Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tor (1943)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tor
Afbeelding van TorToon afbeelding van titelpagina van Tor

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.00 MB)

Scans (9.69 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

André Billen



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tor

(1943)–Gerard Walschap–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 104]
[p. 104]

21

De spaansche griep houdt in '18 grooten kuisch Vera verliest haar vader. Tor zijn moeder. Een vrouw die gelukkig is met een man kan moeder, vader, broers en zusters tegelijk verliezen zonder één uur verdriet. Vera treurt niet, maar Rosalie wel. En echt. Dat Susken Eetvelt had goed gekozen. Vijf en dertig jaar en ze is niet meer hertrouwd en alle vijf voet stoefen op haren man zaliger die toch zoo goed was. Rozalieken van hier en Rozeken van daar.

Voor Tor is Mieke's dood een verlichting. Hij kon er waarlijk niet meer mee spreken, ze niet meer in de oogen zien. Ge beziet mij zoo, moeder. Ja, zijde gij niet wat getrokken in uw gezicht? Neen moeder. En toch miszie ik iets aan u. Bij alles bracht ze onzen lieven Heer te pas, van vroeger al, maar hij meende dat ze 't nu deed om hem te bespieden en uit te hooren.

Ze heeft de weduwe Dhert, Suzanne, Colfs, hun twee kindjes door de spaansche griep heen geholpen en dan legt zij zich zelf neer. Nu heb ik ook een beetje tijd om ziek te zijn. Die zij genezen heeft hebben geenen tijd om naar haar om te zien, maar zoo ver peist ze niet. Zij verpleegd

[pagina 105]
[p. 105]

worden, allee, dat zou de verkeerde wereld zijn. Als er nog geen spraak van gevaar is, geeft zij Tor een ijzeren geldkistje in een groot valies. Hij wil het niet, maar hij moet. Het ligt in haar lee, dat ze 't zoo moet doen. Hij weet van kleins af dat al wat in haar lee ligt nooit mist. Moest er iets gebeuren, we hopen van niet, maar wat onze lieve Heer beschikt is goed, dan moet hij zoo lang hij leeft elke maand een mis voor haar laten lezen en de rest van den intrest besteden aan missen voor de zieltjes van het vagevuur, tenminste zoolang ge 't geld zelf niet noodig hebt. De kleeren, het lijnwaad en zoo, de kast op de slaapkamer, die is ook van haar, geef dat aan de zusterkens. Hij moet er haar een hand op geven. Ze kust die hand en drukt den rug verliefd aan haar wang. Moeder, ge moogt zoo weemoeiig niet zijn, ge zijt immers overmorgen genezen.

Ja genezen! Uur op uur een week later gaat hij boven en vindt ze dood. De rechter arm hangt uit het bed, het glas dat ze heeft willen nemen ligt op den vloer. Hij neemt het lijk onder de oksels, hij legt het midden op het bed. Ik zal u een beetje gemakkelijker leggen, fluistert hij. Ziet ge nu, arme slons, wat er van waar is? Verstaat ge nu waarom ik altijd moest zwijgen. Ligt ge zoo beter? Hebt ge pijn gehad? Hebben ze u alleen laten liggen, ja? Hebt ge op mij geroepen? Hij kust haar en opeens begint hij in haren hals wild te snikken. Een verdriet dat hij zich niet kende ruit van diep in hem op, hij verlangt rampzalig naar den dood.

En dan drukt Tor met liefde haar oogen toe, vouwt haar handen in gebed, staart haar aan. Moederke lief, arm beest dat ge daar ligt. Zijn hart rispt bitter op. Een hond en een

[pagina 106]
[p. 106]

schoelie en gij die alleen voor anderen geleefd hebt, alleen voor mij, gij wordt alle drie in den grond gestopt en ge vergaat er, gij wordt drie handvollekens stof. En zie, Tor heeft de oogen toegedrukt, maar staan ze nu weer niet half open? Er begint iets hard te kloppen, het is zijn hart. Hij ziet de oogen nog een beetje meer open gaan. Straks gaan ze wijd open en zegt ze: ik heb het wel gehoord manneke, nu ken ik u, gij leelijke huichelaar, geus, gij ondankbare stinker.

Hij vliegt de trappen af. Moeder is dood. De meisjes en de Dherts schreeuwen. Ze durven zonder hem niet boven gaan, maar hij zelf durft ook niet meer. Ik moet weg, ik ga Trien de lezer roepen, ik moet het sterfgeval aangeven op het gemeentehuis. En ze zien hem niet meer terug. Hij bestelt de kist en de begrafenis naar zijnen stand, om elf ure, vier duizend frank.

En dan staat dat valies daar met die obligaties. Hij heeft op een sterfbed een belofte afgelegd en toch, ik doe dat niet. Hij kan niet. Dat arm onnoozel mensch heeft heel haar leven opgeofferd voor een hemel die niet bestaat en nu zou hij, tegen beter weten in, de spaarcentjes van vijf en veertig jaar boef ineens wegsmijten aan dingen die niets om 't lijf hebben en de kerk is al veel te rijk. Dat valies blijft daar staan. Tor droomt dat Jef van Fong van Trezes met zijn negen kinderen het komt stelen. Hij schiet met zijnen revolver in de lucht om te bewijzen dat hij het niet heeft toegelaten, maar op het tribunaal verschijnt Mieke en ontmaskert hem. Het ergste van al is dat zij hem dikwijls rekenschap vraagt. Dan kermt zij in zijnen droom gelijk een jankende hond in den nacht waarom hij haar niet wil verlossen uit het

[pagina 107]
[p. 107]

vagevuur. Missen, laat toch missen lezen.

Vera ziet hem dubben. Wat een edel, gevoelig man. Ik heb geen traan gelaten voor mijn vader en hij treurt voor een vreemde vrouw. Na drie weken durft zij over het geld spreken. Papa heeft veel meer in species nagelaten dan zij verwacht had, op geen conditie wil zij één cent van een arme meid die op den koop toe nog zoo goed geweest is voor Tor. Dat niet, he vriend? Neen, zegt Tor. Willen we 't aan de armen geven? Tor zegt direct ja.

Hij stort het geld in de kas van den Onderlingen Bijstand. Bijgevolg wordt hij ondervoorzitter van deze Commissie, allemaal rijke menschen. Hij blijft heel zijn leven de weldoener die een gift van meer dan honderdduizend frank ineens heeft gedaan voor de armen. Nooit heeft hij nog wroeging gehad. In dat gemoed was vrede, in dat huis rijkdom. Reken uit, Vera heeft den overschot van de huishuren regelmatig belegd in aandeelen en die zijn na den oorlog immers omhoog gegaan gelijk ballonnekens. De huizen navenant niet, maar ze bleven toch een groot en vast kapitaal.

En toch, als ge vraagt was Tor gelukkig, neen. Zijn ziel was leeg. De letteren hebben ze uitgehold. Ze hebben hem geleerd de middelmatigheid van zijn talent en dat het belachelijk is nog eens minder goed te schrijven wat de groote meesters zooveel schooner hebben gedaan. En al die groote meesters spreken malkander tegen en hebben toch allemaal gelijk. Want alles is waar en maar een beetje waar en als het er op aan komt niet waar. En dat is zoo met alles, ge weet gij niet wat peizen, ge hebt gij niets om u vast te houden. De sonnettencyclus blijft liggen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken