Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Eric (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Eric
Afbeelding van EricToon afbeelding van titelpagina van Eric

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.58 MB)

Scans (4.65 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Eric

(1931)–Gerard Walschap–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 71]
[p. 71]

XII.

Onderweg wordt geen woord gesproken, en thuis zegt bonpapa: slaap wel allemaal. Zijn stok tokt moe op elke trede.

Eric zit tegenover Nonkel Oscar; die beziet hem en zegt: ‘Eric, het antwoord is ja op heel uwen brief.’ En Eric: ‘merci, nonkel Oscar.’ En Nonkel Oscar: ‘ik zeg het u omdat ge moet weten waar ge voor staat; een groote taak.’ En Eric: ‘ja, Nonkel Oscar.’ ‘Kunt ge mij dat beloven, zult ge 't doen?’ En Eric: ‘ja.’

Hij haalt twee flesschen wijn op, nu gaan ze samen iets drinken, anders kunnen ze niet slapen en slapen moet vooral Eric. Hij schenkt maar in, alles wat in Eric vast zat komt los in een warm gewriemel tot in zijn vingertoppen en hij wordt vertrouwelijk. Hij is ginder weggeloopen, zeg het maar niet aan bonpapa. Oscar glimlacht hem maar toe en zwijgt, hij zal nu eens weten wat de jongen in heeft. En het geloof, Nonkel Oscar.... hij pinkoogt slim, als een die

[pagina 72]
[p. 72]

eindelijk gevonden heeft wat er achter zit. Dan beziet hij plots zijn handen en schrikt hevig. Zijn het nu precies geen tien slakken, bloedzuigers, zie eens, die twee korte dikke, die duimen, is dat niet om vies van te zijn? In mijn bed lig ik altijd zoo! Hij gaat op zijn rug op het koko-tapijt liggen, steekt zijn handen omhoog en laat de vingeren traag bewegen. Zijn oogen zijn vol afgrijzen. Zoo. En dan is hij er zoo vies van dat hij er niet mee aan zijn gezicht durft komen. Hij ligt met zijn hoofd onder de tafel, wat staat daar nu onder op het blad geschreven: tusschen vijf en zes van onderaan tellen. Wat beteekent dat nu? Hij gaat weer zitten, drinkt maar en Nonkel Oscar zit hem altijd maar glimlachend aan te zien. Eindelijk begint hij te huilen om papake; zijn tanden klapperen. Hij is toch zoo bang, Nonkel Oscar, van alleen te zijn als hij zal zot worden. Nonkel Oscar zegt: ‘à la bonheur, gij moest u eens goed uitschreeuwen.’

Hij schreef den superior om verontschuldigingen aan te bieden voor het plotse vertrek van zijn neef Eric. De jongen had wel degelijk toelating willen vragen, maar hij had zich in 't hoofd gezet dat hij te laat zou

[pagina 73]
[p. 73]

komen als hij niet met den eersten tram kon vertrekken, enz. Dat heb ik voor u gedaan, Eric, nu zult ge niet gestraft worden.

Terug in de kostschool moest hij op zijn knieën zitten, anders werd hij niet meer aangenomen en beloven om door zijn voorbeeldig gedrag alles goed te maken. En denk dat uw lieve ouders u van uit den hemel gadeslaan.

Hij veranderde radikaal. Vroeger kon hij soms razend opvliegen en nu nooit meer. Vroeger had hij heftige antipathieën en nu kon hij met iedereen om. Hij was stipter dan het reglement zelf, vroom en vlijtig. Eén gewoonte had hij waarmee de studenten lachten: als hij over de koer ging of in de rij waar men moet zwijgen, hield hij het hoofd heel recht, een beetje achterover en met de oogen bijna dicht, keek hij naar den grond. Soms riepen ze: hela, Johannesken Berchmans, maar pas op als een subregent het hoorde, want voor hen en de professoren was Eric een voorbeeld. En toch was het geen heiligheid; als ge zoo gaat ziet ge uw beenen of voeten niet, maar de tippekens van uw schoenen wippen om de beurt van onder uw lijf uit. Als ge daar eens genoegen

[pagina 74]
[p. 74]

in neemt kunt ge het bijna niet meer laten, het is een spel gelijk een ander. Ne vous moquez pas de la vertu d'un camarade, zei de subregent. En den derden keer straf.

Hij schreef vele brieven aan bonpapa. Die zat daar nu alleen met Philippine en wou bij Oscar gaan wonen. Hij bleef daar, tot na Eric's rhetorica, we zullen dan eens zien wat hij wil worden. De brieven kwamen, hartelijk, teeder en vol troost, regelmatig om de veertien dagen. Er waren er bij die den ouden man geheel oprichtten. Het leven had hem alles ontnomen behalve Eric, maar zoo'n jongen, was dat nu niet de moeite waard om honderd jaar te worden. Hij ging hem eens per trimester bezoeken en als het naar de prijsuitdeeling toe ging wachtte hij gespannen naar den brief, de uitnoodiging dat hij er moest zijn.

Dan zat de oude man in de feestzaal, hij heel alleen, hij alles wat Eric nog had. Voor eiken primus in sagesse en studie klapte hij geestdriftig in de handen en zoo kwam het altijd maar dichter bij de klas van Eric. En dan riepen ze: Eric Verhaeghen prix de sagesse en primus van heel de klas, in al de vakken. Wat klonk het! Zijn oogen schoten

[pagina 75]
[p. 75]

vol tranen, hij moest gaan zitten. Een chikke dame naast hem bezag hem; hij klapte niet. ‘C'est le petit de mon fils, madame’. Zij wenschte hem geluk en hij legde haar uit dat de ouders gestorven waren. In het buitengaan op de speelplaats stond hij opzettelijk stil en keerde zich om, het was of ze hem allemaal aankeken om zoo'n kleinzoon en hij lachte hard dat allen het hoorden dat Eric nooit zou thuis geraken met zoo'n pak boeken. We zullen een wagen van Collignon moeten huren. In de tram kwam een professor bij hem zitten en dan zat hij van louter geluk te plagen. Ik geloof dat hij te braaf is.

Hij was niet te braaf. Want als hij Lizy zag werd hij van binnen overhoop geworpen. Zij was een heele vrouw geworden, haar pensionaatuniform spande en ze lonkte rond en blozend en met wat manierkens. Maar neen, neen, hij wilde niet, zijn hart moest stil blijven, hij moest zijn hoofd beheerschen, hij wou niet zot worden. De onderpastoor sloeg hem op den schouder. Hewel Eric, Jezuiet, dominicaan, wat zal 't zijn? Maar Eric had zich op dat alles voorzien, zijn antwoord was gereed, hij studeerde voor Paus. Ha dat

[pagina 76]
[p. 76]

is een gedacht, maak mij dan maar bisschop, ik zal de colleges vervlaamschen.

Maar op een avond zeide hij hem dat hij een makker kende die niet meer geloofde. Dat was hem ontsnapt, met den onderpastoor spreekt ge zoo gemakkelijk. Eric ontwijkt de discussie met een lach.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken