Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het rad der fortuin (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het rad der fortuin
Afbeelding van Het rad der fortuinToon afbeelding van titelpagina van Het rad der fortuin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.91 MB)

Scans (20.45 MB)

ebook (4.20 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Roelofsz



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het rad der fortuin

(1948)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 37]
[p. 37]

Tweede Boek
Kermis
1899

[pagina 38]
[p. 38]


illustratie

[pagina 39]
[p. 39]

I

Het laatste jaar van de oude eeuw had woelende veranderingen gebracht in het bestaan van Herre Tjallings Wiarda. Hij kon zich nog de morgen herinneren, waarop de vergadering had plaatsgevonden van de aandeelhouders der zuivelfabriek, waarvan hij commissaris was, sinds hij zijn molen en zijn cichorei-branderij had verkocht, om geheel in zaken te kunnen gaan.

De motregen, die langs zijn gezicht vaagde, had hem nauwelijks gedeerd; hij voelde de zoelte en lauwe vochtigheid van de beginnende voorjaarsdag niet, zag niet het blauwe dromende beeld van het anders zo parmant en helderkleurig Leeuwarden onder de zilte regenmist. Hij kauwde op de sigaar, inhaleerde de rook zwaar en zonder nadenken, liep met de handen ineengekneld in de zakken, en bleef bij iedere straatklok staan, zonder eigenlijk te weten, waarom hij naar de tijd vroeg. Met een blinde afwezige ijver dacht hij. Zijn vooruitzichten, zijn verwachtingen op de gunstige stroom van het getij begonnen werkelijkheid te worden. De vergadering in de Klanderij, die hij juist verlaten had - een roerige affaire met veel alcohol en tabak en stotend gelach van succesvolle boerenzoons, die zoals hij in ‘zaken’ gingen - was als de vorige een overwinning op crisis en verleden. Het jaar had een stijgend exportcijfer, en wie dat niet zelf uit de statistieken lezen kon, had het toch kunnen leren van de winstprocenten der fabriek.

Herre Wiarda had, voor het oog in kalme afzijdigheid, maar inwendig gespannen en van koene voornemens doorhamerd, achter het brede matgeregende raam van de biljartzaal gezeten, en daar zijn snelle berekeningen gemaakt, terwijl

[pagina 40]
[p. 40]

de andere commissarissen met rode gezichten en onder het achterover wippen van nieuwe borrels de keu's markeerden. Ja, het was mogelijk. Hij zou de mogelijkheid in elk geval bewijzen. Hij moest daartoe doortasten, de anderen vóór zijn: een eigen fabriek. Aan het water of aan de lijn. Het moest kunnen, als tien mannen het konden, ging het ook met één. Engeland vrat weer uit Nederlandse handen. En Herre had, na twee, drie jaar van samenwerking met de langzame deelgenoten, meer en meer zijn neiging naar zelfstandigheid voelen groeien; zijn meesterlijke aard verdroeg dit lopen in de koppel slecht, zijn kracht en wil eisten een eigen onderneming, een opbouw, waarbij hij al zijn geld, zijn koppigheid en zelden meer falend doorzicht van de situatie op het spel kon zetten. Hij had naar de anderen gekeken, die zich, nu de getallen zich zo fortuinlijk afrondden, met de luidruchtige zelfgenoegzaamheid van jeugdige geldverdieners vermaakten, dronken, een duur diner lieten aanrukken; hij had ze geschat, stuk voor stuk, wat ze hem zouden doen als concurrenten. En hij was niet bevreesd geweest. - Zijn rekensom klopte, en met zijn moed klopte het.

De middag trok zilverig huiverend over het lage land, toen hij terugspoorde, en bevangen in zijn gedachten bijna vergat, om den conducteur de gebruikelijke sigaar aan te bieden. Van het station naar huis liep hij twee bekenden voorbij, die hij vergat te groeten, tot hij hen ontdekte, toen ze hem lachend nariepen. Thuis, aan de Zomerweg, zei hij niet veel; zijn ouders vroegen niets, ze kenden hem, hij sprak nooit van zijn zaken ‘in de stad’, vóór hij het zelf verkoos. Hij ging naar de pronkkamer op kousenvoeten, ontsloot de secretaire en sloeg het zakboekje nog eens open bij de plek, waar hij de cijfers aangetekend had. Zij waren zijn houvast; hij vertrouwde op de onverbiddelijke werkelijkheid van die kleine zwarte figuren; zij tekenden het reisplan naar een doel, dat niet bepaalbaar was, maar waarvan de weg zich onbedrieglijk opende.

- Industrie, industrie, denkt Herre. Het is bijna een gewoonte van hem geworden, om dat woord te zeggen, in gedachten, als een formule, waardoor hij zijn wil en zijn einddoel

[pagina 41]
[p. 41]

sterker in de hand houdt, en de toekomst vreesloos zal vermeesteren. En als hij Tjalling gaat helpen, om een nieuwe rastering om het weiland te slaan - het is aan het begin van de gras-periode - ziet hij onder het hameren der palen plotseling de fabriek voor zich, die van hem zal zijn, een gespannen beeld, dat opkomt en ondergaat: een rood bakstenen huis aan een breed water, de scherpe zwarte voorplechten van zuiderzeestomers breken de effen glans van het kanaal, uit de pijp van het bedrijf stuwt zich rook, driftig knersen lorrie's naar de ladingplaats, de blikken gecondenseerde zuivel liggen gestapeld in het ruim. Hij loopt over de witzwarte tegelvloeren van het werk - koel en brandschoon moet het er uitzien - en luistert naar het gonzen van een fonkelende machine. In de peilglazen bruist het; de stoker veegt met de blauwe kielarm over het glimmend gezicht, en roept iets tegen de arbeiders, die melkbussen aanslepen. Herre ziet het beeld komen en gaan, in scherpe tastbare werkelijkheid; het is, of hij dit werkvolk niet heeft gedroomd, maar jaren reeds gekend heeft, man voor man, zoals die plek met het sintelgruis en de smalle lorrierails, en het vaarwater met de vrachtschepen; en zelfs het landschap tussen de elzenwallen rondom de vreedzame boerderij, dat zich om en achter de fabriek vertoont, het is, of hij het dagelijks voorbijkomt. Helderder en wezenlijker wordt het dan het oude woudland onder de regenachtige stilte van de Aprilmiddag, waarover de hemel gesloten neerbuigt, en waarin alle geluiden ver en tenger blijven, als namen van een verhaal, dat men als kind heeft gehoord. Het aanwezige leeft niet meer voor Herre; dat, wat nog komen moet, vult zijn ogen en zinnen. Als een vreemde loopt hij naast zijn vader, den verweerden Tjalling Wiarda; in de droom jaagt hij het rillend jongvee in het land achter de yester, in de droom keert hij naar de boerderij terug. Bij het slorpen van de thee in de keuken van Reinou, waar alles onder het rilde licht ingehouden glanst en blinkt, let hij niet op zijn ouders en den knecht; hij hervat de gedachten van de morgen, hij ziet schrijvende handen over de blanke vellen van grootboeken schuiven; tussen de strenge liniëring

[pagina 42]
[p. 42]

rijen zich de getallen weer als machten in een slagorde. Het is de feilloze toekomst van Herre Tjallings Wiarda. En als Reinou hem ten slotte, wat kortaf, iets vraagt, schrikt hij verwonderd en geprikkeld wakker in een nog dralend heden. Hij gaat vroeg naar bed, na een vluchtige blik in de krant, die de buurman bezorgd heeft. Hij gooit zich wel twintigmaal om in de benarde bedstede. Zijn plannen ontsnappen hem in het duister, alsof ze een leven willen leiden voor zichzelf, door het donker groeien ze overweldigend, hun razernij beangstigt hem eensklaps, ze zijn als paarden, waarover men de heerschappij verliest. Belachelijk en gevaarlijk, dit plannen maken, zo zegt iets in hem; - wees voorzichtig, het is tien tegen een. - Maar er is een andere, oudere, harde stem, die de nachtmerrie bezweren wil, het spoken van de vrees en de twijfel en de koorts terugjagen: Industrie, industrie. -

Er wordt gevochten in de half slapende, half wakende geest van Tjalling's oudsten zoon, en hij is dof en door de tegenstrijdigheden van zijn twijfel en zijn wil vermoeid, als hij ontwaakt. Maar de stem, die spreekt van volharding en macht, is de sterkste gebleven: als met geheim vuur is het plan van de fabriek geklonken aan de gedachten van Herre Tjallings Wiarda, en hij weet, dat zijn leven zich weer zal richten naar de onwrikbaarheid van een stoutmoedig doel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken