Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Geld]

GELD, z.n., o., des gelds, of van het geld; meerv. gelden, als men meerdere soorten bedoelt. Gemunt metaal, in zoo ver het de waarde der dingen, in den handel, bepaalt. Goudgeld, zilvergeld, kopergeld. Wij kennen ook papierengeld. Slecht geld, goed geld, gangbaar geld, ligt geld, valsch geld, afgezet geld, grof geld, in onderscheiding van klein geld. Geld slaan, munten - zijn geld uitzetten, zijn geld beleggen. - Mijn geld staat uit, op renten. - Tot geld, ook te

[pagina 110]
[p. 110]

gelde, maken, verkoopen. Goed geld naar kwaad geld gooijen, spreekw., ter bekoming van iets, dat reeds half verloren is, nog meer wagen. Figuurlijk, rijkdom, vermogen: die menschen hebben veel geld. Het is zelden goed, als kinderen weten, dat de ouders geld bezitten. Verkleinwoord, geldje: zijn geldje is op. Zamenstell.: armengeld, bankgeld, bodengeld, bruggeld, haardstedengeld, hoofdgeld, hoorngeld, marktgeld, paalgeld, paardgeld, pontgeld, poortgeld, schoolgeld, tolgeld, veergeld, waaggeld, weggeld, enz. - Geldbeurs, geldbank, geldeloos, geldgierig, geldgierigheid, geldkas, geldkist, geldmiddel, geldzucht, geldzuchtig, geldzuchtigheid, enz.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken