Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 832]
[p. 832]

Het vierde bedryf.

IFIS. HOFPRIESTER. JEPTHA. HOFMEESTER.
Ifis:
 
Geen hygend hart, vervolght, en afgeronnen,
 
Verlangde oit meer naer koele waterbronnen,
1425[regelnummer]
Als mijne ziel, na zoo veel strijts, verlangt
 
En hijght naer Godt, waer aen mijn leven hangt,Ga naar voetnoot1423-26Ga naar voetnoot1426
 
Der zielen troost in 't eeuwigh licht t'aenschouwen,Ga naar voetnoot1427
 
Daer engelen om strijt zijn' lof ontvouwen.Ga naar voetnoot1428
 
Hoe lust het my in Godts onsterflijckheit
1430[regelnummer]
Te deelen, daer men nimmer zucht noch schreit,Ga naar voetnoot1430
 
Maer eeuwigh rust, bevrijt van zorgh en kommer,
 
In vrede, en stilte, in liefelijcke lommer!
 
Hofpriester, gy gewijde zegenaer,
 
En godtstolck, die u draeght als middelaer,Ga naar voetnoot1434
1435[regelnummer]
Om, tusschen Godt en menschen, Godt te paeien,Ga naar voetnoot1435
 
Het wierroockvat den hooghsten toe te zwaeien;
 
Geleime, op dat, zoo hoogh uit onzen dagh,Ga naar voetnoot1437
 
Mijn offer Gode alleen behaegen magh.
Hofpriester:
 
O schoone ziel, hoe deeltge in 's hemels schatten
1440[regelnummer]
Alree zoo diep, die door 't geloof kunt vatten,Ga naar voetnoot1440
 
Dat weinigen begrijpen, hier beneên!Ga naar voetnoot1441
 
Gy zijt alree met Godt den schepper een,
 
Een hart, een ziel; en uwe ziel, ontslagenGa naar voetnoot1443
 
Van 't sterflijck pack, is boven alle vlaegenGa naar voetnoot1444
1445[regelnummer]
Van weereltsheit, en jammer, vry van smet,Ga naar voetnoot1445
 
In staet van rust en zekerheit gezet.Ga naar voetnoot1446
 
Het alziende oogh ziet neêr door alle starren,
 
En nevels, hoe wy hier beneden warren
 
In schaduwen, verbystert, en verblintGa naar voetnoot1448-49
1450[regelnummer]
Van aerdtscheit, daer men troost noch heil by vint.Ga naar voetnoot1450
 
Geene aerdtscheit kan den rijcksten mensch meer gevenGa naar voetnoot1451
[pagina 833]
[p. 833]
 
Dan aerdtsch genot, een kort onzeker leven,
 
Vol zwaerigheên. men pluckt geen roos, of voelt
 
Den doren, die de hant quetst. hoe men woelt
1455[regelnummer]
Om rijckdom; hoe men zweet om eer en staeten;Ga naar voetnoot1455
 
't Genoegen vlught. al laegen al de straeten
 
Met kroonegout en scepteren bezaeit,
 
En diamant, en perlen: schijngoet paeitGa naar voetnoot1458
 
Geen' gierigaert; geen wellust wulpsche zinnen.Ga naar voetnoot1459
1460[regelnummer]
In Gode is 't al, daer buiten niets te winnen.Ga naar voetnoot1460
Jeptha:
 
Gy gaet dan heen naer vader Abraham,
 
En Josef, en Manasse, vaders stam.
 
De weerelt zijt gy moedigh doorgestreden:
 
Uw vader blijft in traenen hier beneden,
1465[regelnummer]
Dus kinderloos, en zonder erfgenaem.Ga naar voetnoot1465
 
Nu kan noch staet, zeeghaftigheit, noch faem,Ga naar voetnoot1466
 
Noch heerschappy hem troosten, en genoegen.Ga naar voetnoot1467
 
De lantman hoopt, na zweet, en lastigh ploegen,Ga naar voetnoot1468
 
En zaeien, op den zegenrijcken oogst,
1470[regelnummer]
Die hem in 't endt met aeren kroont, en troost;
 
En ick, helaes, zie hier, na d'oorloghsvlaegen,Ga naar voetnoot1471
 
Mijn korenbloem gezengt, en neêrgeslaegen,Ga naar voetnoot1472
 
Mijn huwlijckshoop en vreught te leur gestelt.
Ifis:
 
Ter weerelt is'er niets dat Ifis quelt
1475[regelnummer]
Dan vaders smert; dies wenscht zy alle rampen
 
Van vader noch op haere doot te klampen,Ga naar voetnoot1476
 
Zoo 't mooghlijck waer. zy wenscht oock na haer doot
 
Te deelen in der oudren druck en noot.Ga naar voetnoot1477-78
 
Wat kanze meer?
Jeptha:
 
Geslage bloem, en lover,
1480[regelnummer]
Och dochter, hebt gy noch voor vader over,Ga naar voetnoot1480
 
En lijdt gy niet genoegh by vaders schult?Ga naar voetnoot1481
Ifis:
 
Ick bidde Godt dat hy u met gedultGa naar voetnoot1482
[pagina 834]
[p. 834]
 
Begiftige, om dit rustigh uit te harden.Ga naar voetnoot1483
 
Ay vader, scheur uw kleeders niet aen flarden.
1485[regelnummer]
Keer 't aenzicht niet weemoedigh van my af.Ga naar voetnoot1485
 
Mijn sterven is een zegen, geene straf.
 
Gehoorzaemheit, vrywilligh voorbereidenGa naar voetnoot1487
 
Zijn speelnoots, die my naer dees staetsi leiden.Ga naar voetnoot1488
 
Ick reken 't my ter eere toe naest Godt,Ga naar voetnoot1489
1490[regelnummer]
Uitdeeler van een ieders staet, en lot.Ga naar voetnoot1490
 
Ick durf de doot nu onder d'oogen tergen.Ga naar voetnoot1491
 
Zoo 't anders lagh: men had my op de bergenGa naar voetnoot1492
 
Geborgen, of by tijts een wisse wijckGa naar voetnoot1493
 
En vryburgh opgespoort, in 't heidensch rijck.Ga naar voetnoot1494
Jeptha:
1495[regelnummer]
Hoe kan dees hant dien blancken hals doorhouwen,
 
Dat zuiver sneeuw?
Ifis:
 
Volgh Abram, dien getrouwenGa naar voetnoot1496
 
Aertsvader, vorst en spiegel van 't geloof,Ga naar voetnoot1497
 
Dat Godt behaeght.
Jeptha:
 
Waer Jeptha blint, en doof,
 
Hy zaegh u niet, noch zou dit woort niet hooren.Ga naar voetnoot1498-99
1500[regelnummer]
Godt geve dat, uit 's hemels negen kooren,Ga naar voetnoot1500
 
Een engel daele, eer Jeptha, dootsch en bleeckGa naar voetnoot1501
 
Van schrick, u treffe; op dat hy 't slaghzwaert steeck'
 
Onbloedigh in zijn scheede. ô overwreede,
 
Kunt gy dit zwaert wel rucken uit de scheede,Ga naar voetnoot1504
1505[regelnummer]
En houwen op dit schoone lichaem toe?
 
Waer ben ick? och, wat wordme bang te moe!
 
Hofpriester, och, vergeef het my: aen 't bidden:
 
Och bidt. Godt sterck' mijn kloppend hart, in 'tmidden
 
Der gruwelen, en naere afgrijslijckheên.
1510[regelnummer]
Wat rust is hier voor my geschapen? neen,Ga naar voetnoot1510
 
Hier is geen rust, geen vreught voor my geschapen.
 
Dit is de helt, die onlangs, braef te wapen,Ga naar voetnoot1512
[pagina 835]
[p. 835]
 
Twee slagen sloegh, zoo stout, en onvermoeit;
 
Daer zoo veel lants, van stroomen bloets bevloeit,Ga naar voetnoot1514
1515[regelnummer]
Verdroncken leght, en wit bezaeit met schenckel,
 
En beckeneel; daer 't krijghsvolck over d'enckelGa naar voetnoot1515-16
 
Door plassen bloets moet waeden. dit's de helt,
 
Die met een' slagh dry reuzen teffens velt.Ga naar voetnoot1518
 
Alle oorloghseer loopt in een' slagh verloren.Ga naar voetnoot1519
1520[regelnummer]
Daer bloostze, die monarchen zou bekooren,Ga naar voetnoot1520
 
Assyrien, den Persiaen, en Parth.
 
O boezem, steeckt een tiger in dit hart,
 
Geen vaders hart. verschijn uit alle hoecken:
 
Verschijn, en koom den dochterslager vloecken,Ga naar voetnoot1524
1525[regelnummer]
Wat vloecken kan: 'k heb Godt noch mensch ten vrient.
 
Vloeck Jeptha vry, gelijck dit stuck verdient.Ga naar voetnoot1526
Hofpriester:
 
De lantvooght ga met my wat aen een zijde.Ga naar voetnoot1527
Jeptha:
 
Hofpriester, och, bedenck eens wat ick lijde.
 
Mijn haeren staen te berge. een druppel zweet
1530[regelnummer]
Hangt aen elck haer. Wat pijnight my zoo wreet?
Hofpriester:
 
Het is geen tijt een veege meer te vergen.Ga naar voetnoot1531
Hofmeester:
 
Gord af dit zwaert: gord af. 'k zal 't heimlijck bergen,
 
Bedecken met mijn kleet, op datze niet,
 
Voor 't ende, van inbeelding dootsch verschiet'.Ga naar voetnoot1534
1535[regelnummer]
Wanneerze knielt op d'oevers van haer leven,Ga naar voetnoot1535
 
Het hofaltaer, zal ick 't u wedergeven.
Jeptha:
 
Daer is het. Och, dat mijn genegenheit
 
Haer schrick aenjaege, in doots verlegenheit,
 
Is wreetheit, geen genegenheit uitdrucken.Ga naar voetnoot1537-39
[pagina 836]
[p. 836]
1540[regelnummer]
De droefheit kan het vaders hart verrucken,Ga naar voetnoot1540
 
Dat hy verdwaelt, in dit verbaest beleit,Ga naar voetnoot1541
 
Van reedlijckheit, en van voorzichtigheit.
Hofpriester:
 
Gy zult haer hart door dit gekerm vertsaegen.Ga naar voetnoot1543
Jeptha:
 
Hoe kan ick min dan Godt mijn hart uitklaegen?Ga naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
Benyme niet, helaes, een luttel tijt.Ga naar voetnoot1545
Hofpriester:
 
Dees weeklaght voedt den innerlijcken strijt,
 
Als oli 't vier: als bulderende vlaegen.
 
De wateren tot aen de starren jaegen.
Hofmeester:
 
Bezwijckt de maeght, een maeghdenhart is teêr,Ga naar voetnoot1549
1550[regelnummer]
Wat gaet ons aen?Ga naar voetnoot1550
Ifis:
 
Nu kerm, nu klaegh niet meer.
 
Gy waert dus lang mijn vader, mijn behoeder:
 
Nu ken ick Godt: geen vader, geene moederGa naar voetnoot1552
 
Heeft langer deel aen Ifis, als voorheen:
 
Die naem heeft uit. De Godtheit is alleenGa naar voetnoot1554
1555[regelnummer]
Mijn vader, en mijn moeder beide t'zamen.
 
Nu hoeft gy u dit offer niet te schaemen.Ga naar voetnoot1556
 
Nu is het valsch dat gy uw dochter slaght,Ga naar voetnoot1557
 
Uw eigen bloet zult storten. staeck dees klaght,
 
Dit hartewee: ick ben den hemel eigen.Ga naar voetnoot1559
1560[regelnummer]
't Geloof is nu mijn schilt, die op geen dreigenGa naar voetnoot1560
 
Noch kerven past van zwaert, of iemants hant.Ga naar voetnoot1561
 
Op dezen schilt, van louter diamant,
 
Zal 't snedighste metael in stucken springen,Ga naar voetnoot1563
 
Zoo bros als glas. 't is tijdt Godt lof te zingen.
1565[regelnummer]
Mijn hart gevoelt alreede een nieuwe kracht,
 
Als Isack, die getroost den slagh verwacht,
 
De weerelt voor zijn sterven afgestorven.Ga naar voetnoot1567
 
Laet rollen 't hooft: de ziel blijft onbedorven,Ga naar voetnoot1568
[pagina 837]
[p. 837]
 
Ontslagen van den hoofdeloozen romp,
1570[regelnummer]
Een hantvol klay en stof, een aerdtsche klomp.
 
Koom herrewaert, mijn speelgenoots, mijn reien:
 
Het is een tijt van blyschap, niet van schreien.
 
Hoort wacker toe hoe gy u draegen zult.Ga naar voetnoot1573
 
Betaeltme noch deze allerleste schult.Ga naar voetnoot1574
1575[regelnummer]
Wanneer ick sta voor 't outer, wilt niet schricken,
 
Maer scheit mijn haer in vlechten: valt aen 't stricken,Ga naar voetnoot1576
 
En wint het om mijn hooft, gelijck een kroon,
 
Zoo zal mijn hals gansch bloot staen, en ick, schoon
 
Ten slage, voor den offraer nederknielen.Ga naar voetnoot1578-79
1580[regelnummer]
Laet maeghden, zuivre en onbesmette zielen,
 
En zusters my bewaeren, best elck magh,Ga naar voetnoot1581
 
Zorghvuldigh om dit lichaem, na den slagh,Ga naar voetnoot1582
 
In 't vallen met mijn kuisch gewaet te decken.
 
Zoo zal geen oogh mijn zuiverheit bevlecken,
1585[regelnummer]
Na mijne doot: en, eer men 't lijck verbrant,
 
Dat zy 't in pluimaluin met haere hantGa naar voetnoot1586
 
Bewimpelen, geen mans mijne eer verkorten.Ga naar voetnoot1587
 
Zy zullen d'asch in deze dootbus storten,Ga naar voetnoot1588
 
Die uwe zorgh bevolen blijft. terstontGa naar voetnoot1589
1590[regelnummer]
Het staetsibed gespreit, en zet u rontGa naar voetnoot1590
 
Om d'offerasch, en dootbus, overscheenen
 
Van lampen, om mijn uitvaert onder 't weenen,Ga naar voetnoot1592
 
Te houden, tot dat moeder, nu niet meer
 
Mijn moeder, uit het leger wederkeer'.
1595[regelnummer]
Nu kustme noch voor 't leste. ay, feestgenooten,
 
Ay, schrey niet meer. al nats genoegh vergoten:
 
Genoegh geschreit twee maenden achter een.
 
'k Verlaet u, en dees weerelt, ga daer geenGa naar voetnoot1598
 
Ontsteltenis, geen staetveranderingenGa naar voetnoot1599
1600[regelnummer]
Opwellen, noit de starren onder gingen:
 
En nu, Godt lof, aenvaerde ick mijne reis.
 
Vaer eeuwigh wel, ô vaderlijck palais,
 
Daer ick geteelt, en opgevoedt in weelde,Ga naar voetnoot1603
[pagina 838]
[p. 838]
 
My zoo veel staets en ydelheit verbeelde.Ga naar voetnoot1604
1605[regelnummer]
Aertsvaders, neemt als een danckofferpant,Ga naar voetnoot1605
 
Ontfangt mijn ziel, tot heil van 't vaderlant.
 
Zy raeckt geen aerde, en zweeft u vrolijck tegen.
Hofpriester:
 
Nu kniel: ontfang nu Godts en Arons zegen.Ga naar voetnoot1608
 
Godts aenschijn strael' genadigh van om hoogh
1610[regelnummer]
U toe, en schijn' door dezen regenbooghGa naar voetnoot1610
 
Van traenen uit den hemel op u neder.
 
Gy quaemt van Godt: hy wellekomt u weder.
 
Gy maeghden, juicht, en triomfeert met palm:
 
Zy stapt verheught ten outer op dien galm.Ga naar voetnoot1614
REY VAN MAEGHDEN.
I. Zang:
1615[regelnummer]
Laet gehoorzaemheit
 
Toonen haer vermogen
 
In dees maeght, bereit
 
Zonder traen in d'oogen,
 
Jammer, en misbaer,Ga naar voetnoot1619
1620[regelnummer]
In haer lentedagen,
 
Willigh op 't altaer
 
Godt zich op te draegen,Ga naar voetnoot1622
 
Tot een offerhant,
 
Voor het vaderlant,
1625[regelnummer]
Om den vaderlijcken eedt,
 
En het vast verbont,Ga naar voetnoot1626
 
Godt met vryen mont
 
Toegezworen, eer men street,
 
In zijn kracht te zetten,Ga naar voetnoot1629
1630[regelnummer]
Zonder dwang van wetten,
 
Tot een' spiegel voor de jeught,
 
Die hier uit zal leeren
 
Godt in d'oudren eeren.Ga naar voetnoot1633
 
O hoe zeldzaem is dees deught!
[pagina 839]
[p. 839]
I. Tegenzang:
1635[regelnummer]
Wie gerust en stil
 
Zich kan overgeven
 
Aen een anders wil,
 
Zonder wederstreven,
 
In gelaetenheit
1640[regelnummer]
Tegens eigen oordeel,
 
Dat hier tegens pleit,Ga naar voetnoot1641
 
Afstaen van zijn voordeel,
 
Heeft een stercker maght
 
Onder zich gebragtGa naar voetnoot1644
1645[regelnummer]
Dan die heiren overwint,
 
Of het woest gewelt
 
Van een' boschreus velt,
 
Of een' leeuw, die 't al verslint.
 
Keur en zinlijckhedenGa naar voetnoot1649
1650[regelnummer]
Met den voet te treden,
 
Godt ten prijs, tot 's naesten baet,
 
Is een' strijt gestreden
 
Hooger dan de reden,Ga naar voetnoot1653
 
En 't verstant der wijzen gaet.Ga naar voetnoot1654
II. Zang:
1655[regelnummer]
Isack, Abrams zoon,
 
Volghde zijnen vader,
 
Hielt dien hoogen toon.Ga naar voetnoot1657
 
Zietze bey te gader.
 
't Outer staet gebout.
1660[regelnummer]
Isack, 's vaders zegen,Ga naar voetnoot1660
 
Knielt op 't offerhout.
 
Abram treckt den degen
 
Om te slaen, als hemGa naar voetnoot1663
 
d'Engel met zijn stem
1665[regelnummer]
Uit den hemel tegenhiel,Ga naar voetnoot1665
 
En beval den ram
 
t'Offren in de vlam,
 
Dat den hemel meer beviel
 
Dan den eerstgeboren
[pagina 840]
[p. 840]
1670[regelnummer]
In zijn bloet te smooren,
 
Met des offraers hart vernoeght,Ga naar voetnoot1671
 
Gode op zijn behaegen,
 
Willigh opgedraegen.Ga naar voetnoot1672-73
 
Ziet hoe hier die kroon op voeght.Ga naar voetnoot1674
II. Tegenzang:
1675[regelnummer]
Isack streeck deze eer,Ga naar voetnoot1675
 
Maer hy moet het geven,Ga naar voetnoot1676
 
Nu een maeght, dus teêr,
 
Niet ontziet haer levenGa naar voetnoot1678
 
t'Offren onvervaert,
1680[regelnummer]
Zonder tegenspreecken,
 
Aen heur vaders zwaert.
 
O gehoorzaem teken!Ga naar voetnoot1682
 
d'Eeuwen zullen lang
 
Met tooneelgezang
1685[regelnummer]
Loven dees heldinnedaet,Ga naar voetnoot1683-85
 
Die het mannenhart
 
In het knielen tart,Ga naar voetnoot1687
 
Met een ongezwicht gelaet.Ga naar voetnoot1688
 
Och, dat nu een engel
1690[regelnummer]
Dezen strick ontstrengel,Ga naar voetnoot1690
 
Godt den wil neem' voor het werck.Ga naar voetnoot1691
 
Maer zy voortgedreven
 
Kiest de doot voor 't leven.
 
Yver valt de doot te sterck.Ga naar voetnoot1694
voetnoot1423-26
afgeronnen: dodelik vermoeid van het rennen. Zinspeling op Psalm 42, vs. 2.
voetnoot1426
waer aen mijn leven hangt: van wie mijn leven afhankelik is.
voetnoot1427
(verlangt om) Der zielen troost: God.
voetnoot1428
ontvouwen: verkondigen.
daer: waar.
voetnoot1430
daer: waar.
voetnoot1434
u draeght als: de plaats bekleedt, de taak vervult van (Ned. Wdb. III, 3240).
voetnoot1435
paeien: voldoen, verzoenen.
voetnoot1437
uit onzen dagh: boven ons aardse licht, d.i. in de hemel.
voetnoot1440
die: slaat terug op ge (1439).
voetnoot1441
Dat: wat.
voetnoot1443
Accent op één.
voetnoot1444
't sterflijck pack (last): het lichaam; vlaegen van weereltsheit en jammer: aardse rampen en wereldse verzoekingen.
voetnoot1445
smet; zonde.
voetnoot1446
zekerheit: veiligheid.
voetnoot1448-49
warren in schaduwen: ronddolen in duisternis; verbystert: verslagen.
voetnoot1450
Van aerdtscheit: door wereldse neigingen.
voetnoot1451
(zelfs) den rijcksten mensch.
voetnoot1455
staeten: hoge ambten, hoge rang.
voetnoot1458
paeit: bevredigt.
voetnoot1459
gierigaert: begerige sterveling.
voetnoot1460
al: alles; daer buiten: buiten hem.
voetnoot1465
Dus: zo.
voetnoot1466
staet: hoge rang; zeeghaftigheit: roem door overwinningen.
voetnoot1467
heerschappy: het heersen: genoegen: bevredigen.
voetnoot1468
lastigh: inspannend.
voetnoot1471
oorloghsvlaegen: oorlogsstormen.
voetnoot1472
Mijn korenbloem: het sieraad van mijn leven; gezengt: verschroeid.
voetnoot1476
op haere doot te klampen: behalve haar dood ook vaders rampen op zich te nemen (vgl. vs. 1302).
voetnoot1477-78
Ook in de hemel hoopt zij nog de smart van haar ouders te kunnen delen en verlichten.
voetnoot1480
hebt gy noch voor vader over: denkt gij, bij uw eigen leed, nog aan uw vader.
voetnoot1481
by: door.
voetnoot1482
gedult: lijdzaamheid.
voetnoot1483
rustigh uit te harden: kloek te doorstaan.
voetnoot1485
weemoedigh: droevig.
voetnoot1487
Gehoorzaemheit en Vrywilligh voorbereiden worden hier gepersonifieerd. Met dergelijke allegorie waren de zeventiende-eeuwers vertrouwd.
voetnoot1488
staetsi: hoogtijd. Ifis gaat heen als een bruid.
voetnoot1489
't: het sterven.
voetnoot1490
dus: die dit over mij beschikt heeft.
voetnoot1491
tergen: tarten; onder d'oogen: hem vlak voor mij ziende.
voetnoot1492
lagh: gesteld was.
voetnoot1493
Geborgen: in veiligheid gebracht; wisse wijck: veilige schuilplaats.
voetnoot1494
vryburgh: vrijplaats, vanwaar zij niet uitgeleverd kon worden.
voetnoot1496
Volgh (het voorbeeld van) Abram.
voetnoot1497
spiegel van 't geloof: aan wiens geloof men een voorbeeld kan nemen.
voetnoot1498-99
Jeptha zou liever blind en doof zijn; dan zou hij niet behoeven te zien en te horen, hoe zijn dochter hem aanspoort.
voetnoot1500
kooren: engelenkoren.
voetnoot1501
dootsch en bleeck: doodsbleek.
voetnoot1504
gy (tot zich zelf sprekende).
voetnoot1510
geschapen: weggelegd.
voetnoot1512
Dit (op zichzelf doelende); braef te wapen: dapper in de wapenen.
voetnoot1514
Daer: waar.
voetnoot1515-16
leght: ligt; schenckel en beckeneel: beenderen en doodshoofden.
voetnoot1518
teffens: tegelijk.
voetnoot1519
loopt verloren: gaat te niet; in een' slagh: door één slag op Ifis' hals (vgl. vs. 650): woordspeling met ‘één slagh’ in het vorige vers.
voetnoot1520
bloostze: staat bloeiend in jeugdige schoonheid.
voetnoot1524
dochterslager: dochtermoordenaar, vgl. dochterslaghter in vs. 1703; vloecken: vervloeken.
voetnoot1526
dit stuck: deze misdaad.
voetnoot1527
aen een zijde: ter zijde.
voetnoot1531
een veege meer te vergen: meer te vragen van, verder lastig te vallen iemand die op het punt staat te sterven.
voetnoot1534
van inbeelding: door zich levendig voor te stellen wat gebeuren gaat (Ned. Wdb. VI, 1496); dootsch verschiet: een doodschrik krijgend verbleekt.
voetnoot1535
op d'oevers: het hofaltaer is de oever van haar leven, omdat zij daar, voor de grote reis, afscheid neemt van het leven.
voetnoot1537-39
Deze duistere plaats is misschien het best te verklaren als men genegenheit in twee betekenissen opvat: Dat mijn geneigdheid tot plichtsvervulling haar in doodsnood schrik zou aanjagen, is het beste bewijs dat ik wreed ben en niet genoeg liefde voor haar bezit.
voetnoot1540
verrucken: verbijsteren.
voetnoot1541
dit verbaest beleit: deze ontzettende taak; verdwaelt van reedlijckheit: afwijkt van de weg van redelikheid, alle redelikheid uit het oog verliest; voorzichtigheit: bedachtzaamheid.
voetnoot1543
vertsaegen: angstig maken.
voetnoot1544
min dan Godt mijn hart uitklaegen: iets minders, anders doen dan, tot God klagend, mijn hart te verlichten.
voetnoot1545
Beny: misgun; tijt: nl. tot klagen.
voetnoot1549
Bezwijckt: verliest zij de moed.
voetnoot1550
Wat gaet ons aen?: zal ons dan overkomen?
voetnoot1552
ken ick Godt: ben ik in gemeenschap met God.
voetnoot1554
heeft uit: heeft afgedaan.
voetnoot1556
Gij zijt nl. mijn vader niet meer.
voetnoot1557
valsch: onjuist.
voetnoot1559
ben den hemel eigen: behoor de hemel toe.
voetnoot1560
die slaat op schilt: vroeger ook mnl. (vgl. vs. 1562).
voetnoot1561
past op: geeft om.
voetnoot1563
snedigste: scherpste.
voetnoot1567
de weerelt afgestorven: bijbelse uitdrukking, oorspr. met Datief: der wereld: los van het wereldse leven (Ned. Wdb. I, 1566).
voetnoot1568
onbedorven: ongerept.
voetnoot1573
wacker: nauwlettend; u draeghen zult: u gedragen moet, wat gij moet doen.
voetnoot1574
Kwijt u nog van deze laatste plicht jegens mij.
voetnoot1576
valt aen 't stricken: gaat strikken.
voetnoot1578-79
schoon ten slage: gesierd (als een offer) voor de dodelike slag.
voetnoot1581
bewaeren: verzorgen; best elck magh: zo goed als ieder kan.
voetnoot1582
Zorgvuldigh: zorg dragend.
voetnoot1586
pluimaluin: een onbrandbare stof, waarvan de Ouden, volgens Plinius, lijkkleden vervaardigden, om de lijkas van het offervuur gescheiden te houden.
voetnoot1587
Bewimpelen: inwikkelen (wimpel: sluier).
voetnoot1588
dootbus: urn.
voetnoot1589
bevolen: toevertrouwd.
voetnoot1590
staetsibed: praalbed.
voetnoot1592
uitvaert: lijkplechtigheden.
voetnoot1598
(en ik) ga.
voetnoot1599
ontsteltenis: verwarring (Ned. Wdb. X, 1989); staetveranderingen: wisselvallige levensomstandigheden.
voetnoot1603
weelde: voorspoed.
voetnoot1604
mij zoveel hoogheid en ijdele luister voorstelde (te zullen genieten).
voetnoot1605
danckofferpant: kostbaar dankoffer (pant: voorwerp van waarde).
voetnoot1608
Arons zegen: de zegen van de eerste aartspriester Aäron.
voetnoot1610
regenboogh: als troostbrengend symbool.
voetnoot1614
galm: zang.
voetnoot1619
(zonder) jammer.
voetnoot1622
(aan) Godt.
voetnoot1626
het verbont: de verbintenis.
voetnoot1629
In zijn kracht te zetten: te bekrachtigen, gestand te doen.
voetnoot1633
door de ouders te eren, Gods gebod te volgen.
voetnoot1641
hier tegens: nl. tegen het afstand doen van zijn voordeel (vs. 1642).
voetnoot1644
Onder zich gebragt: aan zich onderworpen.
voetnoot1649
Keur en zinlijckheden: eigen wil en begeerten
voetnoot1653
reden: redenerend oordeel.
voetnoot1654
verstant: inzicht.
voetnoot1657
Hielt dien hoogen toon (slaat terug op vs. 1649-54): toonde een dergelijke hoogheid van karakter; toon is hier als muzikale term op te vatten.
voetnoot1660
's vaders zegen: het kostbare pand waarmee de vader gezegend was.
voetnoot1663
als: toen.
voetnoot1665
tegenhiel: bij Vondel gewone vorm naast hield.
voetnoot1671
vernoeght: tevreden.
voetnoot1672-73
Bijstelling bij hart.
voetnoot1674
die kroon: nl. de roem van deze zelfopoffering; voeght: past.
voetnoot1675
streeck: verwierf.
voetnoot1676
het geven: die eer afstaan.
voetnoot1678
ontziet: schroomt.
voetnoot1682
gehoorzaem teken: beeld van gehoorzaamheid.
voetnoot1683-85
vgl. vs. 1243.
voetnoot1687
In het knielen tart: trotseert (d.w.z. overtreft) in gelatenheid.
voetnoot1688
ongezwicht gelaet: onbezweken houding, gedrag.
voetnoot1690
Deze strik (waarmee Ifis gebonden is) moge losmaken.
voetnoot1691
het werck: de daad. Evenals in het geval van Abraham.
voetnoot1694
Yver: geloofsijver, geloofskracht.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank