Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Boy (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Boy
Afbeelding van BoyToon afbeelding van titelpagina van Boy

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (10.97 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Boy

(1930)–Henri van Wermeskerken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 171]
[p. 171]

XXXI

DEN volgenden morgen, reeds vroeg, volvoerde hij het in den nacht genomen besluit, om een specialiteit voor zenuwziekten over zijn moeder te raadplegen.

Hij bezocht hem op zijn spreekuur en sprak lang met hem. Dien middag zou Dr. Bogari komen en eens met de zieke praten. Nee, zij zou niets merken. Hij moest maar zeggen, dat hij nog eens een specialist geraadpleegd had, om haar gauw beter te maken.

 

Truus ontving hem met een vroolijk gezicht, een lach van levenslust in de oogen.

‘Voelt u zich ziek, madame?’ vroeg hij.

‘Nee, niet altijd... soms, 's avonds wel eens wat moe.’

‘Wat heeft uw dokter in Holland u voorgeschreven, koude douches, niet waar...? Afleiding..., daarom is u zeker op reis. Hoe vindt u Napels? Rome al gezien? O, Rome moet u ook zien!’

Hij begon een gewoon gesprek als gezellig prater, over Italië, over de route, die zij genomen hadden, over Holland, waar hij geweest was... ‘Oh... comme c'est joli votre pays... je l'aime tant...’

Terwijl hij sprak, zag hij haar zeer voortdurend aan, zijn oogen speurden elke beweging van haar gezicht. Hij onderzocht het hart, de longen. Het duurde lang. Hij riep Boy, die even was heengegaan, weer binnen en mengde hem in een zeer algemeen gesprek dat weer niets van een doktersconsult had.

Dan begon hij weer zijn onderzoek.

‘U bent dus meestal moe?’

[pagina 172]
[p. 172]

‘Ja, tegen den avond, ik weet soms niet of ik mij ziek voel of niet.’

‘Wilt u eens even bij het licht komen, madame?’ Rustig onderzocht hij haar oogen, afwisselend daarin latende vallen hellen dag, dan dien weer temperend door een krant, die hij snel er voor bracht. Bestudeerende de pupillen, of ze reageerden op licht. Dan praatte hij weer onverschillig over allerlei mondaine onderwerpen, over een sportgebeurtenis, een vliegtocht, die hij naar Weenen had gemaakt, over Venetië, terwijl zijn vloeiend Fransch aangenaam de kamer vulde, en nam dan afscheid met een hartelijk: ‘kom, mevrouw, ik zou maar niet denken aan uw ziekte meer, uitscheiden met die koudwater-douches en eens eenige maanden hier heel bedaard rust houden; ik kom in den loop dezer week nog eens aan. We zullen u wel heelemaal beter maken. Ik zal u wat poeders zenden, en dan komt uw zoon mij morgen wel eens vertellen, hoe die hebben gewerkt.

Truus sliep dien avond vroeg in, en voelde zich 's morgens zoo goed, dat zij weer brieven wilde schrijven, waarmee ze achter was.

En Boy ging het opgewekt den dokter vertellen, die hem rustig aanhoorde. Dan zei hij:

‘Ik zou gaarne hebben, dat u me even volkomen inlichtte omtrent het vroeger leven van uw moeder; dit is voor mij van zeer veel belang. Spaar niets... zeg mij alles. Het interesseert mij zeer.’

De vaderlijke stem van den ouden dokter zette Boy op zijn gemak.

[pagina 173]
[p. 173]

Gedurende eenigen tijd verhaalde hij, wat er de laatste jaren gebeurd was, het ongeluk van zijn ouders, de scheiding, en wat daartoe de aanleiding was. Het deed hem goed, zijn hart eens uit te storten. De oude geleerde knikte en zat in gedachten.

Dan zei hij: ‘Ik doe toch beter je alles te zeggen, nu er niemand anders van de familie hier is. Het is wel hard, maar ook beter; je bent ook nog erg jong, maar het is noodig.’

Hij nam Boy's hand in de zijne en werd nog meer vaderlijk, zijn stem scheen bijna aangedaan.

Een gevoel van angst en tegelijk rust kwam over den jongen.

 

‘Ik moet je twee dingen zeggen, mijn jongen, waarvan het eene je zeer droevig zal stemmen, en het andere je toch misschien gelukkig kan maken. Je moeder is lijdende aan dementia paralytica. Dat woord versta je misschien niet, maar het komt neer op een langzame, algemeene paralyse van het zenuwgestel, een afbraak van de bewustheid.’

Boy zag hem in angstige spanning aan.

‘Je behoeft niet te schrikken, mon garcon, het is geen wreede ziekte, en het verloop er van betrekkelijk pijnloos.

Vroeger was daar geen kruid voor gewassen, maar de wetenschap der laatste jaren heeft er middelen toe gevonden, door het opwekken van hooge koortsen.’

‘Dus het is te genezen?’ zei Boy ademloos.

‘Ja.’

[pagina 174]
[p. 174]

Boy hoorde een aarzeling in zijn stem.

‘U kunt mij alles zeggen.’

‘Dan zal ik ook. 't Is dit, dat ik je zeggen wou; ik zou onmiddellijk met die genezing willen beginnen, indien het hart dit toestond. Maar het hart is al te zeer aangedaan. 't Is een vreemde ziekte; de een lijdt er meer lichamelijk onder, de ander meer geestelijk, afgezien dan van de paralyse. Je moeder heeft veel geleden, in den volksmond spreekt men wel van een gebroken hart, en ofschoon dit natuurlijk niet juist is, is er toch veel waars in. Haar hart is moe, haar hart is heel zwak, en daarom weet ik op dit moment nog niet, wat erger voor haar zou zijn, die straffe remedie, het opwekken van hooge koortsen door malaria-bacillen wat het hart zeer aangrijpt, dan wel de sloopende kwaal. Daarom moet je je op ernstige dingen voorbereid houden, nu of later.

 

De jongen bleef hem vragend aanzien.

‘Maar nu zal ik je toch ook iets zeggen, wat je mogelijk gelukkig zal stemmen. Je hebt mij veel verteld van wat er gebeurd is, en ik heb gemerkt, dat je geen oordeel geveld hebt over iets, waarin toch zoo vaak verkeerd geoordeeld wordt.

Deze dementia heeft bij haar in het stadium, waarin die thans verkeert, minstens tien, maar mogelijk meer jaren gewerkt. En het is bijna een misdaad, dat hij niet eerder door waarschijnlijk zeer oppervlakkige huisdoktoren ontdekt werd. Terwijl je mij vertelde

[pagina 175]
[p. 175]

van haar handelingen, gaf je mij feitelijk onbewust het geheele ziektebeeld vanaf zijn begin. Die vage hoofdpijnen, waarbij zij klaagde, dat er een klem om de hersenen lag, die obcessies, maar ook tegelijk die moed van handelen, die energie, dat zijn allemaal symptomen, onderdeelen van het ziektebeeld.

Dementia drukt in steeds toenemende mate haar stempel op het leven van een patient, geeft tegelijk met de ontwikkeling van een bijzondere energie de afbraak van de bewustheid. Op de wonderlijkste manier openbaart de ziekte zich. Bij den een door de ontwikkeling van een bijzondere bedrijvigheid, actie en durf, die hem tot groote ondernemingen, andermaal tot gewaagde speculaties voert, en bij anderen weer tot handelingen, die soms zeer bewonderd, en als zij mislukken, onverstandig geoordeeld worden. Als dan de ziekte op zich zelf niet ontdekt is, dan is de omgeving vaak hard in haar beoordeeling van een feitelijk schuldelooze zieke. Ik wil daarmee dit zeggen, mijn jongen, als je ooit twijfelde aan iets in je moeder, ban ait dan dadelijk uit je hart, want dit is alles slechts ziekte... geen schuld.’

 

Boy was nu opgesprongen. Hij had iets aangehoord wat hem met een diepe jammer vervulde, en tegelijk een oneindige blijdschap gaf.

Hij had zich gevoeld, het eene oogenblik als een kind, dat in schreien moest uitbarsten, en in het andere als een man, die voor het eerst inzicht in het leven krijgt.

[pagina 176]
[p. 176]

Met een gevoel van jammerlijk medelijden en tegelijk stille vereering trad hij voor zijn moeder.

Zij ontving hem lachend en opgewekt.

‘Ik voel me vandaag zoo heerlijk prettig. We moeten vanmiddag een groote wandeling doen, Boy, en wat heeft de dokter nu gezegd?’

‘Dat nu alles heel goed is.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken