Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O (1804-1806)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. OToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.27 MB)

Scans (450.26 MB)

ebook (6.02 MB)

XML (2.77 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

(1804-1806)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Oordeel]

OORDEEL, z.n., o., des oordeels, of van het oordeel; meerv. oordeelen. Een oud woord, dat in verscheidene, naverwante beteekenissen gebruikelijk is. 1. Het geeft, voor alle dingen, de uitspraak en het vonnis van eenen regter in twistgedingen te kennen, zoowel in burgerlijke als lijfstraffelijke zaken: een oordeel vellen - spreken - uitvoeren. Dit woord komt dikmaals voor in de verscheidene manieren der vaderlandsche regtspleging. Zoo vindt men het in de oude regtspleging, het Hei- of Heijemaal genaamd: het oordeel van anderen innemen, dat is een voorloopig gevoelen bij de Schepenen of Heemraden over de twistzaak afvragen. Dit deed de Regter bij het spannen van de bank, eer hij het vonnis streek; die daarom vroeg, of het dag en tijd was, een oordeel te leggen. De gewijsden van deze Schepenen werden, daarom, bij uitstek oordeelen genoemd; en als zij hunne gedachten uitten, wezen zij hunne oordeelen. Van hier noemde men zulke bijzitters of raadgevers oordeelwijzers: is geordoneert, dat de Richter geenen oordeelwijser gestaden sal gelt toe nemen. M. van Egmond, Nije Reformatie. Als de Regter bij het spannen van de bank die gevoelens afhoorde, noemde men het oordeelen besteden: die Rechters sullen geen oordeelen besteden aen hoere Dienaars, dan alleen aan goede, bescheide Mans. Landbr. van David van Bourgondie. In de Gel-

[pagina 669]
[p. 669]

dersche en Overijsselsche Landregten komt dit woord dikwijls voor. Daar spreekt men van oordeelen bestaden. Een oordeel dragen, dat door iemand verrigt wordt, die het vonnis, dat bij kundige regtsgeleerden over de twistzaak ingenomen is, overbrengt en voorleest. Zulken raad, bij die regtsgeleerden gehaald, noemt men een geschept oordeel, of vonnis. De onkosten, die daarop loopen, heeten oordeelgelden. Een eindoordeel, waardoor de zaak beslist wordt. Laatste oordeel is een formulier of plegtig voorschrift, dat, in alle banken van Veluwe, voor het scheiden des geregts, wordt uitgelezen, dienende ter vrijspreking van allen, die over eenige zaak in regten aangesproken zijn, doch tegen welke de zaak, bij zittenden geregte, niet vervolgd is; en ter velligverklaring (dat is openbaarmaking, dat de zaak verloren is) van hen, die aangesproken zijn, maar zich, bij de gespannene bank, niet gezuiverd hebben. In deze beteekenis, worden de beide lettergrepen van dit woord, doorgaans, verkort: ordel; meerv. ordels. Zamenstell.: ordeldrager, ordelgeld, ordelwijzer. Adelung denkt (want in het hoogd. zegt men ook bij verkorting urtel), dat dit uit het zeer oude en lange gebruik van dit woord voortgevleid is; dat hieruit waarschijnlijk is, dat dit de eerste beteekenis van het woord heeft uitgemaakt. Voors beduidt dit woord, in eenen godgeleerden zin, het laatste of algemeene oordeel. De dag des oordeels. Ook heeft dit woord de beteekenis van allerlei straf, van God den menschen tot tuchtiging in dit leven opgelegd, aangenomen: ick hebbe gevreest voor uwe oordeelen. Bybelv. Dat is een zwaar oordeel van God over dat land. Onder een oordeel liggen. In den Bijb. stijl heeft het ook de beteekenis van Gods heilige en regtvaardige handelwijs in de wegen zijner voorzienigheid. 2. In verdere beteekenis, duidt het aan elke beslissing des verstands over eenige zaak, het zij men, over twistzaken of andere dingen, zijn gevoelen moet uiten: Paris oordeel stak haer nogh diep in den krop. Vond. Zijn oordeel vellen - opschorten. Ik zal er mijn oordeel over zeggen - uiten - geven. Iemands oordeel vragen. Behoudens beter oordeel. Zich aan het oordeel van anderen onaerwerpen. Mijns oordeels of naar mijn oordeel, moet die zaak anders behandeld worden. 3. Ook noemen wij oordeel een vermogen der ziel, om,

[pagina 670]
[p. 670]

door de kennis van voorwerpen, met het verstand, het ware van het valsche, het nuttige van het nadeelige te schiften en onderscheiden, en, door vergelijking of zamenvoeging van reeds bekende zaken, nieuwe kundigheden te scheppen. Een schrander - fijn - snedig oordeel. Zijn oordeel is nog niet rijp. Zijn oordeel is verstompt. Een man van een groot oordeel. Een welwikkend oordeel enz. Eindelijk, 4, vindt men het ook voor het onderwerp zelf, dat een schrander oordeel heeft: daerom hebben de groote oordeelen zeker verstandigh geoordeelt. J. de Haes. Zamenstell.: oordeelkunde; bij Poot, oordeelrijk, oordeelvast, bij Poot.

Oordeel, bij Isid. en Otfr. urdeil, Ker. en Notk. urteilida, urteilda, hoogd. urtheil, neders. oordel, eng. ordeal, fr. ordalie, boh. ortel. Vele taalkundigen hebben onder het opstommelen van de oude brokken, waaruit dit woord zoude zamengeslanst zijn, deerlijk gezweet: men kan dit bij Wachter zien. Het eenvoudigste is, met Adelung, oor, hier, voor het voorz. er of ver te houden; zoo dat oordeelen zooveel zij als verdeelen, onderscheiden, discernere. In de middeleeuw. heette discretio beoordeeling, bij Ker. door urteilida overgezet. Van dit woord stamt ook het middele. ordalium, eng. ordeal, fr. ordalie af, beteekenende zeker beslissend bewijs over eene zaak, het welk men als eenen zigtbaren vinger van Gods wonderdoende hand aanmerkte. Bij voorbeeld: iemand, over iets aangeklaagd en met vuur beproefd, dat hem niet deerde, werd onschuldig geoordeeld. Zie wijders Hofm. Lex. op dit woord.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken