Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Haard]

HAARD (heerd), z.n., m., des haards, of van den haard; meerv. haarden, anders haardsteden Eene plaats, waarop men het vuur stookt. Hij zit bij den haard. Er is geen vuur op den haard. Wij zitten bij den kouden haard. In sommige plaatsen van Nederland, heet de kamer, waar men het vuur stookt, de haard: zij zitten in den haard. Wijders beteekent het het gansche huis, eene eigendomlijke bezitting: opdat ik eens een eigen haart geniet. Hoogvl. Van hier de spreekwijs: eigen haard is goud waard. In dezen zin zegt men ook haardstede: hij vecht voor haardstede en altaren, voor burgerlijke en godsdienstige voorregten. Haard is ook een ijzeren werktuig, waarin men vuur stookt: een engelsche haard. Verkleinw. haardje, een vuurwagen, een vuurhekje, waarin men, op den haard, stookt. Zamenst.: haardgod, haardijzer, haardplaat, haardstede, haardstedegeld.

Junius leidt dit woord af van het hebr. אור, waarme-

[pagina 226]
[p. 226]

de het lat. ardere overeenkomt. Dan, daar haard, in de verwantschapte talen, niet enkel eene vuurst de, maar ook eene plaats, op de oppervlakte van den grond, tot een zeker gebruik bestemd, aanduidt, meent Adelung, dat het van aarde afstamt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken