Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Adelaïde (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van Adelaïde
Afbeelding van AdelaïdeToon afbeelding van titelpagina van Adelaïde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.62 MB)

Scans (5.01 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Adelaïde

(1929)–Gerard Walschap–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 156]
[p. 156]

XXI.

De missie had betere gevolgen dan dat. Den dag van het vertrek der paters, in den namiddag, deed Hilda open en dokter Tierens stond voor haar. Hij deed of er nooit iets tusschen hen geweest was. Dag Juffrouw. Heel bedeesd. Of hij mama even kon spreken. Mama ging en weer nam zij dat kleinste kindje mee. Hij nam het op zijn schoot en kuste het en dat vermurwde mevrouw Reynders. Hij zeide dat hij dit kindje altijd liever gezien had dan de andere bij hem thuis. Dat klonk misschien slecht maar het was zoo. Lizyke, krijg ik een handje van u? En ook een dikke kus? Terwijl het kind hem omstrengelde zeide hij: Op ons kindje, Aline, kunt ge mij dat ook niet weigeren. Ik ben na de dood van Wiske mijn kop kwijt geweest, ik vraag vergiffenis. Nu voel ik duidelijk, wij twee, wij hooren bij elkaar.

Maar zij gaf zich niet meer zoo gauw gewonnen, zij wilde wat vrouwelijke weerwraak en er nog eens over denken. Toe-

[pagina 157]
[p. 157]

komende maand. Zij was hard voor hem. ‘Maar hoe zijt gij voor mij geweest,’ zeide zij.

Als hij weg was leerde Hilda weer wat beter het leven kennen. Mama ging trouwen met dokter Tierens. ‘Staat gij daar zoo over verwonderd? Die is altijd zoo gek naar mij geweest dat hij bij leven van zijn vrouw dwaasheden zou gedaan hebben als ik gewild had. Ik wilde er natuurlijk niet van weten en ik zat er genoeg mee in. Toen Albert geboren is kwam hij hier al en wat ik toen een angst heb uitgestaan. Papa heb ik het op 't laatste moeten zeggen en die heeft hem aan de deur gesmeten. Toen waart gij in 't pensionaat, gij weet dat niet. En dat met u, Hilda, hij heeft er mij vergiffenis over gevraagd. Hij zei dat hij na den dood van zijn vrouw een tijd lang zijn hoofd kwijt geweest was. Om hem te straffen heb ik gezegd dat ik binnen een maand zou antwoord geven. En dan kunt gij ook uw roeping volgen, kind.’

Maar Hilda dacht niet veel meer aan die roeping. Dat was meer een indruk geweest na papa's dood, dan wel een overtuiging. En zij had nu met ‘dat geval’ zooveel aan het huwelijk gedacht.

[pagina 158]
[p. 158]

En zooals het wel meer gebeurt: in den omtrek werd over dat huwelijk van dokter Tierens al gesproken voor dat er in het dorp zelf kwestie over was. En de broer van den onderpastoor, die als koopman veel op de baan is, hoorde er een van de eersten over reppen. Hij was te wege om recht naar zijn broer den priester te gaan maar juist halfweg, aan een handwijzer, nog drie kilometer 4 hectometer, zegt hij in zijn eigen: ‘Onze Frans met zijnen tijd afwachten, nee, nee!’ en hij keert zich om en gaat naar huis. Onderwege koopt hij een schoon gestreept hemd gelijk er de typekens tegenwoordig dragen, een hoogen dubbelen col en een plastron, zwarte zij met gele bollekens.

's Anderendaags, met zijn nieuw bruin kostuum aan, trekt hij naar Reynders en mevrouw is niet thuis. ‘Des te beter uffra, lacht hij wat bestaan, want ik zou geren met u een woordeke gesproken hebben.’ Dat is die groote struische broer van den onderpastoor, een boom! Daarom alleen al is Hilda hem genegen; en hij heeft papa zien sterven. Dat doet er ook iets aan, och ja, veel!

‘Mijn broer wist er al iet van, zegt hij, maar

[pagina 159]
[p. 159]

hij zei altijd van mijnen tijd af te wachten maar nu hoor ik vertellen dat madam op hertrouwen staat. Ik ben ook koopman gelijk papa zaliger, verstade. God zij geloofd, in de affaire heb ik niet te klagen en op de baan hoorde zoo al 't een en 't ander, newaar. En ik zeg ook tegen onze Frans, de uffra kan heur nog eens bevragen en heur nog eens bepeinzen, het presseert niet, maar ik zeg, ik zou maar geren hebben dat de uffra weet dat zij mijn eenigste gedacht is en ik heb van leven geen ander gehad. Op de families valt totnogtoe alevel niets te zeggen, voor de goei boeren zijn 't gouden jaren geweest en ik ben ekik al ne geheelen tijd voor mijn eigen in den commerce. Madam die zal zeker met den doktoor niet hier komen wonen en ik denk wel van geheel dees gedoen madam heur paart subiet te kunnen afkoopen en van op eigen bezit zonder hypothekerij de commerce van uwen papa voort te doen. Ik kom ekik hier niet stoefen, uffra, want dat is onzen aard niet, we werken wij hard en ne mensch die werkt den dag van vandaag die komt tot iet, maar ik zeg ook in mijn eigen: om heur te kunnen bepeinzen moet de uffra toch just weten wat er van is.

[pagina 160]
[p. 160]

Het komt er zoo rustig en sterk uit, bedeesd en beraden. Het doet Hilda goed naar de zekerheid van zijn ernstige stem te luisteren. Als hij zwijgt wordt zij nog meer verlegen. Wat moet zij nu doen, mag zij nu al ja zeggen? Zij gaat naar hem toe, drukt zijn hand en zegt: ‘Merci, meneer, voor uw ...’

- ‘Zonder bedanken, uffra, zegt hij, ik moet u bedanken; en tot hun beider verbazing is de zaak geklonken. Zij lachen elkaar verlegen aan. Zeg maar Dolf tegen mij.’

- ‘Ik ben nog maar negentien jaar, zegt zij, van eergisteren.’

- ‘Ah, proficiat, zegt hij. Te naaste jaar twintig en ik zes en twintig.’

Daarmee gingen zij samen, zoo maar, naar den onderpastoor, samen dwars door het dorp. In de deur presenteerde Dolf zijn aanstaande: ‘Ziede 't nu, met uw wachten! Daar staat het schoon koppel, het jong en gezond ferment voor een nieuwe burgerij.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken