Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674 (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.06 MB)

XML (2.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674

(1937)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Het derde bedryf.

ASMODÉ. LUCIFER.
Asmodé:
545[regelnummer]
Doorluchtste keizer van den jammerpoel, vol rampen,Ga naar voetnoot545
 
En 't rijck der weerelt, wy verschijnen op uw stampen,Ga naar voetnoot546
 
In schaduw van den boom, geladen en vermastGa naar voetnoot547
 
Van heerlijck ooft, waer door de kennis groeit en wast.Ga naar voetnoot548
 
Gebie al watge wilt uw' dienaer toebetrouwen.
Lucifer:
550[regelnummer]
O Asmodé, nu help ons 't rijck des afgronts bouwen.Ga naar voetnoot550
 
Wy zoecken hulp en steun aen uw' doortrapten raet,Ga naar voetnoot551
 
Uit lust ter wraecke van dien onverdienden smaet,
 
En 't schendigh ongelijck in 't opperhof geleden,Ga naar voetnoot553
[pagina 128]
[p. 128]
 
Daer Michaël, bestormt, en wettigh aengestreden,Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
Het heir der hemelen met zijnen donderslaghGa naar voetnoot555
 
En blixemstraelen dreef ten troon uit van 't gezagh,Ga naar voetnoot556
 
Ons eeuwigh toegestaen. nu willenwe, als bandyten,Ga naar voetnoot557
 
Geduurigh tegens 't rijck van dien erfvyant wrijten,Ga naar voetnoot558
 
Niet voor de vuist, en door een openbaer gewelt,Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
Naerdien zijn heirkracht ons te maghtigh valt in 't velt,Ga naar voetnoot560
 
Maer door bedrogh, en list, en heimelijcke laegen.
 
Zoo kan het kleenste dier het allergrootste plaegen.Ga naar voetnoot562
 
Nu giet dien aenslagh eens in een' rechtschapen vorm.Ga naar voetnoot563
Asmodé:
 
Het allerreetste is dat men listigh hem bestorm,Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
In zijn volschapen beelt, wiens glans zoo hemelsch flonckert.Ga naar voetnoot565
 
Indienge 't kroost, dat naer den vader zweemt, verdonckert,Ga naar voetnoot566
 
Zoo keert hy 't aenzicht van deze ongelijckenis.Ga naar voetnoot566-67Ga naar voetnoot567
 
Gy weet hoe hun dit ooft zoo scherp verboden is,Ga naar voetnoot568
 
Geraeckt de zoon 't verbodt des vaders t'overtreden,Ga naar voetnoot569
570[regelnummer]
Zoo steeckt hy zich in schult, door traenen, noch gebeden,
 
Noch geene middelen te zoenen, hoe men schreit.Ga naar voetnoot571
Lucifer:
 
Dat waer de misdaet van de hooghste majesteit
 
Te quetsen trots hervat, in d'aerdtsche heerschappye.Ga naar voetnoot572-73
Asmodé:
 
Met reden. vangenwe aen van beeldeschenderye,Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
Naerdien het afgebeelde in zijnen oppertroonGa naar voetnoot575
 
Te zeker zit. dus wort de parel van zijn kroonGa naar voetnoot576
 
Geruckt, en in het slijck getrappelt en geschonden.
[pagina 129]
[p. 129]
Lucifer:
 
Wy nemen 't in beraet. maer weetge oock andre vondenGa naar voetnoot578
 
Te vinden, om allengs en niet zoo plotseling
580[regelnummer]
Ons t'openbaeren? want de hemel sloot een' ringGa naar voetnoot580
 
En wacht van englen om dees beide, die nu paeren,Ga naar voetnoot580-81
 
En vrolijck bruiloften. gy hoort door loof en blaêrenGa naar voetnoot582
 
Den blijden bruiloftsgalm, en schellen vogleklangk,
 
Uit telge, en tack, en haege, ontvonckt aen englezangk,Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Het feest inluiden. men is bezigh met bereiden
 
En decken van den disch. Wachtengelen geleiden
 
De gasten, en de bruit en blijden bruidegom.Ga naar voetnoot587
 
Oock waert hier Michaël, het hooft der hofwacht, omGa naar voetnoot588
 
Te waecken, dat geen wrock van helsch gespoock hen stoore.Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
In 't kort men houdt'er wacht, van achter, en van vore.
 
Bandijten worden licht verraeden, en ontdeckt.Ga naar voetnoot591
Asmodé:
 
Bandyten dienen op te waecken, ongewecktGa naar voetnoot592
 
Van hunnen vyant, en geen vast verblijf te zoecken,Ga naar voetnoot593
 
Noch licht en ope lucht. De schaduwen, en hoecken,Ga naar voetnoot594
595[regelnummer]
Spelonck, en onwegh, bosch, en galery, en haeghGa naar voetnoot595
 
Bedecken allerbest het nachtspoock, dat by daeghGa naar voetnoot596
 
Ongaerne wort gezien. het moet zich zelf bewaeren.Ga naar voetnoot597
Lucifer:
 
Hoe kuntge wercken, en uw' aert niet openbaeren?Ga naar voetnoot598
Asmodé:
 
Men trecke een grijns aen van het een of 't ander dier.Ga naar voetnoot599
Lucifer:
600[regelnummer]
Een vogel, die de lucht met zijne pen bezwier,Ga naar voetnoot600
 
Gelijckt den geesten, die op hunne vleugels zweven.
 
Verkies den adelaer, der voglen vorst, in 't streven
 
Alle anderen te kloeck, en die met zijn gezichtGa naar voetnoot603
 
En ooghstrael niet ontziet het steeckend middaghlichtGa naar voetnoot604
[pagina 130]
[p. 130]
605[regelnummer]
Te tarten. d'adelaer zou zijnen roof ontdeckenGa naar voetnoot603-05
 
Van verre, indien hy most verhit ten oorlogh trecken.
 
Hy is gewapent met den beck en scherpen klaeu.
 
Of kies een' elefant. zijn lichaem valt niet naeuGa naar voetnoot608
 
Om in te schuilen, en bedeckt te loopen mommen.Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
Hy is in reêngebruick de kloeckste van de stommen,Ga naar voetnoot610
 
En maghtigh met zijn' snuit een' boom te slaen in 't zant,
 
Of Adam, in de lucht geslingert, op den tant
 
Te vatten, zoo 't hem niet van geesten wort verboden.Ga naar voetnoot613
Asmodé:
 
Dat 's waer: de godtheit waeckt om laegh voor d'ondergoden,Ga naar voetnoot614
615[regelnummer]
En zijn' stadthouder, vorst en hooft van 't aerdtsche rijck.Ga naar voetnoot615
 
Geen dier is menschen in zijn kloeckheit zoo gelijck,
 
En ons zoo nut, om stil een' aenslagh uit te wercken,
 
Dat een geschubde draeck, voorzien van schoone vlercken.Ga naar voetnoot618
 
Hy is in vliegen en omzweven uitgeleert.Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
Zijn tong, om 's menschen spraeck te volgen, gebootseert,Ga naar voetnoot620
 
Zou geestigh weifelen, en liegen, en bedriegen.Ga naar voetnoot621
 
Dat waer de rechte valck om van mijn hant te vliegen,
 
En deze onnozelen te grijpen in hun vlught.Ga naar voetnoot622-23
Lucifer:
 
Spreeck zachter. zie eens om en weêrom, dat geen luchtGa naar voetnoot624
625[regelnummer]
Uw stem ontdecke, en zy dien grooten aenslagh mercken:Ga naar voetnoot625
 
Want hoe gy werckt of niet, men dient bedeckt te wercken,
 
En hen te vangen, eer men onraet kan vermoên.
Asmodé:
 
Wat dunckt u van den draeck?Ga naar voetnoot628
Lucifer:
 
de slang is schalck en koen,
 
Twee eigenschappen, niet onaerdigh uitgekoren.
[pagina 131]
[p. 131]
630[regelnummer]
De schalckheit is dit dier natuurlijck aengeboren,Ga naar voetnoot630
 
Gelijck de stoutheit. zoo dees beide gaen gepaertGa naar voetnoot631
 
Wort d'aenslagh uitgevoert, die zulck een' langen staertGa naar voetnoot632
 
Van jammernissen, door alle eeuwen, na zal sleepen.Ga naar voetnoot633
Asmodé:
 
Zy dienen beide niet al teffens aangegrepen.Ga naar voetnoot634
635[regelnummer]
Men moet omzichtigh gaen, en spreecken een voor een.Ga naar voetnoot635
Lucifer:
 
De vloeck en zegen is hun alle bey gemeen.
 
Zy trecken eene lijn: wat d'een begeert wil d'ander.
Asmodé:
 
Zoo een van beide in wille en opzet dan verander,Ga naar voetnoot638
 
Zal d'ander volgen op het spoor van zijne ga.Ga naar voetnoot639
Lucifer:
640[regelnummer]
Indien de vrou zich met den man hierop bera,Ga naar voetnoot640
 
Is 't vruchtloos aen de vrou dit stout bestaen t'ontginnen.Ga naar voetnoot641
 
Het reetste is eerst het hart van haeren man te winnen.Ga naar voetnoot642
 
De vrou volght lichtelijck het voorbeelt van den man.
Asmodé:
 
Indien men op het hooft geen voordeel winnen kan,Ga naar voetnoot644
645[regelnummer]
Zoo moet men door de vrou den man zien om te zetten.Ga naar voetnoot645
Lucifer:
 
Zy zal haer lippen traegh aen deze vrucht besmetten.Ga naar voetnoot646
Asmodé:
 
Een dertle snoeplust kan haer brengen tot vergrijp.Ga naar voetnoot647
Lucifer:
 
Het overtreên smaeckt raeu.Ga naar voetnoot648
Asmodé:
 
de vrucht is versch en rijp,
 
En lecker op de tong, bekoorlijck in haere oogen.
650[regelnummer]
Zoo wort gevoelen, smaeck, met een 't gezicht bedrogen,
 
Dry zinnen teffens door een' appelbeet alleen.Ga naar voetnoot651
Lucifer:
 
Zoo wort mevrou eerst, maer de heer niet overstreên.Ga naar voetnoot652
[pagina 132]
[p. 132]
Asmodé:
 
De vrou moet voortreên, als de zwackste van hun beide,
 
En bieden hem de vrucht.
Lucifer:
 
en zoo hy haer uitzeideGa naar voetnoot654
655[regelnummer]
Zijn' mont te zetten aen het aengeboden ooft?
Asmodé:
 
Ontvoutze wat al goets dees appel hem belooft,Ga naar voetnoot656
 
Hoe kan hy laeten eens op haer verzoeck te proeven?Ga naar voetnoot657
Lucifer:
 
Om eenen appelbeet den oppersten bedroeven,
 
Door 't reuckloos overtreên van zulck een streng verbodt,Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
En een gewisse doot te sterven, om 't genot
 
Van eenen mont vol saps, leert dat den mont niet spaenenGa naar voetnoot661
 
Van dootelijck venijn?
Asmodé:
 
zoo zy 't verzoeckt met traenen,
 
Hy slaet zoo kleen een bê de jonge bruit niet af.Ga naar voetnoot663
 
Oock terght verbodt de lust. het dreigen van de strafGa naar voetnoot664
665[regelnummer]
Ontvonckt de lust. gy weet hoe lust u kon verrucken.Ga naar voetnoot665
Lucifer:
 
Maer 't menschdom spiegelt zich aen 's engels ongelucken.
Asmodé:
 
Hy is te bijster op meer wetenschap belust.Ga naar voetnoot667
Lucifer:
 
Wat zaecken zijn hem niet natuurelijck bewust,
 
Oock boven zijn natuur?
Asmodé:
 
noch zal hy 't zeil niet strijcken,Ga naar voetnoot668-69
670[regelnummer]
Maer willen Gode zelf in wetenschap gelijcken.
Lucifer:
 
Den allerhooghsten niet te wijcken, was de bron
 
En eenige oirsprong, daer ons onheil uit begon.
Asmodé:
 
Zoo dient men langs dien kant hem listigh aen te randen.Ga naar voetnoot673
Lucifer:
 
Begin, en voer het uit. zie toe, belegh uw bandenGa naar voetnoot674
[pagina 133]
[p. 133]
675[regelnummer]
Aen alle kanten vast, op dat hy 't niet ontspring'.Ga naar voetnoot675
 
Is u een spoock of tien te weinigh en gering,Ga naar voetnoot676
 
Men zal een regement oppressen hier ter stede.Ga naar voetnoot677
Asmodé:
 
De schalcke Belial, mijn schiltknaep, houdt zich reede.Ga naar voetnoot678
 
'k Zal hem berechten hoe hy best ter menschejaghtGa naar voetnoot679
680[regelnummer]
De netten spanne, om al het menschelijck geslacht,Ga naar voetnoot679-80Ga naar voetnoot680
 
Met eenen zelven slagh, in 't eerste paer te vangen.Ga naar voetnoot681
Lucifer:
 
Het rijck des afgronts zal met smoock en lofgezangen
 
U eeuwigh eeren, zoo gy 't heldenstuck volvoert.
 
Al wat de vleermuisvlerck in lucht en zwavel roertGa naar voetnoot684
685[regelnummer]
Verlangt te deelen in den rijckdom van dien zegen,
 
En vaert op helsch getoet den overwinner tegen,Ga naar voetnoot686
 
Zoo moedigh, dat de stoel des hemels, op 't geschalGa naar voetnoot687
 
Aen 't wanckelen, verschrickt van 's menschdoms zwaren val.
 
Maer dit 's een poos te vroeg: dees hofstorm moet eerst voorgaen.Ga naar voetnoot689
690[regelnummer]
Vang rustigh aen van 't hooft, en ziet niet om. laet doorstaen.Ga naar voetnoot690
 
Verschalck den bruigom eerst, en dan de nieuwe bruit.Ga naar voetnoot691
 
Spreeck Belial: daer komt hy aen, en vlamt op buit.
BELIAL. ASMODÉ.
Belial:
 
Mijn heer, ick zocht u, in de lommer van dees hoven,
 
Daer gy op 't stampen quaemt van onder opgestoven.Ga naar voetnoot694
695[regelnummer]
Hoe luid de roep toch van den grootvorst Lucifer?Ga naar voetnoot695
 
Wat blyschap hoort men hier?
Asmodé:
 
dees bruiloft wort niet ver
 
Van hier gehouden: maer wy zijn'er niet geroepen.Ga naar voetnoot697
Belial:
 
Wat bloeit dees lusthof schoon! hier valt genoegh te snoepen.
 
Het paradijsooft drupt den gaepende in den mont.Ga naar voetnoot699
[pagina 134]
[p. 134]
700[regelnummer]
De lucht van kruit en bloem rieckt heilzaem en gezont.Ga naar voetnoot700
 
De boomen bloeien door al 't jaer, als uit gewente.Ga naar voetnoot701
 
Natuur smilt lieflijck vier getijden in een lente,Ga naar voetnoot702
 
Niet anders dan of zy hier eeuwigh bruiloft houdt.
Asmodé:
 
De grootste hovenier, die dezen lusthof bout,Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
En plant, is zelf belust geduurigh hier te waeren.Ga naar voetnoot705
 
Hy sloot het huwlijck der gelieven, die nu paeren.
 
Wy zijn beraên dees vreught te stooren, hem ten spijt.Ga naar voetnoot707
 
De vorst, die 's menschen heil en 's hemels eer benijt,Ga naar voetnoot708
 
Begeert dat gy dit paer gelieven helpt verrucken,Ga naar voetnoot709
710[regelnummer]
Om stout door snoeplust dit verboden ooft te plucken.Ga naar voetnoot710
 
Zoo krijght al 's hemels eer en 's menschdoms heil een' krack.
 
De gansche weerelt hangt alleen aen dezen tack,Ga naar voetnoot712
 
En 't misbruick van dit ooft, indienze zich vergaepen,Ga naar voetnoot713
 
Vergrijpen aen dees vrucht.
Belial:
 
Hoe nu? is al 't geschapenGa naar voetnoot714
715[regelnummer]
Niet even goet, en schiep de schepper eenigh quaet?
Asmodé:
 
Geensins: natuur is goet: in 't overtreên bestaetGa naar voetnoot716
 
De quaetheit. tegens 't hoogh verbodt zich iets vermeetenGa naar voetnoot717
 
Dat 's quaet. het leven wort gehanthaeft door het eeten:
 
Maer tegens d'eerste wet iet eeten baert de doot.Ga naar voetnoot719
Belial:
720[regelnummer]
Ick vatte uw voorstel: maer hoe krijgen wy hem bloot,Ga naar voetnoot720
 
Terwijlze 't bruiloftsfeest met hun genooden vieren?Ga naar voetnoot721
Asmodé:
 
Gy moet u in een slang, de looste van de dieren,Ga naar voetnoot722
 
Vermommen, en hun stil genaecken van ter zy.Ga naar voetnoot723
Belial:
 
Wort d'eerste bruiloft met zoo schoon een mommery
725[regelnummer]
Vereert, het wil de bruit en bruigom eeuwigh heugen:
[pagina 135]
[p. 135]
 
En wat is mommery? een geblanckette leugen,
 
Wat anders in der daet, wat anders in den schijn.Ga naar voetnoot724-27
 
Ick wil de bruiloftsschael vermengen met venijn.Ga naar voetnoot728
 
De verf van 't blozende ooft zal lecker lockaes strecken,Ga naar voetnoot729
730[regelnummer]
En met haer' glans den worm, die binnen steeckt, bedecken.Ga naar voetnoot730
 
Zoo een van beide zich aen deze vrucht vertast,Ga naar voetnoot731
 
Geraeckenze alle beide aen mijnen angel vast.Ga naar voetnoot732
Asmodé:
 
Gy kuntze plotseling niet vatten en bekooren;Ga naar voetnoot733
 
Zy moeten eerst uw rede en schijnschoon voorstel hooren.Ga naar voetnoot734
Belial:
735[regelnummer]
't Gehoor moet voorgaen, en de rede hun den schroom
 
Beneemen, om allengs wat nader aen den boom
 
Te treden, voet voor voet; dan met de hant genaecken
 
Den appel, die het oogh bekoort, den mont tot smaecken
 
Verlockt. zoo wort de doot onweetende gekust,
740[regelnummer]
En niet ontmomt, eer 't vier der snoepkoortse is geblust.Ga naar voetnoot740
Asmodé:
 
Gy weet uw ooghmerck net en op een punt te treffen.Ga naar voetnoot741
Belial:
 
Dan zal 't vernederen kort volgen op 't verheffen.Ga naar voetnoot742
Asmodé:
 
Zoo heeft het Lucifer in zijnen val geleert:
Belial:
 
En wy met hem, tot in den zwavelpoel verneêrt.Ga naar voetnoot744
Asmodé:
745[regelnummer]
De grootvorst vint geraên den man eerst om te zetten:Ga naar voetnoot745
Belial:
 
Die ziet te scherp, en zal door grijns en schoon blanckettenGa naar voetnoot746
 
Der logen heenezien. de vrouwekunne is zwackGa naar voetnoot747
 
En simpel, als een duif. wy moeten met gemackGa naar voetnoot748
 
Te werck gaen, en den man door 't vrouwebeelt genaecken.Ga naar voetnoot749
Asmodé:
750[regelnummer]
Het waer de kortste wegh den man in 't hart te raecken.
[pagina 136]
[p. 136]
Belial:
 
Geweer te spillen op een sterck en scheutvry heltGa naar voetnoot751
 
Is ongeraden. hier gelt loosheit, geen gewelt.Ga naar voetnoot752
 
Men moet het steenen hart vermurwen door gebeden,Ga naar voetnoot753
 
En vrouwelippen. dus laet wasch en klay zich kneden,
755[regelnummer]
Door gloet en vochtigheit: en Adam, dus ge-eert,
 
Is van de hooghste hant uit aerde gebootseert.Ga naar voetnoot755-56
Asmodé:
 
Zoo woudtge door de rib des mans den man beweegen?
Belial:
 
Met reden: want zy heeft hem naest aen 't hart gelegen,Ga naar voetnoot758
 
Gelijck zijn eige ribbe, en tredenze in gespreck,
760[regelnummer]
En noodtze haeren heer, het hart zal dezen treckGa naar voetnoot760
 
Terstont gevoelen, en, zijns ondanx, onverslagenGa naar voetnoot761
 
Den snoeplust van de lieve en jonge bruit behaegen,
 
En innewilligen haere allereerste be.
Asmodé:
 
'k Beken gevolghzaemheit is voester van de vre.Ga naar voetnoot764
Belial:
765[regelnummer]
Zoo zietge in 't paradijs verzaemen d'eensgezinde.Ga naar voetnoot765
 
De doffer volght de duif, het hart de trouwe hinde,
 
De leeu de boschleeuwin. d'een ga sleept d'andre voort:Ga naar voetnoot767
 
En waer valt weêrstant, als de liefde een lief bekoort.Ga naar voetnoot768
 
Doch eerwe ons in de leest van draeck of slang versteecken,Ga naar voetnoot769
770[regelnummer]
Wat dunckt u? zoo wy haer in engleschijn verspreecken,Ga naar voetnoot770
 
Gelijck een bruiloftsgast; naerdien de bruiloftsdischGa naar voetnoot771
 
Van englen wort bekleet.
Asmodé:
 
in engleschijn? dat's mis.Ga naar voetnoot772
 
Wat wonder waer het Eve in engleschijn te leiden
 
En zetten naer uw hant? zy kan niet onderscheiden
775[regelnummer]
Dat uw begeerte met de wet des hemels strijt,
 
En wort ontschuldight: want geen heilige engel wrijtGa naar voetnoot776
 
En worstelt tegens 't hof, van waer hy wort gezonden.Ga naar voetnoot777
 
Zoo bleef uw zege wel de helft en meer geschonden.Ga naar voetnoot778
[pagina 137]
[p. 137]
Belial:
 
Wy mommen best dan met de grijns van slang of draeck.Ga naar voetnoot779
Asmodé:
780[regelnummer]
Indienge door dees grijns de menschelijcke spraeck
 
Met aengenaemen toon kunt zonder valscheit treffen.Ga naar voetnoot781
Belial:
 
Kan zy de valscheit van mijn voorstel niet beseffen,Ga naar voetnoot782
 
Het zal niet haperen aen een' oprechten klanck,Ga naar voetnoot783
 
Die min een menschestem, en meer een maetgezangk
785[regelnummer]
Van engelen gelijckt. de slangetong te recken,
 
Gelijck een taeie snaer, en op een' toon te trecken,Ga naar voetnoot786
 
Natuurlijck als een' galm, die uit den hemel daelt,Ga naar voetnoot787
 
Dat is de ziel met kunst door d'ooren heen gehaelt.Ga naar voetnoot788
Asmodé:
 
Geluckt u dit, gy zult de zinnen haest betoveren,Ga naar voetnoot789
790[regelnummer]
En door den ingangk van 't gehoor het hart veroveren.
Belial:
 
De voglezangk zou zelf een' woesten zeeorkaenGa naar voetnoot791
 
Betoveren, en houdt de wilde baeren staen.Ga naar voetnoot792
 
Ick wil het menschdom haest dien hemelsprong verleeren,Ga naar voetnoot793
 
En hindren zijn natuur om hoogh te triomfeeren,Ga naar voetnoot794
795[regelnummer]
Te hoopen op den stoel, waeruit de haet ons schupt;Ga naar voetnoot795
 
Een wraeck, die eeuwigh al zijn zaet in d'oogen drupt.Ga naar voetnoot796
Asmodé:
 
De bruiloftsgasten, die vol vreught den hof doorwaeren,Ga naar voetnoot797
 
Gedencken luttel met dees maere om hoogh te vaeren:Ga naar voetnoot798
Belial:
 
En niemant minder dan d'aertsengel Gabriël.Ga naar voetnoot799
Asmodé:
800[regelnummer]
De feestschael gaet rondom. de bruiloft wort met spelGa naar voetnoot800
[pagina 138]
[p. 138]
 
Bazuin en zang vereert. de blyschap laet zich hooren.
 
Dus lange zienwe noch geen kans voor ons geboren.Ga naar voetnoot802
Belial:
 
Indien 't gelucken wou dat bruit en bruidegom
 
Zich, onder 't hofbancket, door hunnen hof rondomGa naar voetnoot804
805[regelnummer]
Een poos vertraden, en de bruit, langs deze zye
 
Getreên, den bruigom, in een groene galerye,Ga naar voetnoot806
 
Alleen verwachte, dan waer 't tijt haer' mont te noôn
 
Op deze boomvrucht, hun by zielstraf streng verboôn.Ga naar voetnoot808
Asmodé:
 
Hier sla geluck toe: want 's bespieders kloecke vondenGa naar voetnoot809
810[regelnummer]
Staen aen gelegenheit van plaetse en tijt gebonden,Ga naar voetnoot810
 
En aen 't gemoeten van natuuren: zonder ditGa naar voetnoot811
 
Schiet d'outste schutter mis, en buiten 't rechte wit.Ga naar voetnoot812
Belial:
 
Misluckt het nu, men magh een' andren tijt beraemen.Ga naar voetnoot813
Asmodé:
 
Indien het mooghlijck zy hen, midden in 't verzaemen,
815[regelnummer]
En onder 't bruiloftsfeest, te locken in ons net,
 
Dat wint den hooghsten prijs. het lustme d'eerste wetGa naar voetnoot816
 
Door 't allereerste paer t'ontwijden, en te breecken.Ga naar voetnoot817
 
Zoo wort de paeuwestaert des menschdoms neêrgestreecken.Ga naar voetnoot818
 
Laet Gabriël dees maer verkuntschappen om hoogh.Ga naar voetnoot819
Belial:
820[regelnummer]
Wat zou het paradijs een keel naer 's hemels booghGa naar voetnoot820
 
Opsteecken! welck een damp al 's hemels glans bezwalcken!Ga naar voetnoot821
Asmodé:
 
Wy triomfeeren, eer wy 't lieve paer verschalcken.Ga naar voetnoot822
Belial:
 
Wy winnen met de hoope alree de zege in 't velt.Ga naar voetnoot823
 
De moedt geeft tien vooruit.Ga naar voetnoot824
Asmodé:
 
Maer d'overwinner stelt
825[regelnummer]
Den overwonnen wet.Ga naar voetnoot824-25
[pagina 139]
[p. 139]
Belial:
 
wat galm komt hier gedrongen?
Asmodé:
 
Daer wort het bruiloftsliet gelieven toegezongen,Ga naar voetnoot826
 
Waeronder Godts bazuin haer beurt houdt. sta wat stil,Ga naar voetnoot827
 
En laet ons luisteren wat hierop volgen wil.Ga naar voetnoot828
Belial:
 
De hemel overstraelt den hof met rijcker glanssen.Ga naar voetnoot829
Asmodé:
830[regelnummer]
De gasten vangen aen den hemel toe te danssenGa naar voetnoot830
 
Een' dans van eere en prijs, op bom, schalmey, en fluit.Ga naar voetnoot831
 
Hier komenze aen. schuil wech. bespie dien vetten buit.
REY VAN WACHTENGELEN. ADAM. EVA.Ga naar voetnoot+
I. Zang:
 
Danssenwe, Godts naem ter eere,
 
Die gelieven t'zamenvoeght,Ga naar voetnoot834
835[regelnummer]
  Zoo gezalight, en vernoeght.
 
Laetze beide, keer in keere,Ga naar voetnoot836
 
In het midden van den rey,Ga naar voetnoot837
 
Op kornet en hofschalmey,Ga naar voetnoot838
 
Harpen, fluiten, luiten, veêlen,Ga naar voetnoot839
840[regelnummer]
En de bevende orgelkeelen,Ga naar voetnoot840
 
Trippelende zwey in zwey,Ga naar voetnoot841
 
D'eene ronde in d'andre mengelen,Ga naar voetnoot842
 
Tegens stroom, en dan voor stroom,Ga naar voetnoot843
 
Binnen menschen, buiten engelen,Ga naar voetnoot844
845[regelnummer]
  Luister scherp naer wet en toom.Ga naar voetnoot845
 
Laet ons op de pennen zweven,Ga naar voetnoot846
[pagina 140]
[p. 140]
 
Dan, van bloemwerck ondersteunt,Ga naar voetnoot847
 
Met de voeten kringen weven,
 
Dat de paradijsgront dreunt.Ga naar voetnoot849
850[regelnummer]
Nu, voor 't reppen van de voeten,Ga naar voetnoot850
 
Laet ons dit volschapen paerGa naar voetnoot851
 
Eerst eerbiedigh gaen begroeten:
 
Want het voeght de bruiloftsschaerGa naar voetnoot853
 
Datze eerbiedigh oorlof vraegen.Ga naar voetnoot854
855[regelnummer]
Vangenwe aen op hun behaegen.Ga naar voetnoot855
I. Tegenzang:
 
O geluckige gepaerde,Ga naar voetnoot856
 
Bruigom met laurier bekranst,Ga naar voetnoot857
 
En gy bruit, daer 't al om danst,Ga naar voetnoot858
 
Wat in hemel en op aerde
860[regelnummer]
  Zich in uw geluck verblijt,
 
Gunt uw gasten datze om strijt,Ga naar voetnoot861
 
Gode en u ter eere, trippelen,
 
En rondom u heene hippelen.Ga naar voetnoot863
 
Laet ons dus den bruiloftstijt
865[regelnummer]
Vieren: want den feestgenoodenGa naar voetnoot865
 
Voeght geen stilte, op 't hooge feest,
 
Maer een dans, van Godt geboden.Ga naar voetnoot867
 
In den hemel zweeft geen geest,
 
Of hy slijt met lof te zingen
870[regelnummer]
  En een' godtsdans d'eeuwigheit,Ga naar voetnoot870
 
Voor den schepper aller dingen,
 
Endeloos in majesteit.
 
Laetge u dit verzoeck gevallen,Ga naar voetnoot873
 
Treet zelfs voor, wy vangen aen,
875[regelnummer]
Hant aen hant, dus met ons allen
 
Eenen ring om u te slaen,
 
Op den galm der feestschalmeien.
 
Zet de wijs in voor de reien.Ga naar voetnoot878
[pagina 141]
[p. 141]
II. Zang. Adam:
 
Laet ons dan den feestdans leerenGa naar voetnoot879
880[regelnummer]
  En den trantGa naar voetnoot880
 
Van den grooten heer der heeren;Ga naar voetnoot879-81
 
En den hemel nabootseerenGa naar voetnoot882
 
Met verstant.Ga naar voetnoot883
 
Volght de vaste en wufte lichtenGa naar voetnoot884
885[regelnummer]
  Op hun spoor.Ga naar voetnoot885
 
Dat 's op d'aerde een' hemel stichten.Ga naar voetnoot886
 
Elcke star bewaert haer plichten
 
In Godts koor.Ga naar voetnoot888
 
Zeven losse danssen binnenGa naar voetnoot889
890[regelnummer]
  't Vaste vier,Ga naar voetnoot890
 
Dat rondom, om prijs te winnen,Ga naar voetnoot891
 
Zeven telt aen 's hemels tinnen,
 
In hunn' zwier.Ga naar voetnoot893
 
Dat ick dan de zon uitbeelde,Ga naar voetnoot894-vlg.
895[regelnummer]
  Gy, mijn bruit,
 
't Maenlicht, 't welckme noit verveelde.
 
Scherpe prickel van mijn weelde,
 
Dans vooruit.
II. Tegenzang. Eva:
 
'k Laet den voordans aen my leenen.Ga naar voetnoot899
900[regelnummer]
  Volghme na.Ga naar voetnoot900
 
Worde ick heel of half bescheenen,
 
Of is al de glans verdweenenGa naar voetnoot901-02
 
Van mijn ga:
 
'k Zalme troosten in het dwaelenGa naar voetnoot904
905[regelnummer]
  Voor een wijl,
 
Tot dat uit uw rijcke straelen
[pagina 142]
[p. 142]
 
Ick weêr licht by u magh haelen,Ga naar voetnoot907
 
Naer dien stijl.Ga naar voetnoot908
 
Komt u aenschijn my belonckenGa naar voetnoot909
910[regelnummer]
  Half of gansch,
 
'k Zal van zuivre liefde ontvoncken,Ga naar voetnoot911
 
Om den luister, my geschoncken,
 
Schoon van glans.Ga naar voetnoot911-13
 
Hou den voortrant naer 't betamenGa naar voetnoot914
915[regelnummer]
  Hoogh en laegh.Ga naar voetnoot915
 
Laet ons scheiden, en verzaemen,
 
Daerwe aen d'eerste kennis quaemenGa naar voetnoot917
 
Blijde en graegh.
Toezang. Rey:
 
Onder drypaer hemelingen,Ga naar voetnoot919
920[regelnummer]
  Die rondom
 
Dien volschoonen bruidegom,Ga naar voetnoot921
 
Alle in ongelijcke kringen,Ga naar voetnoot922
 
Licht van zijne torts ontfingen,Ga naar voetnoot923
 
Op hun streeck,Ga naar voetnoot924
925[regelnummer]
  Een de morgenstar geleeck,
 
Dan weêr d'avontstar in 't wijzen:Ga naar voetnoot925-26Ga naar voetnoot926
 
Want zy danst hem voor in 't rijzen,
 
Of volght trou zijn hemelbaen
 
Achteraen.
930[regelnummer]
De dans heeft zijn beslagh: nu weêr ten disch gelegen,Ga naar voetnoot930
 
Daer Gabriël u noot op 's hemels verschen zegen.

voetnoot545
Deze betiteling van Lucifer is vrijwel gelijk aan Dante's benaming: Lo imperador del doloroso regno, Inf. XXXIV, 28.
voetnoot546
En 't rijck der weerelt: vgl. vs. 9; wy: Asmodé met eenige lagere duivels; stampen: stampvoeten, vgl. vs. 694. Ook in Peter en Pauwels vs. 128 worden de booze geesten door stampvoeten opgeroepen.
voetnoot547
vermast: zwaar beladen.
voetnoot548
de kennis: de kennis van goed en kwaad. De Engelen zijn met Adam en Eva samengekomen onder den boom des levens (vs. 395); de duivels vergaderen onder den boom der kennis van goed en kwaad, Gen. II, 9.
voetnoot550
bouwen: uitbreiden.
voetnoot551
doortrapten: sluwen.
voetnoot553
schendigh: schandelijk; 't opperhof: de Hemel.
voetnoot554
Daer: toen; wettigh aengestreden: door mij rechtvaardig aangevallen.
voetnoot555
Het heir der hemelen: de opstandige Engelen, maar Lucifer stelt het valsch voor, alsof Michaël alle Engelen uit den Hemel wilde werpen.
voetnoot556
gezagh: grootheid, glorie.
voetnoot557
Ons eeuwigh toegestaen: ook dit stelt Lucifer partijdig en verkeerd voor; de Engelen waren nog in hun proeftijd en dus nog niet in 't geluk bevestigd; bandyten: uitgebannenen, vgl. vs. 591, 592, 1683.
voetnoot558
dien erfvyant: God, vgl. vs. 6, 1461; wrijten: ons verzetten.
voetnoot559
voor de vuist: openlijk.
voetnoot560
Naerdien: omdat; zijn heirkracht: Michaëls leger.
voetnoot562
Met een vage herinnering aan fabel IV van Warande der Dieren.
voetnoot563
rechtschapen: practischen, bruikbaren.
voetnoot564
Het allerreetste: het meest voor de hand liggend; vgl. vs. 642; men: wij; hem: God; bestorm': aanvalle.
voetnoot565
zijn volschapen beelt: zijn heerlijke gelijkenis, de mensch.
voetnoot566
zweemt: gelijkt op; verdonckert: verduistert, hem zijn glans (vs. 565) ontneemt.
voetnoot566-67
Practisch en listig, bovendien theologisch juist, zegt Asmodé, dat God zich van den mensch, die zijn beeld is, zal afkeeren, zoodra die gelijkenis door de zonde geschonden wordt.
voetnoot567
ongelyckenis: verminkte, bedorven gelijkenis, vgl. onwegh van vs. 595, onmensch, ondier.
voetnoot568
dit ooft: van den kennisboom, vs. 548; scherp: streng.
voetnoot569
de zoon: Adam; des vaders: van God.
voetnoot571
zoenen: verzoenen.
voetnoot572-73
Versta: dat zou een herhaling van onzen opstand zijn, maar nu op aarde.
voetnoot574
Met reden: ja juist!; van beeldeschenderye: met de schending van Gods beeld. Van Lennep teekent aan, dat Vondel hiermee een veeg geeft aan de beeldstormers van 1566; 't is mogelijk maar niet duidelijk.
voetnoot575
Naerdien: aangezien; het afgebeelde: God.
voetnoot576
Te zeker zit: onschendbaar is, vgl. vs. 29; dus: aldus; de parel van zijn kroon: de in Gods genade levende mensch is de voltooiing van de schepping.
voetnoot578
vonden: vondsten, bedenksels.
voetnoot580
Ons t'openbaeren: ons te laten gelden.
voetnoot580-81
een' ring En wacht van englen: een kring van wacht- of waakengelen; dees beide: Adam en Eva; paeren: trouwen.
voetnoot582
bruiloften: bruiloftvieren.
voetnoot584
ontvonckt aen: opgewekt door, vgl. vs. 123.
voetnoot587
De gasten: de aartsengelen, vgl. vs. 439-40.
voetnoot588
waert: gaat rond; der hofwacht: hier niet van de hemelsche legerscharen, die, zooals in Lucifer is uitgebeeld, Gods oorlog voerde (vs. 1397), maar van de paradijswacht, vgl. vs. 391.
voetnoot589
helsch gespoock: helsche spoken, duivels.
voetnoot591
Bandijten: boosdoeners, vgl. vss. 557 en 1683.
voetnoot592
op te waecken: waakzaam te zijn.
voetnoot593
geen vast verblijf te zoecken: als ballingen moeten ze rondzwerven.
voetnoot594
Noch licht en ope lucht: en ze moeten in het duister en verborgene werken.
voetnoot595
onwegh: ongebaande wegen, vgl. onmensch en ongelyckenis van vs. 567; galery: laan, vgl. vs. 25.
voetnoot596
het nachtspoock: de nachtelijke zwerver, de bandiet.
voetnoot597
Ongaerne wort gezien: zich ongaarne laat zien; bewaeren: beschermen.
voetnoot598
Versta: Hoe kunt ge iets uitvoeren, als ge u heelemaal verbergt?
voetnoot599
grijns: masker, vermomming.
voetnoot600
Een vogel, die: Ja, een vogel, die; pen: vleugels; bezwier: bevliegt.
voetnoot603
kloeck: krachtig.
voetnoot604
ooghstrael: blik; ontziet: vreest.
voetnoot603-05
Vgl. vs. 280-82.
voetnoot608
kies: verkies; elefant: olifant; valt niet naeu: is wijd genoeg.
voetnoot609
bedeckt te loopen mommen: zonder erg vermomd te loopen.
voetnoot610
reêngebruick: vernuft; kloeckste: slimste; stommen: stomme dieren.
voetnoot613
geesten: engelen.
voetnoot614
voor d'ondergoden: over de menschen, sarcastische uitdrukking van Asmodé.
voetnoot615
stadthouder: stedehouder, Adam, vgl. vs. 432; vorst enz.: vgl. vs. 352-53, 472; in zijn kloeckheit: lees: in hun kloekheid, vernuft.
voetnoot618
Dan: als; een geschubde draeck: In den Bijbel is spraak van een slang als verleider van Eva (Gen. III, 1, 4), maar de overlevering wil, dat het ons bekende kruipdier vòor de verleiding van de menschen vlerken had. In de chr. iconographie werd de Paradijsverleider vaak als een gevleugelde slang of fabelachtige draak voorgesteld. Vondel gebruikt dikwijls de woorden slang en draak voor 't zelfde dier; vgl. vs. 618, 779; zie verder Sabbe: Dierkennis en Diersage bij Vondel (1917), bl. 36-vlg.
voetnoot619
uitgeleert: volleerd.
voetnoot620
te volgen: na te volgen, na te doen; gebootseert: gevormd.
voetnoot621
zou geestigh weifelen: kan geestig, listig er omheen praten.
voetnoot622-23
Aan de valkenjacht ontleende beeldspraak: de van de vuist losgelaten, afgerichte valk moest duiven grijpen in hun vlucht. Asmodé bedoelt: zoo'n draak zou mij hier te pas komen; onnozelen: Adam en Eva, die geen kwaad vermoedden, vgl. de duiven.
voetnoot624
lucht: windzucht.
voetnoot625
ontdecke: verrade; zy: Adam en Eva, of de Wachtengelen.
voetnoot628
dunckt: met klemtoon; Asmodé wil doorgaan op het denkbeeld van de slang; schalck en koen: listig en dapper; niet onaerdigh uitgekoren: zeer doeltreffend gekozen.
voetnoot630
schalckheit: listigheid; natuurlyck: van natuur.
voetnoot631
stoutheit: dapperheid.
voetnoot632
staert: gevolg.
voetnoot633
jammernissen: jammeren.
voetnoot634
Zy: Adam en Eva; al teffens: tegelijk.
voetnoot635
gaen: te werk gaan; spreecken een voor een: ze éen voor éen aanspreken.
voetnoot638
wille en opzet: begeerte en plan.
voetnoot639
ga: wedergade, wederhelft.
voetnoot640
bera: beraadslaagt.
voetnoot641
aen: bij; ontginnen: beginnen.
voetnoot642
reetste: doeltreffendst, vgl. vs. 564.
voetnoot644
het hooft: de man.
voetnoot645
om te zetten: om te praten.
voetnoot646
traegh: niet makkelijk.
voetnoot647
dertle: lichtzinnige.
voetnoot648
Het overtreên smaeckt raeu: het overtreden van Gods verbod moet Eva tegenstaan.
voetnoot651
zinnen: zintuigen; teffens: tegelijk; een': met klemtoon.
voetnoot652
overstreên: overwonnen.
voetnoot654
uitzeide: ontzegde, weigerde.
voetnoot656
ontvoutze: als zij uitlegt.
voetnoot657
laeten: nalaten.
voetnoot659
reuckloos: roekeloos.
voetnoot661
spaenen: spenen, onthouden.
voetnoot663
zoo kleen een bê: zoo'n onbeduidend verzoek.
voetnoot664
terght: prikkelt.
voetnoot665
lust: lust, begeerte naar grootheid; vgl. vs. 671-72.
voetnoot667
Hy: de mensch; te bijster: te zeer.
voetnoot668-69
Versta: Hoeveel dingen zijn hem al niet van nature bekend, ja zelfs dingen die zijn natuur te boven gaan, nl. geestelijke dingen.
voetnoot673
men: wij of ik; langs dien kant: door zijn begeerte naar kennis.
voetnoot674
belegh uw banden: span uw strikken; vgl. 679-80.
voetnoot675
hy: Adam; ontspring: ontga, ontkome.
voetnoot676
spoock: duivel, vgl. vs. 689, 696.
voetnoot677
Men: ik; oppressen: dwingen te komen, oproepen; stede: plaatse.
voetnoot678
De schalcke Belial: de sluwe Belial, éen der hoofdpersonen uit Lucifer, maar hier tot een schiltknaep, dus een mindere van Asmodé, gedegradeerd; reede: gereed.
voetnoot679
berechten: onderrichten.
voetnoot679-80
Vgl. vs. 675.
voetnoot680
al het menschelyck geslacht: het heele menschdom, dit zinspeelt op de erfzonde; vgl. vs. 712.
voetnoot681
eenen zelven: éénzelfden.
voetnoot684
Versta: alle duivelen op aarde (in lucht) en in de hel (in zwavel).
voetnoot686
helsch getoet: afgrijselijke duivelmuziek, vgl. vs. 1416.
voetnoot687
de stoel des hemels: de troon van God.
voetnoot689
Maer dit's een poos te vroegh: Dit is de tweede maal dat Lucifer zijn voorbarige snorkerij zoo onderbreekt, vgl. vs. 72; hofstorm: aanval op het Paradijs.
voetnoot690
van 't hooft: bij den man; laet doorstaen: zet door.
voetnoot691
Verschalck: bedrieg.
voetnoot694
op 't stampen: vgl. vs. 546; opgestoven: aanstuiven.
voetnoot695
roep: oproep, proclamatie.
voetnoot697
wy zijn er niet geroepen: duivelsch sarcasme.
voetnoot699
drupt: valt; den gapende: hem die zijn mond opendoet.
voetnoot700
lucht: geur.
voetnoot701
door al 't jaer: het heele jaar door; gewente: gewoonte.
voetnoot702
Versta: 't is hier altijd lente; smilt: smelt; een: met klemtoon.
voetnoot704
De grootste hovenier: God.
voetnoot705
waeren: rondwandelen, vgl. 588.
voetnoot707
Wy zijn beraên: wij zijn van plan; hem: God.
voetnoot708
De vorst: Lucifer, vgl. vs. 545, 745.
voetnoot709
verrucken: verleiden.
voetnoot710
stout: vermetel.
voetnoot712
De gansche weerelt: het lot van 't heele menschdom, vgl. vs. 680.
voetnoot713
vergaepen: vergeten.
voetnoot714
geschapen: geschapene.
voetnoot716
Vondel laat Asmodé hier het moraal-adagium toepassen: Non prohibitum quia malum, sed malum quia prohibitum.
voetnoot717
De quaetheit: de zonde.
voetnoot719
Vgl. Rom. V, 12.
voetnoot720
bloot: onder schot.
voetnoot721
genooden: genoodigden, gasten, de engelen, vgl. vs. 587, 771, 1502.
voetnoot722
looste: meest looze, slimste.
voetnoot723
van ter zy: niet rechtstreeks, maar met een omweg.
voetnoot724-27
Sarcastische beschouwingen van den sluwen Belial; mommery: verkleedpartij; men denke aan de tafelspelen bij bruiloften in Vondels eeuw; van Hooft is zoo'n spel bewaard dat Mommerij heet.
voetnoot728
bruiloftsschael: de vreugdebeker van het feest.
voetnoot729
verf: kleur, blos; strecken: verstrekken.
voetnoot730
binnen steeckt: binnenin zit.
voetnoot731
vertast: vergrijpt.
voetnoot732
angel: vischhaak.
voetnoot733
Versta: Gij moet ze niet ineens aanklampen en terstond verlokken.
voetnoot734
rede: redeneering.
voetnoot740
ontmomt: ontmaskerd; snoepkoortse: begeerte om te snoepen.
voetnoot741
net en op een punt: juist en precies; te treffen: aan te geven.
voetnoot742
kort: spoedig.
voetnoot744
den zwavelpoel: de Hel, vgl. vs. 3.
voetnoot745
De grootvorst: Lucifer, vgl. 708.
voetnoot746
ziet te scherp: is te slim; grijns: maskers.
voetnoot747
vrouwekunne: het vrouwelijk geslacht.
voetnoot748
simpel: onnoozel; als een duif: vgl. Matth. X, 16; met gemack: langs makkelijken weg.
voetnoot749
't vrouwebeelt: de vrouw; vgl. vs. 1067.
voetnoot751
geweer: geschut, pijlen; scheutvry: schootvrij, schotvrij; helt: man.
voetnoot752
loosheit: sluwheid.
voetnoot753
het steenen hart: den ongevoeligen Adam, vgl. Ezechiël, XI, 19.
voetnoot755-56
en Adam enz.: versta: en die zoo hooggevierde Adam is ook maar van klei gemaakt, en kan dus door de warmte en de tranen van zijn vrouw wel gekneed worden.
voetnoot758
Met reden: ja zeker; naest: het naast.
voetnoot760
hart: hert.
voetnoot761
onverslagen: onmiddellijk.
voetnoot764
gevolghzaemheit: volgzaamheid; voester: voedster, aanvoedster.
voetnoot765
verzaemen: samenkomen; d'eensgezinde: de soortgelijken.
voetnoot767
d'Een ga: de éene gade; voort: mee.
voetnoot768
valt: is.
voetnoot769
leest: vorm, gestalte; versteecken: verschuilen.
voetnoot770
Versta: Wat dunkt u, als wij Eva eens in de gedaante van een engel aanspreken?
voetnoot771
een bruiloftsgast: een van de genoodigde engelen, vgl. vs. 721; naerdien: daar immers.
voetnoot772
dat's mis: dat zou verkeerd zijn.
voetnoot776
ontschuldight: door God verontschuldigd, dus niet als in zonde gevallene beschouwd; wrijt: komt in verzet, vgl. vs. 558.
voetnoot777
't hof: de Hemel.
voetnoot778
de helft: voor de helft.
voetnoot779
mommen: maskeeren ons; grijns: masker.
voetnoot781
valscheit: onechtheid.
voetnoot782
Versta: als Eva maar begint met in de oprechtheid van mijn woorden te gelooven.
voetnoot783
haperen: mankeeren.
voetnoot786
trecken: stemmen.
voetnoot787
Natuurlijck: zoo natuurlijk.
voetnoot788
Versta: Als ik de slangetong, gelijk een snaar, zoo kunstig kan afstemmen, dat het lijkt, of iemand uit den Hemel spreekt, dus dat Eva meent met een engel te doen te hebben: dan lok ik zóo, door 't gehoor, haar ziel wel naar buiten, dan krijg ik haar wel aan 't spreken.
voetnoot789
haest: terstond.
voetnoot791
zou zelf: kan zelfs.
voetnoot792
houdt: brengt tot.
voetnoot793
haest: weldra; dien hemelsprong: zijn opgang naar den Hemel.
voetnoot794
hindren: verhinderen.
voetnoot795
stoel: hemeltroon; de haet: van God nl., vgl. Lucifer, vs. 2183.
voetnoot796
Versta: De duivel zal zijn wraak over 't verlies van den Hemel eeuwig op het menschdom verhalen.
voetnoot797
De bruiloftsgasten: vgl. vs. 771; den hof doorwaeren: door het Paradijs wandelen.
voetnoot798
Versta: vermoeden weinig, dat ze met de tijding van Adams val naar den Hemel zullen terugkeeren.
voetnoot799
En niemant minder: en niemand vermoedt dat minder dan Gabriël, de engel nl., die de verheffing van het menschdom boven de Engelen had aangekondigd, Lucifer, vs. 218-vlg.
voetnoot800
De feestschael: de bruiloftsbeker gaat rond, zooals bij feesten in de XVIIe E. gebruikelijk was. Asmodé ziet alles door de struiken.
voetnoot802
Versta: Voorloopig is er voor ons nog geen kans.
voetnoot804
hofbancket: tuinfeest.
voetnoot806
galerye: laan.
voetnoot808
by zielstraf: op straf voor de ziel, onder zonde.
voetnoot809
Hier sla geluck toe: dat moge gelukken; kloecke vonden: slimme bedenksels.
voetnoot810
Staen gebonden: hangen af.
voetnoot811
't gemoeten van natuuren: het ontmoeten van ontvankelijke naturen.
voetnoot812
d'outste: de beste; wit: doel.
voetnoot813
beraemen: bedenken.
voetnoot816
d'eerste wet: het eerste het beste verbod.
voetnoot817
ontwijden: schenden.
voetnoot818
paeuwestaert: trots; neêrgestreecken: neergedrukt.
voetnoot819
dees maer: deze mare, deze tijding, vgl. vs. 798; verkuntschappen: boodschappen.
voetnoot820
een keel: een gejammer.
voetnoot821
damp: nevel van droefheid, vgl. Lucifer, vs. 736-40.
voetnoot822
verschalcken: verleid hebben.
voetnoot823
Versta: door te hopen overwinnen wij reeds.
voetnoot824
tien vooruit: een grooten voorsprong.
voetnoot824-25
Versta: maar God blijft meester; d'overwinner: God; Den overwonnen: den duivel; galm: het gerucht van de bruiloftsmuziek.
voetnoot826
gelieven: het paar.
voetnoot827
Waer onder Godts bazuin haer beurt houdt: waaronder de muziek der Engelen Godts (vgl. bazuin, Lucifer, vs. 1655) haar partij meedoet.
voetnoot828
wil: zal.
voetnoot829
De volle zon bestraelt het Paradijs.
voetnoot830
De gasten: de Engelen, vgl. vs. 797; den hemel toe te danssen: voor den Hemel, voor God, te dansen, vgl. vs. 833, ofschoon de dans ook ter eere van Adam en Eva is, vgl. vs. 862.
voetnoot831
trom: tamboerijn, trommel; schalmei: veldpijp (hobo).
voetnoot+
Rey. In deze religieuze danszangen, bestaande uit vijf deelen (1ste zang + 1ste tegenzang; 2de zang + 2de tegenzang; toezang) vormt de eerste zang den proloog of de inleiding, die, nog zonder dans gezongen (vs. 850), de orde van den dans aangeeft: nl. binnen menschen, buiten Engelen (844). Met den 1sten tegenzang beginnen de Engelen rondom Adam en Eva heen te dansen (876) en verzoeken hen, den dans verder te leiden (878). In den 2den zang komt dan eerst Adam uit, in den 2den tegenzang Eva. De toezang geeft in rusthouding een slotbeschouwing.
voetnoot834
t'zamenvoeght: in het huwelijk verbindt.
voetnoot836
keer in keere: telkens weer.
voetnoot837
Staande in 't midden van den Engelenrei.
voetnoot838
kornet: hoorn; hofschalmei: tuin- of veldfluit.
voetnoot839
velen: vedels, violen.
voetnoot840
bevende: tremoleerende.
voetnoot841
Terwijl zij, Adam en Eva, met trippelende voeten zwaai in zwaai, kring in kring beschrijven.
voetnoot842
d'eene ronde: hun eigen ronde; in d'andre: in die der Engelen.
voetnoot843
In tegengestelde en in meegaande richting.
voetnoot844
Adam en Eva in den cirkel; de Engelen daaromheen.
voetnoot845
Allen scherp luisterend naar de intoomende regels, naar het rythme van muziek en danskunst.
voetnoot846
op de pennen zweven: op onze vleugels rondzwieren, dus los van den grond.
voetnoot847
Dan, staande op den bebloemden paradijsgrond.
voetnoot849
Vondel stelt zich blijkbaar barok-engelen voor!
voetnoot850
Vóor dat de eigenlijke dans begint.
voetnoot851
volschapen: volmaakte.
voetnoot853
de bruiloftsschaer: de Engelen.
voetnoot854
oorlof: verlof; het vragen van oorlof vóor den dans hoorde bij de XVIIde eeuwsche etikette, vgl. Joan de Boetgez. V, 428.
voetnoot855
op hun behaegen: als zij oorlof hebben gegeven.
voetnoot856
gepaerde: gepaarden, paar.
voetnoot857
met laurier: vgl. vs. 358, 393.
voetnoot858
daer 't al: waar alles.
voetnoot861
uw gasten: vgl. vs. 830.
voetnoot863
hippelen: huppelen.
voetnoot865
feestgenooden: op 't feest genoodigden, vgl. vs. 721.
voetnoot867
Vondel stond zóo ver van de puriteinsche opvatting, die dansen verbood, dat hij den dans zelfs als door God voorgeschreven, in elk geval als een godsdienstige uiting voorstelt, vgl. II Kon. VI, 14, 16; zie ook 879-81.
voetnoot870
godtsdans: dans voor God; vgl. Altgeh. II, 1472.
voetnoot873
dit verzoeck: nl. van zelf dansend voor te gaan; gevallen: welgevallen.
voetnoot878
Geeft den toon en den dans aan.
voetnoot879
leeren: aanleeren.
voetnoot880
den trant: de manier.
voetnoot879-81
Versta: laat ons doen wat God zelf leert (gebiedt, zegt vs. 867) door den dans der hemelsferen.
voetnoot882
door den dans der sferen en der sterren plastisch uit te beelden.
voetnoot883
Met verstant: met begrip van den dans.
voetnoot884
Volght: gij engelen, volgt; de vaste en wufte lichten: de vaste en de losse sterren; de eerste staan in de achtste hemelsfeer ('t vaste vier van vs. 890), de andere zijn de planeten of dwaalsterren, over de verschillende hemelsferen verspreid.
voetnoot885
Op hun dansspoor, imiteerend.
voetnoot886
Zoo brengt men de vreugde van den Hemel op aarde.
voetnoot888
In Godts koor: in het door God geschapen danskoor der sterren.
voetnoot889
Zeven losse: zeven losse (wufte) sterren, de planeten.
voetnoot890
't Vaste vier: de vaste vuurhemel, zoo genoemd omdat de vaste sterren daar staan, vgl. vs. 884.
voetnoot891
rondom: in de ronden of sferen onder hen, nl. aen 's hemels tinnen van vs. 892; om prijs te winnen: hoort bij zeven van vs. 892.
voetnoot893
zwier: rondwenteling. Versta dus vs. 890-93 aldus: uit de achtste sfeer (nl. van den vuurhemel, waar de vaste sterren staan) worden zeven planeten geteld of gezien, die resp. in lange of korte banen (vs. 922) een prijsloop schijnen te houden.
voetnoot894-vlg.
Adam wil nu, dat de Engelen de planeten uitbeelden, hij zelf de zon, Eva de maan.
voetnoot899
leenen: toedeelen.
voetnoot900
tot Adam gezegd.
voetnoot901-02
zooals de maan door de zon: volle, halve en nieuwe maan.
voetnoot904
dwaelen: afwijken van de zon.
voetnoot907
weer naderen.
voetnoot908
Naer dien stijl: volgens de manier van de maan ten opzichte van de zon, naar deze dansfiguur.
voetnoot909
beloncken: met liefde bezien.
voetnoot911
De gloeiing van de maan, door de zon bestraald, is het beeld van Eva's liefde, door Adam opgewekt.
voetnoot911-13
Liefde verwekt luister, luister liefde.
voetnoot914
Neem, Adam, den voordans weer over, zooals het hoort.
voetnoot915
Hoogh en laegh: hoort bij hou den voortrant: Zooals de zon omhoog den voordans houdt, moet Adam het op aarde doen.
voetnoot917
Daer: waar; hier in 't Paradijs, waar wij elkaar 't eerst ontmoetten.
voetnoot919
Deze Toezang geeft een nabetrachting, waarin het parallellisme van den sterrendans met den dans van de Engelen rond Adam en Eva nogmaals beknopt wordt uitgedrukt. Intusschen heeft er in de rolbezetting een verschuiving plaats, waardoor eenige onduidelijkheid ontstaat. Eva nl., die in den voorafgaanden Tegenzang de Maan verbeeldt, wordt nu aangeduid als de Morgen- en de Avondster, Venus (de heidensche naam wordt door Vondel vermeden). In 't stelsel van Ptolomeüs, dat Vondel volgt, staan de drypaer hemelingen of zes planeten in deze volgorde rondom de zonneplaneet: Maan, Mercurius, Venus, ZON, Mars, Jupiter, Saturnus.
voetnoot921
bruidegom: de zon.
voetnoot922
ongelijcke kringen: de concentrische hemelsferen of sterrenbanen.
voetnoot923
torts: toorts.
voetnoot924
streeck: baan.
voetnoot925-26
Dit slaat op Venus en op Eva.
voetnoot926
in 't wijzen: in 't aanwijzen, wordt aangewezen als.
voetnoot930
beslagh: voltooiing.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank