Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Swietie Sranang (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van Swietie Sranang
Afbeelding van Swietie SranangToon afbeelding van titelpagina van Swietie Sranang

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.59 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Swietie Sranang

(1990)–Don Walther–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Kan me nog meer vertellen. Herinneringen aan een rot jeugd


Vorige Volgende
[pagina 95]
[p. 95]

Muziek

HET BEHOORDE DESTIJDS bij de opvoeding een instrument te leren bespelen. Viool voor de jongens, piano voor de meisjes. Toen ik een jaar of zes/zeven was moest ik er ook aan geloven. Destijds bevond zich een Fransman in het land Chaluud geheten die mijn halve familie (Vervuurt) muziek had geleerd plus de meeste andere muziekbeoefenaren van die tijd. Hoe de man daar was terechtgekomen weet ik niet. Boze tongen beweerden dat hij op de vlucht was voor de Franse justitie. Elke week kwam meneer Chaluud op de fiets bij ons aan huis om mij onder handen te nemen. Ik voelde geen bliksem voor het instrument. Om te beginnen hield ik destijds niet van klassieke muziek. Verder plachten mijn vrienden me aan te duiden als fienjoro. (een soort snob) en dat vond ik ook allesbehalve leuk. (Je had bijvoorbeeld aan het begin van de straat een jongen Derks geheten, die ook viool leerde maar nooit op straat met ons speelde).

Ik heb mij zo goed en zo kwaad als dat kon erdoor heen geslagen totdat meneer Chaluud uit Suriname wegging. Toen moest ik bij meneer U A Sai op les (de man had een Chinese naam maar was Hindostaan). Dat bleef een tijdje met horten en stoten doorgaan totdat ik aan een gitaar kwam. Dat leek mij veel leuker. Meneer U A Sai wist mijn mensen ervan te overtuigen dat ze mij maar niet moesten forceren. Daar heb ik jaren later wel spijt van gehad toen ik als alt violist kwartetten ging spelen met dezelfde meneer U A Sai (en Deo van der Geldt een andere bekende violist) en daar weinig van terechtbracht.

Het probleem was dat de gitaar leraren van die

[pagina 96]
[p. 96]

tijd, meneer Faverey en een oom van me Friedrich Donner genaamd ook uitsluitend klassieke muziekles gaven. Dus ik maar naar niet officiele leraren toe. Zo heb ik les gehad van Vaseur die gitarist was bij de Rhythm Stompers; van Daisy Dorder die speelde voor de Rhythm Makers en Capados die speelde bij Budel. Allen praktijk mensen die geen noot konden lezen en zuiver op gevoel en gehoor speelden. Ik nam ze weleens mee naar de bios coop als ze vrij waren. De volgende dag konden ze een opgevangen deuntje feilloos naspelen.

Je leerde van deze mensen de fijne kneepjes door af te kijken wat ze deden en het ook te proberen. Maar ze speelden een stuk nooit twee keer op dezelfde wijze. Bovendien hadden ze niet genoeg tijd voor je. Overdag hadden ze een baan (als kleermaker) en 's avonds speelden ze als bijverdienste dansmuziek in de al genoemde orkesten. Wilde je van ze leren dan moest je dan maar mee en afkijken wat ze deden. Van tijd tot tijd mocht je meespelen met het orkest zodat ze zelf konden gaan dansen.

Bij Budel leerde ik Marius (Mario) Lobo kennen van de bekende artiesten familie. Deze Lobos waren stuk voor stuk rasartiesten. Moeder, (vader heb ik nooit gezien), zoons, kleinzoons (o.a. ene Steward), dochters (Olga, Gusta en nog een paar wier namen ik mij niet meer kan herinneren), ze konden allen goed zingen, goed dansen, goed toneelspelen, goed moppentappen, het was waarlijk ongelooflijk. Als rasartiesten voelden ze weinig voor werken. Als ze geld nodig hadden dan studeerden ze enkele schetsjes in, huurden een theater af en gaven een uitvoering. De opbrengst werd verdeeld. Ik heb eens mogen meedoen als gitarist in Bellevue. Na afloop toen ik mijn aandeel kwam ophalen, zei de man die over de centen ging, Falix geheten, (ook ergens een Lobo) ‘Mang

[pagina 97]
[p. 97]

witje (ze noemden me witje hoewel ze witter waren dan ik), ‘Jij behoeft toch geen geld te hebben? Je bezit al genoeg.’

Bij de Lobos leerde ik mijn vriend Rudi Lynch kennen die tot nu toe een van mijn beste vrienden is gebleven. Via Rudi Lynch kwam ik in contact met Max Sordam. Die was een bekende Don Juan in die tijd en was leider van een gezelschap met een hoop meisjes en enige jongens waarmede serenades werden gebracht bij jarigen aan huis. Paul Themen en ik en ene Stoutenburg speelden gitaar. Een oom van Stoutenburg die in de Anniestraat woonde speelde banjo of een viersnarig instrument kwatro geheten. Na zo'n serenade was het meestal dansen want het huren van een orkest kostte in die tijd maar een schijntje en dansen met pickup en platen kende men toen nog niet. Voor een gulden of zeven per uur had je al een compleet orkest van zeven man bestaande uit een saxofonist, twee trompettisten, een zanger, een drummer, een gitarist en een bassist. Soms ook nog een klarinetist en een banjo speler. Hoe de mensen daarvan konden bestaan snap ik niet. Maar de meeste muzikanten deden dat bij wijze van bijverdienste. Het waren bijna allen kleermakers of militairen die overdag in de militaire kapel speelden.

Als je al een beetje op een gitaar kon tokkelen was je in die tijd zeer in trek en was je een geziene gast op fuiven en zo want gitaristen waren schaars. Een zeer bekwame die ik me nog kan herinneren was Paul Rodriguez die les had gehad van een zwager van hem, een Puertoricaan die met de Amerikaanse troepen in Suriname verbleef. Er liep ook een andere jongen met een gitaar rond, Macintosh heette die. Je zag hem altijd in de buurt van de Domineestraat. Die was een zoon van Max Woiski geloof ik de bekende musicus die in Amsterdam

[pagina 98]
[p. 98]

aan de Leidsestraat een nightclub exploiteerde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken