Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Eén jaar maximumstraf (1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Eén jaar maximumstraf
Afbeelding van Eén jaar maximumstrafToon afbeelding van titelpagina van Eén jaar maximumstraf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.83 MB)

Scans (4.34 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
detective


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Eén jaar maximumstraf

(1940)–André Weber–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 190]
[p. 190]

Hoofdstuk XXIV.

Ofschoon de hoofdinspecteur pas om zes uur naar bed is gegaan, zit hij om tien uur reeds aan het ontbijt.

De zaak die op een mislukking dreigt uit te loopen laat hem geen oogenblik met rust.

Het begint er op te lijken, dat het verhaal, dat hem via een rondreizend muzikant, 'n scharenslijper, 'n melkboer, 'n groentenboer en een kroegbaas heeft bereikt, geheel en al verzonnen is.

En desondanks kan hij de mogelijkheid, dat er wel degelijk waarheid in schuilt, niet op zij zetten.

Het klopt zoo merkwaardig met de feiten.

Een man die geld genoeg heeft en zich schuil moet houden. Zijn eerste nachtelijke optreden in het huis van de weduwe valt samen met het tijdstip van zijn ontsnapping uit zijn oude schuilplaats. En waarom kan hij niet vluchten? Omdat hij in zijn bewegingen wordt belemmerd door een beenwond, die Kees Martens hem met een revolverkogel heeft toegebracht.

Het sluit allemaal als een bus.

[pagina 191]
[p. 191]

Maar het is vreemd, dat de man nu al twee nachten achtereen niet is komen opdagen.

Vreemd - en ook onrustbarend.

Want zoodra zijn wond genezen is, krijgt hij meer bewegingsvrijheid en kan plannen maken om te ontvluchten. Hij kan dat niet zonder vreemde hulp, maar hij heeft waarschijnlijk veel geld bij zich - hij stond volgens het verhaal van Miep Veldmans op het punt naar het buitenland te vluchten - en er zijn altijd menschen te vinden, die zich voor een flinke financiëele belooning laten omkoopen.

Zou hij misschien reeds...?

De hoofdinspecteur moet er niet aan denken.

Hij moet en zal deze brutale misdadiger te pakken krijgen, al moet hij het heele Gorsselsche bosch laten omhakken.

En op het zelfde oogenblik neemt hij het besluit, een andere tactiek toe te passen.

Misschien bederft hij er alles mee, maar hij durft nu niet langer te wachten.

‘Verdomd! Ik doe het!’ roept hij. Waarop Loekie hem onmiddellijk terecht wijst:

‘Pappie mag niet vloeken.’

‘Je hebt gelijk hoor’, glimlacht hij en als hij naar zijn dochtertje kijkt, moet hij weer aan die bange uren denken, die zijn vrouw en hij hebben meegemaakt.

En deze vent zou hem ontkomen?

Nooit!

Hij neemt afscheid en nadat hij heeft beloofd, als het eventjes kan, niet zoo laat thuis te komen, be-

[pagina 192]
[p. 192]

geeft hij zich vol ondernemingslust naar het bureau.

Tot zijn groote tevredenheid is ook van Santen reeds aanwezig en hij zegt goedkeurend:

‘Morgen, van Santen. Je bent een flinke vent. Ik wed dat Mander nog onder de wol ligt.’

Maar hierin vergist hij zich.

Hij belt het politiebureau in Zutphen op en hoort even later de opgeruimde stem van Mander:

‘Zoo, slaapmoordenaar, ben je daar weer? Wat moet ik nou weer uithalen, om jou een plezier te doen? Zeg het maar gauw, dan weet ik tenminste meteen, of ik mijn ontslag moet nemen of niet.’

‘Nou, zoo erg zal het wel niet zijn. Ik denk niet, dat ik je vannacht noodig heb. Maar wel nu direct.’

‘Nu direct? Man, wat haal je in je hoofd? Waar moet het heen met de openbare veiligheid, als de gevreesde Mander overdag zijn post verlaat?’

‘Je neemt nu direct een auto en laat je naar Gorssel brengen, waar we in het hotel op je zullen wachten. Maar schiet een beetje op, want ik blijf niet wachten.’

‘'n Auto?!’ gilt Mander. ‘Ook dat nog! En wie betaalt mijn onkosten? Kerel, je bent nog niet goed wakker!’

En meteen hoort de hoofdinspecteur hem zeggen: ‘Jan laat dadelijk een auto voorkomen.’

‘Tot straks!’ roept Hart en belt af.

‘Wat gaan we doen, hoofdinspecteur?’ vraagt van Santen, die altijd in zijn schik is, als er een reden is, om het saaie bureau te verlaten.

‘Dat hoor je straks wel. Anders moet ik het twee keer vertellen. Pak je hoed en ga mee. Voordat ik

[pagina 193]
[p. 193]

het vergeet: heb je een revolver bij je? - Ja? Mooi zoo. Vooruit dan maar.’

De twee beambten stappen in de gereedstaande auto, die weer den bekenden weg inslaat.

Als zij voor het hotel stoppen, is inspecteur Mander reeds aanwezig.

‘Knap gedaan’. zegt Hart en schudt hem overdreven vriendelijk de hand. ‘Ik weet niet, wat ik zonder jou zou moeten beginnen. Nee, eerlijk niet.’

‘Nou probeert ie me nog te lijmen ook’, is het minachtende antwoord. ‘Maar ik heb je dóór, vader. En wat gaan we nou weer voor onzin uithalen?’

‘We zullen even een kop koffie drinken,’ stelt de hoofdinspecteur voor, ‘dan zal ik jullie vertellen, hoe ik geredeneerd heb en wat ik van plan ben. Maar we zullen binnen gaan zitten, want iedereen hoeft ons niet te zien.’

Als de koffie gebracht is en inspecteur Mander sigaren heeft gepresenteerd, zet Hart in korte trekken uiteen, hoe hij de zaak vanmorgen bekeken heeft.

Van Santen vraagt nieuwsgierig:

‘En wat denkt U nu te doen?’

De hoofdinspecteur doet een paar trekken aan zijn sigaar en zegt langzaam:

‘We kunnen onze tijd niet langer verknoeien. We moeten handelend optreden, hoe eerder hoe liever. En daarom stel ik voor, het huis openlijk een bezoek te brengen en met de oude weduwe te praten. Ik moet weten, of dat verhaal van die nachtelijke bezoeker verzonnen is of niet. Ik zal

[pagina 194]
[p. 194]

naar binnen gaan, terwijl Mander aan de achterkant en van Santen aan de voorkant de wacht houdt.’

‘Ben je bang dat het oudje er van door gaat?’ vraagt Mander lachend.

‘Nee, dat niet. Ik weet eigenlijk niet precies, wat ik denk, maar we moeten op alles voorbereid zijn. Nu weten jullie mijn plannen. Willen we opstappen?’

Als eenig antwoord staan Mander en van Santen op en de hoofdinspecteur volgt hun voorbeeld.

Ze rekenen af, stappen in de auto en Hart zegt tegen den chauffeur:

‘Vooruit, Jan!’

Zwijgend wordt de korte rit afgelegd.

Als de auto stopt en de drie beambten zijn uitgestapt, zegt Hart tegen den chauffeur:

‘Heb je er aan gedacht?’

De chauffeur haalt een revolver uit zijn zak en de hoofdinspecteur knikt.

‘Allright. En je weet, wat ik je gezegd heb: je laat niemand voorbij, die er maar eenigszins verdacht uitziet.’

‘Ik zal goed opletten, hoofdinspecteur.’

‘Dan gaan we maar’, zegt Hart en de anderen kunnen zien, dat de zenuwen van dezen anders zoo kalmen man vanmorgen onder hoogspanning staan.

Ze voelen, dat 't drama zijn ontknooping nadert, en terwijl van Santen naar zijn revolver tast, rekt inspecteur Mander zijn geweldige spieren eens uit.

Als zij het huis bereikt hebben, nemen de twee inspecteurs de afgesproken plaatsen in, waarbij ze zich zoo verdekt mogelijk opstellen.

[pagina 195]
[p. 195]

De hoofdinspecteur wandelt echter naar de voordeur en belt aan.

Even later wordt de deur geopend en Hart staat tegenover een klein vrouwtje van 'n jaar of vijf en zestig.

Vragend kijkt ze hem aan en de hoofdinspecteur neemt zijn hoed af en zegt vriendelijk:

‘Mijn naam is Hart uit Deventer, mevrouw. Ik wou U graag even spreken. Ik hoop, dat het U gelegen komt.’

Zijn vriendelijke woorden maken den gewenschten indruk en ze verzoekt hem, binnen te komen.

Als ze in het eenvoudig maar netjes gemeubileerde voorkamertje zitten, brengt de hoofdinspecteur voorzichtig het doel van zijn bezoek ter sprake, zonder echter te zeggen, dat hij van de politie is.

Maar zoodra ze hoort, wat hij van haar wil weten wordt ze zoo gesloten als een oester.

Hij probeert van alles, maar ze blijft hardnekkig zwijgen, terwijl ze steeds zenuwachtiger wordt.

‘Dan maar kwaadschiks’, denkt Hart, ofschoon hij met het vrouwtje medelijden heeft, maar hij moet de waarheid weten.

Zoodra hij haar echter vertelt dat hij van de politie is en dat ze zich over niets bezorgd hoeft te maken en alleen maar de waarheid moet vertellen, omdat ze zich anders aan medeplichtigheid schuldig maakt, is haar weerstand gebroken.

‘Ik zal U alles vertellen, mijnheer.’

‘Dat is heel verstandig’, knikt de hoofdinspecteur. ‘Doet U het maar kalmpjes aan.’

[pagina 196]
[p. 196]

En nu krijgt hij ongeveer hetzelfde verhaal te hooren, dat de kastelein hem heeft gedaan.

Hij let speciaal op, als ze over het openlaten van de deur spreekt, maar ze heeft het inderdaad over de achterdeur.

Eindelijk is ze uitgesproken.

Hart denkt even na en vraagt dan:

‘Dus als ik U goed begrijp, kwam hij elken nacht?’

‘Ja mijnheer.’

‘En elken morgen vond U een rijksdaalder?’

‘Ja mijnheer. Het was royaal betaald.’

‘Inderdaad. - Maar nu vraag ik me af, waarom hij de twee vorige nachten niet is gekomen.’

Het vrouwtje kijkt hem met groote oogen aan.

‘Wat zegt U daar?’

‘Ik zeg, dat ik het vreemd vind, dat hij de laatste twee nachten niet gekomen is.’

Maar zij schudt het hoofd.

‘Daarin vergist U zich toch, mijnheer.’

Verwonderd kijkt de hoofdinspecteur op.

‘Vergis ik me daarin?’

‘Natuurlijk, mijnheer’, en ze knikt ijverig met haar kleine hoofd. ‘Hij is geen enkele nacht weggebleven. En vanmorgen lag de rijksdaalder er ook weer.’

Doodstil blijft de hoofdinspecteur zitten......


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken