Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Hangen]

HANGEN, bedr. en onz. w., ongelijkvl. Ik hing, (hong,) heb gehangen. Ophangen: hij hing het papier te droogen. Aan de galg hangen: het geregt deed uitspraak, dat hij gehangen zoude worden. Overdr. zijn geld aan iets hangen, uitgeven - zijn hart aan iets hangen, overgeven: al die hun hart aan 't werelds hangen. H. de Gr. Onzijd. Het uurwerk hangt aan den muur. - De dief heeft reeds drie maanden gehangen. Tusschen hangen en worgen; eene spreekwijs, om een gewis, schoon anders in zijne soort onzeker, gevaar uittedrukken. Het voorkomen van hangen hebben: daar hangen dikke wolken aan de lucht. Overdr. Hem hangt een zwaar onheil over het boofd. Op zijde hellen: dat huis - die molen hangt wat. Het hoofd op de schouder laten hangen. Scheef staan, leunen: wat staat gij daar te hangen? Zachtkens aan eene schuinte loopen; in den dichterlijken stijl: de grazende kudde

[pagina 240]
[p. 240]

hing aan den vruchtbaren heuvel. Voords wordt dit werkw. op de volgende wijzen nog gebruikt. De meenigte bleef aan de lippen van haren wijzen leermeester hangen, zij konde van het gehoor niet afgetrokken worden. Hoe zou mijn aandacht aan zijn lippen blijven hangen. Hoogvl. Sterke genegenheid voor iets hebben: zijn hart hangt aan het goed. Naauw aan iets verbonden zijn: de vrede hangt aan den uitslag van dien krijg. Dralend behandeld worden: zijne zaak hangt nog voor het hof. - Die zaak hangt nog aan den spijker, zij is nog onbeslist. In twijfel hangen. Van hier het deelw. hangende. Met hangende pootjes komen; een daaglijksch spreekwoord, van iemand gebruikt, die alleronderdanigst iets verzoekt. Met hangende wieken te huis komen, met beschaamdheid afdeinzen. Zelfstandig: het hangen van den berg, deszelfs zijde. Zamenst. hangbast, galgbrok, hangblaker, hangbord, hangdief, voor beul, in Cl. Spiegel, hanggat, een talmer, hangijzer, hangkamer, hangkorf, hangman, beul, hangmat, hangoor, een slordige vent, ook zekere tafel met hangende bladen, hangschuur, hangslot, enz. Vond. bezigt hangwieken, voor de wieken laten hangen.

Hangen, hoogd. hangen, Kero, Otfrid., neders. ook hangen, eng. tohang, angels. hangan, deens hänge, ijsl. hanga, Tatiaan en anderen hahan: en even dit doet Adelung gissen, dat het van ha, dat is hoog, afstamt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken