Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Adelaïde (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van Adelaïde
Afbeelding van AdelaïdeToon afbeelding van titelpagina van Adelaïde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.62 MB)

Scans (5.01 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Adelaïde

(1929)–Gerard Walschap–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 114]
[p. 114]

XV.

Adelaïde was den kleinen Eric maar steeds aan 't leeren. Wandelingen met twintig, dertig kinderen. Zij schreef de namen op. Ten laatste had zij al de kinderen van het dorp op de lijst staan met al wat ieder bij zich had. ‘Dat moogt gij niet doen, zei Ernest, dat is niet goed voor het kind.’ Maar zij wist wel wie hem dat gezegd had. Zij voelde wie al meer en meer invloed op hem had. God gebruikte dien mensch voor zijn plannen. Tegen Gods straf kan men zich niet verzetten. Aldeaïde verzette zich ook niet maar werd al meer op haar hoede en achterdochtig, ook tegen haar man.

Dat verergerde toen Ernest begon te praten over het tweede jongske van Oscar, een ventje van een jaar of vier. ‘Daar heb ik kop in, zeg, zoo'n vief ding.’ Hij vond dat die een goed kameraadje voor Eric zou zijn. Zij absoluut niet. ‘Maar ge kent hem nog niet, hij zal meevallen. Ik breng hem eens mee.’

Hij ging hem eens halen, maar het was hem

[pagina 115]
[p. 115]

niet om dat kind te doen, al had Oscar gezegd dat Eric niet altijd moest alleen zijn met Adelaïde. Neen maar, als hij het kind op den arm had vroeg hij, langs zijn neus weg, aan de deur: ‘Oscar, gij komt den jongen straks wel halen zeker, om half acht of zoo.’ Oscar deed of hij niet weigeren kon en knikte. Zijn vrouw, papa en mama zaten er bij.

Hijgend zat Adelaïde het spel van de kindertjes te bespieden. Dat vief ventje was gewoon in een hoop van acht zijn goed recht te verdedigen met vuist en voet en wat het hanteeren kon. Drie keeren was Adelaïde uit haren hoek gevlogen en had hem dwaas rond zijn ooren geslagen, wat hem toch niet belette zich goed te vermaken, met het nieuwe maatje. Maar na 't avondeten nam Ernest haar hand, zette zich naast haar en zei dat Oscar kwam. Op hun kindje en hen geluk vroeg hij haar smeekend en lief de kinderen te laten spelen in de gang, bij hen te blijven zitten en niet onvriendelijk te zijn voor zijn broer. De winkeldeur ging open, hij kuste haar vurig. Toe Adelaïdje, braaf zijn, hé?

Het ging goed. ‘Dag Oscar,’ zei Adelaïde en zij lachte. Geen vriendelijke glimlach

[pagina 116]
[p. 116]

maar een hooge gespannen lach zonder reden. ‘Zet u bij, Oscar,’ zei ze, en lachte nog hooger. Lachend uit liefde voor Ernest aanvaardde zij het voltrekken der straf Gods. ‘Yvo is toch zoo'n lieve jongen,’ zei ze en lachte dat zij schokte. Oscar bezag haar vriendelijk maar met iets dat hij wist, achter, diep in zijn oogen. Ernest kwam ertusschen: Adelaïde had er den heelen namiddag plezier mee gehad. Zij hield het woord. Zij vertelde vroolijk en gejaagd met twee felle blosjes op haar wangen. Weet ge waar zij nu opeens aan dacht? ‘Aan den tijd toen we nog kennis hadden, Ernest. We reden met de motocyclette naar Brussel. En een vaart, een vaart! Er scheen niets meer vast te staan op de wereld. Het land vloeide en huizen en boomen dreven op dien vloed. Als ge zoo moest op een boom vliegen, zeg, met tweeën er tegen op geplakt. Pats!’ Zij lachte hoog. Oscar bezag haar, maar zij gaf er niet om. ‘Ik dacht dat ik dat nu niet meer zou durven, zei Ernest, maar ge hadt mij gisteren aan de trapèze moeten zien werken. Ik had den duivel in, geloof ik. Ik draaide rond als een wit molenzeil, zoo rap dat de staaf in mijn handen heet werd.’

[pagina 117]
[p. 117]

Opeens een korte schreeuw in de gang die de twee mannen deed opspringen. Yvo had Eric van de trap getrokken. Het ventje lag daar en kon niet weenen. Oscar pakte het vlug op en Ernest wou het hem maar afnemen. Toen zag Adelaïde het gelaat van den onderpastoor en hoorde hem zeggen: ofwel miskomt er iets aan de kinderen. Zij was bleek, kalm en over 't heele lichaam een beetje stijf. Terwijl de twee mannen bezig waren met haar kind, nam zij den kleinen Yvo en bracht hem binnen. Zij legde hem op zijn rugje op de tafel. Verbaasd liet het ventje zich gedoen. Zij duwde met de linker op zijn voorhoofd, nam met de rechter dat groote mes. Maar juist toen zij in kalmte dat kinderkeeltje wilde oversnijden vielen de twee mannen op haar en kwam Eric door zijn schrei.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken