Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Keeren]

KEEREN, bedr. en onz. w., gelijkvl. Ik keerde, heb en ben gekeerd. Bedr. wordt dit woord in twee verscheidene hoofdbeteekenissen gebruikt, doch die, in den grond, zeer na aan elkander komen, even als het lat. verrere en vertere. Vooreerst, reinigen, schoon maken. De kamer keeren, anders uitkeeren. Zij keert het huis met bezemen. Bijbelvert. Ten tweede, aan een ligchaam, deszelfs zijden of deelen, eene andere rigting geven: het onderste boven keeren. Een kleed keeren. Oneig.: toen keerde hij zijne rede tot den koning. Terug drijven, tegenhouden: de poort open gebroken zijnde, was de vijand niet te keeren. Het water keeren. Een kwaad keeren. Stieren: de Hemel keere dit ten beste! Verkeeren, hoeden, beletten: God keer 't. Vond. Duiden: iets ten kwaadste keeren. Wederk., zich keeren: hij keert zich naar het vuur. Ik kan mij niet keeren of wenden. Oneig.: zij zullen sich keeren tot fabelen. Bijbelv. Zich aan iets keeren, is beweegreden van zijn gedrag uit iets ontleenen: die zich,

[pagina 467]
[p. 467]

nocht aan 't ontzagh des koninx, nocht aan de vreeze des Allerhoogsten, gekeert hebben. Hooft. Ook keert Gods magt zich niet aen ongeneesbre kwaalen. L.W. v. Merken. Oul. werd het ook voor veranderen gebezigd: ende Pharao keerde iosephs name. Bijb. 1477. Onzijd., met zijn; een andere rigting nemen, zich keeren: hij keert naar huis. Ons ligchaam zal eens tot verrotting keeren. Terug keeren. Achterwaart keeren. Omwenden, veranderen: de kans kan keeren. Fluks keert de kans'. M.L. Tijdw. Van hier keering, wederkomst. De koker van den mast heet ook keering.

Adelung is van oordeel, dat dit woord van den klank gevormd is, welken zware ligchamen, in het keeren, maken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken