Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het zwaard, de zee en het valse hart (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het zwaard, de zee en het valse hart
Afbeelding van Het zwaard, de zee en het valse hartToon afbeelding van titelpagina van Het zwaard, de zee en het valse hart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

ebook (3.60 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het zwaard, de zee en het valse hart

(1966)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 87]
[p. 87]

21



illustratie

Wij namen al wraak vóór de Britten onder Guorthemir konden toeslaan. Onze boodschappers waren noordwaarts, oostwaarts en zuidwaarts gereden om alle bondgenoten op het oorlogspad te brengen. Uit het zuiden kwamen Byrge met zijn Jutten en onze hertogen Hengist en Horsa met Aesko, Ulbran en Skene; uit het oosten de Saksen en de Angelen onder Brede en Sigulf; uit het noorden stuurden Okta en Ebissa een macht van Friezen, Jutten en Angelsaksen.

Ik had in het begin niet geweten wat ik doen moest met mijn handvol Friezen rondom Reonix. Toen de geruchten van het naderend geweld der onzen ook aan de Kraaienvoorde doordrongen zag ik koning Vortigern al meer ten prooi vallen aan verbijstering. Hij wilde Reonix ongetwijfeld beschermen, maar hij wist nauwelijks meer tegen wie. De stemming onder zijn Britse landzaten groeide tegen ons: zij durfden ons alleen niet aan, wij waren zwaargewapend en op onze hoede. Vortigern had zich zeker het liefst onder de aarde verstopt als hij daarmee een beslissing had kunnen ontgaan, maar niemand kon zich hier verstoppen.

[pagina 88]
[p. 88]

Het was Reonix die de knoop doorsneed. Zij liet mij op een avond in haar salet ontbieden. Koning Vortigern was er ook; hij zag er geslagen uit. Reonix was kalm en bleek en had bij al haar misleidende meisjesachtigheid een zeldzaam gezag over zich. Ook nu sprak ze meer dan doorgaans: ‘Het uur is gekomen om te handelen. De bondgenoten hebben de wapens opgenomen tegen de Britten. Het hart van koning Vortigern bloedt bij de gedachte aan wat ons allen te wachten staat. Hij beveelt de Friese lijfwacht om mij, de koningin, naar het noorden te brengen, bij mijn broer die hier het naastbij gevestigd is en van wiens bewegingen het gerucht aanwaait. Ik van mijn kant beveel u om de koning te ontvoeren en met mij in veiligheid te brengen bij de bondgenoten.’

Dat was het dus: Vortigern die zelf geen woord zei koos de zijde van de sterkste. Wij wachtten tot de schemeravond; toen namen wij Vortigern en Reonix tussen ons, stevig op hun paarden gesnoerd. Reonix droeg mannekleren wat haar voorkomen nog ijler maakte en waarmee de vrouwelijkheid van haar zware opgebonden vlechten in strijd scheen. Wij konden geen oog van haar afhouden en het was goed dat de avond viel. Wij reden heel die nacht en daarna nog een halve dag met de koning en koningin der Britten langs herderspaden, door moerasland en lege heide, tot wij laat op de middag de hemel voor ons uit rossig zagen blikkeren. Vortigern hield zijn paard in om somber naar dat vuur te staren, maar Reonix keek mij aan en glimlachte. De koude liep mij langs de rug, ik kwam naast haar en zei: ‘Ginder brandt het.

[pagina 89]
[p. 89]

Daar moeten wij zijn.’ Zij antwoordde: ‘Je weet wat je te doen staat.’

Ik stuurde verkenners voorop en toen zij terugkwamen met het nieuws dat het een legermacht was van Friezen en hun aanhang onder hertog Ebissa die de landstreek tuchtigde, ging er bij mijn mannen een groot gejuich op. Wij reden door tot wij op de broeders stieten; de Friezen herkenden Reonix en brachten haar bij haar bastaardneef, die haar en haar gemaal met verbazing maar ook met onderscheiding ontving en een lang gesprek met hen beiden had.

Terwijl de koning en de koningin der Britten onder goede bewaking noordwaarts werden gebracht sloten wij ons bij de optrekkende stamgenoten aan. Ik weet niet of ik ook al door het milder leven binnen Britse omheiningen en de matiging van Britse zeden was aangeraakt, maar in de eerste dagen wende ik maar met moeite aan de woede, om niet te zeggen de razernij waarmee mijn Friezen te keer gingen. Zij bevonden zich al een dag of tien onderweg van de Piktenmuur af tot deze heuvelgebieden van Midden-Brittannië toe, zij hadden een groot rood spoor van vuur en verdelging getrokken en zij waren nog niet van plan het op te geven, integendeel, ze wensten vol te houden tot dezelfde rode paden van woede uit het zuiden en oosten het onze zouden kruisen.

Wij werden meegetrokken in het zog van wat al geen veldtocht en geen oorlog meer was, maar een blinde afstraffing van onnozelen. Ik wist na enkele dagen weer niet beter of het was plicht, om

[pagina 90]
[p. 90]

niet te zeggen Friese bloedeer om te branden en te plunderen als de rest. Van Guorthemir en andere Britse hoofdlingen was taal noch teken, maar hier en daar uit een stad of grote nederzetting rukten groepjes wanhopige en slecht gewapende mensen ons tegemoet; vaak ging er een Christenpriester in grote tooi aan het hoofd, in de ene hand het kruis en in de andere het zwaard. Wij maakten ze met makkelijke overmacht af. Wij haalden torens en wallen omver, met des te meer verlustiging en vliegende ijver bij de gedachte dat het Romeinse werken geweest waren, zo goed als wij de grage vlam in Christenkerken smeten of het priestervolk op hun eigen altaar doorstaken; wij stieten in de geplaveide straten, tussen die voorbeeldige muren, onder de weelderige daken, alles overhoop wat ons met of zonder wapen voor de voeten kwam. Het leek mij of ik in een rode trage wolk liep, af en toe bliksemde het in dat saamgepakte duister, dan bliksemden onze zwaarden terug, voor de rest was ik doof en dol met mijn makkers, en de wolk van mensenbloed en vlammen trok niet op voor mijn ogen totdat de legers van de bondgenoten elkaar benoorden de Tamesa ontmoetten. Voor het laatst maakten wij jacht op mannen, vrouwen en kinderen die zich in de heuvels trachtten te verstoppen. Wij sloegen de onbruikbaren - ouden en gebrekkigen - dood, hetgeen ons overbodig offeren bespaarde, en sleepten het overschot als slaven mee terug naar onze volkplantingen. Pal daarop hielden Vortigern en Reonix hun hernieuwde intocht in de stad aan de Tamesa. Waar zij verborgen gezeten hadden kwam ik niet te weten, maar zij bleven uitsluitend om-

[pagina 91]
[p. 91]

ringd met Friese wachters; de koning vooral maakte op mij meer de indruk van een gevangene dan van een heerser. Het stadsvolk bleef in de behuizingen, geen kind, geen hond vertoonde zich. Hertog Hengist reed zijn dochter tegemoet en sloot haar in de armen als zijn beste helpster. Ik zag haar later voor de hofburg naast haar vader staan, nu weer in geweldige koninginnetooi. Het leek me of ik haar ogen voor het eerst goed zag. Zij zelf keek niets en niemand recht aan, maar over het grijsgroen van haar pupillen lag een rode, zegevierende glans.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken