Uw hoogheit hoeft ons nergens in te spaeren.Ga naar voetnoot523
 
Dees stramme leên, en grijze zilverhaeren,
525[regelnummer]
Dit voorhooft, van den ouderdom geploeghtGa naar voetnoot525
 
Vol rimpelen, verzoecken datge u voeght.
 
Belieft het u, tre binnen: hoor ons spreecken.Ga naar voetnoot527
Rey:
 
Mevrouw, ay hoor, en luister naer zijn smeecken.
Jeptha:
 
Heirmeester, dat ging wel. ick doock nau inGa naar voetnoot529
[pagina 800]
[p. 800]
530[regelnummer]
Het eicken bosch, of mijne gemaelin
 
Stoof ons voorby. gy zaeght hoe, aen haer zijde,
 
De Slotvooght 't bosch van Efraïm vermijde.Ga naar voetnoot532
 
Al hoorde men tot noch toe geen gewaghGa naar voetnoot533
 
Van 't geen 'er smeult: het moet nu aen den dagh.Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
Hier staet het hof ten hemel opgetogen.Ga naar voetnoot535
 
Wy zagen 't eer met vreught en vrolijcke oogen:Ga naar voetnoot536
 
Maer sedert ons de hoop van onzen stam,
 
Ter hofpoorte uit, met bommen tegen quam;Ga naar voetnoot538
 
Toen Ammon ons ten roof viel met zijn vaenen,Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
Aenschouden wy dees poort noit zonder traenen,
 
En 't hart vol drucks. wat baet het dat een heer
 
Gezegent, trots en heerlijck triomfeer',
 
De vleugels van den vyant koom' te korten,
 
Als hy gekeert zijn stamhuis in ziet storten.Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Een vorst leeft meest tot heil van 't algemeen;
 
Of deelt hy in 't gemeen, dat is alleenGa naar voetnoot546
 
Voor 't eenige oir, van boven hem gegeven,Ga naar voetnoot547
 
Om na zijn doot in 't eenigh oir te leven.Ga naar voetnoot548
 
Dees hoop wort my ontweldight: en ick moetGa naar voetnoot549
550[regelnummer]
Godt lochenen, of scheiden van mijn bloet,Ga naar voetnoot550
 
Onnozel bloet, dat van 't altaer zal leken.
 
Wat baet die stier, ter hoftinne uitgesteecken,Ga naar voetnoot552
 
Tot 's vyants schimp, gesleurt in bloet en stof!
 
Een feller zwaert treft heden Jepthaes hof,
555[regelnummer]
Daer Efraïm, en Ammon om zal vieren,Ga naar voetnoot555
 
Herwinnen al d'ontruckte krijghsbanieren.
 
Het dwersse lot zet heden ruim betaeltGa naar voetnoot557
 
Die trotse zege, op beide in 't velt behaelt.Ga naar voetnoot558
 
Treck in den stier. wat vordert dit braveeren?Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
't Is uit met my. de kans was lang aen 't keeren,
 
Toen, in 't gevaer des lants, mijn droeve zielGa naar voetnoot561
 
Die hooge altaerbelofte uit noot ontviel,Ga naar voetnoot562
 
Onkundigh dat, tot boete van elcks lijden,
[pagina 801]
[p. 801]
 
Dit woort my eerst de hartaêr af zou snijden,Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Dan 's dochters hals. och woort, een zwaert, gesmeet
 
Van Ammons wraeck! ô onherhaelbaere eedt!Ga naar voetnoot566
 
Hoe sprong mijn hart, toen Ifis wiert geboren!
 
Dees overwinste en schat wort nu verloren
 
Door schipbreuck van een eenigh enckel woort.Ga naar voetnoot569
570[regelnummer]
Hoe stom en stil is nu de zelve poort,Ga naar voetnoot570
 
Waeruit zy my met bommen in quam haelen,
 
En zegezang, en blijde morgenstraelen
 
Der oogen: als de dageraet der jeughtGa naar voetnoot572-73
 
My tegenblonck, en oploock met een vreught,Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
Die snel verdween: gelijck by zomerdagen
 
De heldre lucht betrocken wort met vlaegen.Ga naar voetnoot576
 
My dunckt ick hoor mijn dochter wederom.
 
Zy heetme noch met bommen wellekom.Ga naar voetnoot578
IFIS. JEPTHA.
Ifis:
 
Ter goeder uure omhelze ick vader weder,Ga naar voetnoot579
580[regelnummer]
En schrey van vreught. een maeghdenhart is teder,
 
Zoo wel in rouw, als blyschap weêr te staen.Ga naar voetnoot581
 
Tot tweemael heeft de wisselbaere maen
 
Haer horens in een' ronden kringk gebogen,Ga naar voetnoot583
 
Na mijn vertreck ten berge uit vaders oogen,
585[regelnummer]
Nu is'er niets dat my vervaeren kan.Ga naar voetnoot585
 
Indien ick noch de kroon in 't harte span,
 
Gelijck voorheen; laet my mijn liefde blussen:Ga naar voetnoot587
 
Heer vader, gunme uw' mont noch eens te kussen.
 
Wat wort mijn hart van droefenis verlicht,Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Nu Godt my gunt uw hemelsch aengezicht
 
t'Aenschouwen! kon oit zon, op tin en daecken
 
Van 't hof, my meer verquicken, meer vermaeckenGa naar voetnoot592
 
Dan uw gezicht, genadigh my gegont!Ga naar voetnoot593
 
Gelooft zy Godt, dat vader ongewont,
595[regelnummer]
En gaef verschijnt, van daer ontelbre punten,Ga naar voetnoot595
[pagina 802]
[p. 802]
 
Geschut, en speer het op zijn leven muntten.Ga naar voetnoot596
 
Wie had dien storm verwacht van Efraïm!Ga naar voetnoot597
 
Maer afgunst volght de krijghseer, als de schimGa naar voetnoot598
 
Het lichaem: doch wat hindert dat benijden,
600[regelnummer]
Als 't Gode, die u hanthaefde onder 't strijden,
 
En zijnen wille alleen op 't hooghst behaeght!Ga naar voetnoot601
 
't Is beter zoo benijt, dan droef beklaeght.
Jeptha:
 
Och dochter, och, uwe aengenaeme woorden
 
Zijn pijlen, die mijn hart noch eens vermoorden.
605[regelnummer]
Nu leve ick eerst, te recht beklaegens waert,
 
Of sterve, en voel al levende het zwaert,Ga naar voetnoot606
 
Het zwaert des doots, door mijnen boezem dringen.
 
Geen vyant durf van buiten my bespringen:Ga naar voetnoot608
 
Hy zitme in 't hart: de strijt gaet aen in my:Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
Daer kiezen mijn gedachten elck haer zy,Ga naar voetnoot610
 
Beginnen 't zwaert om strijt op zy te gorden.
 
Zy zetten zich gewapent in slaghorden.
 
Het vaders hart is al te naeu een velt
 
Voor zulck een' strijt, en gruwelijck gewelt.Ga naar voetnoot614
615[regelnummer]
Waer heul gezocht? waer vinde ick troost en bystant?
 
Och, Jeptha heeft zich zelf alleen ten vyant:
 
Geen Efraïm, noch Ammon rant hem aenGa naar voetnoot617
 
In 't hart. kon een gety oit stercker gaen,
 
Wanneer de zee op strant en steenrots barrent,Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
Ter helle daelt, en oprijst aen 't gestarrent!
 
Mijn eenigh oir, ô dochter, gy ontroertGa naar voetnoot621
 
Uw vaders bloet. waer worde ick heengevoert!
Ifis:
 
Nu vader, draegh uw hartewee geduldigh.
 
Ben ick, och arme, aen uwe elende schuldigh,Ga naar voetnoot624
625[regelnummer]
Aen uw verdriet? vaer voort, en strafme vry.Ga naar voetnoot625
 
Ontlast uw ziel: ick neem de schult op my,
 
En op mijn ziel, dan is de strijt ten ende.
 
Gy blijft gepaeit; ick vaere uit deze elende.Ga naar voetnoot628
Jeptha:
 
O dochter, hoor mijn rouwklaght met gedult.
[pagina 803]
[p. 803]
630[regelnummer]
Ick houde u vry. uw vader draeght de schult.Ga naar voetnoot630
 
Had hem een lam eerst uit den stal bejegent,Ga naar voetnoot631
 
Of witte vaers: toen hy, van Godt gezegent,Ga naar voetnoot632
 
En zegenrijck naer 't hof quam uit den slagh;
 
Men hadze Godt geoffert, als men plagh,Ga naar voetnoot634
635[regelnummer]
Te Silo, daer de Godtheit, in het midden
 
Van 't heilighdom, op 's hoogen priesters bidden,
 
Orakels spreeckt, op cherubijnen rust:Ga naar voetnoot637
 
Nu zijtge my bejegent, onbewust
 
Van mijn belofte, en reuckeloos beloven,Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Dat my zoo dier verbint aen Godt daer boven.Ga naar voetnoot640
 
Het aengaen van dien zwaeren slagh en toghtGa naar voetnoot641
 
Beroofde 't brein van dieper achterdocht.Ga naar voetnoot642
 
Noit docht ick Gode een offer op te draegenGa naar voetnoot643
 
Van menschenbloet, veel min een van mijn maegen,
645[regelnummer]
En allerminst mijn dochter, 't eenigh kint,
 
Mijn levens hoop, mijn kroon. wat straf verblint,Ga naar voetnoot646
 
Vervoertme in dit beloven, zonder paelen,Ga naar voetnoot647
 
Een woort, te zwaer om door den hals te haelen!
 
Geluckigh die zijn woort herhaelen moght.Ga naar voetnoot648-49
650[regelnummer]
Al d'eer verdwijnt, die 't zwaert met Godt bevocht.Ga naar voetnoot650
 
Ick zocht den volcke een wegh tot heil te baenen
 
Door 's vyants bloet: nu drijft mijn hof in traenen,
 
En zuiver bloet. dit offer, Godt gewijt,
 
Zal eeuwen lang noch smoocken na mijn tijt.Ga naar voetnoot654
Ifis:
655[regelnummer]
Uwe onschult zal by allerhande staetenGa naar voetnoot655
 
Alle eeuwen zich alomme hooren laeten.
 
Geen kinderhaet verruckt u tot dees daet.Ga naar voetnoot657
 
Gy waert tot noch, naest Godt, de toeverlaet
 
Des vaderlants, en hebt door zoo veel slaegen
660[regelnummer]
Den onderdaen, als onder 't hart, gedraegen,Ga naar voetnoot660
 
Godts wet beschut, dat Masfa, Levijs stadt,Ga naar voetnoot661
 
Noit vroomer noch oprechter rechter had.Ga naar voetnoot662
[pagina 804]
[p. 804]
 
Het stamhuis volght geen Heidensche geboden,
 
Dient Astaroth, noch Baäl, noch de goden
665[regelnummer]
Van Syrie, en out Sidon, noch voedt smoockGa naar voetnoot665
 
Voor Ammons goôn, en Moabs helsch gespoock.Ga naar voetnoot666
 
Elck zit gerust in schaduw van zijne eicken,
 
En vette olijf, zoo wijt uw zwaert kan reicken;Ga naar voetnoot668
 
Dies zal u naem, van stam tot stam, te boeck,Ga naar voetnoot669
670[regelnummer]
Beschaemen en verduuren 's haeters vloeck.Ga naar voetnoot670
Jeptha:
 
't Godtvruchtigh kint spreeckt loffelijck en eerlijckGa naar voetnoot671
 
Van d'ouderen: maer midlerwijl is 't deerlijckGa naar voetnoot672
 
d'Onschuldige te zien in stervens noot.
Ifis:
 
Is sterven dan zoo jammerlijck? de doot
675[regelnummer]
Klopt aen de deur van allerley geslachten.
Jeptha:
 
Zoo stroit het volck de lijck-en-jammerklaghten
 
Al t' ydel uit op ieders heenevaert.Ga naar voetnoot677
 
Is sterven rouw noch jaergetijden waert;Ga naar voetnoot678
 
Men moght met recht alle ydle traenen spaeren.
680[regelnummer]
Doch 't scheelt noch veel, of iemant op zijn jaeren,
 
Bedaeght, en out, en stram, ten grave gaet;
 
Of een, die jong, in 's levens dageraet,
 
Het sterflijck kleet ontijdigh af moet leggen.Ga naar voetnoot683
Ifis:
 
Zy hebben beide alle even veel te zeggen,
685[regelnummer]
't Zy out, of jongk: de doot schroomt jongk noch out.Ga naar voetnoot685
Jeptha:
 
Natuurlijck staen wy alle in 's doots gewoudt.Ga naar voetnoot686
 
Natuurlijck geeft het lemmet vlam noch dampen,Ga naar voetnoot687
 
Als d'olie is verbarrent in de lampen:Ga naar voetnoot688
 
Maer 't lijt gewelt, als 't licht wort uitgebluscht.Ga naar voetnoot689
Ifis:
690[regelnummer]
Een schoone doot wort minnelijck gekust,Ga naar voetnoot690
 
Voor haeren mont, en roozeroode kaecken.Ga naar voetnoot691
[pagina 805]
[p. 805]
 
Ick voel mijn' geest naer zulck een afscheit blaecken.Ga naar voetnoot692
 
Een ander sterve en quijne op 't muffe bedt,
 
Van schreienden, en huilenden bezet,Ga naar voetnoot694
695[regelnummer]
En teer' schoon uit op hongerige koortsen:Ga naar voetnoot695
 
My lust het, op het licht van offertoortsen,Ga naar voetnoot696
 
Op blijden galm van vedel en schalmey,Ga naar voetnoot697
 
Gelijck een bruit bekranst, van rey by rey
 
Bestuwt, niet zwack, maer moediger en stouter,Ga naar voetnoot698-99
700[regelnummer]
Mijn groene jeught de Godtheit, op het outer,
 
Op t'offeren. ay vader, treur niet meer:
 
Uw dochter schijnt geschapen tot deze eer,
 
Die weinigen ter weerelt magh gebeuren.Ga naar voetnoot703
 
Ick sta bereit. de tijt is uit van treuren.
705[regelnummer]
De hemel biet van verre my de hant,
 
En zijne trouw. ick kus dat diere pant,
 
Behoudens noch een minnelijcke bede.Ga naar voetnoot707
 
Nu zijt getroost, en stel uw hart te vrede.Ga naar voetnoot708
 
Een bede alleen [verdient uw kint gehoor,]
710[regelnummer]
Verzoeckt het slechts, en daerop treet het voor.Ga naar voetnoot710
Hofmeester:
 
De wijze sterft vrywilligh, doch voorzichtigh,Ga naar voetnoot711
 
Zoo 't Godt behaeght. het sterven is gewightigh,
 
En van belang. de vader blijft al stilGa naar voetnoot713
 
Voor eerst vernoeght met 's dochters vryen wil.Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
De bede, die gy vader leght te voren,Ga naar voetnoot715
 
Daer zal hy u, of uwen stoet, op hooren.Ga naar voetnoot716
 
Wat billijck is, wort niet uw bede ontzeit.Ga naar voetnoot717
 
Volhardt terwijl in onderdaenigheit.
 
De vader ga de dochter voor naer binnen.Ga naar voetnoot719
720[regelnummer]
Zoo groot een zaeck eischt rijp beraet, en zinnen.Ga naar voetnoot720
[pagina 806]
[p. 806]
REY VAN MAEGHDEN.
I. Zang:
 
Aertsvader Josef, och,Ga naar voetnoot721
 
Zoo gy ten grave uit noch
 
Eens uw hooft, lang berooft van zijn straelen,Ga naar voetnoot723
 
Opstaeckt in 't staetbedrogh:Ga naar voetnoot724
725[regelnummer]
Verreest gy van de doot,
 
En zaeght uw bloet in nootGa naar voetnoot726
 
Met gedult vaders schult gaen betaelen,Ga naar voetnoot727
 
En 't yslijck slaghzwaert bloot:
 
Hoe zoude u 't grijze haer
730[regelnummer]
Te berge staen zoo naer!Ga naar voetnoot730
 
Zoudtge niet van verdriet weêr verzincken,
 
Uit schrick voor dit altaer?
 
Of zoudtge uit onverdraghGa naar voetnoot733
 
Niet schutten dezen slagh,Ga naar voetnoot734
735[regelnummer]
Eer de hant haer in 't zant quaem te klincken,Ga naar voetnoot735
 
Eer 't hooft gevallen lagh?
I. Tegenzang:
 
Ter weerelt staet niet stil.Ga naar voetnoot737
 
Op 's hemels ronde spil
 
Draeit het radt staet, en stadt ongestadighGa naar voetnoot739
740[regelnummer]
Door pais en krijghsgeschil.
 
Het groot beweeght het kleen.Ga naar voetnoot741
 
Door duizent moeilijckheên
 
Rolt de tijt, en verslijt ongenadighGa naar voetnoot743
 
Verbrijzelt stael, en steen.
745[regelnummer]
De hooghste wijsheit, Godt
 
Heeft geen bestendigh lot
 
Hier beneên in 't gemeen toebeschoren.Ga naar voetnoot747
 
In 't purper zit de mot.
 
De roest verteert het stael
750[regelnummer]
En glans van schoon metael.
[pagina 807]
[p. 807]
 
Als een klanck van gezangk in de oorenGa naar voetnoot751
 
Verdwijnt al 's weerelts prael.
II. Zang:
 
Asnethe aertsmoeder, hoeGa naar voetnoot753
 
Was u zoo bly te moê,
755[regelnummer]
Toen gy rijck zat te prijck, na het trouwen,Ga naar voetnoot755
 
En Josef juichte toe:Ga naar voetnoot756
 
Daer Faro 't bruiloftsfeestGa naar voetnoot757
 
Bekleede, bly van geest,Ga naar voetnoot758
 
Om u bey aen den rey t'onderhouwen,Ga naar voetnoot759
760[regelnummer]
Als gy den hemel preest.
 
Hoe luttel kon men toen
 
Bedencken en vermoên
 
Dat een beelt, aengeteelt van u beide,Ga naar voetnoot763
 
Zou sterven, 't lant ten zoen;
765[regelnummer]
Manasse, uw outste zoon,Ga naar voetnoot765
 
Zien vallen zijne kroon
 
In het stof, daer al 't hof dit beschreide,Ga naar voetnoot767
 
Met een' bedruckten toon!
II. Tegenzang:
 
Manasses naem melt datGa naar voetnoot769
770[regelnummer]
De vader schoon vergatGa naar voetnoot770
 
Ongeluck, ramp, en druck, eer geleden,Ga naar voetnoot771
 
Nu hy naest Faro zat,
 
Als 's rijcks geheimen raet,Ga naar voetnoot773
 
Ten steun van hof en staet;
775[regelnummer]
Tot een wijck van al 't rijck, dat verlegenGa naar voetnoot775
 
Verhongert quam om raet.
 
Och, moghten wy ons leedt,
 
Den slagh van Jepthas eedt,Ga naar voetnoot778
 
Die ons smert in het hart oock vergeeten.Ga naar voetnoot779
[pagina 808]
[p. 808]
780[regelnummer]
Wat grimt dit schouspel wreet!Ga naar voetnoot780
 
Aertsvader, koom in 't licht.Ga naar voetnoot781
 
Koom redt d'onnoosle nicht.Ga naar voetnoot782
 
Koom ontbint 't lieve kint van dees keten.Ga naar voetnoot783
 
Bewaer een' grootvaêrs plicht.Ga naar voetnoot784

voetnoot419
dus: zo.
voetnoot421
Myn' maeghdestaet beweent: getreurd dat ik als maagd moet sterven.
voetnoot422
berghgalm: echo; nagesteent: kermend weerkaatst.
voetnoot423
by beurte op haeren wagen: beurtelings hun wagen bestijgend (vgl. bij vs. 324).
voetnoot424
druckigh: droevig.
voetnoot425
zelf: zelfs.
voetnoot426
vader (Datief): voor, bij vader: getroost: er in berustend.
voetnoot427
opzet: voornemen.
voetnoot430
gefaelt: ontbroken; aen tijt gefaelt: ik ben niet in gebreke gebleven, op de juiste tijd te verschijnen.
voetnoot431
dus eenzaem: zo verlaten.
voetnoot434
stut: steun.
voetnoot435
op wat voet: onder welke voorwaarde, met welke afspraak.
voetnoot436
geval: onverwachte omstandigheid; tusschen beiden geschoten: plotseling tussen beiden gekomen.
voetnoot438
afgepijnt: door smart afgemat.
voetnoot439
Mevrouw: Ifis; tot hooggeplaatsten gezegd; oorspr. meesteres.
voetnoot440
van outs behoort bij gewoon; wrocken: wrok koesteren.
voetnoot441
borst uit: barstte los; onweêr: storm.
voetnoot443
deught: dapperheit.
voetnoot444
dreef: zette aan; lantgedroghten: landplagen (gedrocht: schrikwekkende verschijning, monster).
voetnoot445
Godt woud's: interjektie, ongeveer: Goddank. Oorspr. God beschikke het, maar opgevat als: God wilde 't.
voetnoot446
die vaen: de Hofmeester wijst hierbij naar het aanwezige zegeteken; den haet: aan de haatdragende vijand
voetnoot447
ontbodt: opontbod; flus: zo juist.
voetnoot449
vast: intussen.
voetnoot450
Uw hooghtijt vier: Ifis' toewijding aan: God wordt als een feest, een bruiloft voorgesteld.
voetnoot451
triomfeeren: een triomfantelike optocht houden.
voetnoot455
door: op; besteecken (oudere vorm van bestoken): beraamd. Oorspr. afperken (Ned. Wdb. II, 2127).
voetnoot456
voor 't lest: vóór mijn dood (vgl. vs. 1287 en Joseph in Dothan, vs. 723, 725).
voetnoot457
onbescheit: onredelikheid, onbillikheid; moght vader dit van 't hart?: kon vader dat over 't hart krijgen?
voetnoot458
de schrick voorby: over de vrees heen.
voetnoot459
rustigh: kloekmoedig.
voetnoot460
lang: (in gedachte) reeds lang.
voetnoot469
verstockt in: streng volhoudend.
voetnoot470
genockt: gesnikt (Ned. Wdb. IX, 2058).
voetnoot471
na te baeuwen: nl. door de echo; vgl. vs. 422.
voetnoot472
flaeuwen: wegsterven.
voetnoot473
ick paste op mijn gety: ik zorgde er voor, op de bepaalde tijd aanwezig te zijn (Zie Ned. Wdb. IV, 1840); passen op: letten op.
voetnoot474
Nu heb ik het recht om (het offer) uit te stellen.
voetnoot475
dat's u voor: ik ga u voor (uitdrukking uit de volkstaal); oude: welbekende.
voetnoot476
sneuvelen: sterven.
voetnoot477
Dat 's evenveel: dat maakt niet veel verschil.
voetnoot480
voor 't jongste: voor het laatste ogenblik (vgl. voor 't lest in vs. 456).
voetnoot481
blijck: bewijs.
voetnoot483
ontspringen: te voorschijn springen.
voetnoot484
gelijck: als 't ware.
voetnoot486
jongste: laatste.
voetnoot489
Die: hangt af van gij, dat opgesloten ligt in uw (488); stiert van kant: wegzendt. Stieren: Zuid-Ned. naast sturen:
voetnoot490
Door: vgl. vs. 455; wijt: ver weg; by der hant: dichtbij.
voetnoot496
't: het offer.
voetnoot497
stip: stipt.
voetnoot499
Hoe dan toe?: wat dan?
voetnoot500
versteecken van: eig. weggestoten van, uw verzoek geweigerd.
voetnoot502
gelijck een engels stem: als de stem van een hogere macht, die men dient te gehoorzamen.
voetnoot504
nederleggen: neerliggen.
voetnoot506
Betuigh (imperatief): verzekeren; nederquam: (van de bergen) gedaald ben.
voetnoot509
'k getroost my: ik berust; voeght: beschikt.
voetnoot510
vrou moeder: de titel vrou (mevrouw) wordt uit eerbied toegevoegd.
voetnoot511
vergen: vragen.
voetnoot515
staetvertrouden: vertrouwelingen in staatszaken.
voetnoot516
Hiet: beval; onderhouden: gezelschap houden.
voetnoot517
wederquaem (conj.): zou terugkomen.
voetnoot520
Hier begint de hoofdzin, waarbij vs. 513-19 voorwaardelike voorzinnen zijn.
voetnoot521
met raet: met wijs overleg.
voetnoot522
staet: toestand, omstandigheden.
voetnoot523
spaeren: ontzien.
voetnoot525
van: door.
voetnoot527
hoor ons spreken: luister naar onze argumenten.
voetnoot529
Heirmeester: legeraanvoerder. Waarschijnlik een ‘stomme personage’, die met Jeptha ten tonele komt, of tot wie hij zich, afscheid nemend, richt; ick doock nau: nauweliks had ik mij verscholen.
voetnoot532
vermijde: vermeed (ongewone zwakke vorm).
voetnoot533
geen gewagh: niet gewagen.
voetnoot534
't geen er smeult: onze heimelike plannen.
voetnoot535
hof: paleis; ten hemel opgetogen: hemelhoog opgebouwd.
voetnoot536
eer: vroeger.
voetnoot538
bommen: vgl. vs. 340.
voetnoot539
roof: buit.
voetnoot544
gekeert: (uit de strijd) teruggekeerd.
voetnoot546
Of deelt hy in 't gemeen: of krijght hij zijn aandeel in 't algemene heil.
voetnoot547
oir: erfgenaam.
voetnoot548
te leven: voort te leven.
voetnoot549
ontweldight: met geweld ontrukt.
voetnoot550
bloet: kind.
voetnoot552
die stier: als krijgstrofee; vgl. vs. 446.
voetnoot555
vieren: jubelen.
voetnoot557
dwersse: tegenstrevende.
voetnoot558
beide: Ammon en Efraïm.
voetnoot559
vordert: baat; braveeren: pralen.
voetnoot561
droeve: somber gestemde.
voetnoot562
hooge: plechtige.
voetnoot564
Dit woort: deze gelofte, die bestemd was om ieders lijden te herstellen (boete: herstel, verbetering), d.w.z. die het geluk van het gehele land moest bevestigen.
voetnoot566
Van: door. Zijn ondergang was een uitvloeisel van de overwinning op Ammon, die op deze wijze onbewust wraak nam; onherhaelbaere: onherroepelike (vgl. vs. 649).
voetnoot569
doordat een enkel woord (nl. de gelofte), zo noodlottig-verkeerd uitgekomen is.
voetnoot570
de zelve: dezelfde.
voetnoot572-73
blijde morgenstraelen der oogen: het blijde stralen der jonge ogen; als: toen.
voetnoot574
oploock: open ging.
voetnoot576
vlaegen: regenwolken, buien (vgl. vs. 1188).
voetnoot578
noch: wederom.
voetnoot579
Ter goeder uure: gelukkig.
voetnoot581
in het weerstand bieden aan smart als het doorleven van vreugde.
voetnoot583
haer horens gebogen: is vol geworden.
voetnoot585
vervaeren: vrees aanjagen.
voetnoot587
blussen: bevredigen.
voetnoot589
verlicht van: bevrijd van (vgl. opgelucht en verluchten in vs. 803).
voetnoot592
vermaecken: synoniem van verquicken (oorspr. herstellen).
voetnoot593
gegont: Brabantse vorm naast gegund; vgl. gunt in vs. 590.
voetnoot595
gaef: ongedeerd; van daer: vanwaar.
voetnoot596
geschut: pijlen.
voetnoot597
storm: hevige aanval.
voetnoot598
schim: schaduw.
voetnoot601
alleen: slechts; op 't hoogst: ten volle.
voetnoot606
Of: of (liever).
voetnoot608
durf: behoeft.
voetnoot609
gaet aen: begint.
voetnoot610
De innerlike strijd wordt voorgesteld als een kamp van twee partijen, die elck haer zy kiezen.
voetnoot614
gewelt: krachtsontwikkeling.
voetnoot617
rant aen: tast aan.
voetnoot619
barrent: met branding breekt.
voetnoot621
ontroert: brengt in heftige beroering.
voetnoot624
och arme: nadert tot de interjektie: helaas!
voetnoot625
vaer voort: ga verder; straf: berisp, geef de schuld.
voetnoot628
gepaeit: bevredigd; ik vaere uit deze elende: ik verlaat dit rampzalige leven.
voetnoot630
houde u vry: acht u vrij (van schuld).
voetnoot631
bejegent: tegemoet gekomen (ook vs. 638).
voetnoot632
vaers: jonge koe.
voetnoot634
als men plagh: zoals men gewoon was.
voetnoot637
Orakels spreeckt: vgl. vs. 389-91. Tussen de vleugels van de Cherubims op de ‘verbondskist’ woonde Jahwe.
voetnoot639
reuckeloos: roekeloos.
voetnoot640
zoo dier: met zulk een heilige verbintenis.
voetnoot641
aengaen: ondernemen.
voetnoot642
achterdocht: nadenken (vgl. achterdencken in vs. 900).
voetnoot643
docht ick: was mijn plan.
voetnoot646
wat straf: welke vloek die op mij rust.
voetnoot647
vervoert: sleept mij mee; zonder paelen: zonder beperking, onvoorwaardelik.
voetnoot648-49
woort: gelofte: door den hals haelen: uit te spreken; herhaelen: terugnemen (vgl. vs. 566); moght: zou mogen.
voetnoot650
bevocht: in de strijd verwierf.
voetnoot654
eeuwen lang noch smoocken: de gruwelike herinnering zal eeuwen lang voortleven; tijt: levenstijd, dus: na mijn dood.
voetnoot655
staeten: standen, dus: in allerlei kringen.
voetnoot657
verruckt: sleept mee (synon. van vervoert, vs. 647).
voetnoot660
als onder 't hart gedraegen: beschermd, zoals een moeder het nog ongeboren kind.
voetnoot661
dat: op zulk een wijze dat.
voetnoot662
vroomer: dapperder; oprechter: rechtschapener.
voetnoot665
voedt smoock: brengt brandoffers.
voetnoot666
helsch gespoock: helse geesten, afgoden.
voetnoot668
olijf: olijfboom.
voetnoot669
te boeck: in het geschiedverhaal.
voetnoot670
verduuren: langer duren dan, overleven; 's haeters vloek: de vervloeking door uw vijanden.
voetnoot671
eerlijck: met eere.
voetnoot672
deerlijck: tot droefheid stemmend.
voetnoot677
Al t'ydel: geheel zonder grond; vs. 676-77 staan gelijk met een vraag: Heeft het gejammer bij ieders dood dan geen grond?
voetnoot678
jaergetijden: herdenkingsdagen, bij het verjaren van het sterfgeval.
voetnoot683
ontijdigh: vóór zijn tijd.
voetnoot685
schroomt: ontziet.
voetnoot686
Natuurlijck: volgens de wet der natuur; gewoudt: macht.
voetnoot687
lemmet: kaarspit.
voetnoot688
verbarrent: verbrand.
voetnoot689
't lijt gewelt: (de pit) wordt geweld aangedaan.
voetnoot690
minnelijck: met liefde.
voetnoot691
kaecken: wangen.
voetnoot692
blaecken naer: vurig verlangen naar.
voetnoot694
huilenden: jammerenden.
voetnoot695
schoon: geheel en al (vgl. vs. 770); op: ten gevolge van: hongerige: verterende, uitputtende.
voetnoot696
op: bij.
voetnoot697
schalmey: herdersfluit.
voetnoot698-99
bestuwt van: omringd door; moediger en stouter: de comparatief zal hier ontstaan zijn door de bijgedachte: moediger dan men van een zwakke maagd zou verwachten.
voetnoot703
gebeuren: ten deel vallen.
voetnoot707
minnelijcke: vriendelike (vgl. vs. 690).
voetnoot708
zijt getroost: berust; te vrede: rustig.
voetnoot710
daerop treet het voor: vertrouwend op de vervulling daarvan, is het bereid naar het altaar te treden. Wat deze bede behelst, blijkt eerst in vs. 1285.
voetnoot711
voorzichtigh: bedachtzaam.
voetnoot713
blijft al stil: houdt zich rustig.
voetnoot714
Voor eerst vernoeght met: voorlopig berustend in.
voetnoot715
leght te voren: doet.
voetnoot716
Daer op: daarover, daaromtrent; stoet: de rei van vriendinnen.
voetnoot717
ontzeit: geweigerd.
voetnoot719
naer binnen: in het paleis.
voetnoot720
zinnen: nadenken.
voetnoot721
Aertsva-der Josef: zie Berecht, r. 55.
voetnoot723
straelen: luister (als onderkoning van Egypte).
voetnoot724
staetbedrogh: het bedrieglike, wisselvallige van de menselike verhoudingen.
voetnoot726
uw bloet: uw afstammeling, Ifis; in noot: in levensgevaar.
voetnoot727
Met gedult: lijdzaam.
voetnoot730
naer: angstwekkend.
voetnoot733
uit onverdragh: omdat gij het niet kunt dulden (vgl. Ned. Wdb. X, 2096, in gewijzigde betekenis.)
voetnoot734
schutten: afweren.
voetnoot735
klincken: neersmakken. Het offer zou met onthoofding beginnen.
voetnoot737
niet: niets.
voetnoot739
het radt: beeld van het rad van Fortuin, maar verchristelikt, doordat het draait op 's hemels ronde spil, d.w.z. naar Gods wil; ongestadigh: voortdurend wisselend.
voetnoot741
De veranderingen in grote, belangrijke zaken hebben tot gevolg dat ook het kleinste niet ongewijzigd blijft.
voetnoot743
ongenadigh: onmeedogend; verslijt heeft betrekking op stael; verbrijzelt op steen.
voetnoot747
in 't gemeen: onder de mensen; toebeschoren: toebedeeld.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 751 heeft in d'ooren; men moet voor de maat lezen: in de öoren. Ook de drie volgende uitgaven, die bij Vondel's leven verschenen zijn, hebben d'ooren; insgelijks de herdruk van 1697, die trouwens geheel gelijk is aan de eerste uitgave.
voetnoot751
gezangk: als rijmklank gebruikt Vondel hier de Mnl. vorm. die op k eindigde.
voetnoot753
Asnethe: Asnath, de vrouw van Jozef (zie Berecht r. 55).
voetnoot755
te prijck: nl. in bruidstooi, Vondel denkt hier aan een zeventiendeeeuwse gewoonte: zie de titelprent van Cats' Houwelijck.
voetnoot756
En (toen gij).
voetnoot757
Daer: terwijl (Zie Gen. 41, 45).
voetnoot758
Bekleede: bijwoonde; vgl. vs. 1164, 1197.
voetnoot759
aan den rey: bij de dans; t'onderhouwen: in uw gezelschap te zijn.
voetnoot763
beelt: nakomelinge, op grond van gelijkenis, afstamming zo genoemd (Ned. Wdb. II, 1278; of: schone maagd II, 1279); aengeteelt van: voortgebracht door.
voetnoot765
(dat) Manasse (zou) zien vallen.
voetnoot767
daer: terwijl.
voetnoot769
Manasses naem melt (verkondigt): zie Genesis XLI: 51: ‘En Jozef noemde den naam des eerstgeborenen Manasse, want, zeide hij, God heeft mij doen vergeten al mijne moeite en het gansche huis mijns vaders.’
voetnoot770
schoon: geheel en al; vgl. vs. 695.
voetnoot771
eer: te voren.
voetnoot773
raet: raadsman.
voetnoot775
wijck: toevlucht; verlegen: in ellende.
voetnoot778
slagh: ramp.
voetnoot779
hart: met è-klank, wegens het rijm op smert (vgl. het rijm in vs. 1057-58, 1877-78); oock: evenals Jozef deed.
voetnoot780
grimt: grijnst ons aan.
voetnoot781
in 't licht: uit uw graf.
voetnoot782
d'onnoosle nicht: de onschuldige nakomelinge.
voetnoot783
dees keten: de bindende gelofte.
voetnoot784
Bewaer: vervul.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank