Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het zwaard, de zee en het valse hart (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het zwaard, de zee en het valse hart
Afbeelding van Het zwaard, de zee en het valse hartToon afbeelding van titelpagina van Het zwaard, de zee en het valse hart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

ebook (3.60 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het zwaard, de zee en het valse hart

(1966)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 148]
[p. 148]

36



illustratie

Toen ik tot mezelfkwam en de ogen opsloeg en mij bewust werd van wat ik zag hadden de onzen than Wipped overweldigd. Ik zag hem roerloos worden onder hun vereende slagen. Hertog Hengist stond terzijde, de rug naar het moordwerk gekeerd. Cantigern en Aesko hieven het lijk van de tegenstander van de grond en gooiden het naast dat van Reonix in de vlammen van de grastent. Ik sloot de ogen.

Het duurde lange tijd voor mensenas en stoppelstof in één zwarte pulvering doofden. Het goud van de hemel verkilde kleurloos. De mannen spitten met hun zwaarden de grond om tot geen spoor van het oordeel meer restte.

Toen men mij op mijn paard hees en naar het legerkamp terugleidde, bleef alleen hertog Hengist achter op de plek. Hij kwam des nachts laat bij de onzen terug; hij vroeg naar mij. Hij stond naast de stapel zoden waarop men mij gebed had en mompelde met toonloze stem: ‘Jij deed het, Liafbarn... Je had gelijk.’

Ik hoorde later van anderen wat hij gezegd had, want in het ogenblik zelf lag ik buiten mezelf van koorts. Het wapen van de than had mijn bovenarm niet met het scherp geraakt, maar mijn

[pagina 149]
[p. 149]

pezen verlamd. Toen ik na een paar etmalen weer kon opstaan, bleef mijn arm bungelen. Men bond hem op, men bette hem met koud water, men wreef hem met olie. Het gaf geen baat. Ulbran Ulensneb haalde er, toen wij in Kantelberg terugkeerden zelfs een Christenpriester bij die een wonderzalf heette te bezitten. Ook de zalf genas mijn arm niet. Ik was uit de oorlog thuisgekomen als een van hen die voor het leven getekend zijn.

Ik keerde naar mijn hoeve terug. Mijn onderhorigen ontvingen mij blij en met beschroomdheid; ik was de overwinnaar en ik was de overweldiger. Ik kuste allen, ook de pasgeboren kinderen, maar het gaf me geen vreugde zoals vroeger. Ik streek bij de vuurhaard neer en was meer dan ooit de vreemdeling in hun midden.

Ik liet zoals voorheen de jaargetijden voorbijkruipen, ik dommelde en droomde van oude dagen. Overdag hoorde ik de mensen om mij heen, zij spraken met elkaar over het werk en het weer en over niets in hun onbevatlijke taal; ik hoorde hen lachen. Des nachts klonken achter de lemen wanden de kreten van hun liefde, het schreien en stillen van een kind. Het was een leven en leven wekken dat buiten mij omging. Bij slecht weer plaagde mijn lamme arm mij met zere scheuten. Ik droeg de vervloekte vlerk in een leren reep; de than had mij die arm even goed kunnen afhakken. Ik begon langzaam te wennen aan de gedachte dat ik een geknotte was, die alleen nog een oogje kon houden op het bouwland, het bereiden van schapenkaas en bier, of net nog deugde om de tochtige koeien onder de stier te brengen. Ik was mijn

[pagina 150]
[p. 150]

eigen knecht geworden; de gedachte gaf mij een besef van de bitterste voldoening.

Ik werd weer slapeloos zoals in de dagen toen de grote onzekerheden mij kwelden. Als ik sliep zag ik Reonix. Ik was in die dromen nooit haar moordenaar, altijd haar minste slaaf. Ik kroop haar smalle, heerszuchtige voeten op de knieën na. Ik voelde de groene zoom van haar koninginnemantel in mijn gezicht. Zij was tenminste de koningin geweest die zij had willen zijn al was zij nooit de enige geworden, hoog boven allen. Als zij zich in de droom naar mij omkeerde om mij aan te kijken was haar blik vol spot en achteloos medelijden, en ik had lust mijn hoofd tegen de aarde te slaan.

Ik begreep eindelijk waarom ik haar de dolk in de rug gestoten had. Het was niet uit de waan van destijds dat ik haar had moeten vonnissen om haar valse hart. Ik wist nu beter. In mijn binnenste gloeide onverminderd de zieke, wrede plek van de naijver. Ik had in mijn arm de plaag van mijn liefde willen doden, en ik had enkel Reonix vermoord en de liefde behouden, in plaats van mijzelf te doorsteken voor de voeten van de heks en haar minnaar.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken