Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het zwaard, de zee en het valse hart (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het zwaard, de zee en het valse hart
Afbeelding van Het zwaard, de zee en het valse hartToon afbeelding van titelpagina van Het zwaard, de zee en het valse hart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

ebook (3.60 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het zwaard, de zee en het valse hart

(1966)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 101]
[p. 101]

24



illustratie

Guorthemir stak de Tamesa over met een leger waarvan onze verspieders versteld stonden. Hij deelde het bevel met zijn broer Cantigern. Wij hadden niet eerder in ons Friese bestaan met zo'n vijand en met zo'n bewapening te maken gehad; ik hoorde onder het bluffen van onze mannen dat zij de Britten zouden pulveren, zoals zij het met de blootlijven in het noorden gedaan hadden, voor het eerst benauwenis en ongerustheid.

Guorthemir vertoonde zich met zijn macht vrijwel op slag voor Kantelberg. Hij bestormde de stad uit dezelfde heuvels vanwaaruit wij deze nederzetting voor het eerst bekeken hadden. De Britten waren van een spijtige en verbeten volharding die ik nooit achter hen gezocht had. De onzen vielen onder hun slagen bij de stadstoegangen als overrijp fruit. Hengist, Horsa, Aesko en al onze voormannen vochten in de straten toen de gewapenden van Guorthemir doorbraken. Ik had verwacht dat Hengist zich zou terugtrekken in de burcht, maar hij durfde kennelijk de gevaren van een beleg niet aan.

Tegen de namiddag was het zonneklaar dat de Britten de stad zouden nemen. De Friese hertogen gaven last Kantelberg te

[pagina 102]
[p. 102]

ontruimen en langs de enige vrije weg die ons restte te ontsnappen: naar Oxhem. Ik zag vrouwen en kinderen met pak en zak wegtrekken: de vrouwen beschermden haar kroost met bijlen en lange messen. Wij konden ons vrij maken van de Britse aanvallers, wij verlieten de stad waar wij zulke lange maanden in overvloed en zorgeloosheid geleefd hadden als vluchtelingen. De nederlaag - onze eerste op Britse bodem - ontmoedigde velen zodat zij langs de wegen liepen te schreeuwen van spijt, maar ik hoorde wel dat zij hun tranen wegschreeuwden. Ik kon mij voorstellen hoe onze vijanden uit dezelfde nederlaag ongehoorde bemoediging putten.

Die nacht was vreselijk. Wij drongen langs slechte paden en stoppelland onder de slinkende maan met onze gebroken slagorde, vertraagd door vrouwen en kinderen; wij konden de goden danken dat wij geen bejaard volk onder ons hadden, maar mensen in de kracht. Toen wij Oxhem naderden zagen wij de hemel gloeien, zoals ik eens in het gebied van de Kraaienvoorde de hemel ros had zien blikkeren bij de brandstichting van de onzen. De hertogen stuurden verkenners; zij kwamen terug met de boodschap dat Oxhem brandde en dat er in velden noch wegen meer een levend mens was te zien.

De verwarring in onze gelederen groeide bij de tweede nederlaag. Guorthemir had naar twee kanten tegelijk geslagen. Voor het eerst begonnen vrouwen te jammeren en alle kinderen huilden met hun moeders mee. Hertog Hengist was woedend. Hij reed langs de onordelijke schaar in het onzeker spooklicht en

[pagina 103]
[p. 103]

schreeuwde dat niemand het recht had de nek te buigen en te klagen zolang nog honderden van ons een wapen konden hanteren. Ik zag hem vergaderen met Horsa, zijn zoon en de priesters, hij wenkte er meer mannen bij om mee te beraadslagen. Aesko zei dat wij Byrge en zijn Jutten moesten waarschuwen; Horsa wilde dat wij alle bondgenoten, ook die in het noorden, bericht zouden zenden van de Britse samenzwering. Wij stuurden de boden ook, met het somber onuitgesproken voorgevoel dat zij niet heelhuids zouden aankomen.

Wij smeedden nog plannen van uitredding die wezenloos in de lucht schenen te hangen als wolken op een windstille dag, toen de Britten zelf ons in de beslissing stortten. Nog voor zonsopgang waren zij ons al weer op de hielen. Ze leken van alle kanten te komen. Wij hadden nog twee mogelijkheden, het eiland Thanet en de zee.

De Britten jaagden ons voor zich uit tot wij onze bezinning dreigden kwijt te raken; de paarden trapten en briesten, de achterhoede vocht en viel, er raakten kinderen onder de voet, onze aanvoerders bleven vloeken tegen vriend en vijand. De schemering viel vóór de dag doorbrak nog een keer als een grauwe puinhoop op ons. Hoe wij op Thanet belandden is mij een raadsel; het was een doortocht op de snede van het zwaard. Pas later, veel later, toen wij ingesloten zaten, konden wij berekenen hoeveel volk wij in Kantelberg, Oxhem en langs de kust voor de Tamesa verloren hadden.

Onze bezetting op het eiland haalde ons met schepen over. Zij

[pagina 104]
[p. 104]

waren geslagen door dezelfde verbijstering als wij, maar hun krachten waren tenminste onverbruikt. De meesten van ons wierpen zich onder de blote hemel op de blote aarde neer en lagen voor dood, ook de hertogszoon Aesko. Hengist noch Horsa sliepen. Zij gaven zodra zij wapenschouw gehouden hadden bevel aan al wat weerbaar was om een uitval te doen naar het vasteland, de legers van de Britse prinsen op te sporen en te vernietigen; de krijgers zouden niet meer gehinderd worden door de aanwezigheid van vrouwen en kinderen, pakpaarden en wagens. De uitval werd gedaan; hertog Hengist zelf nam het bevel. De Britten waren niet ver. Zij ontvingen ons met regens van pijlen en slingertuig; oude Romeinse oorlogvoering, zonder twijfel. Wij vochten twee, drie uren tussen schorren en zandplaten tegen de vijanden; wij konden hun overmacht niet breken; tegen de middag weken wij terug naar Thanet. Er waren tientallen van ons gesneuveld of verdronken, bij hen was Skene met de snorren. Thanet werd onze burcht en toeverlaat. Omringd met schepen en aarden wallen, vol onderkomens en voorraden voor lange weken werd het eiland nagenoeg heilige grond. Hengist zwoer dat hij zich eerder levend zou laten villen dan het ooit aan de Britten uit te leveren. Wij wierpen hogere wallen op, vlochten tenen horden en zetten ze op tot schansen, wij slepen zwaarden en speren. Het eiland leek allengs van dode leem en ijzer gemaakt. Ik dacht aan de dagen van wilde zwanen, bloemen en zeezwaluwen, toen wij hier voor het eerst voet aan wal gezet hadden. Er klepte geen vogel meer boven ons hoofd, geen koekoek riep. Wij waren

[pagina 105]
[p. 105]

vrijwel alle in doodsdronken stemming, plechtig en onverbiddelijk; er werd niet meer gelachen of gezongen op Thanet. In de beslotenheid van de heestergordel achter onze offerplaats lieten velen van ons zich door Ulbran Ulensneb met het blanke mes runen in de borst kerven: een gelofte van wraakgezindheid en de wens om nooit op stro te hoeven sterven.

Nog twee maal deden wij een uitval vanaf het eiland op de kust waar Guorthemir en Cantigern gelegerd bleven. Wij werden teruggeslagen als de eerste keer. Bij elk gevecht voerden de Britten staken mee waarop naast hun groene slangenvaandel ook mensenhoofden gestoken waren. Wij herkenden tot onze woede en afgrijzen een aantal van onze eigen makkers, maar ook het kleigrauwe met witblond haar gedekte doodshoofd van Byrge, de Jutse koningszoon. Het was ons duidelijk waarom er geen hulp meer van die kant kwam opdagen.

De zee was ons enige, laatste bolwerk. Hertog Hengist liet een kiel bemannen en stuurde opnieuw een aantal makkers naar het oude vaderland om ten snelste versterkingen naar Brittannië te ontbieden. Ik was bijna verbaasd dat Friesland nog bestond: ik had aan mijn geboorteland in geen maanden of jaren meer gedacht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken