Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bacchus. Lyrisch leesboek over de god Bacchus, met aantekeningen en vertalingen, tevens een illustratie van het translatio-imitatio-aemulatio-principe. Deel 2 (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bacchus. Lyrisch leesboek over de god Bacchus, met aantekeningen en vertalingen, tevens een illustratie van het translatio-imitatio-aemulatio-principe. Deel 2
Afbeelding van Bacchus. Lyrisch leesboek over de god Bacchus, met aantekeningen en vertalingen, tevens een illustratie van het translatio-imitatio-aemulatio-principe. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Bacchus. Lyrisch leesboek over de god Bacchus, met aantekeningen en vertalingen, tevens een illustratie van het translatio-imitatio-aemulatio-principe. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

Scans (15.70 MB)

XML (0.67 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bacchus. Lyrisch leesboek over de god Bacchus, met aantekeningen en vertalingen, tevens een illustratie van het translatio-imitatio-aemulatio-principe. Deel 2

(1971)–L.Ph. Rank, J.D.P. Warners–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 136]
[p. 136]

2. Marc Antonio Flaminio

Deze korte, 26 regels tellende Bacchushymne van Flaminio (1498-1550) is een schoolvoorbeeld dat ruimschoots aantoont hoe een renaissancedichter met zijn klassieke en latere bronnen te werk gaat, hoe hij, imiterend en tevens zijn eigen weg volgend, een gedicht aan het daglicht brengt van eigen vinding en eigen struktuur. Wie de moeite neemt de aantekeningen bij dit gedicht rustig door te lezen, zal zien hoe de bekende klassieke dichters als Catullus en Horatius daar weer tevoorschijn komen, evenals Marullus; hij zal ook op het supreme moment van deze hymne Propertius ontmoeten, die wij reeds bij de romeinse dichters in onze studie een plaats moesten en wilden geven.

Het stramien van het gedicht levert weinig nieuwe gegevens op, hoewel Flaminio zich op zeer eigen wijze een weg baant naar zijn merkwaardig doel. Meenden wij bij Marullus een in wezen zeer ernstige toon te mogen konstateren, de grondtoon van Flaminio is van lichter en speelser aard, zoals de pointe tenslotte aan de lezer openbaart.

Nog éen opmerking vooraf: het eigenlijke, het persoonlijke van de door de dichter geboden stof, ligt, zoals altijd ook bij andere Bacchusdichters, in de keuze die hij uit zijn rijke kennis kiest en bewerkt. Die keuze is zo belangrijk omdat ons daardoor het eigene van de dichter duidelijker kan worden. Zo vinden we in deze hymne geen Bacchustoenamen, geen mytologische verhalen, geen inzicht in de vele kanten van de god, geen uitvindingen van hem en geen wonderwerken. Het gehele gedicht is gekoncentreerd rondom een beschrijving van de bacchantische vervoering en de merkwaardige reakties daarop.

De hymne opent met een vraag, die ons als variant op de horatiaanse ontboezeming bekend in de oren klinkt: het ‘Quo me, Bacche rapis’ klinkt nu:

 
age, Bacche, quis furor me rabidum occupat?

We horen ook nog een naklank van Catullus' ‘rabidus furor animi’ meeklinken. De vraag die hier gesteld wordt zou zeker weer de bezorgde uiting kunnen zijn van de man die de

[pagina 137]
[p. 137]

bacchantische bezetenheid in angst en beven ervaart en voorlopig lezen we ook niets dat ons tot nadere inzichten zou kunnen brengen. Vers 3 is eveneens opgebouwd uit gegevens van Catullus en Horatius, zoals ook Marullus dat deed. De dichter vertoeft in het bekende landschap, in gedachte gestoffeerd met Maenaden, die de driepas als feestelijk ritme gebruiken. Maar ook auditief is er het bekende tafereel: de klank van koperinstrumenten weergalmt en er is het lawaai van de bacchantische koren. Stofwolken verduisteren het daglicht.

In vers 9 wordt de komst van de god aangekondigd, de goddelijke epifanie staat op het punt te gebeuren. Weer is er muziek, nu van cimbalen en fluit.

Vers 12 geeft de uitwerking op de dichter van de goddelijke aanwezigheid: de innerlijke furor komt op gang, en de dichter spreekt zelfs van zweepslagen, die de gebeurtenissen hem geven.

In vers 13 komen we het horatiaanse parce weer tegen, maar nu, zouden we kunnen zeggen, op bijna komische wijze, zoals het vervolg duidelijk maakt: al dit geweld is de dichter te veel, te opwindend. Hij heeft al deze heftigheid niet over voor... ja, waarvoor? Horatius kon er een formidabele geïnspireerdheid door krijgen, maar daar spreekt Flaminio niet over, in het hele gedicht niet. En met het vervallen van deze grootse uitwerking, met het niet noemen van Bacchus als inspiratiegod, ziet de dichter geen heil in deze epifanie. Bacchus moet andere mensen maar opjagen naar het wilde thracische landschap, hij voelt er (nog) niets voor, ook niet voor begeleidende verschijnselen als het wild zwaaien met de hoofden en het verscheuren van wilde dieren (vs. 15). Flaminio vraagt daar niet om, hij geeft zijn lezers ook niet een gedifferentieerd beeld van de god en diens macht en mogelijkheden. Dat is te rauw voor de dichter.

Eerlijk gezegd: de hele epifanie met wat er aan vast zit, is hier niet een beschrijven van een echt en doorleefd gebeuren. Wij menen hier allereerst te maken te hebben met een destijds in de mode zijnde tematiek. Anders gezegd: de grootsheid van Bacchus wordt wel erkend, misschien ook wel enigermate ervaren, maar niet aanvaard.

We spreken nu met al te zware aksenten over deze hymne,

[pagina 138]
[p. 138]

zoals vs. 17 vv. leren: op rustiger en ingetogener basis wil Flaminio wel met Bacchus kommuniceren; op een rustige plaats wil hij hem wel offeren en met decente muziek hem eren en van hem getuigen. Hij wil ook wel zijn verdere leven in de bossen, waar de god zo vaak aanwezig is, doorbrengen. Wat bedoelt de dichter met het offers willen brengen aan Bacchus? Daar er in het gedicht eerder geen sprake geweest is van inwijdingsritueel, van priester- of discipelschap, zullen we hier wel alleen moeten denken aan het allerbekendste offer aan Bacchus: het drinken ter ere van de god. Ziehier de humoristische, bijna ontluisterende anticlimax in het gedicht: na de, mogen we nu wel zeggen, schijnbaar echte ervaring met Bacchus, wendt de dichter in het slot de teneur van zijn verzen: het gaat niet om het grote van Bacchus, het gaat, heel beschaafd en netjes, om een frisse dronk met keurige muziek.

En de laatste vier regels brengen het hoogtepunt van de anticlimax: de dichter stelt het toch opgenomen worden in de Bacchantenkoren, tegenover de ellende van een aktuele liefdesrelatie, een ‘liefdesrazernij’, een ‘drukkende slavernij van mijn meesteres’. Alles is beter dan dat!

Zo brengen de laatste regels van de hymne de oplossing van het geheel: na de schijnbaar serieuze beschrijving van de overmacht van de god Bacchus, maakt de dichter duidelijk dat deze dienst hem weinig bekoort, maar dat alles beter is dan zijn liefdesrelatie zoals hij die thuis ondervindt.

[pagina 139]
[p. 139]

Bibliografie

Flaminio, Marc Antonio.
Liber i, xiv ad Bacchum, geschreven ± 1515.
Edities 1. H. Soncini, Fani 1515. 2. Marci Antonii, Iohannis Antonii et Gabrielis Flaminiorum Forocorneliensium Carmina Patavii, ed.
F.M. Mancurticio, excudeb. J. Cominus 1743-8o xl-487 et portr. Carol Maddison, Marcantonio Flaminio; Poet, Humanist and Reformer, Londen 1965 (voor onze Bacchushymne zie men pp. 13-14).
[pagina 140]
[p. 140]

Ad Bacchum

 
age, Bacche, quis furor me rabidum occupat? io, io,Ga naar voetnoot1
 
rapior et alta cursu uolucri in nemora feror,Ga naar voetnoot2
 
ubi sacra Maenades cum Trieterica celebrant,Ga naar voetnoot3
 
furibunda solent uagantes agitare tripudia.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
audire uideor alto reboantia strepituGa naar voetnoot5
 
ubique aera, iam choris, iam uideor nemoriuagisGa naar voetnoot6
 
celer interesse turmis; euoë, mihi sola subGa naar voetnoot7-8
 
pedibus tremunt, nubes, euoë, puluerea diemGa naar voetnoot8-9
 
mihi tollit. adest, adest iam Semeleia propiusGa naar voetnoot9-10
10[regelnummer]
soboles, io uenit, tinnula cymbala resonant,Ga naar voetnoot10
 
Phrygiis recurua stridet graue tibia calamis;Ga naar voetnoot11
 
euoë, uagus abit animus, euoë, tremula flagrisGa naar voetnoot12 Ga naar voetnoot12-13
 
mihi terga quatit furor. parce, precor, precor, animumGa naar voetnoot13-14
[pagina 141]
[p. 141]

Aan Bacchus

 
Welaan, Bacchus, welk een woede houdt mij, die in razernij verkeer, bezet? io, io,
 
meegesleurd word ik en in vliegensvlugge loop word ik de hoge wouden ingevoerd,
 
waar de Maenaden, als ze haar gewijde feesten om het ander jaar
 
vieren, razende passen van drie al rondwarende plegen uit te voeren.
 
Het komt me voor dat ik overal koper van hoog gedruis weergalmen hoor:
 
reeds waan ik mij temidden der koren te zijn, temidden der woudlopende horden, gezwind en wel.
 
Euoe, de grond davert onder mijn voeten,
 
een stofwolk, euoe, ontneemt me het daglicht.
 
Nu is daar, nu is daar al dichterbij, de zoon van Semele:
 
io, hij is in aantocht, tjinkelende cimbalen weergalmen,
 
de gebogen phrygische fluit doet een zwaar gebas horen;
 
Euoe, mijn geest zwerft in vervoering rond, euoe, razernij slaat mijn borst
 
trillend onder de zweepslagen. Maat betracht, bid ik, bid ik,
 
bij het opzwepen van het gemoed met zulke prikkels, jaag anderen
[pagina 142]
[p. 142]
 
stimulis citare tantis, alios rape celeresGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
per opaca Thraciae rura, alii capita rotentGa naar voetnoot15 Ga naar voetnoot15-16
 
hinc et hinc reflexa, thyrsisque feras hederigerisGa naar voetnoot16
 
lanient; in otiosis ego sacra latibulisGa naar voetnoot17
 
faciam, aureisque Bacchi pia numina fidibusGa naar voetnoot18-19
 
referam nouus sacerdos; tua, Liber, initiaGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
cantabo, et ista, donec mihi uita supererit,Ga naar voetnoot20
 
habitabo nemora, semper tuus, Euie, famulus.Ga naar voetnoot21
 
quod si, bone pater, Euantum me inserere chorisGa naar voetnoot22
 
animo est et altae furibundum per iuga RhodopesGa naar voetnoot23
 
agitare, tuo mihi saltem munere liceat
[pagina 143]
[p. 143]
 
maar blindelings in snelle vaart voort over de deemstere velden
 
van Thracië, laten anderen maar met het hoofd zwaaien en
 
wilde dieren met klimopdragende thyrsusstaven verscheuren;
 
ik zal wel offers brengen in een rustige schuilhoek,
 
en met gulden snarenspel als nieuwe priester van Bacchus' vrome godheid
 
gewag maken, uw inwijdingen, Liber, bezingen
 
en ik zal zo lang ik nog te leven heb, die wouden bewonen,
 
voor altijd, Euie, uw dienaar.
 
Bijaldien gij, goede Vader, voornemens zijt mij in de Euantenkoren
 
in te voegen en me over de ruggen van de hoge Rhodope razend voort te jagen,
 
moge het mij, althans dank zij uwe gave, vergund zijn de liefdesrazernij
[pagina 144]
[p. 144]
25[regelnummer]
rabidi furorem amoris compescere, pater, etGa naar voetnoot25
 
da seruitio graui dominae uiuere uacuum.Ga naar voetnoot26
Ga naar voetnoot+

Men zie de metrische kommentaar van Laurens van Santen in de uitgave van Terentianus Maurus door Van Santen en Van Lennep (Utrecht 1825) in het gedeelte der noten: pp. 380-381.

[pagina 145]
[p. 145]
 
die in mij woedt, te bedwingen, Vader, en geef het mij te leven vrij
 
van de drukkende slavernij van mijn ‘domina’.

voetnoot1
Hor. Od. iii, 25, 1: Quo me, Bacche, rapis; Cat. lxiii, 38: rabidus furor animi. Vgl. Mar. vs. 2.
voetnoot2
alta... nemora: Cat. lxiii, 89: in nemora fera en 58: ferar in nemora. Vgl. Mar. vs. 4. Zie voor het begin ook Hor. Od. i, 19 init.
voetnoot3
ubi sacra Maenades: Cat. 23: ubi capita Maenades.
- trieterica celebrant: Ov. Met. 6, 587.
voetnoot4
furibunda: Cat. 31.
- agitare: Cat. 24.
- tripudia: vert. van Gr. σϰιρτήματα, cf. de driepas der Saliërs. Cat. 26: citatis... tripudiis.
voetnoot5
reboantia: Cat. 21: ubi tympana reboant. Vgl. Mar. 19-21.
voetnoot6
nemorivagis: Cat. 72: aper nemorivagus; Mar. 26: solivagus; Varro, Menipp. 49 Bü.: remivagam... celócem.
voetnoot7-8
euoë... euoë: herhaling als in Cat. lxiv, 255: euhoe, bacchantes, euhoe.
voetnoot8-9
voor de stofwolk: Mar. vs. 20: oculisque negat medium nubes pulverea diem.
voetnoot9-10
Semeleïa... soboles: cf. Semeleius: Hor. Od. i, 17, 22/23.
voetnoot10
tinnula cymbala resonant: Cat. 29: cava cymbala recrepant. Voor tinnulus zie Cat. 61, 12-13: nuptialia concinens // voce carmina tinnula; Scal. 13: opteria tinnula.
voetnoot11
Cat. 22: tibicen ubi canit Phryx curvo grave calamo.
voetnoot12
euoë euoë: herhaling als in 7 en 8.
- vagus: een adjektivum in Cat. lxiii herhaaldelijk gebezigd: 4, 13, 25, 86. Vagus animus, cf. Cat. 4: vagus animi[s].
voetnoot12-13
zweepslagen op de rug. Zie eveneens in Cybele-verband het vers van Maecenas fr. 6 Morel: latus horreat flagello, comitum chorus ululet.
voetnoot13-14
parce... tantis: Hor. Od. ii, 19, 7-8: parce, Liber, parce, gravi metuende thyrso.

voetnoot14
stimulis citare tantis: cf. Cat. 4: stimulatus ibi furenti rabie.
- alios rape celeres: Zie het slotgebed van Cat. lxiii, vs. 93: alios age incitatos, alios age rabidos. Men wil het onheil afweren, door het op andere lieden te doen overgaan: ἐπιπομπή tegenover ἀποπομπή. Literatuurplaatsen bij O. Weinreich, Catulls Attisgedicht. Mél. Cumont [Brussel 1936], pp. 491-495.
voetnoot15
opaca: Cat. 3 en 22.
voetnoot15-16
capita... reflexa: Maecenas fr. 5, 2 Morel: ades (van Cybele gebezigd) et sonante typano quate flexibile caput. Pind. frgm. 208: ῥιψαυχένι σὺν ϰλόνῳ; Serv. op Verg. Aen. 3, 111 leidt de naam Cybele af ἀπὸ τοῦ ϰυβιστᾶν τὴν ϰεφαλήν id est a capitis rotatione, quod proprium est eius sacerdotum. Cat. lxiv, 255: capita inflectentes.
voetnoot16
hederigeris: Cat. 23. Het verscheuren der dieren met thyrsusstaven hier zonder parallel? Bij Eur. doen de Bacchae dat met blote handen.
voetnoot17
latibulis: Cat. 54.
voetnoot18-19
aureis... sacerdos: verg. Prop. iii, 17, 39: haec ego non humili referam memoranda cothurno. De ‘sacerdos’ klinkt ons Horatiaans in de oren.
voetnoot19
tua, Liber, initia: Cat. 9: tua, mater, initia.
voetnoot20
ista: Na ista met een komma te interpungeren; te verbinden niet met ‘vita’, doch met ‘nemora’.
voetnoot21
semper tuus, Euie, famulus: Cat. 90: ibi semper omne vitae spatium (cf. Flaminio (in het vervolg afgekort Flam.): donec mihi vita supererit) famula fuit.
voetnoot22
Quodsi bene, pater: Zo luidt de lectio tradita. Een goede conjectuur bij D.A. Campbell, p. 495 - in de uitgave van dit gedicht -: Quodsi, bone pater.
- Euantum inserere choris: ‘inserere’ heeft een color Horatianus, men zie Od. I, 1, 35: Quodsi me lyricis vatibus inseres en Od. iii, 25, 6: decus stellis inserere.
voetnoot23
per juga Rhodopes: De thracische berg herinnert ons aan Hor. Od. iii, 25, 12.
voetnoot25
rabidi furorem amoris compescere: Cat. 38: rabidus furor. Hier lijdt echter de dichter aan liefdeshartstocht, die hij niet de baas kan.
voetnoot26
dominae: Niet de domina Dindymi, d.w.z. Cybele schijnt hier bedoeld, zoals Campbell, 495 aanneemt, doch 's dichters geliefde, die ook in het erotisch jargon doorgaans ‘domina’ wordt genoemd. Burman Junior vergeleek treffend Prop. iii, 17, 41: tu modo servitio vacuum me siste superbo.
voetnoot+
Het metrum beter dan dat van Marullus. Vers 4 b.v. furibunda solent vagantes agitare tripudia is volkomen in orde. (zie Campbell, 4962). De verdeling in 2 kola - een strikte vereiste in iedere goedgebouwde versus galliambus - ontbreekt echter in de vss. 10, 13, 15, 22, 23, 24 en 26.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken