Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663 (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.40 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
epos
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel
poëtica
leerdicht
hekeldicht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

(1936)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 955]
[p. 955]

Het vierde bedryf.

WALBURGH. FONTEIUS. HELDEWIJN.
Walburgh:
 
Heer stedehouder, hoe? hoe loopen nu de posten?Ga naar voetnoot1401
 
Wat hooren wy? hoe dus? zal 't nu ons zoonen kosten?
Fonteius:
 
Vrou Walburgh, neem gedult: uw voorbe komt te spa.
 
Het vonnis leght gevelt. verzoeck nu geen gena.
Walburgh:
1405[regelnummer]
Niet minder dan gena verzoecken voor die braven,Ga naar voetnoot1405
 
Twee vrye helden, geen gebore keizers slaven,
 
Lantsheeren, vorsten, beide uit koningklijck geslacht,
 
Van lasterstucken, noch verradery verdacht.
 
Gena verzoeckt men voor misdaedigen, ontaerden
1410[regelnummer]
Van deught en vroomheit, die noch goôn noch menschen spaerden,
 
En kerck en vaderlant ontwijdden. neen voorwaer,
 
Geen gunst verzoecken wy, noch schroomen halsgevaer.
 
Gebruick uw strengheit aen uw slaven, naer uw stijlen:
 
Wy Batavieren zijn uw bondelrecht en bijlenGa naar voetnoot1414
1415[regelnummer]
Niet onderworpen, en ons vorsten allerminst,
 
Wien 't rijck moet dancken voor zijn zege en overwinst,
 
In oorlogh door beleit der broederen genoten.
Fonteius:
 
Mevrou, wy weeten uit wat stamme uw telgen sproten:
 
Maer stam noch adel wort in halsrecht aengezien.
1420[regelnummer]
Ontschuldigh ons. August gebiet en kan verbiên
 
Wat hem behaeght: wy staen ten dienst van zijn behaegen.
 
Bezwaer uw zoonen niet met ongestuimigh klaegen.
 
Men schonck uw' Julius noch korts een dootschult quijt.Ga naar voetnoot1423
Walburgh:
 
Een schult, hem opgedicht uit bittren wrock en nijdt,
1425[regelnummer]
Gelijck men u, niet lang geleên, betichte in 't oosten.Ga naar voetnoot1425
Fonteius:
 
Nu moeder, steur u niet: de hemel wil u troosten.Ga naar voetnoot1426
[pagina 956]
[p. 956]
 
Wy hebben een' van bey verschoont, op 's krijghsraets be,
 
En 't recht gemaetight, schoon het recht geen uitstel le.
 
Zoo een van beide voor Augustus zich verdaedigh',
1430[regelnummer]
En Neroos uitspraeck hem verschoone en begenadigh';
 
Gy zult uw' zoon, schep moedt, herstelt zien in zijne eer.
Walburgh:
 
Die is hy maghtigh met de proef van zijn geweerGa naar voetnoot1432
 
Te vryen tegens elck, die hem zijne eer durf vergen.Ga naar voetnoot1433
 
Zie toe: verhaest u niet. gy zult den adel tergen,
1435[regelnummer]
Dies span geen netten, daer uw voet eerst in verwart.Ga naar voetnoot1435
 
De duinheer Bruin bemint mijn zoons, gelijck zijn hart.Ga naar voetnoot1436
 
Die trotse vryheer steunt op zijn Konijnevatters,
 
Noit slaven onder 't juck. dat zijn oprechte schatters
 
Van 't pant der vryheit, by Romainen snoot ontwijdt.Ga naar voetnoot1439
1440[regelnummer]
Zy kroppen vast hun leedt, doch schelden 't hun niet quijt.
 
Een duinman waer getroost, al stondt gy dicht geslotenGa naar voetnoot1441
 
Van lijftrouwanten, dy een priem in 't hart te stooten,Ga naar voetnoot1442
 
En zijn bebloede ziel te mengen met uw bloet.Ga naar voetnoot1443
Fonteius:
 
De reden leert ons dit het moederlijck gemoedt,
1445[regelnummer]
Beweeght in dezen schijn met haer beminde zoonen,Ga naar voetnoot1445
 
Niet toe te rekenen. den ouderdom verschoonen
 
Is billijck. moeder, wy vertrecken in het hof.Ga naar voetnoot1447
Heldewijn:
 
Zoo gunme eerst dat mijn zoon alleen met uw verlofGa naar voetnoot1448
 
Zijn moeder, eene weêu, magh bystaen en verquicken.
Fonteius:
1450[regelnummer]
Het is besloten hem den keizer toe te schicken,
 
Tot eenen schiltknaep, of dischschencker in 't pallais.
 
Hy moet zijn' oom 't geley verleenen op de reis.Ga naar voetnoot1452
 
Nu onderstut mevrou, uw moeder: wy treên binnen.
Walburgh:
 
Hier valt met jammeren by schelmen niet te winnen,
1455[regelnummer]
En zich verkleenen geeft uw' hoogen stam geen' lof.
[pagina 957]
[p. 957]
Heldewijn:
 
Vrou moeder, gaenwe, geef den rechter geene stof
 
Om strenger in 't gerecht zijn wreetheit t'openbaeren.
 
Gy kunt mijn' zoon en mijn' heer broeders slechts bezwaeren.Ga naar voetnoot1458
Walburgh:
 
Tyrannen, vangt, en spant, en raest, en moort, en prest.Ga naar voetnoot1459
1460[regelnummer]
O broedermoorders aert, te Rome, in 't wolvenest,Ga naar voetnoot1460-vlgg.
 
Gevoedt van een wolvin, gebroet van vondelingen
 
En nonnebasterden, die aen de wolfspeen hingen,Ga naar voetnoot1462
 
Hoe groeit gy in 't bederf van al wat adem haelt!
 
Onze afkomst zette u rijck dit lasterstuck betaelt,
1465[regelnummer]
Indien de goden uw verwatenheit niet plaegen.Ga naar voetnoot1465
 
Dit taeie stoxke kan de krancke leên naeu draegen.
 
Hoe zwaer valt 's lichaems pack den hoogen ouderdom,
 
Alree met eenen voet in 't graf, gebuckt en krom.
 
'k Hoop Vechters wraeck zal eens dit ongelijck beslechten.
1470[regelnummer]
Nu dochter leyme voort: hier valt niet uit te rechten.
KRIJGHSRAET. JULIUS. BURGERHART.
Krijghsraet:
 
Doorluchtste vorsten, wien een rijck van Nero past,
 
Verschoont den krijghsraet toch, gewettight om den lastGa naar voetnoot1472
 
Des stedehouders (hy gebiet het) uit te voeren.
 
Al 't Roomsch gebiet gewaeght van ooreloghsrumoeren.Ga naar voetnoot1474
1475[regelnummer]
Uw naemen mengen zich in 't schricklijck krijghsgeschal.
 
Men gunt u keur wie van u beide sterven zal.
 
Wie nablijft, moet zijn zaeck voor Cezars stoel verweeren.
Julius:
 
't Gaet wel: 't gaet wel. verdelght Batavische lantsheeren:
 
Zy stonden 't Kapitool te Rome lang in 't licht.
1480[regelnummer]
Daer heerscht Nymfidius en Tigellijn. elck stichtGa naar voetnoot1480
 
Een' vorstelijcken troon op onzer beide lijcken.
 
Fonteius ziet hier oock een' kerckroof uit te strijcken.Ga naar voetnoot1482
 
Vaert voort, vaert voort met my. heer broeder, 'k neem verlof,Ga naar voetnoot1483
 
En wensche u voorspoet, in uw' optoght naer het hof.
[pagina 958]
[p. 958]
Burgerhart:
1485[regelnummer]
Hoe nu, heer broeder? laet my d'eerste d'eer bewaren.
 
Het is geraden u het leven langst te spaeren,
 
Ten dienst van 't vaderlant, en onderdruckte volck.
 
'k Was lang den doot getroost, en vreesde zwaert noch dolck.Ga naar voetnoot1488
 
Het sterven is ons erf. het scheelt slechts in de wijze.Ga naar voetnoot1489
1490[regelnummer]
Ons eerlijck sterven streckt Baethouderen ten prijze,
 
Romainen eeuwigh tot versmaetheit en verwijt.
 
Volvoert uw' last: ick schel mijn doot den krijghsraet quijt.
Julius:
 
'k Gedoogh niet datge sterft. gy moght de majesteiten
 
Omzetten, en 't gewelt intoomen onder 't pleiten.Ga naar voetnoot1494
1495[regelnummer]
Ons onderdruckt geslacht, de moeder, gemaelin,
 
De zusters, kinders, al de neven, hofgezin
 
En aenhang, duizenden op uwen voorstant hoopen.
 
Vermurwtge Cezars hart, zoo staet de toegang open
 
Ten hove voor elck een, die nu verstooten zit.
1500[regelnummer]
Geheel Batavie, met recht bekommert, bidt
 
Dat u de goden, om 't gemeene beste spaeren.
Burgerhart:
 
Ick wensche uw leven met mijn sterven te bewaeren,
 
Tot heil van 't algemeen, gedompelt in verdriet.
 
Dit leven, zonder uw genootschap, lustme niet:
Julius:
1505[regelnummer]
En my noch weiniger. de liefde ontzeght te scheiden.Ga naar voetnoot1505
Krijghsraet:
 
Gy heeren, sluit. de tijt verbiet hier lang te beiden.Ga naar voetnoot1506
Burgerhart:
 
Gebie mijn' broeder dat hy op mijn bede wijck':Ga naar voetnoot1507
Julius:
 
Of zal hy voortreên, deck zijn lichaem met mijn lijck.Ga naar voetnoot1508
Krijghsraet:
 
Het vonnis luidt: laet een' van beide zich bereiden.
Julius:
1510[regelnummer]
Zoo laet den krijghsraet my naer 't bloedigh outer leiden.
[pagina 959]
[p. 959]
Krijghsraet:
 
De rechter heeft dit aen der broedren keur gezet.
Julius:
 
Men gunme dan den keur. waerom mijn' wensch belet?
Burgerhart:
 
Hier gelt vrywilligheit, geen dwang van wederzijde.
Julius:
 
Zoo dwingme niet, dat ick door dwang uw' voorgang lijde.
Burgerhart:
1515[regelnummer]
Bezwaerme met geen juck, dat gy niet draegen wilt.
Julius:
 
Mijn oude en uwe een jaer, en ruim zoo veel, verschilt.Ga naar voetnoot1516
Burgerhart:
 
Wat heeft een jaer geschils in oude hier te zeggen?Ga naar voetnoot1517
Julius:
 
Dat broeder my den keur van sterven toe moet leggen:Ga naar voetnoot1518
Burgerhart:
 
En waerom niet den keur des doots aen my gestelt?
Julius:
1520[regelnummer]
Dewijl ick d'outste ben, wiens woort het meeste gelt.
Burgerhart:
 
De jongste scheide dan veel nutter uit het leven.
Julius:
 
Dus blijft de keur des doots van wederzy noch even.
Burgerhart:
 
Zoo lang d'een broeder niet den andren wijcken wil.
Julius:
 
Dit is geen erfkrakeel, maer wightigh dootgeschil:
Burgerhart:
1525[regelnummer]
Dat duuren blijft, zoo lang wy om het keurrecht vechten.
Julius:
 
Laet door het loten dan dit keurkrackeel beslechten:
Burgerhart:
 
En of by ongeluck het lot u viel te beurt?
[pagina 960]
[p. 960]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten
Julius:
 
En of by ongeluck u 't lot hadde uitgekeurt?
Burgerhart:
 
Waer loting valt, daer gelt geen vrye wil na'et loten.
Julius:
1530[regelnummer]
Most ick mijn' broeder, zoo hem 't lot trof, dan verstooten?
Burgerhart:
 
Wy mosten alle bey genoegen, 't viel hoe 't viel.Ga naar voetnoot1531
Julius:
 
Mijn broeder missen? och ick mis mijn halve ziel:
Burgerhart:
 
En ick mijn heele ziel, quaemt gy door 't lot te sneven.
Krijghsraet:
 
De snelle tijt verloopt, met al dit wederstreven.
Burgerhart:
1535[regelnummer]
Verdriet het u: men stelle aen my het hooge woort.Ga naar voetnoot1535
Julius:
 
Hoe kan ick stemmen tot een' vuilen broedermoort?
Burgerhart:
 
'k Vergeef het u: gy zult hierom geene opspraeck hooren.
Julius:
 
Veel nutter noit geleeft. veel nutter ongeboren.
Burgerhart:
 
De bloetverwantschap is een nimmer scheibre bant:
Julius:
1540[regelnummer]
Een bloetknoop, stercker dan een knoop van diamant.
Burgerhart:
 
Help Herkules, wat raet? hoe raeckt de strijt ten ende?
Julius:
 
Dees worstlinge overweeght alle overstreên elende.Ga naar voetnoot1542
Krijghsraet:
 
Gy heeren, waerom dientge u zelven tot een' last
 
In dezen schijn? 't geschil aen 't barnen groeit en wast.Ga naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
Natuur is krachtigh, en het onderling medoogen,
[pagina 961]
[p. 961]
 
Gelijck in eene schael van reden opgewogen,Ga naar voetnoot1546
 
Staet even pal, en wijckt niet uit den evenaer.
 
Dus stonden eertijts twee halsvrienden voor 't altaer,
 
Orest en Pylades, getrou in doot en leven,Ga naar voetnoot1549
1550[regelnummer]
Waer van d'aeloude faem getuighenis kan geven:
 
Maer gy gebroeders, uit een moeders schoot gebaert,
 
En onder 't zelve hart gedraegen en bewaert,
 
Door bloetverwantschap blijft verknocht, dies is 't geen wonder
 
Dat een gelijcke treck van weêrzijde in 't byzonder
1555[regelnummer]
U krachtiger verbint: en zijt hierom gewis
 
Dat aen dit worstelen geen endt te vinden is,
 
Ten zy een rechter in uw' halsstrijt koom' van buiten,
 
En helpe u in dien noot het halsgeding besluiten.
 
Belieft het u dat een kornel naer binnen tree:Ga naar voetnoot1559
1560[regelnummer]
De stedehouder wacht, en zal in uwe ste
 
Een' kiezen uit u beide, en dezen bloetstrijt scheiden.
 
De tijt schiet voort, en spoet. men kan niet langer beiden.
Burgerhart:
 
Ick stem het toe, indien mijn broeder dit bestemt.
Julius:
 
Mijn hart, hoe kloptge dus weemoedigh en beklemt!
1565[regelnummer]
Ick volgh mijn broeders stem, door nootdwang, en te noode.Ga naar voetnoot1565
 
De krijghskornel hael 't woort. hoe suffe ick nu dus bloode,Ga naar voetnoot1566
 
Die slagh op slagh, wanneer de krijghsklaeroen my riep,
 
In 't barnen van den strijt, op speer en heirspits liep,
 
En wrong de zegekans uit 's vyants ysre klaeuwen?
Burgerhart:
1570[regelnummer]
Schep moedt, heer broeder. laet uw heldenhart niet flaeuwen.
 
Wy zullen daetelijck een veilige uitkomst zien.
Krijghsraet:
 
De stedehouder wil gebieden noch verbiên,
 
Maer stelt de keur aen 't lot, in dezen helm gesloten.
 
Laet een onnozel kint het onpartijdigh loten
1575[regelnummer]
Bevolen. jongske, treck voor elck een cedel uit.Ga naar voetnoot1574-1575
[pagina 962]
[p. 962]
 
Het lot eischt Julius, door 't merck des doots beduit.
 
Omhelst elckandre nu: de noot gebiet te scheiden.
 
Wy willen Julius ten boschaltaer geleiden.
Burgerhart:
 
Och broeder, 't lot heeft my die schoone doot benijt,
1580[regelnummer]
En niet ten woutaltaer van Herkules gewijt.
 
Gy sterft voor 't vaderlant en recht der Batavieren,
 
Verplicht uwe eer te voên, met groene populieren,Ga naar voetnoot1582
 
In 't heiligh offerwoudt, beschaduwt om het hooft,
 
Daer duitsche Herkules geviert wort en gelooft.
1585[regelnummer]
Wat zal men Nero van uw uiterste gewaegen?
Julius:
 
Dat ick getrou het zwaert aengorde op zijn behaegen,
 
De paelen van het rijck uitzette door beleit,
 
En wensche dat hy toch, naer zijne billijckheit,Ga naar voetnoot1588
 
De Bataviers herstelle, en kenne, als bontgenooten,
1590[regelnummer]
Naer inhoudt des verbonts, met Julius gesloten.Ga naar voetnoot1590
 
Indien uwe onschult voor 't gerecht ten hove gelt,
 
En hy u weder in den ouden staet herstelt,
 
Bezorgh vrou moeder, nu ten ende van haer leven,
 
En luick haere oogen, als zy komt den geest te geven.
1595[regelnummer]
Omhelsme noch voor 't leste, en maetigh uwen rou.
 
Wat schudtge 't hooft? vaer wel. blijf 't vaderlant getrou.
Burgerhart:
 
Heer broeder, 'k wensch mijn bloet in uwe plaets te storten.
Krijghsraet:
 
Doorluchtsten, het is tijt dit marren af te korten.
 
Heer Julius, 't is tijt om boschwaert in te slaen.
1600[regelnummer]
Heer Burgerhart, vertreck. de hofwacht port u aen.
Burgerhart:
 
Help Herkules, is nu dit moortstuck niet te keeren?
 
Men most dien bloetroof hun ontweldigen. wy zweerenGa naar voetnoot1602-vlgg.
 
En eens, en anderwerf, en drywerf, dat geen schaer,
 
Geen scheermes, geene vlijm dit lang gewassen haer
1605[regelnummer]
Zal korten, eer de wraeck het schelmstuck hebb' gewroken.
 
Maer wat zijn woorden, los en in den wint gesproken?
[pagina 963]
[p. 963]
 
Verkeert de kans, de wraeck, die my in 't harte zit
 
Gewortelt, moght wel eens 's Romainschen borst ten wit
 
Gebruicken van mijn zoons in gal gedoopte pijlen.
1610[regelnummer]
Verdruckte vryheit, nu bezwijcken beide uw stijlen!
REY VAN BATAVISCHE VROUWEN. WALBURGH. HELDEWIJN.
Rey.
Zang:
 
O Boschnon Welda, mont van Godt,Ga naar voetnoot1611-vlgg.
 
Gy spelde ons, zonder gront en slot,Ga naar voetnoot1612
 
Hoe eens een wildeman, uit bossen
 
Te voorschijn treênde, zou verlossen,
1615[regelnummer]
  Omtrent den uitgang van den Rijn
 
De melckkoe, in bedroefden schijnGa naar voetnoot1616
 
Gespannen, onder ysre jucken;
 
Hoe hy de slaghpen uit zou rucken
 
Den trotsen vogel, die verstaeltGa naar voetnoot1619
1620[regelnummer]
  Zijn' roof op alle vogels haelt,
 
En, nimmer zadt van vraetigh slicken,
 
Den Rijnleeu naer 't gezicht durf picken,
 
En hem een' moortklaeu slaen in 't hart.
 
O wee, ô bitterheit, ô smart!
1625[regelnummer]
Hoe gaet dit anders dan gy spelde,
 
En, ons ten troost, de snaeren stelde
 
Op eenen zegenrijcken toon!
 
Verdiende uw wichlen eer een kroonGa naar voetnoot1628
 
Van onverwelckbre lauwerbladen;
1630[regelnummer]
Nu mist het uwen mont, in 't raeden
 
Van d'uitkomste, ons ten troost belooft.
 
Gy zaeght dit onweêr over 't hooft.
 
Baethouwers, Waterlanders, Kermers,Ga naar voetnoot1633
 
Nu zoeckt geen hulp aen lantbeschermers.
Tegenzang:
1635[regelnummer]
  Een bloetraet, die geweldigh heerscht,Ga naar voetnoot1635
 
En naer stadthouders hoort, past eerstGa naar voetnoot1636
 
De vrydoms hoofden neêr te vellen,
 
Om dan den volcke een wet te stellen
[pagina 964]
[p. 964]
 
Geprent in 't hart, gekneet als was.
1640[regelnummer]
  De dwinglandy wort in tirasGa naar voetnoot1640
 
Van 't êelste bloet geleght. nu baeten
 
Geen klaghten. het gezagh der StaetenGa naar voetnoot1642
 
Moet zwichten voor een wreet Romain,
 
Een onrechtmaetigh staetwaerdein.Ga naar voetnoot1644
1645[regelnummer]
Hy houdt de vryheit in zijn kluiven,
 
En weet op 's heerschaps hals te schuivenGa naar voetnoot1646
 
't Ontheiligen van 't vreverbont,
 
Gesterckt, op nederrijnschen gront,
 
Van Cezar, nu in top geheven,
1650[regelnummer]
Gelijck een' godt, in 't ander leven.
 
Hy past op hantvest noch op wet.
 
Hoe treft de dootgangk en de tret
 
Van Julius het hart der lieden,
 
Te zwack om wederstant te bieden!
1655[regelnummer]
  De tijt leert zwijgen. elck verbijt
 
Zich zelve, en kropt dien moort en spijt.Ga naar voetnoot1656
 
O burgerheeren, trouwe vaders,
 
Hoe verft men u, als lantverraders!
Walburgh:
 
Bedroefde reien, staeckt uw klaght:
1660[regelnummer]
  Verkeertze in lofgezangen.
 
Zy sterven op hun heldenwacht.
 
De dappersten verlangen
 
Te sterven, niet in 't muffe bedt,
 
Maer op 't altaer van eere,
1665[regelnummer]
Waer op de Neêrduitsch wijzen zet.Ga naar voetnoot1665
 
Indien de kans eens keere,
 
Beleve ick 't niet, gy zult den dansGa naar voetnoot1667
 
Der maeghden me bekleeden,
 
En heffenze in den starretrans,
1670[regelnummer]
  Die voor 's lants vryheit streden.
 
Wy baerden zoons uit onzen schoot,
 
Tot heil der onderzaeten.
 
Wy kussen zulck een schoone doot.
 
Zy hanthaef 't heiligh recht der Staeten.
[pagina 965]
[p. 965]
Heldewijn:
1675[regelnummer]
  Vrou moeder, gaenwe in 't hof.
 
Ay geef geen nieuwe stof
 
Aen dezen valschen rechter.
 
Verschoon uw' zoon, en mijnen Vechter,
 
Die met een' zuuren stap
1680[regelnummer]
  Naer Rome gaen in ballingschap.
 
Vrou moeder, leun op mijne schouder.
 
Stockoude vrou,
 
Stantvastiger dan ick in rou,
 
Och waren wy zes maenen ouder,
1685[regelnummer]
  En erfde een Galba 't hoogh gezagh;Ga naar voetnoot1685
 
Wy moghten, een' gewenschten dagh
 
Belevende, adem scheppen:
 
Nu durf de tuinleeu zich niet reppen.Ga naar voetnoot1688

voetnoot1401
hoe loopen nu de posten?: wat voor nieuwmaren lopen nu rond?
voetnoot1405
Niet minder: niets minder.
voetnoot1414
Uw bondelrecht en bijlen: uw opperste halsrecht (de bijlen in de roedebundels: fasces cum securi, gedragen door de lijfwacht of lictoren van de hoogste overheden, het zinnebeeld van de macht van dezen over leven en dood).
voetnoot1423
noch korts: nog voor kort (welke schuld bedoeld wordt?).
voetnoot1425
Zie aant. op vs. 990.
voetnoot1426
steur u niet: wees niet verontwaardigd; wil: zal.
voetnoot1432
met de proef van zijn geweer: met het gebruik van zijn wapens, met de wapens in de vuist (geweer: (weer-)wapen.
voetnoot1433
Te vrijen: vrij te houden; die hem zijne eer durf vergen: die hem zijn eer durft opeisen.
voetnoot1435
eerst: het eerst.
voetnoot1436
Bruin: Brinno aanvoerder van de Kaninefaten aan de zeekusten (zie aant. op vers 1034). Bruin (= Bruno) en Konijnevatters verzonnen verklaringen van Vondel.
voetnoot1439
't pant: de schat.
voetnoot1441
waer getroost: zou welgemoed bereid zijn.
voetnoot1442
dy: (u) jou. Deze oude vorm gebruikt Vondel al heel lang niet meer; misschien om de feller klank, sterker dan u (jou schrijft Vondel nooit).
voetnoot1443
ziel: leven; zijn eigen bloed met het uwe te storten.
voetnoot1445
Bewogen in deze toestand met het lot van haar beminde zonen (beweeght oorspr. vorm voor bewogen).
voetnoot1447
in het hof: in het standhouderlik paleis.
voetnoot1448
mijn zoon: de jonge Vechter.
voetnoot1452
't geley verlenen: vergezellen (zie vs. 1341).
voetnoot1458
heer broeders: (beide woorden blijkbaar als één geheel genomen) de heeren mijn broeders.
voetnoot1459
vangt, en spant: vangt en boeit, zet in boeien.
voetnoot1460-vlgg.
in 't wolvenest .... zinspeling op d'oude Romeinse sage, dat Romulus en Remus stamvaders der Romeinen, door 'n wolvin gezoogd zijn.
voetnoot1462
Hun moeder Rea Silvia, 'n maagd aan de godin Vesta gewijd (nonne) zou deze twee kinderen van de god Mars gehad hebben.
voetnoot1465
plaegen: straffen.
voetnoot1472
gewettight: naar de wet verplicht.
voetnoot1474
gewaeght: dreunt.
voetnoot1480
Nymfidius en Tigellyn: Nymphidius en Tigellinus, machtige gunstelingen van Nero, beiden bevelhebber van de keizerlike lijfwacht; over de tweede zie vs. 59.
voetnoot1482
een' kerckroof ...: 'n prachtige buit uit te halen; kerckroof, omdat kerkroof, tempelroof, beroving van gewijde plaatsen de afschuwelikste roof is.
voetnoot1483
verlof: afscheid.
voetnoot1488
was den doot getroost: zag rustig de dood tegemoet.
voetnoot1489
ons erf: ons erfgoed.
voetnoot1494
Omzetten: tot andere gedachten brengen.
voetnoot1505
ontzeght: weigert.
voetnoot1506
sluit: besluit.
voetnoot1507
Gebied mijn broeder dat hij toegeeft aan mijn verzoek (en mij de dood laat ingaan).
voetnoot1508
Of zal hy voortreên: Als hij voor mij sterven zal.
voetnoot1516
oude: leeftijd; en ruim zoo veel: en ruim 'n jaar.
voetnoot1517
geschils: verschil.
voetnoot1518
Dat betekent zoveel, dat ge aan mij de keus van 't sterven moet laten.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: 1538 de oude uitgave heeft achter geleeft 'n vraagteken.
voetnoot1531
genoegen: berusten.
voetnoot1535
het hooge woort: het beslissende woord, de opperste beslissing.
voetnoot1542
óverweeght ...: weegt zwaarder dan alle doorgestreden ellende.
voetnoot1544
schijn: toestand.
voetnoot1546
Zoals het in 'n weegschaal van redenen (voor en tegen) tegen elkaar wordt opgewogen, staat aan beide kanten gelijk, en wijkt niet uit het evenwicht; even pal: even vast (zonder dat de schaal doorslaat); evenaer: de tong van de weegschaal, die het evenwicht aanwijst, hier: het evenwicht zelf: het wederzijdse meegevoel wijkt niet uit het evenwicht.
voetnoot1549
Orestes en Pylades de twee bekende vrienden uit de oud-Griekse godenen sagenleer.
voetnoot1559
kornel: kolonel, krijgsoverste.
voetnoot1565
te noode: al te ongaarne, heel no.
voetnoot1566
hael 't woort: hale de beslissing van de ‘stedehouder’ (vs. 1560, 1561).
voetnoot1574-1575
Laet ... bevolen: vertrouw toe. laat over aan; cedel: ceel, briefje.
voetnoot1582
Verplicht: de Batavieren die verplicht zullen zijn.
voetnoot1588
En wensche: en dat ik wens.
voetnoot1590
Julius Caesar (zie aant. Opdracht aan Van Hooren, r. 10).
voetnoot1602-vlgg.
Civilis had gezworen haar en baard te laten groeien, totdat hij de Romeinen verslagen had; hij heeft deze pas gekort, toen hij het Romeinse legerkamp Castra Vetera (Tacitus Hist. 4, 61) veroverd en de legioenen had gedood; volgens Tacitus vertelde men, dat Civilis zijn zoontje enkele Romeinse soldaten met pijlen liet doorboren (vs. 1608, 1609).
voetnoot1611-vlgg.
Bospriesteres Weléda (zie vs. 1024), zij had de voorspoed van de Bataafse opstand en de vernietiging der legioenen voorspeld; van de ‘wildeman’ is niets bekend. Vondel heeft haar voorspelling in deze verzen uitgebeeld.
voetnoot1612
zonder gront en slot: zonder reden of zin; geheel onjuist (zie vs. 1626 vlgg).
voetnoot1616
in bedroefden schijn: in droevig uiterlik; in droevige toestand.
voetnoot1619
Den trotsen vogel: de Romeinse adelaar; verstaelt: met stale hardheid.
voetnoot1628
wichlen: voorspellen; eer: vroeger.
voetnoot1633
Kermers: Kennemers, Kaninefaten.
voetnoot1635
geweldigh: met geweld.
voetnoot1636
past: zorgt.
voetnoot1640
tiras: cement, tras; door het vergieten van 't edelste bloed wordt de dwinglandij gevestigd.
voetnoot1642
der Staeten: der standen, de vertegenwoordigers der burgers; (de ‘Staten’ gezien, zoals ze in Vondel's tijd waren).
voetnoot1644
staetwaerdein: staatsvoogd (waerdein: opzichter).
voetnoot1646
's heerschaps: van de keizer.
voetnoot1656
en kropt ...: en verkropt de spijt, de wrevel om die moord.
voetnoot1665
de Neêrduitsch: de Nederduitser, de Nederlander; wijzen zet: heldenliederen zingen zal.
voetnoot1667
den dans .... bekleeden: de dans meedansen.
voetnoot1685
Enkele maanden later was Galba keizer (als 't ware 'n voorspelling van Heldewijn).
voetnoot1688
de tuinleeu: de leeuw in de tuin, in de omheining (zie op vs. 1385); reppen: roeren.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank