Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663 (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.40 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
epos
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel
poëtica
leerdicht
hekeldicht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

(1936)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 53]
[p. 53]

Het derde bedryf.

JOAB. DAVID. BODE.
Joab:
 
De torenwachter ziet een' postmuil herwaert jaegen.Ga naar voetnoot627
 
'k Wensch dat uw majesteit de tijding magh behaegen.
 
Het schijnt hy wort dus vroegh gestuurt van Absolon.Ga naar voetnoot629
David:
630[regelnummer]
Zoo is hy afgereên voor 't opgaen van de zon.
Joab:
 
Wat of hem herwaert jaegt?
David:
 
Men heeft niet quaets te schroomen.Ga naar voetnoot631
 
Van Absolon kan niet dan blijde tijding komen.
 
Hy weet hoe vaders hert naer tijdingen verlangt,
 
Het hart, dat over hem, gelijck een zegen, hangt,Ga naar voetnoot634
635[regelnummer]
Zijn aenschijn noode derft. wat nieus kan hy ontdecken?Ga naar voetnoot635
 
De kortheit van den tijt, die tusschen zijn vertrecken
 
Van 't hof en nu verliep, gehengt nau dat'er iet
 
Byzonders voorviel, 't geen tot vreught streckt, of verdriet.
Joab:
 
Eene uur berockent wel meer werx met bystre zinnenGa naar voetnoot639
640[regelnummer]
Dan duizent handen in een jaer zien af te spinnen.Ga naar voetnoot640
 
Hoewel ick niet betrouw dat ons van dezen kant
 
Iet kan bejegenen, dat niet 't gezegent lant
 
Tot heil en nut gedye, en allen wetgenooten.Ga naar voetnoot643
 
Daer komt de bode zelf al hygende aengestooten.Ga naar voetnoot644
645[regelnummer]
Hy ziet verbaest naer 't hof, en onzen koning om.Ga naar voetnoot645
 
De koning spreecke hem. hy staet verbaest en stom.
David:
 
Wel bode, van wat kant komt gy verbaest geronnen?Ga naar voetnoot647
 
Zit af: schep aêm: genaeck dat wy u hooren konnen.Ga naar voetnoot648
Bode:
 
Ten hove is zulck een post, als ick, onaengenaem.Ga naar voetnoot649
[pagina 54]
[p. 54]
650[regelnummer]
Doch schoon ick stille zweegh, noch zou d'ontruste faemGa naar voetnoot650
 
Niet rusten haer bazuin uit tin en trans te blazen,
 
Van Dan tot Berzeba de weerelt te verbazen.Ga naar voetnoot652
David:
 
Is Absolon in noot, of in zijn vyants klem?Ga naar voetnoot653
Bode:
 
Prins Absolon dreight u, en gansch Jerusalem.
David:
655[regelnummer]
Hy is met onzen wil te nacht hier uitgereden.
Bode:
 
Hy spant de kroon in 't hart van 't rijck en alle steden.Ga naar voetnoot656
David:
 
Spreeck klaerder, schoon die klanck niet schoon in d'ooren luit.
Bode:
 
Zijn bevaert quam te nacht op vloeckverwantschap uit.Ga naar voetnoot658
David:
 
Onmogelijck. wie heeft dat lasterstuck besteecken?Ga naar voetnoot659
Bode:
660[regelnummer]
Zoo groot een schelmstuck kon niet laeten uit te breecken.Ga naar voetnoot660
David:
 
Wat zekerheit kunt gy betoonen van dit stuck?Ga naar voetnoot661
Bode:
 
Ick hoorde en zagh 't verraet. Godt keere uw ongeluck:
 
Mijn vroom geweten, aen de kroon en uw vertrouden
 
Verbonden, liet niet toe dit stil by my te houden.
665[regelnummer]
Zoo koom ick met dien vloeck der vloecken opgedaeght.Ga naar voetnoot665
David:
 
Verhael ons dan oprecht al wat gy hoorde en zaeght,Ga naar voetnoot666
 
En pas vooral dit naeckt, gelijck het leght, t'ontkleeden.Ga naar voetnoot667
Bode:
 
Te nacht quam 's konings zoon te Hebron aengereden,
 
Met eenen nasleep van tweehondert, zonder ergh.Ga naar voetnoot669
[pagina 55]
[p. 55]
670[regelnummer]
De maght van Israël en Juda om den bergh,Ga naar voetnoot670
 
Had zich in tenten langs de dalen neêrgeslagen,Ga naar voetnoot671
 
En wachte op 't offerfeest, de Godtheit op te draegen,
 
Met volle staetsien, en priesterlijcke pracht.
 
Der vadren kerckhof wert terstont met 's princen wachtGa naar voetnoot674
675[regelnummer]
Heel scherp en nau bezet, rondom de doornehaegen.Ga naar voetnoot675
 
De weelige eicken, die met schaduwen de laegenGa naar voetnoot676
 
Bedeckten, ruischten niet, daer 't licht door boschloof scheen.Ga naar voetnoot677
 
De prins, Achitofel, de raet quam hier by een.
 
In 't ronde om Hebron loeide een menighte offerdieren;
680[regelnummer]
Een voorspel van dit feest, met d'uchtendzon te vieren,
 
Uit danckbaerheit, zoo 't hiet, dat Absolon 't gezichtGa naar voetnoot681
 
Van 's konings aenschijn moght gebeuren, en den plichtGa naar voetnoot682
 
Van zijne Godtsbelofte,en hoogen eedt bezegelen:
 
Gelijck 't Hebreeusch geslacht gewoon is zich te regelen
685[regelnummer]
Naer Moses wetboeck. hier ging t'samenrotten aen.Ga naar voetnoot685
 
Ick kroop behendigh, by het schijnen van de maen,
 
Ter zijde door de haegh, daer niemant op vermoede.Ga naar voetnoot687
Joab:
 
Dat Godt den koning en het koningrijck behoede.
Bode:
 
Prins Absolon hief aen: gy zoons van Abraham,
690[regelnummer]
Hanthavers van Godts recht, en Jesses braven stam,Ga naar voetnoot690
 
Ick koom, van Godt gedaeght, tot voorstant van u allenGa naar voetnoot691
 
Mijn' dienst opoffren, eer de staet geraeckt te vallen.Ga naar voetnoot692
 
De vader suft alree, gezwackt van ouderdom.Ga naar voetnoot693
 
'k Heb 't poortgerecht gestut. mijn' hals, als een kolom,Ga naar voetnoot694
695[regelnummer]
Heeft, onder 't lastigh pack des rijx, geheele dagenGa naar voetnoot695
 
Gezweet. ick trooste 't volck, dat my zijn' noot quam klaegen.Ga naar voetnoot696
 
De vleiers, die het hof om winst naer d'oogen zien,
 
En 't onrecht stercken, dorst mijn yver 't hof verbiên.
 
'k Heb weduwen geredt, de wezen en verdruckten
700[regelnummer]
Geholpen op de been; griffoenen, die haer pluckten,Ga naar voetnoot700
 
De nagels vry gekort: en zou men u den nootGa naar voetnoot701
 
Afmaelen, schoon de staet zeilt met een' ruimen schoot,Ga naar voetnoot702
[pagina 56]
[p. 56]
 
Een etmael kon zoo veel gevaeren niet begrijpen.Ga naar voetnoot703
 
De hulck van 't gansche rijck dreight storm op storm te gijpen.Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
Wat hoop van beternis, daer 't hooft in deught bezwijckt,Ga naar voetnoot705
 
En zelf zijn naeste bloet, den zoon, verongelijckt?Ga naar voetnoot706
 
Wy hebben jaeren lang bezuurt in bittre elendenGa naar voetnoot707
 
De straf van Ammon, en dat gruwzaem zusterschenden,
 
Ten leste in schijn verzoent, na dien geleden hoon.
710[regelnummer]
Wat heil verwacht gy? want een overspeelsters zoonGa naar voetnoot710
 
Wort dertel opgevoedt, om over lant en lieden,Ga naar voetnoot711
 
Na vaders doot gezalft, tyrannigh te gebieden.
 
Waer heeft de koning oit de dapperheit beloont?
 
Vraeght dat Urias, die zich streng en eerlijck toont,
715[regelnummer]
Op d'aerde slaept, en, na zijn vroome wapendaeden,
 
Met eenen moortbrief aen den veltheer wort verraden.Ga naar voetnoot714-16
 
'k Ga Sauls huis voorby, eer lanckheit u vermoeit.
 
Hoe bloedigh heeft hy dien geslachtboom uitgeroeit,
 
En dreight den wortel uit te rucken, wech te houwen;
720[regelnummer]
Hoewel hy d'eer genoot van Michols hant te trouwen!Ga naar voetnoot717-20Ga naar voetnoot720
 
Naerdien het stamhuis dan van hem geen heil verwacht,
 
Is 't nodigh zijnen stoel, op 's volx gemeene klaght,
 
Met eenen nazaet van zijn naeste bloet te kleeden.Ga naar voetnoot722-23
 
Dit's mijn belofte aen Godt, waertoe gy wort gebeden.
Joab:
725[regelnummer]
Genadighste, vergeef het Joab, wiens verzoeck
 
Den zoon met u verzoende, eene oirzaeck van dien vloeck:Ga naar voetnoot726
 
Hoe droegh Achitofel zich onder dees godtloosheit?Ga naar voetnoot727
Bode:
 
Hy stack zijn zegel aen die godtvergeete boosheit,Ga naar voetnoot728
 
Verhief d'oproerigheit, en zetteze in haer kracht,Ga naar voetnoot729
730[regelnummer]
Brogt voort hoe hy den zoon zoo menighmael by nachtGa naar voetnoot730
 
Te Gilo had geberght, toen, van het hof verschoven,Ga naar voetnoot731
 
Om zijn gerechte wraeck, hem elck ontzagh te hoven,Ga naar voetnoot732
 
De wijde weerelt den verschovling viel te kleen.Ga naar voetnoot733
[pagina 57]
[p. 57]
 
Hy haelde Urias op; wat Saul had geleên,Ga naar voetnoot734
735[regelnummer]
Veel jaeren na de doot, in zijn nakomelingen,Ga naar voetnoot735
 
Die, treurigh, en gehaet, al quijnende vergingen.
 
Hoe d'overspeelster, als een stiefmoêr, Davids zoon,
 
Den eerstgeboren, wil versteecken van de kroon,Ga naar voetnoot738
 
En wettigheit des rijx, en over d'oude heeren,Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
In haeren Salomon, na Davids doot regeeren.Ga naar voetnoot740
 
Hy hoorde een ieders zin. de stemmen gingen om.Ga naar voetnoot741
 
Men vraeghde hooft voor hooft. zoo steigerde, zoo klomGa naar voetnoot742
 
Weerspannigheit in top, uit eenen mont besloten.Ga naar voetnoot743
Joab:
 
Vervloeckte Achitofel, verwate vloeckgenooten!Ga naar voetnoot744
745[regelnummer]
Wat volghde op dit besluit? hoe liep dit kluwen af?Ga naar voetnoot745
Bode:
 
Zy mompelden een wijl. toen sloegenze om het graf
 
Van vader Abraham een' ring, en voort aen 't biddenGa naar voetnoot746-47
 
Dat d'opperste hun recht wou zegenen. in 't midden
 
Stont Absolon, die zwoer zijn trou aen 't volck en 't rijck
750[regelnummer]
Den stammeheeren toe, die zwoeren algelijck,Ga naar voetnoot749-50Ga naar voetnoot750
 
En gaven hem de hant, met een' den blancken degen.Ga naar voetnoot751
 
Toen sloop ick heimlijck deur, tot stervens toe verlegen,Ga naar voetnoot752
 
En koom den koning dit ontvouwen met gevaer.
 
Dat Godt het rijck behoede, en Godts gezalfden spaer'.
David:
755[regelnummer]
Belieft het Gode dat zijn knecht dien kelck zal proeven,Ga naar voetnoot755
 
Ick sta gelaeten, wil my niet te vroegh bedroeven.
 
Hy kan dit keeren, hen veranderen van zin.Ga naar voetnoot757
 
Gy bode, ga ten hove, en spreeck de koningin.
 
Heer Joab, laet de wacht de stadt en 't hof bezetten.
760[regelnummer]
Voltreck de ronde, steeck bazuinen, en trompetten.Ga naar voetnoot760
 
Och Absolon, hoe snel verandertge uwen zoen,
 
Dien kus en klanck van pais in eene krijghsklaeroen!
 
Lijfschutten, haest u, voort: de bloetvlagh uit den toren:Ga naar voetnoot763
 
De standers op de poort. op op, men blaes den horen.
[pagina 58]
[p. 58]
765[regelnummer]
Mijn Krethen, Plethen, al de burgers in 't geweer.Ga naar voetnoot765
 
De vlam slaet uit het hof: hier gelt geen veinzen meer.Ga naar voetnoot766
 
Men hindre dat hier niet de weiflaers t'zamenrotten.Ga naar voetnoot767
Joab:
 
Ons staet dien hoogen boom van kroon en tack te knotten.Ga naar voetnoot768
 
Zent flux bespieders uit naer Hebron. luister scherp
770[regelnummer]
Wat nadruck volgen wil op zulck een ruw ontwerp.Ga naar voetnoot770
THAMAR. DAVIDS BEDTGENOOTEN.
Thamar:
 
Wat klanck is dit? wat wil ons weder overkomen?Ga naar voetnoot771
Bedtgenooten:
 
Hoe fraey heeft Absolon zijn afscheit nu genomen?
Thamar:
 
Wat gaet mijn broeder aen, dat hy dien haet verweckt!Ga naar voetnoot773
Bedtgenooten:
 
Gewis gy wist hier van: hy had het u ontdeckt.
Thamar:
775[regelnummer]
Betrouw ons dat niet toe. wilt dat onze eer niet vergen.Ga naar voetnoot775
Bedtgenooten:
 
Hy had zijn zuster lief: hoe kon hy 't haer verbergen?
Thamar:
 
Zoo waerlijck als Godt leeft: dat hy ons sla en straff'.Ga naar voetnoot777
Bedtgenooten:
 
Nu haelt hy Ammons moort en snoder uit het graf.Ga naar voetnoot778
Thamar:
 
'k Beken de vadermoort gaet boven broederslaghten.Ga naar voetnoot779
Bedtgenooten:
780[regelnummer]
Wie kon zich voor den wrock des dubblen huichlaers wachten?Ga naar voetnoot780
Thamar:
 
Och Absolon, is dit uw Hebrons Godevaert?Ga naar voetnoot781
Bedtgenooten:
 
Dat is zijn godtsbelofte, en onderdaenige aert.
[pagina 59]
[p. 59]
Thamar:
 
Nu wort de wet met glimp by 't Heidendom gelastert.Ga naar voetnoot783
Bedtgenooten:
 
Zoo gaet het telckens, als godtvruchtigh zaet verbastert.Ga naar voetnoot784
Thamar:
785[regelnummer]
Hy volght noch vaders les, noch vaders voorbeelt na.
Bedtgenooten:
 
Wy zagen 't onweêr in den droom, maer och te spa.Ga naar voetnoot786
Thamar:
 
Men zal door middelaers misschien zijn hart verzachten.
Bedtgenooten:
 
Wy hoopen op 't misschien dien storm niet af te wachten.Ga naar voetnoot788
Thamar:
 
Dat onweêr is noch wijt.Ga naar voetnoot789
Bedtgenooten:
 
het buldert voor de poort.
Thamar:
790[regelnummer]
Te Hebron. hy hoeft tijt. men slaet zoo ras niet voort.Ga naar voetnoot790
Bedtgenooten:
 
Gelijck een loopend vier, gestoockt van medestemmers.Ga naar voetnoot791
Thamar:
 
Waer vint men die?
Bedtgenooten:
 
dat vraegh vry ons Jerusalemmers.
Thamar:
 
Die zien naer David om, en niet naer Absolon.Ga naar voetnoot793
Bedtgenooten:
 
Men eert d'opgaende, en niet eene ondergaende zon.
Thamar:
795[regelnummer]
Zou 't volck zoo reuckeloos den ouden heer vergeeten?Ga naar voetnoot795
Bedtgenooten:
 
Dat hangt aen een, gelijck de schakels van een keten.Ga naar voetnoot796
Thamar:
 
En zoo de keten breeckt?
Bedtgenooten:
 
dan is de maght gedeelt.Ga naar voetnoot797
[pagina 60]
[p. 60]
Thamar:
 
Hoe wenschelijck waer dit!
Bedtgenooten:
 
hoe wort dees scheur geheelt?
Thamar:
 
Met balssem van gena.
Bedtgenooten:
 
die heelt geen misvertrouwen.Ga naar voetnoot799
Thamar:
800[regelnummer]
Mijn vader is gestreng in elck zijn woort te houwen.Ga naar voetnoot800
Bedtgenooten:
 
En oock niet min gestreng in 't straffen, zonder maet.Ga naar voetnoot801
Thamar:
 
Waer bleeck dat?
Bedtgenooten:
 
vraegtge waer? wie eens naer Rabba gaet
 
Kan 't hooren, en alom in Ammons dootsche steden,
 
Die, wreet gerabraeckt, met hunne afgezaeghde leden,
805[regelnummer]
In ysre tacken, en het gloeiend tichelvier
 
Verbrant, beklaeghden dat zy, d'ooreloghsbanier
 
Opsteeckende, zoo trots zich tegens Juda kantten.Ga naar voetnoot802-07
Thamar:
 
Dat was het niet, maer eer 't mishandlen der gezanten,Ga naar voetnoot808
 
Die tegens 't billijck recht der volcken, en de wet,
810[regelnummer]
De wijde weerelt door natuurlijck ingezet,Ga naar voetnoot810
 
Met hun gescheurde kleên, en half geschore baerden,
 
Van kinderofferaers, en gruwelijck veraerden,Ga naar voetnoot812
 
Te rugge quamen by den koning, die hen zont.
 
Hy woegh de straf en 't quaet, tot dat het effen stont.Ga naar voetnoot814
Bedtgenooten:
815[regelnummer]
Is 't minder quaet, een zoon naer vaders hart te steecken?Ga naar voetnoot815
Thamar:
 
Een vaders hart verschoont verkleent zijn zoons gebreken.
Bedtgenooten:
 
De vader heeft noch flus de broederslaght verschoont,Ga naar voetnoot817
[pagina 61]
[p. 61]
 
En wort dus averechts bejegent, en geloont,
 
Met eenen nieuwen slagh in zulck een versche wonde.
Thamar:
820[regelnummer]
'k Verschoon het niet. dit is een lasterlijcke zonde,Ga naar voetnoot820
 
Een rechte burgerkrijgh berockent tegens Godt.Ga naar voetnoot821
Bedtgenooten:
 
De maegen steecken hier elckandre naer den strot.Ga naar voetnoot822
 
Dit zwaert moort blindeling, de broeder zijnen broeder,Ga naar voetnoot823
 
De vader zijnen zoon. de dochter kent geen moeder.
825[regelnummer]
Hier worstelen in 't bloet de burgers tegens een.
 
De huizen staen gedeelt, de steden tegens steên.Ga naar voetnoot826
 
De bondtgenoot ontziet verbont noch bontgenooten.
 
't Omleggend Heidendom komt hier op aengestooten.Ga naar voetnoot828
 
Het mengt zich in 't krackeel met een gemeine stem,Ga naar voetnoot829
830[regelnummer]
En wil het heilighdom en Godts JerusalemGa naar voetnoot830
 
Tot in den gront met zwaert en fackelen verdelgen.
 
Zoo David zich niet belght, de hemel zal 't zich belgen.Ga naar voetnoot832
Thamar:
 
Ick hoor een' kreet opgaen van 't hof en hofgezin,Ga naar voetnoot833
 
En ga de trap op naer de droeve koningin.
Bedtgenooten:
835[regelnummer]
Hier komt de veltheer aen, bestuwt met krijghskornellen.Ga naar voetnoot835
 
Wy zullen, aen een zy, hem eerst zien orden stellenGa naar voetnoot836
 
Op wacht, en toght, en al. de krijghsraet is belaên,Ga naar voetnoot837
 
De burgery verbaest. hoe wil dit spel vergaen!Ga naar voetnoot838
JOAB. DAVIDS BEDTGENOOTEN.
Joab:
 
Wachtmeesters, krijgskornels, waeckt rustigh met elckanderen.Ga naar voetnoot839
840[regelnummer]
Men zal van uur tot uur de leus of 't woort veranderen,Ga naar voetnoot840
 
De ketens spannen, eer het oproer t'zamenrott'.
 
Men sla de ronde ga, verzekre, op 't hoogh gebodt,Ga naar voetnoot842
 
Op halsstraf, Davids burgh, verzie de poort en vesten
 
Met dubble schiltwacht. laet terstont, van vier gewesten,
[pagina 62]
[p. 62]
845[regelnummer]
De torens mannen. dat de lichte ruitery,Ga naar voetnoot845
 
Den wegh naer Hebron op gespreit, de zuiderzyGa naar voetnoot846
 
In 't velt bespiede. laet de pelgrims ondervraegen
 
Naer tijding van dien oort, en ofze nergens laegenGa naar voetnoot848
 
Vernaemen. laet geen' mensch passeeren, eer de wacht
850[regelnummer]
Zijn naem opteken', hem geley, daer hy te nacht
 
Vernachten zal. verdeelt u voort in alle straeten.Ga naar voetnoot851
 
d'Almaghtige beschaeme al die den koning haeten.
Bedtgenooten:
 
O veltheer, hoe vervalt de kroon, en Davids rijck!
Joab:
 
Schept moedt: Jerusalem is u een wisse wijck.Ga naar voetnoot854
Bedtgenooten:
855[regelnummer]
Beschimp nu nachtgezicht, en spoockery, en droomen.
Joab:
 
Het koningklijck gezagh wil haest het oproer toomen.Ga naar voetnoot856
Bedtgenooten:
 
Een hollend paert acht toom, noch sporen, nochte roê.
Joab:
 
Een hollend paert loopt eerst zich zellef doot en moê.
Bedtgenooten:
 
Het smackt den heer in 't zant, dat hals en lenden kraecken.
Joab:
860[regelnummer]
Zoo fel niet, of de heer kan weêr te paerde raecken.
 
Hy voerde 't Saul en zijne afkomste uit in 't endt.Ga naar voetnoot861
Bedtgenooten:
 
In zijne jeught: nu wort hy 't harnas ongewent.
Joab:
 
Dat bleeck hoe hy zich liet van Ammons wrevel trotsen.Ga naar voetnoot863
Bedtgenooten:
 
Dees jonge manschap zit in 't harnas vast, als rotsen.
Joab:
865[regelnummer]
Noch vaster dan de reus, de groote Filisteen?Ga naar voetnoot865
[pagina 63]
[p. 63]
Bedtgenooten:
 
Dat was een lijfgevecht.
Joab:
 
Noch viel de reus te kleen.Ga naar voetnoot866
Bedtgenooten:
 
Het zwaert van Absolon is reede al opgeheven.Ga naar voetnoot867
Joab:
 
Gereet voor ons, om hem den wissen slagh te geven.
Bedtgenooten:
 
Wy spelden 't onweêr vroegh uit alle omstandigheên.Ga naar voetnoot869
Joab:
870[regelnummer]
Hy ging vermomt, en wist zijn opzet fraey te kleên.Ga naar voetnoot870
Bedtgenooten:
 
Hy ging zoo niet vermomt, of vrouwen konden 't mercken.
Joab:
 
Eer 't rijp was, kon men dit met geen getuigen stercken.Ga naar voetnoot872
Bedtgenooten:
 
De tekens tuighden 't, had men oogen om te zien.
Joab:
 
Het stont den vader toe hem 't klimmen te verbiên.Ga naar voetnoot874
Bedtgenooten:
875[regelnummer]
De zoon heeft in het endt de grijns eens afgetrocken.Ga naar voetnoot875
Joab:
 
Dat's beter dan geveinst, en heimelijck te wrocken.
Bedtgenooten:
 
Hoe draegen wy ons best in burgerlijck geschil?Ga naar voetnoot877
Joab:
 
Betrouwt u Gode en ons, en houdt u kloeck en stil.
Bedtgenooten:
 
Hoe houdt de koning zich, te blint den zoon genegen?
Joab:
880[regelnummer]
Geduldigh, min voor zich dan om den zoon verlegen.Ga naar voetnoot880
[pagina 64]
[p. 64]
Bedtgenooten:
 
Hoe sterck en krachtigh zijn de banden van natuur!
 
Wil hy hem keeren?
Joab:
 
ja, maer zonder dootquetsuur.Ga naar voetnoot882
 
Hem deert des jongelings. hy wijt de snoode daedenGa naar voetnoot883
 
Den valschen bloetraên, die den jongeling verraeden,Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
Met kracht verrucken uit de heirbaen van de deught.Ga naar voetnoot885
 
Hy kent d'oploopentheit en 't hitzigh bloet der jeught,Ga naar voetnoot886
 
Van schalcken lichtelijck door treken te misbruicken,Ga naar voetnoot887
 
Roofvogels, vet gemest, gewoon het oogh te luicken,
 
Tot schade van 't gemeene, en ongelijck te voên,Ga naar voetnoot889
890[regelnummer]
Alleen uit eige baet. het averechts vermoênGa naar voetnoot890
 
Weêrspannigheit, gewelt, de wulpscheit, zich vergeeten,Ga naar voetnoot891
 
Scherp uitzien, elx gebreck ten breetsten uit te meeten,Ga naar voetnoot892
 
Onmaetige overdaet, pluimstrijcken, en bedrogh
 
Is d'eersleep, die hem volght, en voort al wat'er nochGa naar voetnoot894
895[regelnummer]
Aen vast is. kon een prins, met zulck een stoet behangen,Ga naar voetnoot895
 
Zich oit intoomen van verkeerde en slimme gangen?Ga naar voetnoot896
Bedtgenooten:
 
Gy zeght gelijck het is. wy mompelden by wijl,Ga naar voetnoot897
 
Maer kropten 't lijdzaem in. 't verandren van den stijlGa naar voetnoot898
 
Der princen kan men eer beklagen dan verhoeden.Ga naar voetnoot899
900[regelnummer]
Als Godt wil straffen dan ontbreecken hem geen roeden.
 
Hy treckt den zegen van verkeerden dickwijl in,Ga naar voetnoot901
 
En laetze vallen in een' averechtsen zin.Ga naar voetnoot902
 
De hooghste wijsheit, sterck en lieflijck in 't beleiden,
 
Kan boven ons begrijp de stoffen toebereiden,Ga naar voetnoot904
905[regelnummer]
Tot datze in 't ende 't wit, waerop zy mickt, beschiet.Ga naar voetnoot905
Joab:
 
Zoo zet uw hart gerust. wat my belangt, 'k zal nietGa naar voetnoot906
 
Verzuimen voor de stadt en 't lant en u te waecken.
 
Wy zullen haest met Godt dien hoeck te boven raecken,Ga naar voetnoot908
[pagina 65]
[p. 65]
 
En gaen nu voort om hoogh eens uitzien van de tin.Ga naar voetnoot909
910[regelnummer]
Mevrouwen, treet in 't hof, en sterckt de koningin.
THAMAR. DAVID. JOAB.
Thamar:
 
Heer vader, ick heb hoop mijn' broeder om te zetten,Ga naar voetnoot911
 
Hem snel t'ontmoeten, zulck een jammer te beletten.Ga naar voetnoot912
 
Vergunme dat ick met een ruiterbende treck',
 
Uw vaderlijck gemoedt hem levendigh ontdeck'.Ga naar voetnoot914
915[regelnummer]
Hy zal zijn opzet, al te bloedigh en verwaten,Ga naar voetnoot915
 
Op zusters bede, haer ter liefde, vaeren laeten.
 
d'Aertsvader Jakob, wien 't aen omzicht niet ontbrack,Ga naar voetnoot917
 
Smoorde Esaus bittren wrock, en schoof dat ongemackGa naar voetnoot918
 
Voorzichtigh van zijn' hals. een vriendelijck bejegenenGa naar voetnoot919
920[regelnummer]
Vermurwt een steenen hart. de hemel zal het zegenen.
David:
 
Mijn dochter, ick betrouw uw vredelievende aert
 
Zou niet eens schroomen op het punt van broeders zwaertGa naar voetnoot922
 
Met uwe bloote borst te paerde heen te rennen:
 
Maer die Achitofel, en zijn doortraptheit kennen,
925[regelnummer]
Geloven niet dat dit verdragh te vinden staet.Ga naar voetnoot925
 
Achitofel staet blanck, strafschuldigh aen verraet,Ga naar voetnoot926
 
Ontvonckt het smeulend vier, en keert zich aen geen kermen,Ga naar voetnoot927
 
Noch krijten, als hy zich magh by die koolen warmen.
Thamar:
 
Een minnelijck verzoeck ten minste kan niet schaên.Ga naar voetnoot929
David:
930[regelnummer]
Raet hem Achitofel uw' voorslagh af te slaen,Ga naar voetnoot930
 
Zich met beloften noch verdragh te laeten paeien?
Thamar:
 
Zoo blijft het pleit in staet.
David:
 
dan zal hy luider kraeien,Ga naar voetnoot932
 
Indien de vader schijnt te zwichten voor den zoon,
 
Die wint met zulck een' klanck terstont de halve kroon.
[pagina 66]
[p. 66]
Thamar:
935[regelnummer]
Belieft het u, laet ons hierop den veltheer hooren.Ga naar voetnoot935
David:
 
Trouwanten, haelt hem, dat hy afstijgh van den toren.Ga naar voetnoot936
 
De tijt lijt geen vertreck. men hoort van overalGa naar voetnoot937
 
Gerucht van oproer, en dit ooreloghsgeschal
 
Slaet voort van stadt tot stadt. de bergen en de daelenGa naar voetnoot939
940[regelnummer]
Geraecken op de been. verbaestheit vlieght de paelenGa naar voetnoot940
 
Des rijx met kracht voorby. alle aengegrensde steênGa naar voetnoot941
 
Van 't Heidendom zien uit, en steecken 't hooft by een.
 
Zy rekenen den dagh nu eens te zien geborenGa naar voetnoot943
 
Om over ons Jordaen Godts stoel en Godt te stooren:Ga naar voetnoot944
945[regelnummer]
Maer toeft, als Godt ontwaeckt zal in- en uitlantsch spoockGa naar voetnoot945
 
Voor 't licht van zijn gezicht verdwijnen, als een roock.
Thamar:
 
Daer komt de veltheer af. 't gelieve u hem te vraegen.
David:
 
Mijn dochter, uw princes, getroost zich zelf te waegenGa naar voetnoot948
 
Om haeren broeder om te zetten, en zijn' haetGa naar voetnoot949
950[regelnummer]
Te blusschen, Godt ten dienst. wy neemen 't in beraet.Ga naar voetnoot950
 
Zoo gy 't geraeden vint, en nut, ick stem het mede.Ga naar voetnoot951
Joab:
 
Bemiddeltze 's lants rust, en is 'er hoop van vrede,Ga naar voetnoot952
 
Men zal haer eeren van den rijxstroom aen d'Eufraet,
 
Zy schooner keeren dan de schoone dageraetGa naar voetnoot954
955[regelnummer]
Ons aenstraelt met den dagh. laet voortgaen, zonder beiden.Ga naar voetnoot955
 
De koning zeegne haer. ick zalze voort geleidenGa naar voetnoot956
 
Ter burghpoorte uit, en met een bende ruitery
 
Bestuwen.
David:
 
Godt verleen dat uwe reis gedy'
 
Tot rust van 't heiligh rijck. mijn dochter, treck in vrede.Ga naar voetnoot958-59
960[regelnummer]
Levyten treet ons voor, en offer uwe bede
 
Den Godt van Abraham, of Thamars vredetoght
 
Den vader en den zoon noch eens verzoenen moght.Ga naar voetnoot962
[pagina 67]
[p. 67]
REY VAN LEVYTEN.
I. Zang:
 
Princes, die, haeckende naer vrede,
 
Om vader en den zoon
965[regelnummer]
  Op een' gelijcken toon
 
Te trecken, heentreckt uit de stede,Ga naar voetnoot965-66
 
Hoe lieflijck is uw tredt!
 
Waer gy de voeten zet,
 
Daer wassen lelien en geuren,
970[regelnummer]
Een regenboogh van schoone kleuren,
 
En hartverquickend kruit.
 
Men kieze al 't edelste uit,
 
En vlechte een' krans om u te kranssen.
 
Keer zoo, datze al rondom u danssen.
I. Tegenzang:
975[regelnummer]
Dat 's billijck. eer en prijs is waerdigh
 
Die 't vaderlijck palais
 
Herstellen wil in pais.
 
Ay ziet, hoe spoetze zoo wilvaerdigh,Ga naar voetnoot978
 
Of zy dees jammerbron
980[regelnummer]
  Noch tijdigh stoppen kon,
 
Daer endtloos onheil uit zou vloeien,
 
Waerby alle onbesneden groeien,Ga naar voetnoot982
 
Als hart staet tegens hart,
 
Geweer en vuist verwart,Ga naar voetnoot984
985[regelnummer]
Verblint, en heet op moort en schennis.Ga naar voetnoot985
 
Het burgeroorlogh draeght geen kennis.Ga naar voetnoot986
II. Zang:
 
De burgerkrijgh der twalef stammen,Ga naar voetnoot987
 
Om 't gruwelijck misdrijf
 
Aen een Levitisch wijf,
990[regelnummer]
Broght Gibea in lichte vlammen,
 
Stont haer en 't wraeckgespanGa naar voetnoot991
 
Op hondertduizent man,
 
Holp Benjamins geslacht in d'asschen.Ga naar voetnoot993
[pagina 68]
[p. 68]
 
Toen moght zich in zijn tranen wasschen
995[regelnummer]
  Een deerlijck overschot,
 
Getreden, en bespot.Ga naar voetnoot996
 
Dat quetste zelfs die 't velt behielen.Ga naar voetnoot997
 
Wat velde een burgerzwaert al zielen!Ga naar voetnoot998
II. Tegenzang:
 
Almaghtige, zie uit den hoogen.
1000[regelnummer]
  Verhoe toch Josefs scha.Ga naar voetnoot1000
 
Van Dan tot BersebaGa naar voetnoot1001
 
Spant al de strijtbre jeught haer bogen.
 
Veel duizent vloeckgemeen,Ga naar voetnoot1003
 
Geharnast tegens een',
1005[regelnummer]
In aentoght met gevelde speere
 
Hem dreigen, die, uw' naem ter eere,
 
Zoo veele steden won,
 
Alle afgoôn dempte en schon.Ga naar voetnoot1008
 
Verdadigh toch uw volx behoeder.Ga naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
De zuster stille haeren broeder.Ga naar voetnoot1010

voetnoot627
postmuil: muildier van een bode.
voetnoot629
van: door.
voetnoot631
niet: niets (evenzo in vs. 632).
voetnoot634
over hem hangt: al zijn wegen volgt.
voetnoot635
ontdecken: bekend maken.
voetnoot639
berockent: blijkens afspinnen (vs. 640) nog gevoeld als ontleend aan het spinnewiel. In verband daarmee schuilt in werck, dat ook vlas betekent, waarschijnlik een woordspeling; met bystre zinnen: wanneer de zinnen verbijsterd worden.
voetnoot640
zien: kans zien om.
voetnoot643
wetgenooten: geloofs- en volksgenoten.
voetnoot644
aengestooten: met schokkende beweging naderen (zowel van voetgangers als van snel rijdende ruiters) (Ned. Wdb. I, 375).
voetnoot645
verbaest: verbijsterd (ook in 646, 647).
voetnoot647
geronnen: aangesneld.
voetnoot648
Zit af: stijg af.
voetnoot649
post: bode.
voetnoot650
noch: toch; ontruste: verontruste; faem: klassieke verpersoonliking van de Fama met haar bazuin.
voetnoot652
Vgl. Inhoudt r. 20: verbazen: met ontzetting te vervullen (vgl. vs. 645).
voetnoot653
klem: beklemming.
voetnoot656
spant de kroon: heeft zich de koninklike waardigheid toegeëigend.
voetnoot658
bevaert: bedevaart; vgl. godtsvaert in vs. 384; quam uit op: liep uit op; vloeckverwantschap: misdadige samenzwering (vgl. Inhoudt, r. 24).
voetnoot659
lasterstuck: misdaad; besteecken: beraamd.
voetnoot660
uit te breecken: bekend te worden.
voetnoot661
betoonen: tonen; stuck: misdrijf.
voetnoot665
vloeck der vloecken: doemwaardige daad; opgedaeght: voor den dag.
voetnoot666
oprecht: openhartig (Ned. Wdb. XI, 1112).
voetnoot667
pas: draag zorg; naeckt t'ontkleeden: geheel bloot te leggen; leght: ligt, gesteld is.
voetnoot669
nasleep: gevolg; zonder ergh: die van zijn slechte bedoeling niets afwisten (vgl. 2 Sam. 15. vs. 11: ‘gaande in hunne eenvoudigheid’).
voetnoot670
maght: troepen.
voetnoot671
zich neêrgeslagen: zich gelegerd.
voetnoot674
Der vadren kerckhof: zie Inhoudt, r. 23.
voetnoot675
scherp en nau: nauwlettend.
voetnoot676
laegen: hinderlagen (Ned. Wdb. VIII, 830).
voetnoot677
daer: terwijl.
voetnoot681
hiet: heette; gezicht: aanblik.
voetnoot682
gebeuren: ten deel vallen.
voetnoot685
ging aen: begon; t'samenrotten (voor ‘'t tesamenrotten’): samenspannen, samenzweren.
voetnoot687
daer niemant op vermoede: waar niemand op verdacht was.
voetnoot690
Jesses: zie Inhoudt r. 1.
voetnoot691
voorstant: steun.
voetnoot692
opoffren: aanbieden.
voetnoot693
suft: zie vs. 484; gezwackt: verzwakt.
voetnoot694
poortgerecht: vgl. vs. 491.
voetnoot695
lastigh pack: drukkende last.
voetnoot696
trooste: sprak moed in.
voetnoot700
griffoenen: fig.: hardvochtige, hebzuchtige mensen (oorspr. fabelachtig monster) (Ned. Wdb. V, 720).
voetnoot701
vry: zeer.
voetnoot702
schoon de staet enz.: al schijnt het met de staat voorspoedig en voor de wind te gaan.
voetnoot703
begrijpen: omvatten.
voetnoot704
gijpen: doen omslaan (Ned. Wdb. IV, 2342).
voetnoot705
beternis: verbetering; bezwijckt: te kort schiet.
voetnoot706
zelf: zelfs; verongelijckt: onrecht aandoet.
voetnoot707
elenden: hier met de bijgedachte aan de oorspronkelike betekenis: gebannen buiten het land; bezuurt: smartelik ondervonden.
voetnoot710
een overspeelsters zoon: Salomo, zoon van Bathseba.
voetnoot711
dertel: in weelde, in losbandigheid.
voetnoot714-16
zie vs. 252-57; moortbrief: brief met bevel tot de moord, zie 2 Sam. 11, vs. 14-17.
voetnoot717-20
Sauls: hier en op alle volgende plaatsen (vs. 734 etc.) tweesilbig te lezen (Sauwel). Deze stof is in de Gebroeders gedramatiseerd; lanckheit: een te lang verhaal.
voetnoot720
Michols hant te trouwen: Michol tot vrouw te krijgen.
voetnoot722-23
zijnen stoel te kleeden: zijn troon te bezetten.
voetnoot726
vloeck: misdaad.
voetnoot727
droegh zich: gedroeg, hield zich.
voetnoot728
stack zijn zegel aen: hechtte zijn goedkeuring aan.
voetnoot729
Verhief: prees; zetteze in haer kracht: zette haar kracht bij, sterkte ze.
voetnoot730
Brogt voort: deelde mede.
voetnoot731
geberght: beveiligd; van: door; verschoven: verworpen.
voetnoot732
hoven: huisvesten (Ned. Wdb. VI, 1204).
voetnoot733
verschovling: verschoppeling, balling (vgl. 731).
voetnoot734
haelde op: herinnerde aan.
voetnoot735
Vgl. vs. 717-18.
voetnoot738
versteecken: verstoten, beroven van.
voetnoot739
wettigheit des rijx: wettige heerschappij; d'oude heeren: de stamheeren (vs. 330 en 750).
voetnoot740
in: in de persoon van.
voetnoot741
zin: mening; de stemmen gingen om: ieder zei op zijn beurt zijn mening.
voetnoot742
steigerde: steeg.
voetnoot743
uit eenen mont besloten: waartoe eenstemmig besloten werd.
voetnoot744
verwate: vervloekte; vloeckgenooten: misdadige saamgezworenen (vgl. vloeckverwantschap, Inh. r. 24).
voetnoot745
hoe liep dit kluwen af: hoe was het verdere verloop?
voetnoot746-47
sloegen een ring: vormden een kring; voort: dadelik daarop.
voetnoot749-50
zwoer toe: legde een eed van trouw af aan; stammeheeren: zie vs. 739.
voetnoot750
algelijck: gezamenlik.
voetnoot751
met een': tevens.
voetnoot752
sloop deur: sloop weg; verlegen: ontsteld.
voetnoot755
dien kelck: die lijdensbeker (zinspeling op Christus).
voetnoot757
zin: gezindheid.
voetnoot760
Voltreck de ronde: ga de troepen inspecteren.
voetnoot763
Lijfschutten: lijfwacht (schutte: schutter); bloetvlagh: rode vlag, gehesen als sein tot de aanval (Ned. Wdb. II, 2887).
voetnoot765
Krethen, Plethen: als lijfwacht genoemd in 2 Sam. 15. vs. 18.
voetnoot766
hier gelt geen veinzen meer: wij behoeven het ons niet meer te ontveinzen.
voetnoot767
hindre: verhindere (gevolgd door een voor ons onlogiese, aan het Romaans ontleende ontkenning niet); t'zamenrotten: samenspannen.
voetnoot768
Ons staet te knotten: wij moeten knotten.
voetnoot770
nadruck: gevolgen, uitwerking (Ned. Wdb. IX, 1475); wil: zal; ruw ontwerp: nog vaag plan.
voetnoot771
wil: zal.
voetnoot773
gaet aen: overkomt.
voetnoot775
Denk dat niet van ons; vergen: eisen van. Werp die smet niet op onze eer.
voetnoot777
dat hy ons sla en straff', nl. als ik onwaarheid spreek.
voetnoot778
Nu begaat hij erger misdaad dan eertijds de moord op Ammon.
voetnoot779
broederslaghten: broedermoord.
voetnoot780
dubblen: dubbel misdadige.
voetnoot781
Godevaert: zie vs. 384.
voetnoot783
met glimp: met een schijn van waarheid; by: door.
voetnoot784
godtvruchtigh zaet: kinderen van vrome ouders.
voetnoot786
onweêr: noodweer, fig. ramp.
voetnoot788
op 't misschien: met het oog op de mogelikheid (van bemiddeling).
voetnoot789
wijt: ver weg.
voetnoot790
slaet voort: rukt op.
voetnoot791
van medestemmers: door medestanders, aanhangers (Ned. Wdb. IX, 362).
voetnoot793
zien om naer: zijn gehoorzaam aan.
voetnoot795
heer: vorst.
voetnoot796
Dat: nl. het volk, de massa.
voetnoot797
dan is de maght gedeelt: dan ontstaan twee partijen.
voetnoot799
misvertrouwen: wantrouwen (Ned. Wdb. IX, 883).
voetnoot800
in elck zijn woort te houwen: om. tegenover ieder zijn woord gestand te doen.
voetnoot801
zonder maet: zonder maat te houden, zonder genade.
voetnoot802-07
Rabba, de in Juda gelegen hoofdstad der Ammonieten, door David getuchtigd (2 Sam. 12, vs. 29-31), omdat de koning hem beledigd had (2 Sam. 10, vs. 1-5); dootsche: uitgestorven; tichelvier: het vuur van een steenoven.
voetnoot808
Deze mishandeling wordt verhaald in 2 Sam. 10, vs. 4.
voetnoot810
natuurlijck ingezet: van nature geldend.
voetnoot812
kinderofferaers: deze beschuldiging van de Ammonieten komt in dit bijbelverhaal en evenmin bij Flavius Josephus voor; veraerden: ontaarden.
voetnoot814
woegh: woog tegen elkaar af; tot dat het effen stont: totdat de straf evenredig was aan de misdaad.
voetnoot815
Latinisme: dat een zoon steekt naar vaders hart.
voetnoot817
flus: kort geleden.
voetnoot820
lasterlijcke: schandelike (Ned. Wdb. VIII, 1133).
voetnoot821
berockent: op touw gezet; tegens Godt: tegen Gods geboden.
voetnoot822
maegen: naaste verwanten.
voetnoot823
Dit zwaert: nl. van de burgeroorlog.
voetnoot826
de huizen staen gedeelt: de families zijn onderling verdeeld.
voetnoot828
't Omleggend: rondom ons gebied liggend; aengestooten: aangerukt (vgl. vs. 644).
voetnoot829
met een gemeine stem: gemene zaak makend.
voetnoot830
wil: zal; heilighdom: tempel met tabernakel.
voetnoot832
Als David niet in toorn ontsteekt, zal de hemel daarover vertoornd zijn.
voetnoot833
hofgezin: de hovelingen.
voetnoot835
bestuwt met: omringd door; krijghskornellen: hoofdofficieren van het leger.
voetnoot836
aen een zy: ons ter zijde plaatsend.
voetnoot837
toght: het optrekken; belaên: bezorgd.
voetnoot838
verbaest: ontsteld; wil: zal.
voetnoot839
rustigh: flink.
voetnoot840
de leus of 't woort: het wachtwoord.
voetnoot842
sla ga: drage zorg voor; verzekre: bescherme.
voetnoot845
mannen: van manschappen voorzien, bezetten.
voetnoot846
gespreit: zich verspreid hebbende.
voetnoot848
laegen vernaemen: hinderlagen opmerkten.
voetnoot851
voort: dadelik.
voetnoot854
wisse wijck: veilige wijkplaats.
voetnoot856
wil haest: zal spoedig.
voetnoot861
Versta: dat ruiterstukje leverde hij Saul; afkomste: nakomelinge.
voetnoot863
van Ammons wrevel trotsen: door de boosaardige Ammonieten trotseren; vgl. vs. 803.
voetnoot865
Filisteen: de Filistijn Goliath.
voetnoot866
lijfgevecht: tweegevecht (Ned. Wdb. VIII, 2255); Noch: toch; viel te kleên: bleek de mindere.
voetnoot867
reede al: alreeds.
voetnoot869
onweer: zie vs. 786.
voetnoot870
zijn opzet fraey te kleên: zijn plan onder schone schijn te bedekken.
voetnoot872
met geen getuigen stercken: niet met getuigen bevestigen.
voetnoot874
Het stont den vader toe: de vader had het recht.
voetnoot875
grijns: masker; eens: toch.
voetnoot877
draegen: gedragen; burgerlijck geschil: burgeroorlog.
voetnoot880
verlegen om: bekommerd, in zorgen om.
voetnoot882
keeren: afweren; zonder dootquetsuur: zonder hem dodelik te treffen.
voetnoot883
Hem deert des jongelings: hij heeft medelijden met de jongeling (vgl. vs. 391).
voetnoot884
bloetraên: raadslieden met bloeddorstige plannen (Ned. Wdb. II, 2884); verraeden: in 't ongeluk storten.
voetnoot885
verrucken: wegslepen.
voetnoot886
oploopentheit: prikkelbaarheid; hitzigh (germanisme): vurig.
voetnoot887
Van schalcken: door booswichten; treken: streken, listen.
voetnoot889
't gemeene: het algemene welzijn; ongelijck: onrecht.
voetnoot890
averechts vermoên: wantrouwen.
voetnoot891
wulpscheit: losbandigheid.
voetnoot892
scherp uitzien: vijandig-krities toezien? (Ned. Wdb. XIV, 509).
voetnoot894
eersleep: stoet, gevolg.
voetnoot895
behangen: onverbrekelik verbonden.
voetnoot896
zich intoomen van: zich onttrekken aan; slimme: synom. van verkeerde:
voetnoot897
mompelden: gaven heimelik ongenoegen te kennen.
voetnoot898
kropten 't in: slikten het, verdroegen het; stijl: gedragslijn.
voetnoot899
beklagen: klagen over.
voetnoot901
verkeerden: zondaren.
voetnoot902
in een' averechtsen zin: in tegengestelde richting, d.i. tot verderf.
voetnoot904
begrijp: bevatting; de stoffen toebereiden: voorbereidingen treffen.
voetnoot905
't wit beschiet: het doel bereikt.
voetnoot906
zet gerust: stel gerust.
voetnoot908
haest: weldra; met Godt: met Gods hulp; dien hoeck te boven raecken (scheepsterm): die moeielikheden te boven komen.
voetnoot909
voort: dadelik.
voetnoot911
om te zetten: tot andere gedachten te brengen; (Ned. Wdb. X, 808-809).
voetnoot912
t'ontmoeten: tegemoet te gaan; jammer: ellende.
voetnoot914
hem duidelik maak wat uw vaderlik gemoed voor hem gevoelt.
voetnoot915
verwaten: misdadig (oorspr. vervloekt).
voetnoot917
omzicht: voorzichtig beleid, inzicht (Ned. Wdb. X, 814-15).
voetnoot918
ongemack: moeielikheid.
voetnoot919
Voorzichtigh: met beleid.
voetnoot922
niet eens: zelfs niet.
voetnoot925
dit verdragh te vinden staet: deze verzoening mogelik is.
voetnoot926
staet blanck: is onverdedigbaar, weerloos (Ned. Wdb. II, 2783).
voetnoot927
keert zich aen: bekommert zich om.
voetnoot929
ten minste: in elk geval.
voetnoot930
En als A. hem dan aanraadt ...
voetnoot932
Dan blijft het geschil onopgelost (Ned. Wdb. XV, 225).
voetnoot935
hierop: hierover.
voetnoot936
Trouwanten (vervorming van trawanten): dienaren.
voetnoot937
lijt: duldt; vertreck: uitstel.
voetnoot939
Slaet voort: verbreidt zich snel.
voetnoot940
verbaestheit: ontsteltenis.
voetnoot941
aengegrensde: aangrenzende.
voetnoot943
geboren: aangebroken.
voetnoot944
over: aan de overzijde van; Godts stoel: Gods zetel, de tempel; stooren: vernietigen.
voetnoot945
spoock: boze machten.
voetnoot948
getroost zich: gelieft het.
voetnoot949
om te zetten: zie vs. 911.
voetnoot950
blusschen: doven.
voetnoot951
ick stem het mede: ik geef mijn toestemming.
voetnoot952
Bemiddeltze: verzekert ze door haar bemiddeling.
voetnoot954
Zy (zal).
voetnoot955
Laet (haar); beiden: toeven.
voetnoot956
voort: dadelik.
voetnoot958-59
bestuwen: doen omringen; gedy tot rust: voorspoedig leide tot rust.
voetnoot962
noch eens: ten slotte nog.
voetnoot965-66
Op een' gelijcken toon te trecken: tot harmonie te brengen.
voetnoot978
wilvaerdigh: bereidwillig.
voetnoot982
Waerby: waardoor; onbesneden: heidenen; groeien: in macht toenemen.
voetnoot984
Als de gewapende vuist verwarring brengt.
voetnoot985
heet op: heftig begerig (is) naar.
voetnoot986
draeght geen kennis: heeft geen oordeel des onderscheids, woedt zonder aanzien des persoons.
voetnoot987
Deze burgeroorlog wordt verhaald in het 19de en 20ste hoofdstuk van het boek der Richteren: de vrouw van een Levities man, die te Gibea gastvrijheid vond, werd daar geschonden en gedood.
voetnoot991
Stont op: kwam te staan op; haer: Gibea; wraeckgespan: de wraakzuchtig verbondenen.
voetnoot993
Holp in d'asschen: bracht tot ondergang (Richteren 20, vs. 44).
voetnoot996
Getreden: vertrapt.
voetnoot997
die 't velt behielen: die eerst gespaard bleven (zie Richteren 20, vs. 48).
voetnoot998
één burgerzwaert: een enkele burgeroorlog; zielen: levens.
voetnoot1000
Josefs scha: schade, toegebracht aan het geslacht van Jozef.
voetnoot1001
Vgl. Inhoudt: r. 20.
voetnoot1003
vloeckgemeen: verbonden tot een vloekwaardige strijd.
voetnoot1008
dempte: ten onder bracht (Ned. Wdb. III, 2398); schon: van schenden: te schande maakte.
voetnoot1009
verdadigh: verdedig.
voetnoot1010
stille: brenge tot bedaren, tot verzoening.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank