Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Boy (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Boy
Afbeelding van BoyToon afbeelding van titelpagina van Boy

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (10.97 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Boy

(1930)–Henri van Wermeskerken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 47]
[p. 47]

VI

HET kwam, zooals alle dingen in het moderner leven komen... heel gewoon.

Maar voor Boy kwam het plotseling, en vreemd. Het was in een van de laatste gure avonden, toen na strengen winter, de lente zich al in alles aankondigde. Smeder zat bij den haard,... diep in zijn krant. Aan de ramen trieselde de regen stille lentegeluiden. Boy las een boek en zag soms op naar zijn moeder.

Truus zat onder de schemerlamp met rooden kap voor het schaakbord tegenover Max Vanderzee, die, een sigaret tusschen de lippen, haar tegenzet berekende...

Haar stukken stonden, met de in het nauwgedreven koningin, als in afwachting van revanche... Ze zag er op neer, de eene hand elegant onder het voorhoofd... starend op de glansplekjes der lichten, die zich spiegelden in de glimmende kwadraten. En Boy zag ineens hoe jong ze er uitzag met haar nieuwe Bubbikop, en in het rosse licht van de lamp.

Het was niet de eerste avond, dat Vanderzee hier schaken kwam. Hij woonde sinds kort in een nabij- gelegen villa, was weduwnaar en verveelde zich 's avonds, zoodat Smeder hem verzocht had, zoo vaak te komen als hij wilde, om wat te musiceeren of een kaartje te leggen. Hij was een oud vriend van Smeder en kunstschilder.

Na den dood zijner vrouw, met wie hij zeer gelukkig geweest was, wilde hij eerst naar Amsterdam trekken, maar zijn werk meld hem aan het buitenleven

[pagina 48]
[p. 48]

gebonden. Na haar dood had een overweldigende smart hem uit het evenwicht gebracht, doch al spoedig voelde hij zijn herlevende wilskracht, het genot van werken hem inspireeren tot scheppen.

Maar de avonden als het licht hem ontbrak, waren lang en dreven hem nu dikwijls naar de Smeders, waar hij steeds een welkome gast was... waar hij graag schaakte... zooals hij dat met zijn vrouw eenmaal deed...

Smeder zag meestal toe; voor schaken was hij te ongeduldig, aan muziek deed hij niet.

Max zong graag met Truus alle oude liederen, die hij eenmaal met zijn vrouw gezongen had, en waarvan ‘Heilige Nacht’, zijn liefste was.

Dikwijls zong hij het, terwijl Truus aan de piano begeleidde... Soms brak onder den zang zijn stem, en bewogen moest hij even pauzeeren.

Nu speelden zij schaak...

‘Koningin!’ had hij gezegd.

Truus zag naar de lichtquadraten... en was in gedachten.

‘Koningin!’ waarschuwde hij nogmaals, en keek Truus aan.

En haar koningin, gedekt, plots vlak voor zijn koning brengend, zei ze ‘Koning!’

Glimlachend zagen ze elkaar aan.

Boy volgde aandachtig het spel...

En in dien glimlach herhaalde ze nogmaals heel zacht ‘Koning!’

‘Koningin’... fluisterde hij terug... week.

[pagina 49]
[p. 49]

Als physieke pijn voelde de jongen de weeke klank in zijn stem, die iets smeekends had en tegelijk iets innigs. En in nog grooteren schok zag hij weer dat Vanderzee zijn moeder lang aanzag.

En hij zag den glans van moeders oogen weerspiegelen in die van den ander... en nogmaals in bevende fluistering hoorde hij haar zeggen...

‘Koning!’

Een koude huivering gleed de jongen over den rug. Hij voelde zich van het hoofd tot de voeten koud worden, snel het bloed uit zijn gelaat wegvloeien, om dan plotseling terug te keeren, met hevige hartkloppingen. Een klamme starre angst snoerde hem de keel dicht... zijn hart bonsde en sloeg of het breken wilde.

Ineens zag hij naar zijn vader. Die las.

Het boek gleed hem uit de vingers en viel aan zijn voeten. Snel bukte hij ernaar... om niet meer dien blik te zien, die brandde zijn ziel...

Dan sprong hij bijna ruw op, en liep de kamer uit. ‘Waar ga je heen, jongen?’ riep Truus hem na.

Het gewone in haar stem leek hem zoo vreemd... Het was of die huiverend had moeten klinken of vaag... of streelend, zooals straks. Maar die was zóó gewoon en héél kalm... dat hij er nog meer van schrok...

 

‘Als je naar bed gaat, moet je dan niet even goeien nacht zeggen jongen...?’

‘Ja, moeder!’

[pagina 50]
[p. 50]

Hij ging naar zijn vader, die nu in het vuur zat te staren...

De kus, dien hij hem op de wangen drukte, was zoo warm, zoo troostend, dat hij bijna vreesde, dat zijn vader er iets uit mocht voelen.

Maar de handen gingen weer onder het hoofd, en de blik in de vlammen.

En toen, alsof hij gehaast was, ging hij naar zijn moeder, gaf vluchtig zijn nachtkus.

Nu moest hij Max de hand geven... hij kon bijna niet. Maar hij moest toch zijn koude vingers leggen in de groote mannenhand, want anders zou moeler misschien begrijpen...

‘Nacht, Boy!’ zei Max.

‘Slaap lekker, vent!’ riep Smeder hem na, toen hij reeds in de gang was...

‘Nacht, vaderlief!’

 

Bijna onbewust kleedde hij zich uit. Het was hem of iets in hem verscheurd was.

En Boy kroop klein in de armen van zijn kleinere broer, en hij was het, die ditmaal fluisterde:

‘Robbie, ik ben zoo bang... mag ik slapen in je armen... zóó, je armpjes om mijn hals... zóó...?’

En de slaperige Robbie vond vreemd... en zag ook verschrikt om zich in de donkere kamer.

Maar Boy zag bang de wereld in.

‘Waar ben je bang voor, Boy? Er is toch niets! Waar zou je bang voor zijn? Is er iets?’

‘Neen... er is niets!’

[pagina 51]
[p. 51]

Dan lag Boy maar stil te staren naar het plafond, en uit de beschildering... uit die bloemen en vazen doken schaduwen op, als donkere dreigingen, die spokig op hem daalden...

En daartusschen zag hij steeds het vreemde lichten in moeder's oogen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken