Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Kruisen]

KRUISEN, bedr. en onz. w., gelijkvl. Ik kruiste, heb gekruist. Bedr. wordt het van gewapende schepen gezegd, die op eene zekere hoogte heen en weder varen: het schip kruist de engte. Hooft. De rappe zeeliên kruissen de zoute zee. Poot. Heen en weder loopen, in den loop als doorsnijden: hij heeft den weg wel driemaal gekruist. In het kruis leggen. Bij Poot vindt men het deelw.: terwijl wij stil en zacht, dus met gekruiste kuiten, hier zitten. Aan een kruis hechten: Alexander liet vele duizenden kruisen. Het vleesch kruisen, eene bijbelsche spreekwijs. Het teeken van het kruis maken, wederk.: zich voor het eten kruisen. Leed, hartzeer verwekken: denk, hoe 't mij kruist. Vond. Men gebruikt ook het deelw. gekruist: de gekruiste kristus. Met iets gekruist zijn. Het leven is met de vagebonderij niet meer ghekruijst. Rodenb. Onz., met hebben: op zee kruifen. Op de vijandelijke schepen kruisen. Van hier kruiser, een schip, dat op zee kruist, meerv. kruisers, het volk, dat op dien bodem ingescheept is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken